12. Piek ziet een ei.
Het is een heel raar ei.
Voorbeeldverhaal 1
Tik, tik!
Wie komt er uit het ei?
Dag! Ik ben Tuut, zegt het dier.
Piek loopt weg.
Tuut loopt met hem mee.
13. Tim rijdt met zijn bus door de
straat. Toet, toet!
Voorbeeldverhaal 2
Het is druk.
De bus kan er niet door.
Midden op de weg staat een groot
ding. Het beweegt en maakt geluid.
‘Help!’ roept een vrouw.
Tim stapt uit.
14. Vis Blub zwemt in zijn kom.
Blub, blub!
Voorbeeldverhaal 3
Blub verveelt zich.
Hij denkt aan de zee.
Blubt droomt van zijn vrienden in
de zee. Hier zie je ze.
‘Wat gaan we doen?’ vraagt Blub.
‘Ik heb zin in een avontuur.’
15. Op de heuvel staat een boom.
De boom heeft brede takken.
Voorbeeldverhaal 4
Uit de lucht komt een ufo omlaag.
Krak! Hij landt midden in de boom.
De deur gaat open.
Knonk kijkt omlaag.
‘Hoe komen we beneden?’ vraagt hij.
Zijn vriend Duddel kijkt ook
omlaag. Hij krabt op zijn hoofd.