13. Gez. 255: 1
Gez. 255: 1
Ere zij aan God de Vader
Ere zij aan God de Vader
14. Ere zij aan God de Vader (LvdK 255)
t. W. Barnard; m. H. Smart
15. Ere zij aan God de Vader (LvdK 255)
t. W. Barnard; m. H. Smart
16. Votum en groet
Votum en groet
Klein Gloria
Klein Gloria
Ere zij de Vader en de Zoon
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en
Als in den beginne, nu en
immer,
immer,
En van eeuwigheid tot
En van eeuwigheid tot
eeuwigheid.
eeuwigheid.
Amen.
Amen.
30. 1 Ik roep u er dan toe op,
1 Ik roep u er dan toe op,
broeders, door de
broeders, door de
ontfermingen van God, om
ontfermingen van God, om
uw lichamen aan God te
uw lichamen aan God te
wijden als een levend offer,
wijden als een levend offer,
heilig en voor God
heilig en voor God
welbehaaglijk: dat is uw
welbehaaglijk: dat is uw
redelijke godsdienst.
redelijke godsdienst.
31. 2 En word niet aan deze
2 En word niet aan deze
wereld gelijkvormig, maar
wereld gelijkvormig, maar
word innerlijk veranderd
word innerlijk veranderd
door de vernieuwing van uw
door de vernieuwing van uw
gezindheid om te kunnen
gezindheid om te kunnen
onderscheiden wat de
onderscheiden wat de
goede, welbehaaglijke en
goede, welbehaaglijke en
volmaakte wil van God is.
volmaakte wil van God is.
32. 3 Want door de genade die
3 Want door de genade die
mij gegeven is, zeg ik ieder
mij gegeven is, zeg ik ieder
onder u niet hoger te
onder u niet hoger te
denken dan hij moet
denken dan hij moet
denken, maar laat hij
denken, maar laat hij
denken in bescheidenheid,
denken in bescheidenheid,
naar de mate van geloof
naar de mate van geloof
zoals God die aan ieder
zoals God die aan ieder
heeft toebedeeld.
heeft toebedeeld.
33. 4 Want zoals wij in één
4 Want zoals wij in één
lichaam vele leden hebben
lichaam vele leden hebben
en de leden niet alle
en de leden niet alle
dezelfde functie hebben,
dezelfde functie hebben,
5 zo zijn wij, hoewel velen,
5 zo zijn wij, hoewel velen,
één lichaam in Christus,
één lichaam in Christus,
maar ieder afzonderlijk
maar ieder afzonderlijk
leden van elkaar.
leden van elkaar.
34. 6 En nu hebben wij
6 En nu hebben wij
genadegaven,
genadegaven,
onderscheiden naar de
onderscheiden naar de
genade die ons is gegeven:
genade die ons is gegeven:
7 hetzij profetie, naar de
7 hetzij profetie, naar de
mate van het geloof; hetzij
mate van het geloof; hetzij
dienstbetoon, in het dienen;
dienstbetoon, in het dienen;
hetzij wie onderwijst, in het
hetzij wie onderwijst, in het
onderwijzen;
onderwijzen;
35. 8 hetzij wie bemoedigt, in
8 hetzij wie bemoedigt, in
het bemoedigen; wie
het bemoedigen; wie
uitdeelt, in oprechtheid;
uitdeelt, in oprechtheid;
wie leiding geeft, met inzet;
wie leiding geeft, met inzet;
wie zich over anderen
wie zich over anderen
ontfermt, met
ontfermt, met
blijmoedigheid.
blijmoedigheid.