6. BASISBEHOEFTES
1. lichamelijke behoefte
2. behoefte aan affectie
3. behoefte aan veiligheid, duidelijkheid, continuïteit
4. behoefte aan erkenning
5. behoefte om zich als kundig te ervaren
6. behoefte aan zingeving
7. SIGNALEN VAN
WELBEVINDEN
Genieten en Plezier beleven
kinderen glunderen
kinderen babbelen spontaan
kinderen lachen
kinderen doen gek
kinderen zingen
…
Marie zit samen met Lore in een boekje te kijken. Ze zitten dicht
naast elkaar, gezellig op de kussens. Marie draait de bladzijden
om, om beurten duiden ze iets aan op de prenten en benoemen ze
het. Af en toe zijn ze stilletjes aan het giechelen. Ze genieten.
8. SIGNALEN VAN
WELBEVINDEN
Ontspanning en innerlijke rust
kinderen lijken ontspannen (niet verkramp of gespannen)
kinderen voelen zich op hun gemak
kinderen stralen iets vredig uit
…
Guust komt met opgewekte pas de opvang binnen. Hij geeft zijn mama
nog een kusje, zet zijn tas neer, en haalt er een auto uit om aan de
begeleidster te tonen. In zijn enthousiasme rijdt hij er per ongeluk mee
tegen de deur. Hij kijkt even op, lacht een beetje, ziet dat de begeleidster
niet boos is, en speelt verder.
9. SIGNALEN VAN
WELBEVINDEN
Vitaliteit
kinderen hebben een levendige blik
kinderen stralen
kinderen hebben een expressief gezicht
kinderen hebben een trotse houding (neemt ruimte in)
kinderen maakt een fitte indruk (intiatiefrijk)
…
De sint is langsgekomen in de opvang, en Floor kan haar ogen
niet geloven. Ze kijkt met grote ogen naar de tafel waarop de
nieuwe verkleedkleren liggen. Ze vraagt aan de begeleider of ze
dat van Sneeuwwitje eens mag aandoen. Ze is helemaal in de
wolken, draait ermee in het rond, huppelt naar de spiegel, en
bekijkt zichzelf met stralende ogen van top tot teen.
10. SIGNALEN VAN
WELBEVINDEN
Openheid
kinderen zijn nieuwsgierig
kinderen nemen initiatief om contact te maken met anderen
kinderen staan open voor nieuwe dingen (situaties, speelgoed, begeleiders,…)
kinderen gaan in op uitnodiging ( zich afsluiten, wegtrekken)
kinderen voelen zich veilig
…
De onthaalmoeder vertelt dat er vandaag een nieuwe baby naar de
opvang komt. Lies is dadelijk kandidaat om voor het kindje te ‘zorgen’.
Wanneer de mama met het kindje binnen komt, loopt ze erop af, zegt
ze hoe lief ze hem vindt, vraagt ze hoe hij heet, en duwt ze een
rammelaar in zijn handjes.
11. SIGNALEN VAN
WELBEVINDEN
Spontaniteit, zichzelf zijn
kinderen durven ruimte innemen
kinderen durven zichzelf zijn
kinderen durven zich te tonen
kinderen stellen vragen
kinderen kiezen voor wat ze leuk vinden
kinderen durven ‘neen’ zeggen
…
Wanneer de moeder van Irene de opvang binnen komt, springt Irene
recht van de stoel waarop ze zat rond te kijken, loopt naar de automat, begint al van ver te roepen dat ze met de auto’s heeft
gespeeld, loopt achter een ander kind rondjes rond de tafel, en gooit
zich dan in de armen van haar mama. De begeleidster staat vol
verwondering te kijken naar het schouwspel... zo hebben ze de stille
Irene nog nooit gezien.
12. SIGNALEN VAN
WELBEVINDEN
Spontaniteit, zichzelf zijn
kinderen durven ruimte innemen
kinderen durven zichzelf zijn
kinderen durven zich te tonen
kinderen stellen vragen
kinderen kiezen voor wat ze leuk vinden
kinderen durven ‘neen’ zeggen
…
Wanneer de moeder van Irene de opvang binnen komt, springt Irene
recht van de stoel waarop ze zat rond te kijken, loopt naar de automat, begint al van ver te roepen dat ze met de auto’s heeft
gespeeld, loopt achter een ander kind rondjes rond de tafel, en gooit
zich dan in de armen van haar mama. De begeleidster staat vol
verwondering te kijken naar het schouwspel... zo hebben ze de stille
Irene nog nooit gezien.
13. VOORWAARDEN VOOR
WELBEVINDEN
Zelfvertrouwen, een positief zelfbeeld
-het kind is weerbaar
-het kind is assertief
een baby huilt als een ander kind iets afpakt
een peuter maakt zich boos als een ander kind met zijn speelgoed speelt en pakt
het terug
In voeling zijn met zichzelf
-voortdurend in contact met eigen ervaringsstroom
-emoties vinden onmiddellijk een uitweg
-vol functioneren (vrij van opgekropte spanning en emoties)
Boris is een stil, teruggetrokken kind. Hij zit vaak in de groep, zonder deel te nemen
aan het gebeuren. Wanneer hij op het kussen wil gaan zitten voor het verhaal, duwt
Lowie hem weg. Boris gaat wat verderop zitten. Tijdens het eten probeert Maxime
voortdurend de stukjes vlees uit Boris zijn bord te halen. Boris laat het gebeuren.
Buiten pakt Lander snel de loopfiets die Boris net wou nemen. Boris gaat aan de
kant zitten. Wanneer zijn papa Boris komt ophalen, gooit Boris zich op de
grond, begint teroepen dat hij zijn jas niet wil aandoen, stampt naar vader, die hem
uiteindelijk stevig oppakt, en mee naar huis sleurt.
14. EEN STELLING
In het streven naar welbevinden moeten we oppassen voor
verwennerij. We mogen niet aan alles toegeven. Het is
zoeken naar een gulden middenweg. We vermijden natuurlijk
teveel frustratie maar confronteren kinderen beter al
onmiddellijk met het feit dat het leven geen „kermis‟ is.
15. EEN STELLING
Deze stelling klopt niet.
-werken aan welbevinden ≠ verwennen
≠ alles geven wat ze vragen
-kinderen hebben zelf een taak in werken aan welbevinden
basisbehoefte ‘zichzelf als kundig ervaren’ kan een kind alleen zelf tot stand
brengen. Complimenten helpen maar het ‘ervaren van je kunde’ is een
persoonlijk proces. Kinderen moeten hier zelf EXPLOREREN, INITIATIEF
nemen en hun competenties actief inzetten.
16. BELANG VAN
WELBEVINDEN
WB maakt een persoon sterker
een kind met een hoog welbevinden vond een manier van
omgaan met wereld, die de basisbehoeften bevredigt
een voortdurend laag WB leidt tot
psychische problemen
• gevoelens verdringen, vervreemden van zichzelf
• aantasting van zelfvertrouwen
• onaangepast gedrag
(hangerig, angstig, agressief, huilerig,…)
• terugval in ontwikkeling
• …
PAS OP : niet elke frustratie leidt tot een
emotioneel probleem !
17. BETROKKENHEID
Clara (19 md) speelt met de Duplo. Ze neemt het bedje en zoekt de pop
om erin te leggen. ‘Baby? Baby?’, roept ze. Ze merkt dat ze zelf op de
pop zit: ‘Oei!’. Ze moet zich dus verplaatsen om eraan te kunnen. Een
hele operatie. Ze voorziet dat ze daarvoor te weinig plaats heeft en op
het bedje terecht gaat komen. Daarom duwt ze dat eerst al een beetje
verderop. Daarna kijkt ze waar ze haar handen kan neerzetten om van
daar recht op haar benen te kunnen staan om de pop te nemen. Gelukt!
Ze gaat voorzichtig weer zitten, kijkt even achter zich of daar alles in orde
is, en legt de pop in het bed. ‘Oei!’, de beentjes van het mannetje steken
nog omhoog. Ze neemt de pop terug uit het bed en probeert de beentjes
omlaag te plooien. Dat lukt niet dadelijk. Maar ze geeft niet op, haar tong
komt uit haar mondje piepen, er verschijnt een frons in haar
voorhoofd, ze zet wat extra kracht, en... gelukt!
Pop wordt opnieuw in het bed gelegd. Nu nog een deken. Ze speurt rond
in haar omgeving. Gevonden! Verderop, aan de andere kant van de
Duplo-blokkendoos: ‘Oei!’. Ze staat voorzichtig recht, kijkt waar ze haar
voeten kan zetten, buigt zich over de doos, neemt het dekentje, kijkt
achterom om te kijken waar ze kan gaan zitten, en ploft weer op haar
billen neer. Net naast het bedje. Ze legt heel nauwkeurig de deken op de
baby, en… glimlacht.
18. BETROKKENHEID
Wat zien we in deze casus gebeuren ?
Clara spreekt heel wat competenties aan
•
•
•
•
•
•
grote motoriek
kleine motoriek
ruimtelijk voorstellingsvermogen
sociale ontwikkeling (omgang met
baby’s)
zelfsturing
…
Clara gaat helemaal op in de activiteit
•
•
•
•
geconcentreerd
geboeid
gemotiveerd
ze overwint obstakels
•
…
19. BETROKKENHEID
• een psychische toestand waarin iemand zich bevindt
• staat garant voor de ontwikkeling van competenties
• een hoge intensiteit
20. STATE OF FLOW
Csikszentmihalyi
een toestand van hoge betrokkenheid en energie
tijd en ruimte vergeten
„meegevoerd worden door de stroom‟
motiveert en zet aan tot nieuwe uitdagingen
21.
22. VOORWAARDEN VOOR
EEN FLOW-ERVARING
1. Duidelijke doelstellingen en regels
2. Onmiddellijke, eenduidige feedback
3. Evenwicht uitdaging en vaardigheden
4. Pos. bewustzijnstoestand (zorgeloos)
OPDRACHT
•
•
bekijk de voorwaarden om tot een flowervaring te kunnen komen
bedenk en omschrijf een activiteit –en de
voorwaarden- die hieraan tegemoet kom neem
je eigen doelgroep als doelpubliek
25. KENMERKEN VAN
BETROKKENHEID
• hoge concentratie
tijdvergeten bezig zijn
• sterke intrinsieke motivatie
grote gedrevenheid
• openheid voor de omgeving
• intense (mentale) activiteit
• grote voldoening door
bevrediging exploratiedrang
• aan de grens van de eigen
mogelijkheden
26. HOGE CONCENTRATIE
•
•
•
•
duidelijk en opvallend kenmerk
gerichte aandacht op de bezigheid
afgesloten voor andere prikkels
reeds in de eerste levensweken
mogelijk
27. MOTIVATIE
•
persistentie (= lang in stand blijven)
buitenkant : gefocuste houding
binnenkant : drijvende kracht
komt voort uit INTRINSIEKE MOTIVATIE
echte interesse en fascinatie, oprecht geboeid
28. INTENSE MENTALE ACTIVITEIT
• BT heeft invloed op het waarnemen, het
denken en het voorstellingsvermogen
- gretig opnemen van prikkels
- intense verwerking van die prikkels
- hiermee nieuwe ‘betekenis’ construeren
• betekenissen worden intens ervaren
zintuigelijke ervaringen, redeneringen,
woorden, begrippen, …
• de hersenen draaien op volle kracht
• hele cognitief vermogen wordt ingezet
29. VOLDOENING
• geeft energie en brengt je in vervoering
• gevoel van “ik ben met iets cool bezig”
(onbewust)
• bevredigend
• zet aan tot nieuwe initiatieven
(herhaling of nieuwe uitdaging)
gebrek aan BT levert tegenovergestelde
op : leegte en verveling
30. EXPLORATIEDRANG
• exploratiedrang is een verzamelnaam
voor intrinsieke beweegredenen :
-activiteitsdrang
-bewegingsdrang
-drang om zintuigelijk te ervaren
-drang op ‘greep’ te krijgen op de wereld
of weetdrang
31. AAN DE GRENS VAN DE
EIGEN MOGELIJKHEDEN
• Csikszentmihailyi (Flowtheorie)
• evenwicht tussen gemakkelijk en moeilijk
= smalle zone van UITDAGING
• Vygotsky : zone van naaste ontwikkeling
• los van ontwikkeling, talent en
intelligentie
• toepasbaar op elke menselijke activiteit
32. SOORTEN
BETROKKENHEID
1. Emotionele betrokkenheid
is het resultaat van een intrinsiek motief
vb soep proberen te eten met lepel
2. Functionele betrokkenheid
is het resultaat van een extrinsiek motief
vb soep eten uit hongergevoel
Emotionele betrokkenheid is enige vorm
die IMPACT heeft op de ontwikkeling
-intense mentale activiteit
-vanuit exploratiedrang
noodzakelijk te detecteren bij observatie
LET OP :
beide vormen kunnen
verweven zijn
33. EMOTIONELE BETROKKENHEID EN
GROEI NASTREVEN IN EEN ACTIVITEIT
Vier principes volgens Csikszentmihailyi
1.The Hook : aandacht trekken, nieuwsgierig
maken door stimuli die interesse opwekken
2. Activeren : kind actief aan de slag
brengen adhv opdrachten (volgens eigen
leerstijl)
3. Flow: uitdaging bieden die tot flowervaring
kan leiden
4. Complexere opdrachten : kind wil flowervaring verlengen en is daarom op zoek
naar nieuwe uitdagingen
35. WB EN BT
KAN JE METEN
•
•
•
•
•
scanning van twee minuten
observatie : zich verplaatsen in het kind
score toekennen adhv vijpuntenschaal
lijst van signalen als indicatoren (om ons gevoeliger te maken bij het observeren)
holistische benadering (één omvattende impressie na observatie)
Vraag bij welbevinden :
zit het kind op dit moment goed in zijn vel en is het gelukkig in deze leef –en leeromgeving ?
Vraag bij betrokkenheid :
was deze activiteit een intrinsiek gemotiveerde, intense ervaring ?