2. zouten
• Herhaling:
Oplosvergelijking:
- Normaal: geen H2O voor de pijl.
Geld bij alle zouten die oplossen in water en
niet reageren met water.
.
3. • - Stoffen die reageren met water: zouten
Na2O K2O, BaO en CaO. Staat wel water
voor de pijl. De oxide die vrijkomt bij
oplossen reageert direct met water.
VB Geef de oplosvergelijking van CaO
4. zouten
- zouten die in aanwezigheid van CO2 en H2O
oplossen.
Voorbeeld:
CaCO3 (s) + H2O(l) + CO2(g)
Ca2+ (aq) + 2 HCO3- (aq)
- http://www.youtube.com/watch?v=Z2IDakz7I
60
7. zouten
• Welke ionen zijn aanwezig in beide
oplossingen?
• Na+ Pb2+ I- NO3-
• Welke reactie vindt plaats?
Zet de mogelijkheden in een kruistabel
8. Zouten
BINAS 45A
Na+ I-
Pb2+ - s
NO3- g -
of
Na+ Pb2+
I- g s
NO3- g g
9. zouten
• Reactie vergelijking wordt:
• Pb2+ (aq) + 2 I- (aq) PbI2 (s)
• Dit is een voorbeeld van een neerslag
vergelijking.
• In de buis ontstaat een suspensie.
Oplossingen bevatten ionen. Schrijf deze op en
niet de notatie van de vaste stof.