Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Middle management boek 1&2 nwe 3
1. Oefenexamen Middle Management
1 De tijd dat een product op de markt blijft, is
afhankelijk van vraag en aanbod. Primair is belangrijk
of afnemers een nieuw product accepteren. De
levensduur van een product noemen we:
A.Productlevenscyclus
B.BCG Matrix
C.Productlevensduur
D.Productontwikkeling
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
2. 2 De marketingomgeving waarop een organisatie
geen of minder invloed heeft noemen we:
A.Interne marketingomgeving
B.Externe marketingomgeving
C.Directe marketingomgeving
D.Indirecte Interne marketingomgeving
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
Oefenexamen Middle Management
3. 3 Als een onderneming geen onderscheid maakt
tussen verschillende groepen afnemers en één
marketing programma voert voor alle afnemers, dan
past zij een … toe.
A.Marktsegmentatie
B.Gedifferentieerde marktstrategie
C.Ongedifferentieerde marktstrategie
D.Segmentatie strategie
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
Oefenexamen Middle Management
4. Oefenexamen Middle Management
4 Wat is geen onderdeel van het
kwaliteitsmanagement?
A.INK
B.TQM
C.MANS
D.SMART
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
5. Oefenexamen Middle Management
5 Het Ishikawadiagram en de Pareto-analyse zijn:
A.Ishikawa is kwalitatief en Pareto kwantitatief
B.Ishikawa is kwantitatief en Pareto kwalitatief
C.Ishikawa is kwantitatief en Pareto kwantitatief
D.Ishikawa is kwalitatief en Pareto kwalitatief
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
6. Oefenexamen Middle Management
6 Het Giveg keur is een keurmerk voor:
A.Water toestellen
B.Elektrische toestellen
C.Elektrostatische toestellen
D.Gas toestellen
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
8. Oefenexamen Middle Management
8 De technische voorraad is:
A.Nodig voor het ongestoorde verloop van het
productie en/of verkoopproces
B.Als er meer aanwezig is dan de normale voorraad
C.De aanwezige voorraad met de voorinkopen en
verminderd met de voorverkopen
D.De voorraad die aanwezig is
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
9. Oefenexamen Middle Management
9 Beoordeel de volgende 2 stellingen:
I.Door de liquiditeit kan de winstgevendheid worden
beoordeeld.
II.De Solvabiliteit kan worden vergroot door het
aflossen van de lening.
A. Beide stellingen zijn juist
B. Stelling I is juist en stelling II is onjuist
C. Stelling I is onjuist en stelling II is juist
D. Beide stellingen zijn onjuist
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
10. Oefenexamen Middle Management
10 Welk aspect heeft niet te maken met de
betrouwbaarheid van het informatiesysteem?
A.De kosten die zijn verbonden aan de uitbesteding
B.De flexibiliteit van het systeem
C.De veiligheid van het systeem
D.De juistheid van de gegevens
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
11. Oefenexamen Middle Management
11 Beoordeel de volgende twee stellingen:
I.Wanneer in een informatiesysteem wordt gekozen
voor een standaardapplicatie is outsoursing niet aan
de orde.
II.Bij de afweging tussen tijdigheid, juistheid en de
veiligheid van gegevens dienen de veiligheids-eisen te
allen tijde het zwaarst te wegen.
A.Beide stellingen zijn juist
B.Stelling I is juist en stelling II is onjuist
C.Stelling I is onjuist en stelling II is juist
D.Beide stellingen zijn onjuist
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
13. Oefenexamen Middle Management
13 De ondernemingsraad heeft:
A.Recht op advies
B.Instemmingrecht
C.Initiatierecht
D.Recht op informatie
E.Overlegrecht
F.Vergaderrecht
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
14. Oefenexamen Middle Management
14 Zet de juiste actief en passief posten (1 t/m 6)bij de volgende begrippen
vanuit het basismodel bestemd voor BV’s en NV’s:
1.Vaste Activa 4. Vlottende Activa
2.Eigen Vermogen 5. Voorzieningen
3.Langlopende schulden 6. Kortlopende schulden en overlopende activa
A. Immatriële vaste activa
B. Voorraden
C. Crediteuren
D. Debiteuren
E. Vorderingen en overlopende activa
F. Effecten
G. Liquide middelen
H. Agio
I. Herwaarderingsreserve
J. Wettelijke en statutaire reserves
K. Overige reserves
L. Hypotheek
M. Kredieten.Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
15. Oefenexamen Middle Management
15 Beoordeel de volgende twee stellingen:
I.Vlottende activa zijn activa die 1 productieproces
meegaan.
II.Financiële vaste activa zijn vorderingen met een
duurzaam karakter, zoals langlopende leningen en
deelnemingen.
A.Beide stellingen zijn juist
B.Stelling I is juist en stelling II is onjuist
C.Stelling I is onjuist en stelling II is juist
D.Beide stellingen zijn onjuist
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
16. Oefenexamen Middle Management
16 Als wij “de liquide middelen optellen bij de vlottende
activa min de voorraden en delen door de schulden op
de korte termijn”, dan berekenen wij:
A.De solvabiliteit
B.De working capital ratio
C.De current ratio
D.De quick ratio
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
17. Oefenexamen Middle Management
17 Als er een nieuw industrieterein word gebouwd in
de buurt van een friettent dan is dit binnen de Swot
analyse een:
A.Strengths
B.Weaknesses
C.Oppertunities
D.Threats
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
18. Oefenexamen Middle Management
18 Ansoff onderscheidt 1 Marktpenetratie, 2
Productontwikkeling, 3 Marktontwikkeling en 4
Diversificatie. Zet bij de onderstaande stellingen de
juiste getallen volgens Ansoff:
A.We willen dieper doordringen op onze bestaande
markten
B.We krijgen een nieuwe verpakking die onze klanten
beter aanspreekt
C.AH heeft veel marktaandeel in Nederland en gaat
nu België veroveren
D.Een voetbal stadion gaat aanhangers verhuren
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
19. Oefenexamen Middle Management
19 Kies het juiste antwoord:
A.Bij een “markt- en klantoriëntatie” is men naar
binnen gericht en bij “product- en verkoop-oriëntatie”
is men erg naar buiten gericht.
B.Bij een “markt- en klantoriëntatie” is men naar
binnen gericht en bij “product- en verkoop-oriëntatie”
is men erg naar binnen gericht.
C.Bij een “markt- en klantoriëntatie” is men naar
buiten gericht en bij “product- en verkoop-oriëntatie” is
men erg naar binnen gericht.
D.Bij een “markt- en klantoriëntatie” is men naar
buiten gericht en bij “product- en verkoop-oriëntatie” is
men erg naar buiten gericht.Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
20. Oefenexamen Middle Management
20 Na de tweede wereldoorlog is de TQM-filosofie op grote
schaal toegepast. Dit gebeurde vooral in de Japanse industrie.
Deze eerste Pioniers verwierven grote bekendheid als
kwaliteitsdeskundigen. Zij worden beschouwd als de
grondleggers van het moderne kwaliteitsmanagement. In hun
kwaliteitsbenadering stellen zij de klant centraal, zijn behoeften
en wensen horen het uitgangspunt te zijn. Wie van de
onderstaande namen is geen Kwaliteitspionier?
A.W.E. Deming
B.J.M. Juran
C.C.H. Kunsman
D.W. Edwards
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
21. Oefenexamen Middle Management
21 Beoordeel de volgende twee stellingen:
I.Is het informatiesysteem gericht op het doel dat we
voor ogen hadden?
II.Is het inderdaad mogelijk dat doel te realiseren
met behulp van dit systeem?
A.I is de doelmatigheid en II de doeltreffendheid
B.I is de doeltreffendheid en II de doelmatigheid
C.Beide zijn doelmatigheid
D.Beide zijn doeltreffendheid
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
22. Oefenexamen Middle Management
22 Beoordeel de volgende twee begrippen:
I. Efficiënt
II. Effectief
A.I is de doelmatigheid en II de doeltreffendheid
B.I is de doeltreffendheid en II de doelmatigheid
C.Beide zijn doelmatigheid
D.Beide zijn doeltreffendheid
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
23. Oefenexamen Middle Management
23 Als men kiest voor een compromis dan is het belang bij de
relatie en het resultaat volgens de reactietabel van het
conflictgrid:
A.Belang bij de relatie is hoog en bij het resultaat is hoog
B.Belang bij de relatie is laag en bij het resultaat is laag
C.Belang bij de relatie is neutraal en bij het resultaat is neutraal
D.Belang bij de relatie is laag en bij het resultaat is hoog
E.Belang bij de relatie is hoog en bij het resultaat is laag
F.Belang bij de relatie is neutraal en bij het resultaat is laag
G.Belang bij de relatie is laag en bij het resultaat is neutraal
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
24. Oefenexamen Middle Management
24 Als na een voetbal wedstrijd hooligans gaan
vechten dan zouden we kunnen zeggen dat dit een:
A. Interpersoonlijk conflict is
B. Intra-groepconflict is
C. Extra-groepconflict is
D. Inter-groepconflict is
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
25. Oefenexamen Middle Management
25 Zet bij volgende begrippen uit de theorie van
Maslow of dit de 1e
, 2e
, 3e
, 4e
, 5e
of 6e
stap is:
A.Zelfrealisatie
B.Waardering
C.Geborgenheid
D.Status
E.Sociale acceptatie
F.Veiligheid
G.Zekerheid
H.Fysiologische behoeften
I.Basisbehoeften
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
26. Oefenexamen Middle Management
26 De theorie van Herzberg bouwt voort op die van
Maslow. Welke verdeling van niveaus kent hij?
A.1,2,3 en 4,5
B.1,2 en 3,4,5
C.1 en 2,3,4,5
D.1,2,3,4 en 5
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
27. Oefenexamen Middle Management
27 Eén slechte eigenschap of één slechte ervaring
kleurt het totale oordeel “negatief”. Er is hier sprake
van:
A.Projectie
B.Halo effect
C.Horn effect
D.Stereotyping
E.C-scores
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
28. Oefenexamen Middle Management
28 Welke stelling over Collectieve
arbeidsovereenkomsten is niet waar?
A.Een CAO bevat een standaardraamwerk voor de
arbeidsovereenkomsten in een bepaalde branche
B.Een CAO bevat een standaardraamwerk voor de
arbeidsovereenkomsten is een bepaalde sector
C.Als de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid de CAO verbindend verklaart, geld
deze voor de hele bedrijfstak
D.Individuele arbeidsovereenkomsten mogen voldoen
aan de bepalingen van het BW en van een eventuele
CAOBart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
29. Oefenexamen Middle Management
29 Beoordeel de volgende twee stellingen:
I.Het systematisch zoeken naar oplossingen voor
praktische problemen binnen een bedrijf.
II.Het systematisch uitwerken van bedrijfsideeën of
het verder ontwikkelen van eigen of andermans
resultaten tot geheel nieuwe of wezenlijk verbeterde
producten, diensten of productieprocessen.
A.I is research II is development
B.II is research I is development
C.Beide zijn research
D.Beide zijn development
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3
30. Oefenexamen Middle Management
30 De convocatie is:
A.De notulen van een vergadering
B.De besluitvormingstypologie van een vergadering
C.De uitnodiging voor een vergadering
D.De internationale benaming voor een
besluitvormende vergadering
Bart Dijkema Boek 1&2 nwe 3