14. Stil gebed
Votum en groet
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,
En van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen.
16. Gemeente van Christus, hoort wat de
apostel Paulus heeft geschreven over de
instelling van het avondmaal. “In de
nacht waarin de Here Jezus werd
overgeleverd, nam Hij een brood, sprak
de dankzegging uit, brak het en zei:
17. dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot
mijn gedachtenis. Evenzo ook de beker,
nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij
zei: deze beker is het nieuwe verbond in
mijn bloed; doet dit, zo dikwijls gij die
drinkt, tot mijn gedachtenis.
18. Want zo dikwijls gij dit brood eet en de
beker drinkt, verkondigt gij de dood des
Heren, totdat Hij komt.”
Daarom willen wij, broeders en
zusters ( lieve kinderen), het brood eten
en de wijn drinken uit dankbaarheid
jegens Hem die voor ons gestorven is.
19. Wij geloven dat we door de Heilige Geest
echte gemeenschap met Hem hebben en
nu al het kindschap en het eeuwige leven
hebben ontvangen. Wij zijn met God
verzoend en hebben vrede. Laten wij
dan in waarachtig broederlijke liefde
met elkaar verbonden zijn. Dat onze
hemelse Vader ons mag bijstaan, leiden
en verblijden. Amen.
21. Nodiging: “Laten wij onze harten
openen voor het werk van Christus en
geloven dat Hij ons voedt en onze dorst
lest, wanneer wij brood en wijn tot ons
nemen. Het is de Heilige Geest die dit
bewerkstelligt. Komt nu, want alle
dingen zijn gereed.”
28. 1 Hierna gebeurde het volgende.
De Jizreëliet Nabot had een
wijngaard, te Jizreël gelegen naast
het paleis van Achab, de koning
van Samaria. 2 En Achab sprak tot
Nabot: Geef mij toch uw
wijngaard, opdat hij mij tot
moestuin zij, want hij ligt vlak
naast mijn huis; dan zal ik u een
betere wijngaard daarvoor in de
plaats geven, of, indien gij dit
liever hebt,
29. wil ik u het geld van de
koopprijs geven. 3 Doch Nabot
zeide tot Achab: Daarvoor
beware mij de HERE, dat ik de
erfenis van mijn vaderen aan u
zou geven. 4 Toen kwam
Achab in zijn huis, gemelijk en
toornig over het woord dat de
Jizreëliet Nabot tot hem had
gesproken,
30. namelijk dat hij gezegd had: Ik
zal u de erfenis van mijn
vaderen niet geven. En hij
legde zich neer op zijn bed,
keerde zijn gezicht om en
wilde niets eten.
5 Daarop kwam zijn vrouw
Izebel bij hem en sprak tot
hem:
31. Waarom zijt gij zo gemelijk
gestemd, dat gij niets eten
wilt?6 Toen sprak hij tot haar: Ik
heb met de Jizreëliet Nabot
gesproken en tot hem gezegd:
geef mij toch uw wijngaard voor
geld, of, indien gij dat liever hebt,
wil ik u er een wijngaard voor in
de plaats geven. Maar hij zeide: ik
geef u mijn wijngaard niet.
32. 7 Daarop zeide zijn vrouw Izebel
tot hem: Gij oefent nu eens
koninklijke macht uit over Israël!
Sta op en eet, laat uw hart vrolijk
zijn; ik zal u de wijngaard van de
Jizreëliet Nabot geven. 8 Toen
schreef zij brieven in naam van
Achab, verzegelde die met zijn
zegel en zond de brieven aan de
oudsten en de edelen, die bij
Nabot in zijn stad woonden.
33. 9 In die brieven had zij aldus
geschreven: Roept een vasten uit
en zet Nabot op de eerste plaats
van het volk. 10 Zet voorts twee
mannen tegenover hem,
nietswaardige lieden, die aldus
van hem moeten getuigen: gij
hebt God en de koning vaarwel
gezegd; voert hem dan naar buiten
en stenigt hem, zodat hij sterft.
34. 11 Toen deden de mannen van
zijn stad, de oudsten en de
edelen, die in zijn stad
woonden, zoals Izebel hun had
opgedragen, zoals geschreven
stond in de brieven die zij hun
gezonden had. 12 Zij riepen
een vasten uit en zij zetten
Nabot op de eerste plaats van
het volk.
35. 13 Daarop kwamen de twee
mannen, nietswaardige lieden,
gingen tegenover hem zitten, en
deze nietswaardige lieden
getuigden van Nabot ten
overstaan van het volk aldus:
Nabot heeft God en de koning
vaarwel gezegd. Toen voerden zij
hem buiten de stad en wierpen
stenen op hem, zodat hij stierf.
36. 14 Vervolgens zonden zij aan
Izebel bericht: Nabot is gestenigd,
hij is dood. 15 Zodra Izebel
hoorde, dat Nabot gestenigd en
dood was, zeide Izebel tot Achab:
Sta op, neem de wijngaard van de
Jizreëliet Nabot in bezit, die hij
weigerde u voor geld te geven,
want Nabot is niet meer in leven,
maar hij is dood.
37. 2 Petrus 1 : 1 t/m 11
1 Simeon Petrus, een dienstknecht
en apostel van Jezus Christus, aan
hen, die een even kostbaar geloof
als wij hebben verkregen door de
gerechtigheid van onze God en
Heiland, Jezus Christus: 2 genade
en vrede worde u vermenigvuldigd
door de kennis van God en van
Jezus, onze Here.
38. 3 Zijn goddelijke kracht immers
heeft ons met alles, wat tot leven
en godsvrucht strekt, begiftigd
door de kennis van Hem, die ons
geroepen heeft door zijn
heerlijkheid en macht; 4 door deze
zijn wij met kostbare en zeer
grote beloften begiftigd, opdat gij
daardoor deel zoudt hebben aan
de goddelijke natuur, ontkomen
aan het verderf, dat door de
begeerte in de wereld heerst.
39. 5 Maar schraagt om deze reden
met betoon van alle ijver door uw
geloof de deugd, door de deugd de
kennis,6 door de kennis de
zelfbeheersing, door de
zelfbeheersing de volharding, door
de volharding de
godsvrucht, 7 door de godsvrucht
de broederliefde en door de
broederliefde de liefde (jegens
allen).
40. 8 Want als deze dingen bij u
aanwezig zijn en overvloedig
worden, laten zij u niet zonder
werk of vrucht voor de kennis
van onze Here Jezus
Christus. 9 Want bij wie zij
niet zijn, die is verblind in zijn
bijziendheid, daar hij de
reiniging van zijn vroegere
zonden heeft vergeten.
41. 10 Beijvert u daarom des te
meer, broeders, om uw
roeping en verkiezing te
bevestigen; want als gij dit
doet, zult gij nimmer
struikelen.11 Want zó zal u
rijkelijk worden verleend de
toegang tot het eeuwige
Koninkrijk van onze Here en
Heiland, Jezus Christus.
43. Heer, U bent El Elohim.
Daarom kom ik tot U.
Heer, U bent El Elohim,
ik aanbid U.
Toon mij uw glorie,
toon mij wie U bent.
Toon mij uw glorie.
'k Wil U kennen, Heer.