Brochure Digitale Intelligentie juni 2021 - losse paginas
De kunst van het autorijden DEFDEF
1. De kunst van het autorijden
De kunst van het autorijden_9.indd 1 23-9-2010 8:25:21
2. De kunst van het autorijden_9.indd 2 23-9-2010 8:25:21
3. De kunst van het autorijden
Over beleidsadviseurs en andere professionals
Arend Geul
Boom Lemma uitgevers
Den Haag
2010
De kunst van het autorijden_9.indd 3 23-9-2010 8:25:21
5. Inhoud
Inleiding 7
I PROFESSIONALITEIT 9
Een held, een definitie en een formule 11
Drie tradities 16
Ankers 20
Het geheim van professionals 26
De professionele paradox 37
Professionele groei en ontwikkeling 38
Opleiden van professionals 48
Onfeilbaar? 51
II BELEIDSPROFESSIONALITEIT 53
Het beroep 55
Een professie? 58
Soliditeit van beleid 61
Vier dimensies 64
De inhoudelijke dimensie 65
De maatschappelijke dimensie 67
De ethische dimensie 70
De tijdsdimensie 74
Echte professionals? 77
Geraadpleegde literatuur 83
De kunst van het autorijden_9.indd 5 23-9-2010 8:25:21
6. De kunst van het autorijden_9.indd 6 23-9-2010 8:25:21
7. Inleiding
Karl Benz (1844-1929), de oprichter van Mercedes-Benz, voorzag dat autorijden
slechts zou zijn weggelegd voor een heel klein percentage van de bevolking.
Niet om economische of financiële redenen, maar omdat het een veel te
ingewikkelde activiteit zou zijn voor een doorsneevolwassene. Nu, ruim een
eeuw later, kan iedereen rijden, althans circa 90% van de volwassenen heeft
tegenwoordig een rijbewijs.1
Toch had Karl Benz gelijk. Autorijden is hels
moeilijk. Analytici hebben vastgesteld dat het de beheersing vergt van min-
stens 1500 verschillende subvaardigheden. Om die aan te spreken en in te zet-
ten lopen er simultaan en parallel ongelofelijk veel processen in ons hoofd.
Gegevens dienen in fracties van seconden te worden verwerkt, geanalyseerd,
geïnterpreteerd, en aan elkaar gekoppeld. Op grond daarvan moeten razend-
snel beslissingen worden genomen, die ook nog eens min of meer feilloos in
handelingen moeten worden omgezet.2
Autorijden is bovendien niet alleen
moeilijk, maar ook heel risicovol. Neem een drukke tweebaansweg waarbij je
linksaf moet slaan. De een na de andere machine komt met hoge snelheid op
je af gestoven, volgetankt bovendien met explosieve brandstof. Als wij of een
van de andere chauffeurs een fout maken, kan dat grote, hele grote gevolgen
hebben. En toch lukt het ons telkens weer.3
Sterker nog, het kost ons eigenlijk
weinig moeite. Een kwestie van ervaring, en van goed opletten, zullen wij
allemaal zeggen, als we de moeite zouden nemen om eens een keer stil te staan
bij ons autorijden. Stel je nu eens voor dat erkende historische genieën, men-
sen als Aristoteles, Augustinus, Maimonides, Newton en Darwin, opeens in
ons midden zouden terugkeren, dan zullen wij ons realiseren dat zij die auto
hoogstwaarschijnlijknietzonderbrokkendezijwegwetenoptemanoeuvreren.
U en ik kunnen, moeiteloos en bijkans achteloos, wat bovenhistorische genieën
niet zomaar kunnen – dat wil zeggen, zolang het verkeer lijkt op dat van ons
land. Zo gauw het begint af te wijken, in regels, naleving of voertuigbehande-
ling, wordt het een stuk minder eenvoudig. Wie wel eens heeft autogereden in
Londen, Palermo of Lagos zal dit beamen. Overigens, waarschijnlijk zal door
concentratie en gewenning langzaam maar zeker ook in deze omgevingen de
vertrouwde vanzelfsprekendheid terugkeren.
Een metafoor slaat de brug tussen een bekende wereld en een onbekende.
Autorijden is een metafoor die graag wordt gebruikt om ons te introduceren
in de wereld van de professionaliteit. Zoals u en ik hebben leren autorijden,
zo hebben professionals geleerd te kijken en te handelen in hun specifieke
1. Zie www.swov.nl/rapport/R-2005-07.pdf.
2. Boekbespreking door P. van der Steen van T. Vanderbilt, ‘Traffic. Waarom wij rijden zoals wij
rijden (en wat dat over ons zegt)’, Amsterdam 2008 (Trouw 8 november 2008).
3. Voorbeeld ontleend aan Klein, 2009, p. 33.
De kunst van het autorijden_9.indd 7 23-9-2010 8:25:21
8. 8 De kunst van het autorijden
expertisegebied. Zoals sommigen van ons beter kunnen autorijden dan ande-
ren, zo zijn er ook professionals die hun vak, of onderdelen daarvan, beter
beheersen dan andere. Een goede rijopleiding is noodzakelijk, maar niet
voldoende om een goede automobilist te worden, dat geldt voor professio-
nals niet anders. Zijn veelrijders niet per se ook betere chauffeurs, hetzelfde
geldt voor professionals: veel doen is geen garantie om goed te worden in je
vak. Wie daarentegen weinig rijdt, wordt geen goede chauffeur, en ook dat
geldt voor professionals. Zo zijn er vele illustratieve parallellen tussen auto-
rijden en professionaliteit. O ja: het is zeer de vraag of talent, een aangebo-
ren begaafdheid, een relevant concept is in dit verband. Genieën worden niet
geboren, maar worden ontwikkeld, worden gemáákt, is een stelling waarmee
‘professionaliteits-professionals’ het grote publiek graag mogen prikkelen.4
Het is voor ons, autorijdende massaburgers, niet anders.
In dit boekje wil ik uitleggen wat professionaliteit is, wat professionals onder-
scheidt van niet-professionals, en goede van slechte, wat alle professionals
met elkaar delen, ongeacht hun vakgebied en specialisme, en hoe betrekkelijk
eenvoudige stervelingen professional kunnen worden. Ik zal daarbij in het
bijzonder ingaan op beleidsadviseurs (of beleidsambtenaren). Zijn zij profes-
sional, waarom dan (wel of niet), hoe kan iemand het worden, hoe kan iemand
groeien, en wat is het toppunt van beleidsprofessionaliteit?
Dat dit boekje moet verschijnen op een moment dat het vakgebied van de
professionele beleidsadviseur zwaar onder druk staat, door bezuinigingen,
afnemende waardering van overheidsbeleid en naïeve opvattingen over
beleidsvoorbereiding en besluitvorming (zoals populisme en de cultus van
leiderschap), is een bizarre omstandigheid. Nimmer immers kunnen half-
geschoolde amateurs hetzelfde presteren als ervaren professionals, in geen
enkel vak- of expertisegebied. Recent heeft psycholoog en Nobelprijswinnaar
Daniel Kahneman gewaarschuwd voor John Wayne-achtige machobestuur-
ders, mensen met weinig relevante ervaring en gering reflectief vermogen,
maar met veel daadkracht en heel veel zelfvertrouwen (overconfidence). Dit
type bestuurders heeft weliswaar overtuigende verhalen, maar die zijn dik-
wijls zwak onderbouwd, met alle gevolgen van dien voor de effectiviteit van
de acties en daden die daarop volgen. Kahnemans remedie: zorgvuldige ver-
garing van hoogwaardige informatie en analyse door ervaren, onafhankelijke
geesten, die er niet voor terugschrikken de verantwoordelijke bestuurder te
confronteren met onwelkome boodschappen.5
Kortom: schakel professionele
beleidsadviseurs in!
4. Ericsson, Prietula Cokely, 2007.
5. Kahneman Klein 2009; McKinseyQuarterly, maart 2010.
De kunst van het autorijden_9.indd 8 23-9-2010 8:25:21
9. I PROFESSIONALITEIT
Een held, een definitie en een formule
Drie tradities
Ankers
Het geheim van professionals
De professionele paradox
Professionele groei en ontwikkeling
Opleiden van professionals
Onfeilbaar?
De kunst van het autorijden_9.indd 9 23-9-2010 8:25:21
10. De kunst van het autorijden_9.indd 10 23-9-2010 8:25:21
11. Een held, een definitie en een formule
In onze media- en amusementsdemocratie6
hebben we helden nodig, of ico-
nen. Het gaat om mensen die in persoon een ideaal of boodschap belichamen,
die de aandacht trekken en die aandacht weten te richten op wat wij, de ande-
ren, belangrijk zouden moeten vinden. Wat de heiligen van de oude r.-k. kerk
waren, zijn de media-iconen van nu. Om aandacht te vragen voor het onder-
werp van mijn lectoraat heb ook ik een held of icoon nodig.7
Gelukkig heb ik
zo’n held gevonden. Of hij heilig is, of zelfs maar r.-k., laat ik verder buiten
beschouwing.
Bernard ter Haar
Mijn held heet Bernard ter Haar. Hij is ongeveer even oud als ik, en is afkom-
stig uit Almelo. Hij heeft gestudeerd in Groningen, en is, net 30 jaar oud, daar
ook gepromoveerd. Zijn verschijning wordt omschreven als ‘een lange, slanke
man met een kalend voorhoofd en bedachtzame ogen’.8
U ziet, niet echt een
held volgens het klassieke ideaal! Toch verdient Bernard ter Haar het om van
6. Kenmerken volgens prof. dr. Remieg Aerts, historicus gespecialiseerd in politieke stijl: poli-
tici richten zich in het parlementair debat rechtstreeks tot hun achterban en potentiële kie-
zers, met het doel electoraal te werven; daarbij is het zaak de selectie van de media te halen
(met de televisiejournaals als hoofdprijs). Het gevolg is een ‘bartafelsfeer’ en ‘verschrikkelijk
gekrakeel’, wat zo’n beetje het tegenovergestelde is van een zakelijk debat in gemeen overleg,
gericht op (verbetering van) beleid en wetgeving (zie NRC Handelsblad 19/20 september 2009).
Volgens Ringeling (2009) is de moderne Nederlandse democratie zowel mediademocratie,
hypedemocratie, dramademocratie als toeschouwersdemocratie.
7. ‘Schurken’ dienen als contrapunt (en ‘kompas op het zuiden’). Zij zijn in ieder geval te vin-
den bij grote infrastructurele projecten: uit breed internationaal onderzoek (258 projecten, in
20 landen op 5 continenten, in de periode 1910-2000) komt naar voren dat kostenoverschrij-
dingen onuitroeibaar zijn. De conclusie: ‘Cost underestimation cannot be explained by error
and seems best explained by strategic misrepresentation, i.e. lying’ (Flyvbjerg, Holm Buhl,
2002, p. 290). Ook in het geval van beleidsprofessionaliteit zijn schurken aan te wijzen. Ik zal
dat echter niet doen, een lectorale rede is tenslotte een feestelijke gebeurtenis.
8. Michielsen Sephiha, 2009, p. 194.
De kunst van het autorijden_9.indd 11 23-9-2010 8:25:21
12. 12 De kunst van het autorijden
professionele ambtelijke beleidsadviseurs de heldenstatus te krijgen. Daar zijn
drie redenen voor, die ik in volgorde van oplopend belang wil voorstellen:9
– Hij is de man die in 1992 bij de totstandkoming van de EMU het idee van
convergentie- c.q. toelatingscriteria heeft geïntroduceerd, waardoor som-
mige EU-lidstaten wel en andere niet konden toetreden tot wat nu de
eurozone heet, en verplichtingen aangingen om de nieuwe munt stabiel
te maken. Het is zeer de vraag of wij nu de euro zouden kennen als die
criteria er niet zouden zijn geweest. De afgelopen jaren heeft het gedogen
van overtredingen op de destijds gemaakte afspraken grote economische
en financiële schade berokkend aan heel de Europese Unie, zoals bij de
Griekenland-crisis op dramatische wijze is gebleken.
– In het najaar van 2008 was hij het die er via zijn eigen bronnen achter-
kwam dat de Belgische staat (samen met de Luxemburgse) bezig was het
toen wankelende Fortis te redden (inclusief het Nederlandse deel van het
inmiddels opgesplitste ABN AMRO), ervoor gezorgd heeft dat ook Neder-
land daarbij betrokken werd, er vervolgens achterkwam dat België daar
verhoudingsgewijs veel minder voor betaalde dan ons land (en tegen aan-
trekkelijker voorwaarden), om daarna met het scenario te komen dat de
Nederlandse overheid alle Nederlandse delen van Fortis uit het concern
zou kopen. Dit lijkt gemakkelijker dan het is, want de ambtenaar Ter Haar
moest daarvoor wel zijn minister, Wouter Bos, de premier en de president
van De Nederlandsche Bank meekrijgen, en de buitenlandse spelers in de
arena. Bovendien stond er hoge tijdsdruk op: dit proces heeft in totaal vijf
à zes dagen geduurd.
– In hetzelfde najaar, maar enige weken later, openbaart zich een krediet
crisis, die een snelheid heeft, een felheid en een omvang, die tot dat moment
voor onwaarschijnlijk tot onmogelijk werd gehouden. In de hele westerse
financiële wereld zitten overheden, financiële autoriteiten en hun adviseurs
verbijsterd toe te kijken, niet of niet overtuigend genoeg wetend wat te
doen, behalve proberen rust uit te stralen – paniek zou immers alleen maar
meer olie op het vuur zijn. Achteraf weten we, onder andere dankzij recon-
structies die NRC Handelsblad en de Volkskrant daarvan hebben gemaakt,
9. Ter Haars rol bij de totstandkoming van de EMU is gebaseerd op DNB-magazine (jrg. 4, nr. 1,
2002), zijn optreden in het najaar van 2008 op reconstructies in de Volkskrant (18 oktober 2008),
NRC Handelsblad (1/2 november 2008; hieruit ook het citaat, 13 februari 2009, 26 juni 2009), en
in Michielsen Sephiha, 2009.
De kunst van het autorijden_9.indd 12 23-9-2010 8:25:21
13. I Professionaliteit 13
dat het antwoord gekomen is uit Den Haag. En de precieze plek in Den
Haag ... was de laptop van Bernard ter Haar.10
‘Terug uit Brussel besluit Bernard ter Haar (...) wat op papier te zet-
ten. ’s Avonds werkt hij thuis een A-4’tje uit met een plannetje (...). Zijn
voorbeeld is de aanpak door de Zweedse regering van de bankencrisis
in Zweden, begin jaren negentig. (...). Bos [de minister aan wie Ter Haar
rapporteert; AG] reageert in eerste instantie voorzichtig en geeft aan dat
zijn topambtenaar, die jarenlange Europese ervaring heeft, de steun voor
zijn plan eerst maar eens bij anderen moet sonderen. Deze stuurt het rond
aan zijn Europese collega’s. (...) Zijn Britse collega bij de Treasury reageert
belangstellend. Niet lang daarna belt Alastair Darling, de Britse minister
van Financiën, Bos op. Goed plan, die kapitaalsinjecties. Of ze kunnen
samenwerken.’
De rest is geschiedenis: de almachtige politieke top van de EU, de ECOFIN-
raad en de Europese Raad, schaarde zich achter het voorstel, en even later
ook de Amerikaanse regering, die met grote moeite wel een grote pot dol-
lars had gecreëerd, maar geen helder plan hoe dat verstandig en met kans
op succes in te zetten. Een halfjaar later is de systeemcrisis in de inter
nationale financiën onder controle, de spiraal neerwaarts is wat dat betreft
gestopt, zij het dat inmiddels wel de reële economie in een diepe crisis is
beland.
Wij zien hier een beleidsprofessional voluit in actie: er dient zich een probleem
aan, onverwacht en ongekend, met een impact die het bestaande systeem tot in
de wortels dreigt aan te tasten, waardoor een ongelofelijke tijdsdruk ontstaat.
De professional neemt waar, bewaart zijn kalmte, houdt het hoofd koel, mobi-
liseert alles wat hij weet en kan, en komt met een antwoord, waarvan hij ande-
ren, die het echt voor het zeggen hebben, weet te overtuigen. Ondertussen
weet de professional niet zeker dat zijn remedie daadwerkelijk het gewenste
effect zal sorteren, dat moet ook hij maar afwachten. ‘Maar niet geschoten is
altijd mis’, zou Johan Cruijff zeggen. De karakteristiek die ik hier geef, geldt
ook voor andere echte professionals: de arts in de operatiekamer, luitenant
Kroon (de Bosschenaar die recent de Militaire Willemsorde heeft gekregen
voor zijn optreden in gevechtssituaties in Afghanistan), politieagenten op
straat, docenten in de klas, de rechter bij het bepalen van een vonnis,11
tot en
10. Zekerheid verschaft de gedetailleerde reconstructie in Ludlow (2008): ‘Contrary to the
impression which newspaper headlines, not to mention the leading figures themselves con-
veyed, the EU’s response, which culminated in the Eurogroup summit of 12 October and
the European Council a few days later was not just nor even mainly the result of spectacu-
lar political leadership by Nicolas Sarkozy or Gordon Brown, but a product of (...) patient
networking amongst senior officials’, waarbij in één adem de naam van Europees veteraan
Bernard ter Haar wordt genoemd (p. 41).
11. Zie H. Gommer (UvT) in NRC Handelsblad 14/15 augustus 2010.
De kunst van het autorijden_9.indd 13 23-9-2010 8:25:21
14. 14 De kunst van het autorijden
met sprinters in de Tour de France, en de spelers van Oranje. Een professio-
nal is een beroepsbeoefenaar die zijn professionaliteit keer op keer bewijst, in
crisissituaties en (nog beter) in het voorkomen daarvan.
Professionaliteit kunnen we kernachtig omschrijven als het vermogen om op
bestelling praktische prestaties te leveren van hoge kwaliteit, desnoods onder hoge
druk. Of, als u een formule prefereert:
ps,c
= vs,c * es,c * gs,c * rs,c
Daarbij staan de symbolen voor het volgende:
– p staat voor professionaliteit, het vermogen tot het leveren van professio-
nele prestaties, zoals geïndiceerd door de track record van de professional.
– v staat voor de formele vakkennis van het moment. Vakkennis bestaat ver-
der uit fundamentele kennis, empirische kennis, kennis van toepassingen
en technische kennis. Dit geheel staat ook bekend als de BOKS: de ‘body
of knowledge and skills’. De vakkennis omvat wat op dat moment in de
beroepsgroep wordt opgevat als ‘waar’ en ‘goed’ (om te weten of te doen).
– e staat voor de ervaring die de professional ter zake in zijn loopbaan heeft
opgedaan. Het gaat om de frequentie en intensiteit waarmee professionals
eerder met soortgelijke problemen geconfronteerd zijn geweest. Volume
creëert professionaliteit: hoe vaker, des te beter, is bijvoorbeeld een wijs-
heid onder chirurgen,12
het is de tegenhanger van ‘rust roest’. Ervaringen
zijn in tegenstelling tot vakkennis in aanzienlijke mate individueel.
– g staat voor professioneel gedrag: handelingen, maar ook houding, inhoud
en toon van de interactie met de opdrachtgever, betrokkenen en omgeving.
Het gaat erom of het gedrag functioneel is voor het leveren van profes-
sionele prestaties. Zowel in objectieve als in subjectieve zin: professioneel
gedrag dient ook bij te dragen aan de perceptie van prestaties als waarlijk
professioneel.
– r staat voor het reflectief vermogen van de professional. Reflectie is het
trekken van lessen uit beroepservaringen, en het toepassen van die lessen
in een soortgelijke situatie de volgende keer. Reflectie op beroepservarin-
gen en op gedragingen zorgt voor professionele groei en voorkomt prema-
ture routine. Reflecteren kun je solo doen of samen met collega’s. Reflectie
op het wat en hoe van professioneel handelen en optreden leidt tot erva-
ringskennis. Die is in hoge mate individueel. Ervaringskennis is essentieel
voor een beroep. Zij kan alleen door ‘immersion’ worden verworven, aldus
Collins en Evans (2002, 2007), dat wil zeggen onderdompeling in beroeps-
ervaringen.
12. Ericsson, 2004.
De kunst van het autorijden_9.indd 14 23-9-2010 8:25:22
15. I Professionaliteit 15
– De subscripten s en c geven aan dat het betreffende element relevant moet
zijn in de probleemsituatie en in de context waarin een professionele
performance wordt gevraagd. Allround professionals bestaan niet, profes-
sionals zijn altijd specialisten. Zogeheten ‘generalisten’ zijn specialisten
met een verhoudingsgewijs breed werkgebied.
– Het keerteken of maalteken * geeft het gewicht van elk van de elemen-
ten van professionaliteit aan. Een ervaren professional is, ceteris paribus,
professioneler dan een beginnende (hoge versus lage e), een hork van een
arts is minder professioneel dan een communicatieve (lage versus hoge g),
maar een hork van een chirurg (een echte ‘snijder’) hoeft niet minder pro-
fessioneel te zijn dan een sociaal vaardige collega (omdat communicatie bij
een spoedoperatie even niet zo heel relevant is).
Bernard ter Haar heeft topprestaties geleverd. Als we dit proberen te
analyseren aan de hand van deze formule, wat overigens moeilijk is, want
zoveel is publiekelijk niet over hem bekend, komen we tot de volgende schets.
Ter Haar heeft economie gestudeerd, en daarna zo’n twintig jaar ervaring
opgedaan op het ministerie van Financiën. Zijn v-waarde is dus hoog, maar
het is de vraag of die van andere gerenommeerde economen zoveel lager is.
Zijn carrière geeft hem ook een hoge e-waarde, temeer daar hij al van meet af
aan in het internationale ambtelijke financieel-economische circuit werkzaam
is. Hij bouwt daar kennis op en een kring van kennissen die professioneel zijn
op de relevante terreinen. Zo kent hij de aanpak die met succes is gevolgd toen
Zweden in de jaren negentig voor een eigen nationale bankencrisis kwam te
staan. En hij is in staat gebleken om op avonden en in weekenden contact te
leggen met collega’s die ertoe doen, en weet dezen te bewegen om bepaalde
acties te ondernemen. Behalve op een hoge e-waarde wijst dit ook op een hoge
g-waarde. Zijn r-waarde zal ook niet al te laag zijn. Het volgen van het vijftien
jaar oude Zweedse voorbeeld wijst daarop. Een indirecte aanwijzing is dat hij
biologisch gesproken niet onbemiddeld is. Voor Ter Haar econoom werd, heeft
hij nucleaire wetenschappen gestudeerd, en is hij ook op dit terrein gepro-
moveerd. Dat wijst toch in ieder geval op een zekere intelligentie. Of ook zijn
overstap van bètaonderzoeker naar financieel ambtenaar een positieve indica-
tie is voor een hoge r-waarde, is een kwestie van appreciatie.
Dit toepassingsvoorbeeld maakt meteen twee dingen duidelijk:
– De wetenschap van professionaliteit is geen exacte wetenschap, ik heb dat
ook niet willen suggereren met mijn formule. Een formule is gewoon een
handige manier om een ingewikkeld begrip te definiëren.13
Bovendien
13. Ik volg de voorbeelden van Hoekstra en Van Sluijs (2003; competentie = expertise * gedrags-
repertoire) en Weggeman (2007; K = f(I*EVA)).
De kunst van het autorijden_9.indd 15 23-9-2010 8:25:22
16. 16 De kunst van het autorijden
levert het een plaatje op dat eraan bijdraagt dat uw aandacht de juiste focus
heeft, en dat, naar ik hoop, uw eigen reflectief vermogen activeert.
– Je hoeft niet uit te blinken op een van de onderdelen om toch een topper
te zijn. Professionals zijn op de onderdelen geen specialisten (het helpt wel
natuurlijk), professionals zijn ronderenners en meerkampers.
Zo u wilt, mag u ook concluderen dat ik het belang van (formele) kennis rela-
tiveer. Dat doe ik inderdaad, ik geloof dat er in het debat over innovatie, ken-
niseconomie, de Lissabon-agenda veel te veel aandacht is voor fundamentele
kennis en fundamenteel onderzoek. Innovatiehoogleraar Dany Jacobs heeft in dit
verband niet voor niks gewezen op het verschil tussen wielrenners die voor
de dagprijzen gaan en die voor het klassement rijden (1996, p. 106). Van de
andere kant wil ik het belang van kennis zeker ook niet wegrelativeren. Wie
zich onbevoegd en onbekwaam meningen, oordelen en adviezen permitteert,
beweegt zich op verboden terrein.14
Drie tradities
Ik heb u een held gepresenteerd, en een formule. Als ik een organisatie- of
managementadviseur zou zijn, zou mijn verhaal nu wel kunnen worden
afgerond. Maar ik ga dat niet doen. Wie mij ook maar enigszins kent, zal
ook verbaasd zijn dat ik mijn verhaal überhaupt zo begonnen ben. Ik heb
de behoefte om ook achtergronden te geven en diepte te schetsen, om de
gepresenteerde visie op (of versie van) professionaliteit te plaatsen te midden
van andere opvattingen (want die zijn er) en om te laten zien hoe ‘mijn’ visie
verankerd is. Want plaatsbepaling en verankering verlenen opvattingen, zoals
nu de mijne over professionaliteit, nu eenmaal hun waarde. Anders gezegd:
ik had ook heel andere keuzes kunnen maken, en dan had ik een andere held
en een andere formule (of helemaal geen formule ...) gepresenteerd. Wat wij
denken en wat wij vinden, construeren wij, en dat doen wij nu eenmaal niet
op ons eentje, maar dat doen we te midden van, en in voortdurende interactie
met onze omgeving, onze sociale en onze intellectuele omgeving.
Er zijn ruwweg drie hoofdstromingen in het denken over professionaliteit.
Tabel 1 vat ze schematisch samen.
14. ‘Hij die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich op eens anders grond waarvan de toegang op
een voor hem blijkbare wijze door rechthebbende is verboden, bevindt of daar vee laat lopen,
wordt gestraft met geldboete van eerste categorie’ (art. 461, Wetboek van Strafrecht).
De kunst van het autorijden_9.indd 16 23-9-2010 8:25:22
17. I Professionaliteit 17
Tabel 1 Drie visies op professionaliteit15161718
Sociologische visie Bedrijfswetenschappelijke
visie
Psychologische visie
Definitie Beroepsgroep:
• wettelijke bescherming
• beroepsregister
• verplichte (liefst
academische) beroeps
opleiding
• beroepsvereniging met
verplicht lidmaatschap
• formele beroepsethiek
• intern tuchtrecht15
Werkzaamheden/taken:
• complex
• discretionair
• niet-routineus
• ambigu
• body of knowledge and
skills (BOKS)16
Habitus/instelling:
• zelfstandigheid
• kritische reflectie
• experimenterend
• lerend17
Toonaangevende
auteur(s)
T. Parsons (1902-1979)
E. Freidson (1923-2005)
H. Mintzberg
(1939) – tot 1995
D.A. Schön (1931-2007)
H. Mintzberg
(1939) – sinds 199518
K.A. Ericsson (1947)
G. Klein (1944)
Publieke doorwerking
in NL (in het bijzonder
bestuurskunde)
• WRR 2006
• BON, Beroeps(z)eer
• Beleid en Maatschappij
2006
• Bestuurskunde 2007
– De oudste, en in Nederland buiten de wetenschap meest invloedrijke, is
de sociologische opvatting van professionaliteit. Deze is geënt op en gemo-
delleerd naar de medische professie. Je bent een professional indien je tot
een beroepsgroep behoort die bepaalde kenmerken heeft. Behoor je tot een
beroepsgroep die deze kenmerken niet heeft, dan ben je geen professional.
Wil je je toch een professional noemen, dan dient je beroepsgroep zich te
professionaliseren. Een recent voorbeeld is de jeugdzorg.19
Maar de vraag
is natuurlijk: is inderdaad elke werker binnen zo’n beroepsdomein – elke
15. Parsons, 1968; Freidson, 2001; Biemans, 1999; Kwakman, 2001; Roodbol, 2005.
16. Mintzberg, 1983, p. 39-40. Anderen noemen, naast complexiteit, non-routine, beheersing van
de BOKS, discretionaire beslissingsruimte, ambiguïteit en de moeilijke meetbaarheid en con-
troleerbaarheid als kenmerken. Zie Jamous Peloille, 1970; Biemans, 1999; Kwakman, 2001.
17. Van Woerkom, 2000, 2003, 2004. Officieel heet dit kritisch reflectief werkgedrag, en is gedefi-
nieerd als: ‘individuele of interactieve activiteiten die gericht zijn op de optimalisatie van
werkpraktijken of op de kritische analyse en de verandering van organisatorische of indi-
viduele waarden’ (Van Woerkom, 2004, p. 22). Het heeft als kenmerken: ‘reflection’, ‘critical
opinion-sharing’, ‘asking for feedback’, ‘challenging groupthink’, ‘learning from mistakes’,
‘experimentation’ en ‘career awareness’ (Van Woerkom, 2003). Zie naast de publicaties van
Van Woerkom uitgebreid de dissertatie van De Jong (2007).
18. Bij IMPM heet dit ‘demonstrated ability: reflective, thoughtful, good listener, and open to
new ideas’ en ‘ability in conceptual expression’ (www.impm.org/files/participant-profile.
pdf). Die blijken vaker voor te komen bij mensen met een universitaire vooropleiding.
19. Brief minister Rouvoet m.b.t. professionalisering jeugdzorg (25 november 2009) – zie www.
jeugdengezin.nl.
De kunst van het autorijden_9.indd 17 23-9-2010 8:25:22
18. 18 De kunst van het autorijden
arts, psycholoog, advocaat, verpleger, binnenkort ook elke organisatie
adviseur, vakdocent en jeugdwerker – ook echt een professional? Garan-
deren de uiterlijke kenmerken inderdaad de interne werking? Ik ben bang
dat we niet alleen met onvoldoende voorwaarden te maken hebben, om het
maar eens sociologisch te formuleren, maar zelfs niet met noodzakelijke.
Voor mij is iets anders aantrekkelijk in het denken van deze stroming,
of misschien moet ik directer zijn: in het functioneren van de medische
beroepsgroep. Dat is dat er minimumeisen aan goede beroepsuitoefening
worden gesteld, en dat die in overleg tussen gekwalificeerde beroeps
collega’s worden opgesteld en bijgesteld. Denk aan de richtlijnen en stan-
daarden van de diverse genootschappen van artsen en specialisten. Beter
opereren mag, maar een slechtere aanpak niet. Het denken van professio-
nals wordt beheerst door de vragen of ze het goede doen, het goed aanpak-
ken en of het beter kan. Het zou mooi zijn als die vraag besproken kan
worden met niet alleen je directe collega’s, maar ook met je vakgenoten
elders, en het is eveneens heel welkom als er bij tijd en wijle ook een dui-
delijk antwoord komt: als je het zus en zo doet, zit je sowieso goed. De
kritische reflectie, het leren en experimenteren worden daarmee op een
hoger niveau gebracht. De BOKS wordt met zekere regelmaat handelings-
rijp geüpdatet. De professional worden zekerheden geboden, die hij hard
nodig heeft als hij opnieuw in een situatie van handelings- en tijdsdruk te
hulp wordt geroepen. Een praktische professionele deontologie, daar lijkt
me behoefte aan, ook in de verantwoording ‘naar boven’ en ‘naar buiten’.
Een echte professional zal die verwelkomen.
– Een tweede, bedrijfswetenschappelijke, stroming definieert professionali-
teit op het niveau van individuele beroepsbeoefenaren, en ziet als onder
scheidend criterium of taken en werkzaamheden bepaalde kenmerken
hebben. Je bent professional als je taken verricht die deze kenmerken heb-
ben, je bent het niet voor zover deze ontbreken. Dit betekent dat mensen
die een bepaald beroep uitoefenen zowel professional als niet-professio-
nal kunnen zijn, en dat professionals kunnen deprofessionaliseren, en als
dit op grote schaal gebeurt, geldt datzelfde voor hele beroepsgroepen.
Met andere woorden: een arts die medisch routinewerk verricht, is geen
professional (meer). Een verpleegkundige op dezelfde afdeling als waar
die arts werkt, kan daarentegen wel een professional zijn. Dat lijkt me een
vooruitgang ten opzichte van de eerstgenoemde opvatting. Toch heb ik ook
aarzelingen. Het punt is dat je werkzaamheden, die op zich non-rationalized
en non-routineus zijn, toch met een routineuze houding kunt uitvoeren.
‘Effe een lesje draaien’, ‘een rapportje poepen’, ‘uurtje-factuurtje’: die hou-
ding. Dat dat gebeurt, is onvermijdelijk, en zelfs wenselijk. Je moet er niet
aan denken dat je 24/7, jaar in jaar uit, niet-routineuze klussen zou moeten
doen. Het zou je slopen. Maar als die houding overheerst, is dat voor mijn
gevoel niet professioneel. Professionals daarentegen verrichten, wederom
De kunst van het autorijden_9.indd 18 23-9-2010 8:25:22
19. I Professionaliteit 19
naar mijn gevoel, hun werk met drie vragen in hun achterhoofd: ‘Doe ik de
goede dingen?’, ‘Doe ik de dingen goed?’ en ‘Kan dit niet beter?’20
– Daarom voel ik mij het beste thuis bij de derde, en meest recente stroming.
Het is een van huis uit psychologische benadering die het accent legt bij de
instelling, attitude, habitus van individuele beroepsbeoefenaren. Je bent
professional indien en voor zover je je werk met een bepaalde instelling
doet, je bent het niet (of niet meer) voor zover je die houding loslaat, en
professionaliseren is in deze visie het aannemen of je eigen maken van een
professionele instelling.
En toch ontbreekt er naar mijn gevoel nog iets. Ik vind dat houding alleen
niet voldoende is, je mag toch verwachten dat een professionele houding zich
vertaalt in betere prestaties. Je kunt ook groeien als professional, en dat laat
zich aan prestaties aflezen. Het toppunt van professionele performance is wat
het professioneel hoogst aangeschreven individu aan vakkennis, reflectie,
ervaringen en gedragingen ter zake weet op te brengen en in te zetten. Op
de topperformance is desondanks altijd kritiek mogelijk. Alleen een individu
dat zowel beschikt over volledige, up-to-date vakkennis, de meeste en beste
ervaringen heeft kunnen opdoen, waarop hij of zij perfect heeft gereflecteerd,
en dat ook in gedragsmatig opzicht absoluut vlekkeloos presteert, is vrij van
kritiek – en dat is even waarschijnlijk als een meerkamper die in één wed-
strijd op elk afzonderlijk atletiekonderdeel de wereldrecords van specialisten
verbetert. Ondertussen zorgt de kritiek ervoor dat de prestaties wel steeds
verbeteren, en dat wat nu als top geldt over enige tijd normaal zal zijn, en dat
de grenzen van het vak of de professie steeds omhoog worden bijgesteld. Maar
performance is niet het enige wat naar mijn gevoel nog ontbreekt. Ook het
aspect ‘druk’ of pressie mis ik. Professionals presteren naar mijn gevoel in het
bijzonder als het er echt op aankomt. Een professional presteert niet zomaar,
hij/zij presteert op tijd, en onder druk. Een arts heeft een bepaalde time-slot
waarin hij/zij de diagnose moet stellen en een behandeling moet inzetten, een
schaker is gebonden aan de klok, de docent aan de kalender en klok, voetbal-
lers en straaljagerpiloten hebben niet meer dan seconden of delen daarvan, om
hun acties uit te voeren. Een echte professional presteert, kortom, onder druk
en in moeilijke omstandigheden.
20. Vergelijk de titels van Kwakmans lectorale rede (Anders leren, beter werken, 2003) en de bundel
van de Universiteit voor Humanistiek (Goed werk; Jacobs, Meij, Tenwolde Zomer, 2008).
‘Omdat er niet een beste manier is om het probleem aan te pakken, streven professionals
iedere keer weer opnieuw, op grond van hun aanwezige kwaliteiten en ervaringen, naar de
best mogelijke oplossing. Deze ervaring helpt tegelijkertijd bij de oplossing van het volgende
probleem. Met andere woorden: professionals zijn voortdurend betrokken bij verbeterings-
processen die gericht zijn op verbetering van de kwaliteit van het eigen werk. De kwaliteit
van dienstverlening wordt voornamelijk verbeterd via het ontwikkelen van de eigen kwa-
liteiten. Dit is een voortdurend proces dat de kern van het werk van professionals betreft’
(Kwakman, 2001, p. 235).
De kunst van het autorijden_9.indd 19 23-9-2010 8:25:22
20. 20 De kunst van het autorijden
De jongste stroming stelt niet de beroepsgroep centraal, en ook niet het mooie
en moeilijke werk dat professionals verrichten, maar de professional zelf, zijn
optreden, zijn kennis, zijn gedragsrepertoire.21
Een professional is, met andere
woorden, een bijzonder mens. En de vraag is dan: wat is dan dat bijzondere,
hoe word je het, kun je het ook leren?
We moeten ons verder goed realiseren dat professionaliteit niet alleen een
bepaald begrip is (dat kenmerken en karakteristieken aanwijst), maar dat pro-
fessionals ook mensen van vlees en bloed zijn. Professionaliteit is alleen ver-
krijgbaar in de originele fysieke verpakking. Professionaliteit omvat ook de
vent of vrouw. Professionaliteit is onlosmakelijk verbonden aan individuen
en daarmee ook aan het lichaam van die individuen.22
Als een professional
vertrekt bij een organisatie, dan slaat dat een gat in de professionaliteit van die
organisatie. Als de professional een topper is, dan is dat verlies bovendien niet
een-twee-drie hersteld. Als een professional ziek wordt, staat ook diens pro-
fessionaliteit tijdelijk op non-actief. En als een professional ouder wordt, heeft
dit ook consequenties voor de professionaliteit die hij of zij belichaamt – dat is
het eerste zichtbaar bij professionals voor wie hun lichaam een belangrijk of
het belangrijkste instrument is voor hun professioneel handelen, zoals spor-
ters, dansers of chirurgen. Het geldt op latere leeftijd echter ook voor intel-
lectuele professionals, zoals filosofen, schrijvers en hoogleraren. Als we kijken
naar professionaliteit is het nuttig, zinvol en vruchtbaar om je te verdiepen in
de mensen die praktiseren waarover wij schrijven: hun biografie, hun psycho-
logie, ja zelfs hun biologie doet ertoe. Ook in de bestuurs- en beleidskunde.
Ankers
Zoals je van een lector mag verwachten, ben ik voor mijn verhaal niet over
één nacht ijs gegaan. Ik heb veel gelezen, erg veel gelezen zelfs, mede door
de omstandigheden, die mij hebben gedwongen enige tijd rust te houden.
‘Change your stress into strength’, was toen mijn motto. Al met al duizenden
pagina’s. Daaronder natuurlijk specialistische literatuur, waaronder mono
grafieën over erkende professies en historische beschouwingen over professies
(zie lijst geraadpleegde literatuur). Maar er is literatuur die niet alleen infor-
matie biedt, maar die ik als ankers beschouw, waaraan ik zekerheid ontleen.
21. Een tijdje nadat ik dit had opgeschreven, maakte ik (via Fischer, 2009) kennis met het werk
van de prominente Engelse kennissocioloog Harry Collins, en wat lees ik daar, tot mijn
vreugde? ‘De belangrijkste ontwikkeling van de laatste vijftig jaar in het denken over kennis
is een verschuiving in de richting van een “wisdom-based or competence-based” begrip van
kennis. Expertise is iets praktisch, ”something based on what you can do, rather than what
you can calculate or learn’” (Collins Evans, 2007, p. 23).
22. Ook prof. Weggeman benadrukt dit: professionaliteit is een persoonlijk individueel vermo-
gen (2007, p. 247-248).
De kunst van het autorijden_9.indd 20 23-9-2010 8:25:22
21. I Professionaliteit 21
Die zekerheid heb ik als bestuurskundige nodig. Bestuurskunde is nu een-
maal een vakgebied waar men zich niet uitgebreid en diepgaand met profes-
sionaliteit heeft beziggehouden.23
Het gaat om literatuur uit drie verschillende
sectoren, die niettemin, naar ik meen, in dezelfde richting wijzen. Ik zal u mijn
drie ankers voorstellen.
Ik begin met mijn habitat, de sociale wetenschap.
– Omstreeks 1960 wijst Michael Polanyi (1891-1976), een Hongaar die via
Duitsland anno 1933 naar Engeland is geëmigreerd, erop dat het destijds
gangbare beeld van kennis incompleet is. Kennis was vijftig jaar geleden
identiek aan expliciete kennis. Expliciete kennis is een breed toegankelijke
uiteenzetting van feiten, inclusief een toelichting op en verklaring van
structuur, werking, totstandkoming en effecten. Met andere woorden: het
is datgene wat je kunt opzoeken in boeken en tijdschriften. Polanyi wijst
echter op het feit dat niet alle kennis aan deze kenmerken voldoet. Wij
kunnen bijvoorbeeld op grote schaal fietsen, maar wij kunnen niet uitleg-
gen hoe wij dat doen en hoe wij dat hebben geleerd. Fietsen leer je nooit
door een boekje te lezen, hoe illuminatief en doorwrocht dat ook zou zijn.
Zo’n boekje bestaat dan ook niet in Nederland, dat toch algemeen bekend-
staat als fietsland. Wat voor fietsen geldt, meent Polanyi, geldt voor alles
waar vaardigheden en instrumenten voor nodig zijn: niet studie maar
oefening baart kunst, oefening onder leiding en begeleiding van iemand
met grote ervaring. ‘Practice makes perfect.’ Het geldt ook, gaat hij verder,
voor de meest professionele aller beroepen, medicijnen (zijn oorspronke-
lijke beroep). ‘Handboeken leren wat de symptomen zijn van diverse ziek-
tes, maar die kennis is nutteloos als je niet weet hoe je die moet toepas-
sen in de behandelkamer.’24
Polanyi noemt deze verwaarloosde kennis en
dit verzwegen kennen ‘tacit knowledge’, ‘things we know but cannot tell’,
onverwoorde of impliciete kennis. En hij zegt erbij dat het niet gaat om
een nieuw, toegevoegd of bijkomend kenniselement, maar dat het de kern
vormt van alle praktische kennis.25
Inmiddels luidt de opvatting dat deze
23. Uitzonderingen zijn o.a. Korsten (2005), Ringeling (2007) en Fischer (2009).
24. ‘Textbooks of diagnostics teach the medical student the several symptoms of different
diseases, but this knowledge is useless, unless the student has learnt to apply it at the bedside
(...) it too can be learnt only by practicing it under a teacher’s guidance’ (Polanyi, 1962, p. 602).
Deze passage is bijna een letterlijk citaat van Aristoteles (maar het is de vraag of Polanyi zich
hiervan bewust was): ‘Het is immers duidelijk dat men ook geen arts wordt door het lezen
van handboeken. (Deze zijn) voor de mensen met ervaring van nut, maar ze zijn zinloos voor
wie er nog niets van afweet’ (Aristoteles, ca. 330 v.Chr./2005, p. 299).
25. ‘Tacit knowing can, indeed, be identified with understanding, if understanding is taken to
include the kind of practical comprehension which is achieved in the successful performance
of a skill. This being allowed for, understanding may be recognized as the faculty, cast aside
by a positivistic theory of knowledge, which the theory of tacit knowing acknowledges as the
central act of knowing’ (Polanyi, 1962, p. 604; cursivering in origineel).
De kunst van het autorijden_9.indd 21 23-9-2010 8:25:22
22. 22 De kunst van het autorijden
informele of impliciete kennis twee dimensies heeft: een technische (hoe
en waarom werkt het eigenlijk?) en een sociale (hoe pas je het toe zodat
het de gewenste effecten heeft?). In Polanyi’s voorbeeld van het fietsen is
het ‘technische kunstje’ dat je niet valt, en het ‘sociale kunstje’ is dat je
zonder ongevallen door druk stadsverkeer weet te manoeuvreren. Het ver
moeden is dat op den duur de technische kant van informele kennis wel,
en de sociale niet valt te expliciteren en te formaliseren, en bijgevolg te
automatiseren.26
– Omstreeks 1985 zet de Amerikaan Donald Schön (1930-1997) een volgende
stap die voor ons relevant is. Hij verlegt de aandacht van kennis naar degene
die met deze kennis optreedt. Hij stelt de ‘practitioner’ of professional cen-
traal, en de manier waarop die opereert. In de praktijk vertrekt de profes-
sional vanuit de kennis die hij heeft (zowel de expliciete als de impliciete),
en laat hij zijn ‘repertoire’ los op de situatie waarin hij aan de slag gaat.
Het repertoire is wat hij weet en kan als professional, dankzij opleiding,
training en ervaring.27
Terwijl hij aan het werk is, monitort de professional
volcontinu of hij bereikt wat hij dacht te bereiken, en, indien dat niet het
geval is, stuurt hij bij op basis van ‘trial and error’, van ‘educated guessing’.
Achteraf maakt hij de balans op van zijn praktische ervaringen, en breidt
hij zijn repertoire uit en verfijnt het. Het professionele optreden wordt dus
gekenmerkt door twee verschillende maar verwante intellectuele activitei-
ten: ‘reflection in action’ en ‘reflection on action’. Naarmate de professional
meer ervaring opdoet en dankzij reflectie meer heeft geleerd, groeit zijn
repertoire, en neemt het aandeel van de formele of expliciete kennis daarin
af (zonder ooit tot nul te worden gereduceerd). Dientengevolge dient de
opleiding van professionals, aldus Schön, zich niet alleen te richten op het
leren van de formele kennis, maar ook op het leren door reflectie.28
– Medio jaren negentig laat de Japanner Ikujiro Nonaka (geboren 1935) zien
dat de verhouding van ‘tacit knowledge’ en expliciete kennis een cyclische
is, en spiraalsgewijs verloopt. De voortgang die individuele professio-
nals maken, wordt face to face doorgegeven aan collega’s, via uitwisse-
ling van ervaringen en voorbeeldwerking. Om vervolgens onderzocht en
beschreven te worden, waarmee het wordt toegevoegd aan de bestaande
expliciete en formele kennis, en het verouderde kennis vervangt. Daarna is
het onderdeel van het repertoire van elke professional die zijn vak bijhoudt.
De cyclus kan opnieuw beginnen, zij het nu op een hoger, geavanceerder
26. Collins, 2001.
27. ‘A professional practitioner is a specialist who encounters certain types of situations again
and again. (...) He develops a repertoire of expectations, images, and techniques. He learns
what to look for and how to respond to what he finds’ (Schön, 1983/1991, p. 60).
28. Schön, 1987.
De kunst van het autorijden_9.indd 22 23-9-2010 8:25:22
23. I Professionaliteit 23
niveau. Informele kennis gaat in Nonaka’s visie dus vooraf aan explicite-
ring, maar wordt uiteindelijk in formele kennis omgezet.29
– Zowel Schön als Nonaka komt uit bij de ontwikkelingsgang die profes-
sionals doormaken vanaf het begin van hun opleiding en doorlopend
gedurende hun professionele loopbaan. Anderen maken dit tot het centrale
onderwerp van hun wetenschappelijk werk. De Amerikaan Hubert Drey
fus (geboren 1929) heeft een model opgesteld van het leren van individu-
ele professionals. Daarin beschrijft hij hoe het groeiproces van professio-
nals verloopt, welke stadia zich daarin voordoen, waaraan men die fasen
herkent, en welke volgorde zij hebben. Dit model heeft in de loop van de
jaren negentig brede aandacht getrokken. Wij komen verderop uitgebrei-
der terug op het Dreyfus-model van professionele ontwikkeling.
– De Zweeds-Amerikaanse psycholoog Anders Ericsson (geboren 1947)
beschrijft op basis van uitgebreid, nauwkeurig onderzoek, de condities
waaronder sommigen wel en anderen niet de top in hun professie
halen. Zijn antwoord: doe wat je interesse heeft, oefen onder deskundige
begeleiding, besteed in het bijzonder aandacht aan datgene waarin je niet
zo heel goed blijkt te zijn, maar bovenal, houd dit vol, dag in dag uit, week
in week uit, jaar in jaar uit. Hij noemt dit ‘deliberate practice’. Deze vorm
van discipline en zelfdiscipline is belangrijker dan aanleg of talent, zegt hij
verder. Wonderkinderen bestaan niet, genieën worden niet geboren maar
gevormd. Ook op Ericsson komen we nog terug.
– Inmiddels is er weer aandacht voor het punt waar Polanyi bijna vijftig jaar
geleden is begonnen: kennis. De Engelsen Harry Collins (geboren 1943) en
Robert Evans (geboren 1968) hebben de afgelopen tien jaar een systematische
indeling gemaakt van kennis, van alle mogelijke kwaliteit en diepgang, te
beginnen met ‘beer-mat knowledge’ en oplopend tot ‘contributory exper-
tise’. Met deze hoogste vorm van kennis bedoelen zij de professional die op
de hoogste trede staat in het denken van Dreyfus en Ericsson, die zowel de
formele kennis van zijn specialisme beheerst als beschikt over eigen ‘tacit
knowledge’ (dankzij uitgebreide eigen professionele praktijkervaring die
in reflectieve leerprocessen à la Schön is verwerkt), en daarom in staat blijkt
de grenzen van zijn specialisme te verleggen, dus het beginpunt vormt van
Nonaka’s cyclus. Zij noemen hun indeling een ‘periodiek systeem’ van ken-
nis, naar analogie met het ‘periodiek systeem der elementen’ uit de schei-
kunde.30
Het beslissende verschil tussen de een na hoogste en de hoogste
vorm van kennis is of een specialist enkel over formele kennis beschikt,
29. Nonaka’s opvattingen staan bekend als het SECI-model: socialisering (delen van informele
kennis), externalisering en combineren (systematische beschrijving en verspreiding, ontwik-
keling van nieuwe expliciete kennis), en internalisering (opname in standaardrepertoire van
elke professional).
30. Collins Evans, 2007.
De kunst van het autorijden_9.indd 23 23-9-2010 8:25:22
24. 24 De kunst van het autorijden
of óók over eigen ‘tacit knowledge’.31
Tabel 2 geeft een overzicht van hun
kennisladder.
Tabel 2 32 33
Rangordening van kennis, zoals voorgesteld door Collins en Evans
(2007)
Categorie Omschrijving NL voorbeelden
I. Gebaseerd op specialistische opleiding en/of onderdompeling32
1. Actieve
deskundigheid 33
specialistische kennis, inzichten en vaardigheden van
goed ingevoerde specialisten die zelf ter zake onderzoek
doen (bijdragen aan vakliteratuur)
2. Interactionele
deskundigheid
specialistische kennis, inzichten en vaardigheden van
goed ingevoerde specialisten die niet zelf ter zake
onderzoek doen (bijhouden van vakliteratuur)
II. Gebaseerd op generalistische opleiding en/of onderdompeling
3. Op primaire bronnen
gestoelde kennis
door niet-specialisten aan primaire bronnen ontleende
specialistische kennis, inzichten en vaardigheden
– wikipedia
4. Populair
wetenschappelijke
kennis
specialistische kennis, inzichten en vaardigheden
ontleend aan massamedia (o.a. wetenschapsbijlagen en
wetenschappelijke tv-programma’s)
– klimaat
– erfelijkheid
– rechtsstatelijkheid
III. Gebaseerd op basale opleiding en/of onderdompeling
5. Specialistische
basiskennis
basale specialistische kennis, inzichten en vaardigheden – autorijden
– quizkennis
6. Wijdverbreide (basis)
kennis
kennis, inzichten en vaardigheden nodig om in een
samenleving (op een bepaalde locatie, in een bepaald
tijdsgewricht) te kunnen participeren
– taal, burgerrechten
– ‘NL bevolking kan
deelnemen aan
publieke discussie over
zeewering’ (p. 16)
IV. Niet gebaseerd op opleiding en/of onderdompeling
7. Onkundigheid kennis, inzichten en vaardigheden die niet stoelen op
algemeen erkende leerstukken en -processen
8. Onnozelheid kennis, inzichten en vaardigheden die in strijd zijn met
algemeen erkende leerstukken en -processen
31. ‘The traditional category of ability to perform a skilled practice we call “contributory exper-
tise”. Contributory expertise, as its name suggests, enables those who have acquired it to con
tribute to the domain to which the expertise pertains: contributory experts have the ability
to do things within the domain of expertise. (...) The analyst [met alleen formele kennis; AG]
may be able to understand scientific things, and to discuss scientific things, but is still not able
to do scientific things’ (Collins Evans, 2007, p. 24 en 35).
32. Opleidingen leiden tot expliciete of formele kennis, inzichten en vakkundigheden, onder-
dompeling (immersion) tot impliciete en informele kennis (‘tacit knowledge’). ‘Mastering
a tacit knowledge-laden specialism to a high level of expertise, whether it is car-driving or
physics, ought, then, to be like learning a natural language – something attained by inter
active immersion in the way of life of the culture rather than by extended study of dictiona
ries and grammars or their equivalents’ (Collins Evans, 2007, p. 23).
33. In de geneeskunde is deze hoogste sport op de ladder verder gedifferentieerd in zes additio-
nele lagen; zie www.medischebibliotheekznb.nl/EBM3.htm (december 2009).
De kunst van het autorijden_9.indd 24 23-9-2010 8:25:22
25. I Professionaliteit 25
Tot zover de stand van de sociale wetenschap anno 2010. Maar we zijn ook
schatplichtig aan andere disciplines:
– Om te beginnen de filosofie. Het is frappant om vast te stellen dat het kern-
idee (praktische kennis is formele kennis plus ‘tacit knowledge’) al bijna
2500 jaar oud is. Het is voor het eerst geformuleerd door een bestuurs
kundige uit het antieke Griekenland, die zich overigens niet heeft beperkt
tot bestuurskunde, en vooral als filosoof te boek is komen te staan. Het gaat
om Aristoteles (384 v.Chr.-322 v.Chr.).34
Hij wijst erop dat naast formele,
wetenschappelijke kennis (epistèmè, know why) en ambachtelijke kennis
(technè, know how), nog een derde vorm van kennis bestaat, die hij ‘phronè
sis’ noemt. Iemand toont zijn phronèsis, aldus Aristoteles, ‘niet alleen door
het bezit van kennis maar juist door die kennis in praktijk te brengen’.35
En
hij gaat nog een stap verder: de ware ‘phronimos’ doet dat bovendien op
een manier die recht doet aan het specifieke geval waarin hij in actie moet
komen: ‘De bokstrainer (legt) niet aan al zijn leerlingen dezelfde gevechts-
techniek op.’36
In het denken van Aristoteles beschikt de ‘phronimos’ dus
zowel over formele kennis als over technische vakbekwaamheid, maar hij
kan excelleren omdat hij bovendien beschikt over het vermogen om zijn
vakkennis en vakbekwaamheid als het ware met chirurgische precisie in
te zetten in de omstandigheden waarin zijn optreden nodig is. Dat ver-
mogen, in de verschillende gradaties van uitmuntendheid, dat is waarom
het draait, als je iets wenst te realiseren. Aristoteles noemt de staatsman
Pericles (495 v.Chr.-429 v.Chr.), die verantwoordelijk was voor de grote bloei
van de Atheense stadstaat, als toonbeeld van phronèsis. Pericles belichaamt
de ideale combinatie van deugd en phronèsis. ‘Deugd bepaalt namelijk het
doel dat we ons stellen en [phronèsis] maakt dat we doen wat nodig is om dat
doel te bereiken.’37
Professionaliteit, zou ik zeggen, is ‘phronessionaliteit’.
Aristoteles’ idee is in de vorige eeuw opnieuw doordacht door moderne
filosofen als Heidegger, Wittgenstein, Gadamer en Habermas, en bij de
tijd gebracht.38
Een belangrijke vernieuwing is dat het cyclische karakter
van ‘phronèsis’ is onderkend. Professionaliteit is iets dat in stand blijft, en
groeit, onder invloed van continue professionele ervaringen. En ook het
34. Hij heeft een vergelijkende studie geschreven over meer dan 150 bestuurlijke stelsels van
zijn tijd; helaas is die verloren gegaan. Voor een mooi schematisch overzicht zie: http://
en.wikipedia.org/wiki/Politics_(Aristotle). Hij was de persoonlijk leermeester van een
Griekse vorst die nog steeds, en waarschijnlijk blijvend, wereldberoemd is: Alexander de
Grote (356 v.Chr.-323 v.Chr.). Tragisch is natuurlijk wel dat die faam berust op daden en prak-
tijken die Alexander zeker niet van zijn docent bestuurskunde heeft geleerd, integendeel ...
35. Aristoteles, ca. 330 v.Chr./2005, p. 223-224.
36. Aristoteles, ca. 330 v.Chr./2005, p. 298.
37. Aristoteles, ca. 330 v.Chr./2005, p. 193 en 204 (citaat; cursivering AG; ook op p. 202).
38. Voor een overzicht zie Dunne, 1993.
De kunst van het autorijden_9.indd 25 23-9-2010 8:25:22
26. 26 De kunst van het autorijden
omgekeerde geldt: professionaliteit neemt af, en verpietert, bij gebrek aan
professionele praktijk.39
– Tegenwoordig kunnen we niet volstaan met filosofische ankers alleen.
Filosofie gaat over normen die we aan menselijke performances stellen en
over beelden die wij daarvan hebben. Maar ook als daarover consensus
zou bestaan, blijft de vraag open of mensen in de praktijk aan die normen
en beelden blijken te voldoen, en te kunnen voldoen. Dat is het onderzoeks
gebied van neuropsychologen en neurologen. Zij onderzoeken hoe ‘reëel exis
terende mensen’ zijn toegerust en hoe zij functioneren bij het uitvoeren van
complexe opdrachten. Om u een idee te geven: het beeld bestaat dat vrou-
wen kunnen multitasken, dat wil zeggen verschillende taken tegelijkertijd
op hoog kwaliteitsniveau kunnen uitvoeren, maar Gronings neuro(psycho)
logisch onderzoek wijst uit dat dat beeld niet klopt. Mensen, ook vrou-
wen, kunnen slechts één taak tegelijk goed doen; zij kunnen in korte tijd
ook wel twee taken aan, maar die doen ze dan beide suboptimaal.40
Zo is
er ook neuro(psycho)logisch onderzoek gedaan dat voor een beter begrip
van professionaliteit relevant is. Indien je mensen in een MRI-scan legt
en onderwerpt aan testjes, vind je aanwijzingen dat de oude Aristoteles
en zijn opvolgers in filosofie en sociale wetenschap wel eens gelijk kun-
nen hebben. Tijd, zou ik zeggen, om ons eens te verdiepen in de kern van
professionaliteit.
Het geheim van professionals
Professionals zijn er in vele kleuren, maten en soorten, maar de manier
waarop zij opereren en presteren, is in de kern hetzelfde, vermoed ik. Of het
nu een arts is, zoals dr. Richard Steadman die de knie van Ruud van Nistel-
rooij heeft gerepareerd, een advocaat als Bram Moskowicz, een architect als
Rem Koolhaas of een beleidsadviseur als Bernard ter Haar. Hun geheim zit in
hun weten, in hun denken, in hun handelen, in hun leren, maar bovenal in de
wijze waarop zij al deze afzonderlijke aspecten weten te combineren. Figuur 1
geeft de professionele modus operandi weer in de meest eenvoudige vorm. Ik
wil die als volgt toelichten.
39. Zie uitgebreid Dunne, 1993, p. 237-382. ‘(P)hronesis (is) knowledge that will guide action; but
the circle resides in the fact that phronesis also arises from good action. (...) It arises from expe-
rience and returns into experience’ (Dunne, 1993, p. 290 en 291; cursiveringen in origineel; AG).
40. NRC Handelsblad 1 oktober 2009.
De kunst van het autorijden_9.indd 26 23-9-2010 8:25:22
27. I Professionaliteit 27
Figuur 1 De professionele modus operandi
Wijde omgeving
Directe omgeving
Professional
AB
A
D
M
MK
PEK
TK
H
R
+/-
H = handelen, actie
AB = analyse en besluitvorming
MK = materiekennis (epistèmè)
TK = technische kennis (technè)
R = reflectie op het handelen
PEK = particuliere ervaringskennis (phronèsis)
We beginnen met de professional zelf, de binnenste ring in figuur 1. Profes-
sionals overleggen veel, met de opdrachtgever, informanten en andere betrok-
kenen, maar bovenal met zichzelf. Er vindt veel interne ‘hersenpraat’ plaats,
zoals de hersenonderzoekster Jill Bolte Taylor dat noemt, dat wil zeggen de
interne dialoog met ‘de stem die alles becommentarieert’.41
Het is het terrein
dat David Kolb en Donald Schön medio jaren tachtig opnieuw onder de aan-
dacht hebben gebracht van onderzoekers van professionaliteit, en (zie eerder)
waarmee ze de grondslag legden voor de meest recente stroming in het weten-
schappelijk denken over professionaliteit.42
Wat gebeurt er dan zoal binnen in
de professional?
41. NRC Handelsblad 22/23 november 2008.
42. Kolb (1983) en Schön (1983/1991), beiden verwijzen terug naar Dewey (in het bijzonder
1910/1991).
De kunst van het autorijden_9.indd 27 23-9-2010 8:25:22
28. 28 De kunst van het autorijden
– Uiteindelijk komt het aan op de H in figuur 1 (H = handeling, actie). Profes-
sionals zijn dienstverleners, zij worden in de arm genomen door opdracht-
gevers die een probleem of bepaalde ambities hebben; de professional moet
hen helpen. De opdrachtgever is bovenal geïnteresseerd in de uitkomst
van het professionele optreden, de performance. Om die performance te
leveren onderneemt de professional vroeg of laat actie.
– Daar gaan onderzoekingen, afwegingen en keuzes aan vooraf, die de pro-
fessional zelf maakt, al dan niet met ondersteuning. Dit proces van analyse
en besluitvorming, van diagnose en therapie, van onderzoek en beleid, van
denken en doen is in de figuur aangegeven met AB (AB = analyse en
besluitvorming). In de kern bestaat het uit twee onderdelen: het stellen van
vragen en het beantwoorden daarvan – inquiry and interpretation. Wat is
hier aan de hand, wat begrijp ik ervan, wat niet, wat moet ik begrijpen,
wát kan ik doen, wat kan ík doen, wat kán ik doen, wat moet ik doen? Dat
type vragen.43
Het vraag-en-antwoordspel speelt zich af in een interne dia-
loog. En gaat razendsnel. De antwoorden zijn voorlopig en kunnen worden
bijgesteld, maar worden gevolgd door besluiten en handelingen zo gauw
ze satisficing zijn. Hoe lang het duurt voordat dat moment is aangebroken,
hangt af van de situatie, van de betrokken professional, en van de fit tus-
sen die twee. Dit is een vorm van professionele reflectie die, omdat die tij-
dens het professionele optreden plaatsvindt, ‘onmiddellijke reflectie’ wordt
genoemd – bij Schön heet het ‘reflection-in-action’. 44
Onmiddellijke reflectie kent twee subtypen, ontdekte Seibert, online- en off
linereflectie geheten. Onlinereflectie gebeurt in de ‘hitte van de actie’, in real
time, ‘op volle zee’. Offlinereflectie gebeurt als je even onttrokken bent aan de
volle actie, in een overdrachtelijke adempauze, in de beschutte luwte, om ver-
volgens weer ‘in de frontlinie’ terug te keren. Jeroen van der Veer, topman van
Shell, overkomt dit tijdens het hardlopen in het weekend, althans in de tweede
helft van zijn parcours – in de eerste wordt de aandacht opgeslorpt door de
schoenen die nog niet lekker zitten: ‘Tijdens het hardlopen denk ik vaak op
ongestructureerde wijze na over mijn werk, je krijgt wel eens ideeën maar dat
gebeurt pas in de laatste minuten. (...) Het eerste stuk lopen is voor de conditie,
het tweede voor de geest.’44
43. Seibert en Daudelin onderscheiden vijf categorieën: ‘questions of fact, function, approach,
purpose, and self’ (1999, p. 78-80).
44. Het Financieele Dagblad 8 november 2008.
De kunst van het autorijden_9.indd 28 23-9-2010 8:25:22
29. I Professionaliteit 29
Tijdens de Tweede Wereldoorlog mocht Winston Churchill graag een muurtje
metselen in het park van zijn landgoed. Het nut van die activiteit was enkel
de reflectieve waarde. Meer algemeen vindt offlinereflectie plaats als je bezig
bent met dingen die minimale actieve inzet vragen. Seibert noemt dat ‘tijdelijke
eenzaamheid’: tijdens weekend of vakantie, woon-werkverkeer (bij voorkeur
mét files ...), in je eentje lunchen, saaie vergaderingen, fitness, douchen, ’s nachts
wakker liggen, grasmaaien, huishoudelijke karweitjes, (eentonige) hobby’s.
Maar Seiberts respondenten noemen bijvoorbeeld ook (verhoogd) toiletbezoek,
en eentje meldt zelfs af en toe speciaal een buitengewoon óninteressant congres
uit te zoeken.45
De praktische adviezen die hieruit zijn af te leiden voor directeu-
ren, collega’s, vrienden, partners en kinderen, laat ik graag aan uw eigen intel-
ligentie en fantasie over. In ieder geval begrijpt u nu hoe de spreekwoordelijke
verstrooidheid van professoren (en van lectoren ...) kan worden verklaard. Het
is een professionele habitus die uiterst functioneel is!
45
– De verbinding van AB naar H kent drie modaliteiten: de D-, A- en
M-modaliteit.46
De D staat voor ‘deliberatie’. Kiest de professional voor deze modaliteit,
dan gaat hij op de klassiek rationele wijze te werk. Nadere gegevens moe-
ten verzameld en geïnterpreteerd worden, alternatieve hypotheses opge-
steld, getoetst en tegen elkaar afgewogen, de literatuur en collega’s geraad-
pleegd. Aldus ontstaan ook ideeën voor een behandeling, interventie en
aanpak, en, als dat er meer dan één zijn, dient een nieuwe opgave zich
aan, het keuzeprobleem. Deze werkwijze kost de nodige tijd, energie en
denkkracht. De analyse en besluitvorming, en de overschakeling naar
handelend optreden, verloopt bij deze modaliteit niet alleen bedachtzaam,
maar ook moeizaam en langzaam, traag en energievretend. In de medische
wetenschap heet deze modaliteit ‘klinisch redeneren’, in de cognitieve psy-
chologie ‘systeem 2-denken’ en in de neurowetenschap ‘systeem C-denken’
(de c van reflectief). Vanuit die hoek wordt het getypeerd als een ‘slow
acting, fast learning system’. Het is een dure manier van opereren.
De A staat voor ‘automatisch’. In deze modaliteit staat patroonherkenning
centraal. Kenmerk van de A-modaliteit is de (bijna) perfecte match tussen het
gepresenteerde professionele probleem (of opgave) en een modelcasus. De
professional herinnert zich uit literatuur of eigen praktijk eerdere gevallen,
en een daaruit gedestilleerde modelcasus of prototype. Tevens wordt het
bijpassende, eveneens in het geheugen opgeslagen, script voor succesvolle
45. Seibert Daudelin, 1999; Seibert, 1999.
46. Gebaseerd op vooral Snoek, 2008; Lieberman, Jarcho Satpute, 2004; Lieberman, 2007, 2009.
De kunst van het autorijden_9.indd 29 23-9-2010 8:25:22
30. 30 De kunst van het autorijden
interventie, behandeling en aanpak geactiveerd. Groopman noemt het
geheel van opgeslagen patronen zijn ‘mentale encyclopedie’.47
Professio-
nals, zoals bijvoorbeeld ervaren artsen, zoeken hier altijd als eerste naar, en
handelen dan conform. De analyse en besluitvorming, en de overschake-
ling naar handelend optreden, verloopt bij deze modaliteit razendsnel. Dit
is een manier van opereren die veel goedkoper is in termen van aandacht,
tijd en energie dan de D-modaliteit. In de cognitieve psychologie staat de
A-modaliteit bekend als ‘systeem 1-denken’, in de neurowetenschap als
‘systeem X-denken’ (de x van reflexief). Daar heet het een ‘fast acting, slow
learning system’. Gewone Nederlanders noemen dit routineus.48
De neurowetenschap heeft aangetoond dat de A- en D-modaliteit verschillende
neurale netwerken in onze hersenpan activeren. Met gepaste onbescheiden-
heid toon ik u het volgende plaatje (zie figuur 2). U ziet het menselijk brein.
Links (bij A) ziet u een zijaanzicht, en rechts (bij B) een onderaanzicht van
’s mensen hersenen. In beide plaatjes zit het voorhoofd rechts. De gebieden met
X zijn actief bij het reflexieve denken, dus de A-modaliteit, de gebieden met C
worden bij het reflectieve denken geactiveerd, dus bij de deliberatie. Verdere
uitleg moet ik u schuldig blijven, die gaat mijn petje verre te boven. Vanzelf-
sprekend is er een evolutionaire verklaring voor de co-existentie van de twee
systemen. Die heeft te maken met het maximaliseren van de overlevingskans
in bedreigende situaties, en dat is gebaat met het vermogen om zowel snel als
slim te kunnen handelen.48
Wordt u verrast door een sabeltandtijger, dan resten
u niets anders dan uw reflexen, en de hoop dat die toereikend zijn. Maar ziet
u het roofdier tijdig aankomen, dan hebt u meer opties, en de mogelijkheid
om daar een verstandige keuze uit te maken. Wellicht is deze aan intelligentie
gekoppelde keuzemogelijkheid ook de reden dat de sabeltandtijger als soort is
uitgestorven en wij als soort nog immer voortbestaan.
47. Groopman, 2007.
48. Lieberman, 2007, p. 307.
De kunst van het autorijden_9.indd 30 23-9-2010 8:25:22
31. I Professionaliteit 31
Figuur 2 Het X- en C-netwerk in het menselijk brein49
De derde modaliteit is de M-modaliteit, omdat het een mengvorm van de
twee andere modaliteiten betreft. Het trefwoord is nu analogie. Niet ‘ana-
loog’ als ‘zich onderscheidend van digitaal’, maar in de betekenis van
‘enigszins lijkend op’. De professional gaat over op de M-modaliteit als de
speurtocht naar patroonherkenning oplevert dat er geen complete match is
met enig model of prototype, maar dat wel een beperkte match bestaat tus-
sen gepresenteerde problematiek (of uitdaging) en een ‘bekend geval’. De
situatie waarin de professional zich ziet geplaatst, komt hem/haar onzeker
maar niet helemaal onbekend voor.50
Is de conclusie in de A-modaliteit ‘Aha,
49. Ontleend aan Lieberman, Jarcho Satpute, 2004, p. 423. De oorspronkelijke toelichting luidt:
‘Neural correlates of the C-system (for the C in reflective; involved in effortful and intentional
social cognition) and X-system (for the X in reflexive; automatically constructs some of the
social and affective aspects of the stream of consciousness) displayed on a canonical brain
rendering from side (A) and bottom (B) views. C-system regions displayed are lateral pre-
frontal cortex (C1), hippocampus and medial temporal lobe (C2), and posterior parietal cortex
(C3). X-system regions displayed are ventromedial prefrontal cortex (X1), nucleus accumbens
(X2), amygdala (X3), and lateral temporal cortex (X4). The hippocampus, nucleus accumbens,
and amygdala are subcortical structures that are displayed here on the cortical surface for
ease of presentation. Similarly, some structures are only displayed in one hemisphere even
though all structures exist in both hemispheres.’
50. De neuroloog Snoek heeft met zijn dissertatie (1989) eerder de bestuurskundige Van Heffen
(1993a, 1993b) geïnspireerd tot het vergelijkbare 2x2-onderscheid in problemen en situaties
zeker/onzeker en eenvoudig/complex, en de vier daarbij passende ‘routinematige’ (z/e),
‘diagnostische’ (z/c), ‘intuïtieve’ (o/e) en ‘lerende’ (o/c) strategieën voor beleidsontwerpen.
Van Heffen ontving daarvoor de Van Poelje-jaarprijs van de Vereniging Bestuurskunde.
De kunst van het autorijden_9.indd 31 23-9-2010 8:25:23
32. 32 De kunst van het autorijden
dit is een typisch geval, dus ik volg het passende script’, de beslissing in de
M-modaliteit is ‘Hmm, dit lijkt op die en die situaties, dus ik kan het beste
ongeveer zus en zo te werk gaan, maar ik moet goed opletten of dat ook
echt werkt, en dat zou ik daar en daar aan kunnen aflezen.’ Terzijde: u ziet
hier Aristoteles’ ‘phronimos’ aan het werk, zoals de bokstrainer in het eer-
der gepresenteerde citaat. Dus de A-modaliteit wordt gevolgd in de keuze,
maar de D-modaliteit wordt geactiveerd om te monitoren en eventueel bij
te sturen nadat de professional tot handelen is overgegaan. In de medi-
sche wetenschap heet dit ‘intuïtief redeneren’, in psychologie en neuro
wetenschap is men nog niet zover dat men er een eigen naam aan heeft
gegeven.51
Duidelijk is dat de M-modaliteit sneller tot handelingen leidt en
tegen minder kosten dan de D-modaliteit, maar meer tijd, moeite en ener-
gie kost dan de A-modaliteit. De Groningse neuroloog, praktiserend arts
en hoogleraar klinisch onderwijs prof. Snoek meent dat de M-modaliteit
‘in de praktijk het vaakst wordt toegepast en (...) in kracht toeneemt bij toe
nemende ervaring’.52
De Nijmeegse neuropsycholoog prof. Kolk beschrijft
ditzelfde in termen van ‘automatisme’ en ‘aandacht’ en ‘het gebruikelijke’
en ‘het geëigende’: automatisme als regel, en aandacht als je aanleiding
vindt om niet het meest gebruikelijke te doen.53
Resumerend: is de profes-
sional zeker van zijn zaak, dan kiest hij de A-modaliteit, is er sprake van
ook maar enige twijfel, dan volgt hij de M-modaliteit, en alleen bij uiterste
noodzaak opteert hij voor de D-modaliteit.54
– Bij de analyse en besluitvorming (AB) doet de professional een beroep op
drie soorten kennis. Hier komen we Aristoteles weer tegen.
Allereerst de materiekennis (MK in de figuur), de geconsolideerde, formele of
expliciete beroepskennis over het onderwerp of object, zoals te vinden in de
actuele vakliteratuur. Daarnaast de technische kennis (TK), de actuele, gecon-
solideerde beroepskennis over de interventiemogelijkheden, de methoden
en technieken van het vak, en de vaardigheid om deze toe te passen. Mate-
riekennis en technische kennis vormen samen de vakkennis (de v in de
eerder gepresenteerde formule van professionaliteit). Voorbeelden zijn de
standaarden en richtlijnen in de medische professie, de DSM in de psychia-
51. De psycholoog Klein is een uitzondering. Hij noemt dit het Recognition-Primed Decision
(RPD) Model (Klein, 1999, 2009).
52. Snoek, 2008, p. 16.
53. ‘Een ervaren automobilist hoeft niet na te denken over het besturen van haar auto. Aandacht
is pas weer nodig als er iets onverwachts gebeurt, bijvoorbeeld als de motor gaat haperen, of
als er een wegomlegging is. In zo’n geval maakt aandacht het mogelijk om op een ongebrui-
kelijke manier te reageren. Automatische processen bereiden de meest gebruikelijke reacties
op de omgeving voor. Aandacht maakt dat je niet per se het meest gebruikelijke doet, maar
het meest geëigende: dat wat op dat moment het meest in jouw belang is’ (prof. Herman
Kolk, NRC Handelsblad 13/14 februari 2009).
54. Zie, ter ondersteuning, ook Klein, 1999. Dit boek bevat talloze illustraties.
De kunst van het autorijden_9.indd 32 23-9-2010 8:25:23
33. I Professionaliteit 33
trie, en de jurisprudentie in de rechtspraak. Maar er is nog een derde vorm
van kennis, die we kunnen aanduiden als de eigen professionele ervarings-
kennis van de professional (PEK in de figuur). Dit is de ‘tacit knowledge’ van
Polanyi en de ‘phronèsis’ van Aristoteles. Naarmate de professional langer
zijn beroep uitoefent, doet hij ervaringen op in zijn professionele optreden,
de voorbereiding en de effecten daarvan. Die ervaringen bieden de moge-
lijkheid om algemeen geaccepteerde vakkennis te verfijnen, te nuanceren,
te specificeren, aan te vullen, ja zelfs te verbeteren. Dit is ook de ‘contri-
butory expertise’ à la Collins en Evans. Omdat de specifieke ervaringen
en hun reflectieve verwerking in belangrijke mate individueel zijn, is deze
professionele kennis vooralsnog particulier (en dus per definitie impliciete
kennis). De PEK bepaalt hoe er wordt geanalyseerd en hoe er keuzes wor-
den gemaakt, en op welke materiekennis en op welke technische kennis
een beroep zal worden gedaan. De PEK fungeert, met andere woorden, in
het handelen van de professional als de operationele autoriteit.55
Ruud van Nistelrooij heeft niet voor niets dr. Steadman in het verre Vail,
Colorado, VS uitgezocht om zijn kapitale knie te laten behandelen: die beschikt
over de laatste medisch-wetenschappelijke kennis (maar alle andere knie
specialisten óók), beheerst de techniek van de microfractuur als geen ander,
want hij heeft die zelf ontwikkeld en verfijnd (andere specialisten hebben die
operationele ervaring niet of in mindere mate), en heeft, dankzij een lange reeks
ervaringen, een indrukwekkende staat van dienst wat betreft het oplappen van
superstars met knieproblemen (daarin is Steadman vrijwel uniek). 100%-garan-
ties op volledige verbetering kan zelfs de meest succesvolle en best toegeruste
professional u overigens nimmer geven. Steadmans score ligt nu bij 80%.55
– Ervaringen leiden niet automatisch tot kennis. Dat vergt dat er wordt
geleerd van de ondervonden ervaringen. Dat leerproces vindt plaats via
de weg van professionele reflectie (R in figuur 1, R = reflectie). Ervaring is
het blootgesteld-zijn (geweest) aan situaties met professionele handelings-
noodzaak, bepaalde vormen van (opnieuw) reflectie leiden tot het trekken
en benutten van de lessen die daaruit kunnen worden getrokken. Wat neem
ik als professional mee voor het geval ik een volgende keer opnieuw in een
identieke of vergelijkbare situatie terechtkom? Wat moet ik dan zeker weer
doen, en wat kan ik voortaan beter niet doen (vandaar de + en de – bij
de terugkoppeling van handeling naar PEK in de figuur)? De Alaskaanse
ijszeeroeister Jill Fredston schrijft hierover: ‘(Mijn man en ik) hebben
geleerd om op grond van onze ervaring goede beslissingen te nemen, die
we vaak hebben opgedaan dankzij slechte beslissingen. Goede vrienden
55. Zie http://en.wikipedia.org/wiki/Microfracture_surgery.
De kunst van het autorijden_9.indd 33 23-9-2010 8:25:23
34. 34 De kunst van het autorijden
zijn omgekomen door dezelfde beslissingen in vergelijkbare situaties te
nemen. Het aanleren om een gedegen oordeel te vormen is de meest dra-
matische reis die we ooit hebben gemaakt.’56
Hebben we het eerder gehad
over de ‘onmiddellijke reflectie’, de R in figuur 1 verwijst naar evaluatieve
en naar metareflectie.
‘Evaluatieve reflectie’ vindt achteraf plaats, wanneer de gevraagde hande-
lingen zijn afgesloten. In de literatuur heet dat ‘reflection-on-action’ (Schön)
en ‘pro-active reflection’ (Seibert). Die laatste term geeft ook mooi de functie
weer van dit type reflectie. De bedoeling is om je kennisbasis uit te breiden
met ‘lessons learned’. Het gaat erom de productieve ervaringen expliciet
te krijgen.57
Zonder evaluatieve reflectie doe je steeds hetzelfde, herhaal
je domweg je kunstje, inclusief alle dingen die misgingen of beter hadden
gekund. Daarom zegt het aantal jaren ervaring of het aantal behandelde
gevallen op zich weinig over het te verwachten niveau van professionele
performance: ook voor werkervaring geldt dat kwaliteit belangrijker is dan
kwantiteit. Ervaring wordt pas relevant als zij wordt gevolgd door evalua-
tieve reflectie. Dertig jaar je rijbewijs, waarbij je steeds dezelfde fouten blijft
maken, is bij wijze van spreken minder waard dan drie jaar rijbewijs met
evaluatieve reflectie.58
Er zijn drie vormen van evaluatieve reflectie: solo (dus samen met jezelf), met
peers (collega’s, vakgenoten) en met een tutor of coach. Vooral die met een coach
en de soloreflectie (dus met jezelf als tutor) bleken in het onderzoek van Daude-
lin productief.58
Bij de soloreflectie blijkt een uurtje geconcentreerd terugblik-
ken, waarbij men notities maakt van hetgeen de opgedane ervaringen hebben
opgeleverd, ten positieve of ten negatieve, al voldoende te kunnen zijn. Dit kan
bijvoorbeeld in de vorm van een ‘professioneel dagboek’ dat regelmatig wordt
bijgewerkt. Ook helpt het verwoorden van het geleerde in informele gesprek-
ken met vertrouwden, zoals partners en vrienden (op het werk en/of in het
vak). Anders dan bij de onmiddellijke reflectie ontbreekt de spontane aandrang
tot reflectie bij gebreke van een actie die daartoe noopt. Voor evaluatieve reflec-
tie is enige dwang nodig, een die van buiten komt (een formeel of verplicht
reflectiemoment), of een die men zichzelf oplegt (zelfdiscipline).
‘Metareflectie’ beweegt zich op nog grotere afstand van de alledaagse actie en
het stellen en beantwoorden van de vragen hoe daar het beste van te maken.
Het gaat om het reflecteren over hoe men pleegt te reflecteren op zijn handelen,
56. Fredston, 2004, p. 217.
57. Seibert Daudelin, 1999, p. 183.
58. Seibert Daudelin, 1999, p. 157-171.
De kunst van het autorijden_9.indd 34 23-9-2010 8:25:23
35. I Professionaliteit 35
en heet daarom ‘reflection-on-practice’ (Schön) of ‘frame-reflection’ (Schön/
Rein): doe ik het reflecteren wel goed, kan dat misschien beter, hoe reflecteer
ik eigenlijk? Ook hier dus summatieve en formatieve vragen. Te denken is bij-
voorbeeld aan de vraag of men een bepaald karakteristiek patroon volgt, een
persoonlijke stijl die men zich heeft aangeleerd, of de ingeslepen gewoonte
van het aangrijpen van het eerste het beste idee, of een vraag als ‘Wat geef
ik systematisch geen aandacht, waar let ik eigenlijk nooit op?’ Dit is het type
reflectie dat het minste is onderzocht.59
Vanuit het oogpunt van professionali-
sering lijkt het niettemin van grote betekenis. Reflectie is de motor van profes-
sionele ontwikkeling, dus metareflectie lijkt belangrijk om zowel de ontwik-
keling van individuele professionals (hun professionele ontwikkeling) als de
professionele vooruitgang (van de professie als geheel) verder te brengen.
Er gebeurt heel veel intern als een professional aan het werk is. Maar profes-
sionals zijn niet helemaal op zichzelf aangewezen, zij hebben een professionele
omgeving waarbij zij te rade kunnen gaan (geïndiceerd door de twee buitenste
ringen in figuur 1). De professionele omgeving levert twee bronnen van voe-
ding en inspiratie, van nieuwe vakkennis, van geleidelijke vooruitgang van de
professie.
– De eerste bestaat uit de beroepsgroep als geheel (de buitenste ring in figuur 1),
en de vooruitgang die deze weet te boeken op het gebied van wetenschap
en techniek. De locaties waar de nieuwe kennis oorspronkelijk ontwikkeld
is, liggen meestal ver weg gezien vanuit de plek waar een willekeurige pro-
fessional zich bevindt: in researchlaboratoria van bedrijven en wetenschap-
pelijke instituten all over the world. Via publicaties, scholing en opleiding
worden nieuwe materiekennis en nieuwe technische kennis verspreid
onder professionals. Studie is de weg waarlangs de individuele professio-
nal op de hoogte blijft, in alle mogelijke vormen die daarvan bestaan. Dat is
soms makkelijker gezegd dan gedaan. De Raad voor de Volksgezondheid
en Zorg (RVZ) berekende onlangs bijvoorbeeld dat ‘specialisten dagelijks
tussen de vijftien en dertig artikelen (moeten) lezen om bij te blijven op
hun vakgebied; voor generalisten als huisartsen is dit een veelvoud’.60
Ik
herhaal: dagelijks – alsof ze daar de tijd voor hebben!
– De andere bron van voeding en inspiratie ligt voor professionals dichter
bij huis (de middelste ring in figuur 1), en bestaat uit de informatie, kennis,
inzichten, praktijken en dergelijke die zij kunnen ontlenen aan de contacten
met hun onmiddellijke collega’s, binnen de organisaties waarin zij werkzaam
zijn, plus de vakgenoten daarbuiten met wie zij regelmatig contact hebben
59. Reymen, 2003.
60. RVZ/CEG, 2008, p. 21.
De kunst van het autorijden_9.indd 35 23-9-2010 8:25:23
36. 36 De kunst van het autorijden
(via verenigingen, en oud-studiegenoten bijvoorbeeld).61
Silicon Valley is
een mooi voorbeeld van een situatie waarbij professionele vooruitgang
in hoge mate te danken is aan intraprofessionele interactie. Kortom, wat
huiselijk gezegd: kennis krijg je als professional niet alleen door de litera-
tuur te lezen en congressen te bezoeken, en door te reflecteren op eigen
ervaringen, maar ook en vooral door met vakcollega’s diepgaand over je
vak te praten. Beter is nog te zeggen: via de eerste weg neem je het ene type
kennis tot je, namelijk formele en expliciete kennis, via de laatste een ander
type, te weten informele en impliciete kennis die onmiddellijk relevant is
voor je eigen praktijk. Volgens de inzichten van Nonaka c.s. is die laatste
vorm van kennis actueler dan de formele kennis.62
Naast reflectie en studie
is derhalve intraprofessionele interactie de aangewezen weg om je professio-
nele performance te verbeteren.
Op een hoger aggregatieniveau, namelijk dat van alle professionals tezamen,
zorgt dit mechanisme ervoor dat voortdurend grenzen worden verlegd, en
kennis wordt toegevoegd aan het repertoire van elke professional. Over lan-
gere tijd gezien is er sprake van voortdurende professionele vooruitgang. Dat geldt
niet alleen voor de top, maar ook voor het ‘entree level’. Ook de minimum-
standaarden voor de goede uitoefening van de professie gaan voortdurend
omhoog. Een beginnend arts weet en kan nu veel meer dan een ervaren top-
arts een halve eeuw geleden, in vele sporten bereiken amateurs nu niveaus die
hun eerder olympische medailles zouden hebben opgeleverd, het befaamde
Oranjeteam rond Cruijff uit de jaren zeventig zou zich waarschijnlijk nu niet
kunnen kwalificeren voor enig internationaal toernooi.63
Vooralsnog is er geen
61. Dit is het terrein van het vakgebied kennismanagement, of zoals dat tegenwoordig heet: kennis
organisatie. Deze discipline is inmiddels aan haar derde generatie toe. Na de expertsyste-
men en de ‘communities of practice’ gaat de aandacht nu uit naar de ‘embeddedness’ van
kennisontwikkeling en kennistransfer. Kennis is zowel ‘embedded in practice’ als ‘social
embedded’, krijgt pas betekenis in de sociale omgeving waarin die kennis wordt toegepast
(‘shared practice’), is daarom ook in hoge mate impliciet, en kennisdeling vindt dientenge-
volge onverwachts en in informele circuits plaats. De dubbele ‘embeddedness’ van kennis zou
verklaren waarom verschijnselen als Silicon Valley of de zogeheten ‘creatieve klasse’ (zoals
in Amsterdam) zo succesvol werken. Of waarom ‘bier pizza meetings’ – waar collega’s op
informele basis van elkaars problemen, oplossingen en ideeën kennisnemen – wel werken
als ze op eigen initiatief plaatsvinden, voor eigen rekening en in eigen tijd, en niet werken
als het management ze gaat organiseren, modereren, of zelfs maar faciliteren. Zie Huysman,
2006.
62. Nonaka, Toyama Konno, 2000; Nonaka Toyama, 2007; http://de.wikipedia.org/wiki/
SECI-Modell.
63. ‘Ik heb laatst een dvd’tje met hoogtepunten uit de geschiedenis van het WK gezien. Dan zie je
Pele een actie maken, waarbij in mijn ogen wel erg passief wordt verdedigd. Moet je zien hoe
ze nu invliegen op Fabiano, de spits van Brazilië: met twee, drie man en anderhalve meter
hoog. Dan is het toch even veel knapper als je een doelpunt maakt’ (Oranjespits Robin van
Persie, Trouw 22 juni 2010).
De kunst van het autorijden_9.indd 36 23-9-2010 8:25:23
37. I Professionaliteit 37
enkele professie die hierop een uitzondering vormt, althans, ik ben die niet
tegengekomen.
De professionele paradox
Een van de paradoxale bevindingen van wetenschappelijk onderzoek naar
professionaliteit is dat volleerde, ervaren professionals minder hoeven na te
denken, en minder hoeven te redeneren, dan minder ervaren vakcollega’s, en
toch beter ‘scoren’ in termen van oplossingen en effectiviteit. Of, slechts een
andere formulering, dat zij (met zekerheid) een (effectief) antwoord geven
zonder precies te kunnen zeggen hoe zij daaraan komen. Het is een para-
dox, een schijntegenstelling, omdat zij, zoals we hebben gezien, niet alleen
de beschikking hebben over de D-modaliteit, maar kunnen terugvallen op
de A- en M-modaliteit van diagnose en besluitvorming. De logische argu-
mentatie (van probleem naar doel, van doel naar middelen, van analyse naar
plan, van plan naar actie), doorgaans gezien als het kenmerk bij uitstek van
rationaliteit, is bij topprofessionals niet afwezig, maar niet langer zichtbaar, ook
niet meer voor de professionals in kwestie zelf. Hun denk- en handelwijze is
niet non-rationeel, en al helemaal niet irrationeel.64
Sommigen, zoals de eer-
der aangehaalde Snoek (overigens in navolging van A.D. de Groot), noemen
dit ‘intuïtie’.65
Dat woord, die aanduiding, roept onherroepelijk associaties op
met emotionele, impulsieve reacties, met spiritualiteit, ingevingen of zelfs met
doorgevingen, associaties waarvan men zich bewust is en die De Groot en
Snoek toch ook nadrukkelijk willen vermijden.66
Het gaat hen slechts om de
deelverzameling die wikipedia ‘aangeleerde intuïtie’ noemt. Mij is dat een te
moeizame woordencombinatie, het woord intuïtie kan naar mijn mening beter
worden gemeden. Meer voor de hand ligt om te spreken van tacit rationality.67
In onze eigen taal zouden we dan kunnen zeggen dat professionals opereren
met een verborgen, verscholen of verzonken rationaliteit. Het gaat om een rationa-
liteit die, zoals Van Dale omschrijft, dieper ligt dan het zichtbare oppervlak,
die onder dat oppervlak ligt, onzichtbaar is geworden – vaak zelfs voor de
64. ‘(D)e “klinische blik” [is geen; AG] irrationeel en mystiek gebeuren, maar (...) een zeer effec-
tieve en efficiënte denkmethode (...), waaraan een proces van geldige informatieverwerking
ten grondslag ligt en die vooral is gebaseerd op ervaringskennis, opgedaan in de loop van
jaren’ (Snoek, 1989, p. 450). ‘I do not see any phenomena like what usually called intuition or
insight that cannot be explained by the process I call recognition’ (Simon, 1993, p. 404).
65. De Groots definitie: ‘intuïtie is een naam voor een regelgeleid cognitief opereren van een
persoon, waarbij de regels bestaan uit in het algemeen geldige, op ervaring gebaseerde heu-
ristieken, die de persoon zelf niet in detail kan expliciteren en/of objectief rechtvaardigen’
(geciteerd in Snoek, 1989, p. 213).
66. Zie Snoek, 1989 (in het bijzonder p. 213-216), 2008. Zie ook wikipedia (intuïtie/psychologie, en
intuition/knowledge).
67. Malterud (1995, p. 191) spreekt van de ‘tacit rationality of clinical interaction’.
De kunst van het autorijden_9.indd 37 23-9-2010 8:25:23
38. 38 De kunst van het autorijden
betrokken professional zelf. Het is hun ‘tweede natuur’ geworden – geworden,
het is immers niet aangeboren.
Professionele groei en ontwikkeling68
Wie observeert hoe professionals zich in diverse domeinen doorgaans ontwik-
kelen, doet een verrassende ontdekking. Die ontwikkeling vertoont namelijk
hetzelfde grondpatroon. Tabel 3 laat dit zien.
Tabel 3 De ontwikkeling van professionals in drie erkende professies
(NL, 2008)
Opleiding Accountant Advocaat Arts
Initieel • diverse h.o.-trajecten
• hbo, universiteit
• ≥ 4 jaar
• ‘master’
• Nederlands Recht
• universiteit
• 4 jaar
• ‘master’
• geneeskunde
• universiteit
• 6 jaar
• ‘basisarts’
Postinitieel • post-master RA prak
tijkstage
• ≥ 3 jaar
• advocaat in opleiding
• stage
• advocatenkantoor
• 3 jaar
• arts in opleiding
• specialisme
• opleidingsziekenhuis
• 3-6 jaar
Nascholing • ‘permanente educatie’
• verplicht
• (drie)jaarlijks
• ‘permanente opleiding’
• verplicht
• jaarlijks
• ‘(her)registratie’
• verplicht
• (vijf)jaarlijks
Bronnen: www.nivra.nl, www.advocatenorde.nl, http://orde.artsennet.nl.
Het begint met een initiële beroepsopleiding in het hoger onderwijs (univer-
siteit of hbo). Het diploma is het professionele equivalent van een rijbewijs.
Het verleent je de bevoegdheid tot het uitoefenen van een beroep, maar het
brengt je slechts basiskennis en basisvaardigheden bij. Eigenlijk zouden ook
de net afgestudeerde accountant en advocaat zich ook gewoon basisadvocaat
en basisaccountant moeten noemen. In beginsel weet en kan men wat men
moet weten en kunnen, althans in standaardsituaties. Na afronding van de
masteropleiding gaat de beginnende professional beroepshalve in de prak-
tijk aan de slag, maar onder leiding en toezicht van een ervaren vakgenoot
– opleider, patroon of (stage)meester geheten – die de nog immer elementaire
vakmatige en praktische kneepjes van het vak bijbrengt. Dit gebeurt door-
gaans in een mix van cursussen (‘bijscholing’) en praktijktraining, waarvan
de totale doorlooptijd nauwelijks onderdoet voor die van de initiële opleiding.
Na afloop van de postinitiële fase duurt het nog enige jaren voordat men het
vak inderdaad onder de knie heeft. Wanneer dat punt wordt bereikt, ligt de
oorspronkelijke beroepskeuze inmiddels zo’n twaalf tot vijftien jaar achter de
68. Voor een indringende beschrijving van de ontwikkeling van artsen, zie Groopman, 2007.
De kunst van het autorijden_9.indd 38 23-9-2010 8:25:23
39. I Professionaliteit 39
rug, en is het zeker tien jaar geleden dat men is afgestudeerd. Over die tien
jarige minimumperiode van opleiding en training (‘Simon’s Rule’) bestaat een
opmerkelijk grote overeenstemming.69
Wat wij hier zien, is in grote lijnen ook waarneembaar in andere dan de
drie genoemde professies, zoals architectuur en consultancy, zij het doorgaans
lang niet zo geformaliseerd als in deze drie gevallen.70
Het is geen toeval dat dit grondpatroon zich overal vertoont. Mijn favoriete
verklaring is dat het te maken heeft met de logische, bijna natuurlijke ontwik-
keling van professionals. In de kern luidt de verklaring dat het professioneel
mechanisme (of de professionele modus operandi) vele malen doorlopen moet
worden, wil de professional zich vanaf het basisniveau verder ontwikkelen in
zijn vak. In alle opzichten: hij moet veel praktische ervaring opdoen en daarop
reflecteren, zodat zijn professionele ervaringskennis toeneemt, veel professio-
neel relevante contacten hebben met meer ervaren en gereputeerde collega’s
(ten behoeve van de professionele ervaringskennis en de vakkennis), en de
vakliteratuur bijhouden en congressen bezoeken om de formele vakkennis bij
te houden. Gaandeweg (maar niet automatisch) groeit de professional aldus in
zijn vak. U kunt deze professionele groei enigszins vergelijken met de ontwik-
keling die u zelf hebt doorgemaakt als autorijder. U bent begonnen als welis-
waar bevoegd, maar nauwelijks bekwaam automobilist, voor wie het autorijden
veel aandacht en energie kost, en die dientengevolge vaak behoorlijk vermoeid
op de plaats van bestemming arriveert. Tegenwoordig kost het autorijden u
weinig of geen moeite, rijdt u op de automatische piloot (het X-systeem in uw
hersenen), bijna op intuïtie, en hebt u tijd te over om ook andere dingen te doen
(onderhoud van de luchtwegen in uw neus, een telefoontje, vergadering of les
voorbereiden, stress verwerken of voorkomen, enzovoort). Een Amerikaanse
arts heeft dat eens in een PowerPoint slide geschetst (zie figuur 3). Hij deed dit
om te illustreren hoe de individuele groei van de medische professionaliteit
zich ontwikkelt. Hij gebruikt hiervoor een model dat oorspronkelijk ontwik-
keld is om de professionele groei van straaljagerpiloten in beeld te brengen:
69. Simon Chase, 1973; Ericsson, 1996; Halverson, 2002, p. 67, Ericsson, 2006.
70. Zo biedt de Bond van Nederlandse Architecten wel nascholingscursussen aan, maar die zijn
(op moment van schrijven) niet verplicht. Met ingang van 2012 echter is twee jaar prakti-
sche beroepservaring (onder begeleiding van een mentor) naast verplichte bijscholing voor-
waarde om zelfstandig als architect te mogen opereren. Organisatieadviseurs kennen een
wel heel informeel traject. De beroepsvereniging OOA verklaart professionele ontwikkeling
een zaak van ‘persoonlijke voorkeur en het (individueel) ondernemersbelang’ (BoKS 2.0,
p. 27, www.ooa.nl). In de praktijk is het gebruikelijk dat jonge practici, al dan niet in overleg
met de werkgever, hun eigen jaarlijkse opleidingenpakket kiezen. Het aanbod oogt omvang-
rijk en zeer divers (zie Management en Consulting 2008, nr. 2).
De kunst van het autorijden_9.indd 39 23-9-2010 8:25:23
40. 40 De kunst van het autorijden
het zogenoemde Dreyfus-model.71
Inmiddels vormt het in de Verenigde Staten
de grondslag voor de accreditatie van opleidingsziekenhuizen.72
Het is in de
25 jaar van zijn bestaan dus een gezaghebbend model geworden.
Figuur 3 ‘De weg naar meesterschap’ in het autorijden73
Dreyfus Model Applied to Driving
Stage Characteristics Assessment
Novice Rules – pedals, gauges, steering wheel, etc.
Advance
Beginner
Rules + situation – on the road
Competent Capable of handling a wide variety of situations –
usually with thinking
Dmv – cognitive test road test
Proficient Mostly intuitive – occasional needs to think in difficult
situations
Master Drives without thinking
Loves the challenge
In de laatste versie (2005) kent dit model zes ontwikkelingsniveaus (zie tabel 4):
1. Beginneling (of noviet). Heeft geen noemenswaardige ervaring, is in
opleiding, is leerling. De beginneling leert van een instructeur. Leert een
programma dat hem vertelt welke taaksituaties hij kan tegenkomen, hoe
hij die kan classificeren, en wat hij dan van geval tot geval moet doen. Dit
is de student in de eerste jaren van zijn opleiding.
2. Gevorderde beginner. Heeft enige ervaring, zij het heel beperkt. De student
leert, uit zichzelf of dankzij de instructeur, de verschillende situaties snel
te herkennen. Terwijl de automobilist aan het begin van zijn opleiding leert
dat hij moet schakelen naar de volgende versnelling als de snelheidsmeter
een bepaald getal passeert, pikt de gevorderde beginner al snel op dat hij
ook kan letten op het geluid dat de motor maakt. Hij gaat schakelen op
gehoor, en kan de ogen reserveren voor het waarnemen van wat er op de
weg gebeurt. Dit is de gevorderde student: hij kan sneller trefzeker werken,
71. Dreyfus Dreyfus, 1980; Dreyfus, 2003/2008, 2005 (een boekpublicatie is in voorbereiding;
e-mail MIT Press aan AG, 24 januari 2008). Zie ook Benner, 1984, 1999, 2001 (Nederlandse
vertaling Benner, 2006), Flyvbjerg, 2001; Collins Evans, 2007.
72. Batalden, Leach, Swing, Dreyfus Dreyfus, 2002.
73. Ontleend aan de presentatie van S.M. Kozakowski MD op de Faculty Development Day
(18 april 2007) van de University of Medicine and Dentistry of New Jersey/Robert Wood
Johnson Medical School (UMDNJ/RWJ), slide 59 (11 januari 2008).
De kunst van het autorijden_9.indd 40 23-9-2010 8:25:23
41. I Professionaliteit 41
bijgevolg meer volume aan, en ook nog eens complexere taken/opdrachten
dan de jongerejaars.
3. Competente starter. Heeft eerste ervaringen opgedaan, in alle veelvoor
komende situaties die hij als professional zal tegenkomen. In al die situa-
ties weet hij wat hij moet doen, en heeft hij geoefend. Die situaties heeft hij
echter gestructureerd, of modulair, dus stuk voor stuk afzonderlijk, leren
kennen. Hij weet, ook modulair, wat hij van geval tot geval moet doen.
Hij weet veel, kan ook het nodige, maar alleen zo gauw hij de situatie kan
classificeren waarin zijn optreden wordt gevraagd. Dit is het niveau van
iemand die zojuist zijn rijbewijs heeft gehaald, of van de basisarts, meer
algemeen: de versgediplomeerde basisprofessional. Het competentieniveau
wordt aardig geïllustreerd door dit onderzoeksresultaat: automobilisten
die zojuist hun rijbewijs hebben gehaald (hooguit een halfjaar), voorzien in
een gecontroleerd laboratoriumexperiment 36% van de potentiële gevaren
in de verkeerssituaties waarin zij komen te verkeren.74
Verderop vertel ik
de score van zeer ervaren automobilisten.
4. Onze professional-to-be is echter pas waarlijk competent als hij zijn aan-
geleerde competenties toont in een ongestructureerde, onbekende, en voor
hem dus totaal nieuwe situatie. Hij moet steeds opnieuw bepalen welke
module van toepassing is (of welke van toepassing zijn) en daarnaar hande-
len, en voortdurend attent zijn op relevante veranderingen in de situatie, en
daar dan weer zijn handelen op afstemmen. Dit gaat aanvankelijk gepaard
met onzekerheid, en levert ook gevoelens van angst en van vermoeidheid
op. Je staat er alleen voor, jij bent in je eentje verantwoordelijk voor wat er
gebeurt, en wat daarvan de gevolgen zijn. Echter, oefening baart kunst, ook
hier. Na verloop van tijd blijkt onze professional in wording zich steeds
makkelijker staande te kunnen houden. Hij ontleent daar zekerheid aan en
krijgt er zelfs plezier in.
Zulke complexe automatismen ontstaan volgens Dreyfus indien en voor
zover je emotioneel investeert in je activiteiten (emotional involvement). Je
gaat niet alleen met je hoofd, maar ook met je hart te werk, zowel in de
permanente scan van de situatie waarin je opereert, als in de beslissingen
die je steeds opnieuw neemt. Dergelijke investeringen renderen alleen als
je veel en vaak de relevante activiteiten en werkzaamheden opzoekt. Na
brede en langdurige ervaring te hebben opgedaan ontstaat gaandeweg vak
bekwaamheid – het vierde niveau van professionaliteit. Lerend van goede
en slechte ervaringen, reflecterend op wat er goed en fout ging, proberend
daar lessen uit te trekken ‘voor een volgende keer’. Gaandeweg ontwikkelt
zich een fijn gevoel voor nuances in de situaties waarin onze professional
nu eenmaal moet opereren. In één oogopslag ziet hij wat hij zeker niet moet
74. Geciteerd in Klein, 2009, p. 159-160.
De kunst van het autorijden_9.indd 41 23-9-2010 8:25:23
42. 42 De kunst van het autorijden
doen, en wat daarentegen wel kansrijke handelingsopties zijn. Neurologen
en neuropsychologen zouden nu zeggen dat je overschakelt van het ene,
beredenerende systeem (het deliberatieve systeem, of D-modaliteit) op de
andere, snellere systemen in je brein (het automatische of het gemengde
systeem, A- of M-modaliteit). Een schaker voelt bijvoorbeeld dat het tijd
wordt voor de aanval, maar puzzelt bij de vraag wat de beste voortzetting
is. Met andere woorden: een intuïtieve inschatting van de situatie wordt
gevolgd door een fase van rationele afweging van handelingsalternatieven.
Dit is het niveau dat professionals bereiken na enige jaren intensieve prak-
tijkervaring.
Een experiment van Starling (1987) laat zien dat dit ook voor bestuurskundigen
geldt. Vier ervaren ambtenaren (gemiddelde leeftijd 52 jaar, ten minste 15 jaar
overheidservaring) en vier bestuurskundestudenten (gemiddeld 22 jaar oud,
geen overheidservaring) kregen allen zeven identieke opgaven voorgelegd. Zij
moesten hardop redenerend aangeven hoe zij de opgaven zouden aanpakken
en welke oplossing zij zouden kiezen. De uitslag:
– In alle gevallen refereerden experts aan prototypes, en de ‘groentjes’ alleen
bij hoge uitzondering.
– De studenten volgden een lineaire strategie (achtereenvolgens: wat is het
probleem, wat zijn de opties, welke is de beste?), terwijl de experts vrijwel
non-lineair reageerden en steeds combinaties van probleem en bijbeho-
rende oplossing benoemden.
– De ervaren ambtenaren kwamen steeds (op één geval na) met slechts één
oplossing op de proppen, terwijl de studenten vaak ook alternatieven had-
den bedacht.
– ‘Experts’ hadden minder dan de helft van de tijd nodig die studenten
ervoor uittrokken.
5. Vakmanschap. Een volleerde professional maakt niet alleen een intuïtieve
analyse van de situatie, en vertrouwt daarop, maar ook de keuze van ‘wat
te doen’ gebeurt op gevoel, en dat gevoel volgt de volleerde blindelings.
Dreyfus: ‘Hij lost geen problemen op. Hij denkt niet eens na. Op grond
van zijn brede en lange ervaring doet hij iets dat hij als adequaat heeft leren
kennen, en heel vaak blijkt dat ook te kloppen.’ Zo iemand heeft de lessen,
ervaringen, reflecties, inclusief de lering die hij heeft getrokken uit succes-
sen en mislukkingen, in zich opgeslagen, ‘laten inzinken’, zegt Dreyfus zelf.
Op basis daarvan handelt de volleerde professional adequaat, trefzeker en
De kunst van het autorijden_9.indd 42 23-9-2010 8:25:23