2024 jan 21 - Dhr Pasterkamp (Thema: Hij deed het niet)
11 Okt 09
1. Welkom op deze ochtenddienst Voorganger is da van Harten Organist Johannes de Vries Thema:” het basisprincipe van onze Minister van het gezin ”
2.
3. 1 Komt, laat ons zingen al te zaam: God is goed Hemel en aarde, prijst zijn Naam! God is goed! Laat ieder naad'ren tot zijn troon, zingen met ons op blijde toon in melodieën, rein en schoon: God is goed! God is goed! God is goed! In melodieën, rein en schoon: God is goed!
4. 4 Ginds in de hemel ruist het voort: God is goed! Nimmer werd schoner zang gehoord: God is goed! Eind'loze eeuwen gaan voorbij, nog klinkt dat loflied, vol en vrij, duizend, tienduizend juichen blij: God is goed! God is goed! God is goed! Duizend, tienduizend juichen blij: God is goed!
5. 5 O, dat nu ieders hart getuig': God is goed! Dat ied're knie voor Hem zich buig'! God is goed! O, Hem te kennen is zaligheid, 't leven tot in der eeuwigheid; laat ons 't vermelden wijd en zijd: God is goed! God is goed! God is goed! Laat ons 't vermelden wijd en zijd: God is goed!
6. Welkom op deze ochtenddienst Voorganger is da van Harten Organist Johannes de Vries Thema:” het basisprincipe van onze Minister van het gezin ”
7.
8. 1 Gij zijt geweest, o Heer, en Gij zult wezen de zekerheid van allen die U vrezen. Geslachten gaan, geslachten zullen komen: wij zijn in uw ontferming opgenomen. Wij mogen bouwen op de vaste grond van uw beloften en van uw verbond.
9. 8 Laat, Heer, uw volk uw daden zien en leven en laat uw glans hun kinderen omgeven. Zie op ons neer met vriendelijke ogen. O God, bescherm ons in ons onvermogen. Bevestig wat de hand heeft opgevat, het werk van onze hand, bevestig dat.
10. Stil gebed Votum en Groet Ere zij de Vader en de Zoon En de Heilige Geest, Als in den beginne, nu en immer, En van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
11.
12.
13. 2 Nu heb ik, HEER, mijn zonde U beleden: ik weet dat ik uw wet heb overtreden. Ik was ontrouw, ik was van kwaad vervuld, maar Gij vergaaft het, Gij verzoent mijn schuld.
14. Laat daarom tot U komen uw beminden, stoot hen niet af, doch laat U door hen vinden. Duistere vloeden stormen op hen aan, Gij stelt een perk, Gij zult ons vast doen staan.
15.
16.
17. 3 Gij zijt, o HEER, mijn schuilplaats en mijn haven, Gij zult aan mij al uw beloften staven. Wat mij benauwt, Gij stelt U aan mijn zij, omringt met liedren van bevrijding mij!
18. Gij zult mij voortaan door uw trouw bewaken, Gij zult mijn leven vol van vreugde maken. Ik zal mijn weg lichtvoetig verder gaan, Gij gaat mij voor, Gij maakt voor mij ruim baan.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25. 1 Dit nu is het gebod, dit zijn de inzettingen en verordeningen, die de HERE, uw God, bevolen heeft u te leren om die na te komen in het land, waarheen gij zult trekken om het in bezit te nemen, 2 opdat gij de HERE, uw God, vreest door al zijn inzettingen en geboden te onderhouden, die ik u opleg,
26. gij en uw zoon en uw kleinzoon, al de dagen van uw leven, en opdat gij lang leven moogt. 3 Hoor dan, Israël, en onderhoud ze naarstig, opdat het u wèl ga, en opdat gij zeer talrijk wordt, zoals de HERE, de God uwer vaderen, u heeft toegezegd, in een land, vloeiende van melk en honig.
27. 4 Hoor, Israël: de HERE is onze God; de HERE is één! 5 Gij zult de HERE, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht. 6 Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, 7 gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit,
28. wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat. 8 Gij zult het ook tot een teken op uw hand binden en het zal u een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn, 9 en gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten.
29.
30. 2 Bemint uw Heer te allen tijd, dient Hem met alles wat gij zijt, aanbidt Hem in uw daden. Dit is het eerste en grote gebod, de wil van God, uw Vader.
31. 3 Biedt uw naaste de helpende hand, spijzigt de armen in uw land, een woning wilt hen geven. Het tweede gebod is het eerste gelijk; doet dit, en gij zult leven.
32. 4 De macht der liefde is zo groot, geen water blust haar vuren uit, wanneer zij is ontstoken. Nu wilt ontbranden aan liefdeswoord, God heeft het tot ons gesproken.
33.
34. 2 En er kwamen Farizeeën tot Hem en vroegen Hem, om Hem te verzoeken: Is het een man geoorloofd zijn vrouw weg te zenden? 3 Hij antwoordde en zeide tot hen: Wat heeft Mozes u geboden?
35. 4 Zij zeiden: Mozes heeft toegestaan een scheidbrief te schrijven en haar (daarmede) weg te zenden. 5 Jezus zeide tot hen: Met het oog op de hardheid uwer harten heeft hij u dat gebod geschreven. 6 Maar van het begin der schepping heeft Hij hen als man en vrouw gemaakt;
36. 7 daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten, en die twee zullen tot één vlees zijn. 8 Zo zijn zij niet meer twee, maar één vlees. 9 Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet. 10 En thuis vroegen de discipelen Hem weder naar die zaak.
37. 11 En Hij zeide tot hen: Wie zijn vrouw wegzendt en een andere trouwt, pleegt echtbreuk ten opzichte van haar; 12 en indien zij haar man verlaat en een ander trouwt, pleegt zij echtbreuk.
38. Jezus zegent de kinderen 13 En zij brachten de kinderen tot Hem, opdat Hij ze zou aanraken; doch de discipelen bestraften hen. 14 Toen Jezus dat zag, nam Hij het zeer kwalijk en zeide tot hen: Laat de kinderen tot Mij komen, verhindert ze niet;
39. want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods. 15 Voorwaar, Ik zeg u: Wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, zal het voorzeker niet binnengaan. 16 En Hij omarmde ze en hun de handen opleggende, zegende Hij ze.
40. De rijke jongeling 17 En toen Hij op weg ging, liep iemand op Hem toe, viel op de knieën en vroeg Hem: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? 18 En Jezus zeide tot hem: Waarom noemt gij Mij goed?
41. Niemand is goed dan God alleen. 19 Gij kent de geboden: Gij zult niet doodslaan, gij zult niet echtbreken, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, gij zult niet ontvreemden, eer uw vader en moeder. 20 Hij zeide tot Hem: Meester, dat alles heb ik in acht genomen van mijn jeugd af.
42. 21 En Jezus, hem aanziende, kreeg hem lief en zeide tot hem: Eén ding ontbreekt u, ga heen, verkoop al wat gij hebt en geef het aan de armen, en gij zult een schat in de hemel hebben, en kom hier, volg Mij. 22 Maar zijn gelaat betrok bij dat woord en hij ging bedroefd heen, want hij bezat vele goederen.
43.
44. 1 Here Jezus, om uw woord zijn wij hier bijeengekomen. Laat in 't hart dat naar U hoort uw genade binnenstromen. Heilig ons, dat wij U geven hart en ziel en heel ons leven.
45. 2 Ons gevoel en ons verstand zijn, o Heer, zo zonder klaarheid, als uw Geest de nacht niet bant, ons niet stelt in 't licht der waarheid. 't Goede denken, doen en dichten moet Gij zelf in ons verrichten.
46.
47.
48. 5 Wij bidden U, Algoede: wil altijd ons behoeden; de kleinen en de groten, houd ze in uw hart besloten.
49. 6 Bewaar ons in uw waarheid, geef ons op aarde vrijheid, met alle mensen samen uw rijk, Heer, te beamen.
50.
51.
52.
53. 1 Jezus zal heersen waar de zon gaat om de grote aarde om, de maan zijn lichte banen trekt, zover het verste land zich strekt.
54. 2 Het lied in alle talen zal zijn liefde loven overal, en uit de kindermond ontspringt de lofzang die zijn naam omringt.
55. 3 Zijn rijk is volle zaligheid, wie was gevangen wordt bevrijd, wie moe was komt tot rust voorgoed, wie arm was leeft in overvloed.
56. 4 Laat loven al wat adem heeft de koning die ons alles geeft. O aarde om dit nieuw begin stem met het lied der englen in.