11. Als g' in nood gezeten,
geen uitkomst ziet,
wil dan nooit vergeten:
God verlaat u niet.
Vrees toch geen nood!
's Heren trouw is groot,
en op 't nacht'lijk duister,
volgt het morgenrood.
13. God blijft voor u zorgen,
goed is de Heer,
en met elke morgen,
keert Zijn goedheid weer.
Schoon g' in 't verdriet,
nergens uitkomst ziet,
groter dan de Helper,
is de nood toch niet
15. Stil gebed
Votum en groet
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,
En van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen.
21. 1 Hij die rustig en stil
zich steeds voegt naar Gods wil,
Hem in alles vertrouwt en gelooft,
die slechts hoort naar Zijn stem,
zich geheel geeft aan Hem,
smaakt een vreugde die nimmer
verdooft.
22. Refr:
Zie slechts op Hem,
volg gehoorzaam Zijn stem;
blijf maar rustig vertrouwen.
Altijd ziende op Hem.
23. 2 Loeit de levensorkaan,
komt er zorg op ons aan:
't is Zijn glimlach, die alles verdrijft.
Klagen, zuchten, geween,
vrees en twijfel gaan heen,
als wij rustig vertrouwen in Hem.
24. Refr:
Zie slechts op Hem,
volg gehoorzaam Zijn stem;
blijf maar rustig vertrouwen.
Altijd ziende op Hem.
25. 3 Wordt u moeite en strijd
door de mensen bereid:
zie op Hem; slechts Zijn blik schenkt
ons moed!
Hij draagt u, ook uw kruis,
brengt straks veilig u thuis,
zorgt dat alles hier meewerkt ten
goed'.
26. Refr:
Zie slechts op Hem,
volg gehoorzaam Zijn stem;
blijf maar rustig vertrouwen.
Altijd ziende op Hem.
27. 4 Blijf getrouw tot de dood,
zorg in voorspoed of nood,
dat toch nimmer het vuur in u doov'!
Wat Hij zegt, moet gedaan,
waar Hij zendt, moet gij gaan,
geen bezwaren; vertrouw en geloof.
28. Refr:
Zie slechts op Hem,
volg gehoorzaam Zijn stem;
blijf maar rustig vertrouwen.
Altijd ziende op Hem.
29. 5 O, hoe groot is 't genot,
als men wandelt met God,
hier door 't leven gaat, eerlijk oprecht,
als in droefheid of vreugd,
men in Hem zich verheugt,
en zijn al op 't altaar heeft gelegd.
30. Refr:
Zie slechts op Hem,
volg gehoorzaam Zijn stem;
blijf maar rustig vertrouwen.
Altijd ziende op Hem.
32. 9 En het gebeurde in diezelfde
nacht dat de HEERE tegen hem
zei: Sta op, daal af naar het
kamp, want Ik heb het in uw
hand gegeven.
10 Bent u echter nog
te bevreesd om af te dalen,
daalt u dan met Pura, uw
knecht, af naar het kamp,
33. 11 en dan zult u horen, waar zij
over spreken. En daarna zult u
moed vatten en naar het kamp
afdalen. Vervolgens daalde hij met
zijn knecht Pura af tot aan de rand
van de strijdmacht die zich in het
kamp bevond.
12 En Midian en Amalek en al de
mensen van het oosten lagen in het
dal,
34. zo talrijk als sprinkhanen. En
hun kamelen waren ontelbaar,
zo talrijk als de zandkorrels die
zich aan de oever van de zee
bevinden.
13 Toen Gideon daar aankwam,
zie, toen was er een man die
zijn metgezel een droom aan
het vertellen was.
35. Hij zei: Zie, ik heb een droom
gehad, en zie, een geroosterd
gerstebrood rolde het kamp van
Midian binnen. Het kwam tot bij de
tent, sloeg ertegenaan, zodat die
omviel, en keerde hem
ondersteboven. En daar lag de tent.
14 En zijn metgezel antwoordde en
zei: Dat is niets anders dan het
zwaard van Gideon, de zoon van de
Israëlitische man Joas.
36. God heeft Midian en heel dit kamp
in zijn hand gegeven.
15 En het gebeurde, toen Gideon
het verhaal van de droom en zijn
uitleg had gehoord, dat hij zich in
aanbidding neerboog. Hij keerde
terug naar het kamp van Israël en
zei: Sta op, want de HEERE heeft
het kamp van Midian in uw hand
gegeven.
39. Beveel gerust uw wegen (LB 904)
t: P. Gerhardt; m: J.G. Bastiaans
40. Beveel gerust uw wegen (LB 904)
t: P. Gerhardt; m: J.G. Bastiaans
41. Beveel gerust uw wegen (LB 904)
t: P. Gerhardt; m: J.G. Bastiaans
42. Beveel gerust uw wegen (LB 904)
t: P. Gerhardt; m: J.G. Bastiaans
43. 3
Schep moed, zeg aan uw smarte
en zorgen goede nacht;
laat varen, wat uw harte
in onrust heeft gebracht!
Gij wilt toch niet regeren
als een, die alles weet?
God blijft als Heer der Heren
met 't hoogst gezag bekleed.
44. Beveel gerust uw wegen (LB 904)
t: P. Gerhardt; m: J.G. Bastiaans
45. Beveel gerust uw wegen (LB 904)
t: P. Gerhardt; m: J.G. Bastiaans