28 jan 2024 19.00. Ds Hulshof. Verlangen naar meer
Een levengevende rivier
1. Welkom bij deze Pinksterdienst.Voorganger drsmevr Kramer UrkOrganist Johannes de VriesThema: “Een levengevende rivier”
2. VDD G 237 Kom Schepper, Geest, daal tot ons neer,
3. 1Kom Schepper, Geest, daal tot ons neer,houd Gij bij ons uw intocht, Heer;vervul het hart dat U verbeidt,met hemelse barmhartigheid.
4. 2Gij zijt de gave Gods, Gij zijtde grote Trooster in de tijd,de bron waaruit het leven springt,het liefdevuur dat ons doordringt.
5. 3Gij schenkt uw gaven zevenvoud,o hand die God ten zegen houdt,o taal waarin wij God verstaan,wij heffen onze lofzang aan.
6. 4Verlicht ons duistere verstand,geef dat ons hart van liefde brandt,en dat ons zwakke lichaam leeftvanuit de kracht die Gij het geeft.
7. 5Verlos ons als de vijand woedt,geef, Heer, de vrede ons voorgoed.Leid Gij ons voort, opdat geen kwaad,geen ongeval ons leven schaadt.
8. 6Doe ons de Vader en de Zoonaanschouwen in de hoge troon,o Geest, van beiden uitgegaan,wij bidden U gelovig aan.
9. Welkom bij deze Pinksterdienst.Voorganger drsmevr Kramer UrkOrganist Johannes de VriesThema: “Een levengevende rivier ”
10. G 242 – 1, 2 Komt laat ons deze dagmet heilig vuur bezingen
11. 1Komt laat ons deze dagmet heilig vuur bezingenen met vernieuwde vreugd,want God deed grote dingen.Eens gaf de Heilge Geestaan velen heldenmoed.Bidt dat Hij ons vandaagverlicht met Pinkstergloed.
12. 2O Geest der eeuwigheid,gij Trooster aller tijden,deel thans uw zegen uitaan wie uw komst verbeiden.O heldere fontein,die uit Gods tempel welt,gij wordt een brede stroomdie met de eeuwen zwelt.
13. Stil gebedVotum en groetEre zij de Vader en de ZoonEn de Heilige Geest,Als in den beginne, nu en immer,En van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
14. ELB 218 Samen in de naam van Jezusheffen wij een loflied aan
15. 1Samen in de naam van Jezusheffen wij een loflied aan,want de Geest spreekt alle talenen doet ons elkaar verstaan.Samen bidden, samen zoeken,naar het plan van onze Heer.Samen zingen en getuigen,samen leven tot zijn eer.
16. 2Heel de wereld moet het wetendat God niet veranderd isen zijn liefde als een lichtstraaldoordringt in de duisternis.'t Werk van God is niet te kerenomdat Hij er over waakten de Geest doorbreekt de grenzendie door mensen zijn gemaakt.
17. 3Prijst de Heer, de weg is opennaar de Vader, naar elkaar.Jezus Christus, Triomfator,mijn Verlosser, Middelaar.Vader, met geheven handenbreng ik U mijn dank en eer.'t Is uw Geest die mij doet zeggen:Jezus Christus is de Heer!
20. 3Heil'ge Geest, wil niet voorbij gaan.Gij geeft blinden d'ogen weer!Wil, o wil nu bij mij stilstaan.Werk in mij met kracht, o Heer!Ook in mij, ook in mij,werk ook door uw kracht in mij!
21. 5Liefde Gods, zo rein, zo krachtig,bloed van Jezus, rijk en vrij,Gods genade, sterk en machtig,o, verheerlijk U in mij.Ook in mij, ook in mij,o, verheerlijk U in mij.
23. Als je bidt zal Hij je geven. Als je klopt aan de deur zal Hij open doen.
24. Refrein: Als je bidt zal Hij je geven. Als je klopt aan de deur zal Hij open doen. Als je zoekt dan zul je 't vinden, halleluja. Halleluja, halleluja, halleluja.
25. 1 Als je de Vader vraagt om 'n brood geeft Hij je zeker nooit een steen. Al je gebeden klein of groot, heus Hij vergeet er niet een.
26. Refrein: Als je bidt zal Hij je geven. Als je klopt aan de deur zal Hij open doen. Als je zoekt dan zul je 't vinden, halleluja. Halleluja, halleluja, halleluja.
27. 2 Als je mijn Vader iets wil vragen, vraag in mijn Naam, Ik zal het doen. Ik ben met je alle dagen. Ik ben dezelfde als toen.
28. Refrein: Als je bidt zal Hij je geven. Als je klopt aan de deur zal Hij open doen. Als je zoekt dan zul je 't vinden, halleluja. Halleluja, halleluja, halleluja.
31. 1 Toen bracht hij mij terug naar de ingang van het huis; zie, er stroomde water onder de drempel van het huis uit, oostwaarts, want de voorzijde van het huis was op het oosten; het water vloeide onder de rechter zijkant van het huis vandaan, ten zuiden van het altaar. 2 En hij leidde mij door de Noordpoort en hij voerde mij toen buitenom naar de buitenste poort, naar (de poort) die op het oosten uitzag;
32. en zie, daar borrelde water op uit de rechter zijkant. 3 Nadat de man uitgegaan was naar het oosten met een meetsnoer in zijn hand, mat hij duizend el en deed mij door het water gaan; het water reikte tot aan de enkels. 4 Hij mat weer duizend (el) en deed mij door het water gaan; het water reikte tot aan de knieën. Hij mat weer duizend (el) en deed mij erdoor gaan;
33. het water reikte tot aan de heupen. 5 Hij mat nog eens duizend (el); nu was het een beek geworden, die ik niet doorwaden kon, want het water was zo hoog, dat men erin zwemmen kon, een beek die men niet kon doorwaden. 6 Toen zeide hij tot mij: Hebt gij het gezien, mensenkind? Daarop deed hij mij teruggaan langs de oever van de beek.
34. 7 Toen ik terugkeerde, zie, langs de oever van de beek stonden aan weerszijden zeer veel bomen. 8 Hij zeide tot mij: Dit water stroomt naar de oostelijke landstreek, vloeit af naar de Vlakte en komt in de zee; in de zee wordt het uitgestort, zodat haar water gezond wordt. 9 En alle levende wezens die er wemelen, zullen leven, overal waar de beek komt, en er zal zeer veel vis zijn, want als dit water daarheen komt,
35. dan wordt (het water van de zee) gezond. Overal waar de beek komt, zal alles leven. 10 Vissers zullen erlangs staan van Engedi tot En-Eglaïm; het zal een plaats zijn om de netten uit te spreiden, en de vissen erin zullen van allerlei soort zijn, zoals de vissen van de grote zee, zeer talrijk. 11 Maar de moerassen en poelen ervan zullen niet gezond worden; zij zijn aan het zout prijsgegeven.
36. 12 Langs de beek zullen op haar oevers aan weerszijden allerlei vruchtbomen opschieten, waarvan het loof niet verwelkt en de vrucht niet opraakt; elke maand zullen zij vrucht dragen, omdat hun water uit het heiligdom komt; hun vruchten zullen tot spijze zijn en hun loof tot geneesmiddel.
37. JdH 661 – 1, 3 De dorre vlakte der woestijnen zal zich verblijden eindeloos;
38. De dorre vlakte der woestijnen zal zich verblijden eindeloos; de zandzee zal herschapen schijnen, want bloeien zal zij als een roos. Van heil'ge vreugde zal zij beven, doortinteld van een heerlijk leven, dat nimmermeer verwelken zal. Zij zal de wonderen des Heren aanschouwen en zijn grootheid eren met jubelend triomfgeschal.
39. Dan ziet het oog des blindgeboren' uw schepping in haar zomergloor; dan dringen tot des doven oren uw goddelijke woorden door. De kreup'le zal van vreugde springen, de sprakeloze tong zal zingen, hosanna's meng'lend tot Uw lof; en stromend levend water spreiden hun zilv'ren beekjes door de heide, zo fris als eens in Edens' hof!
41. 12 Toen keerden zij terug naar Jeruzalem van de berg, genaamd de Olijfberg, die dicht bij Jeruzalem is, een sabbatsreis daarvandaan. 13 En toen zij in de stad gekomen waren, gingen zij naar de bovenzaal, waar zij verblijf hielden: Petrus en Johannes en Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs,
42. en Simon de Zeloot en Judas, de zoon van Jakobus. 14 Deze allen bleven eendrachtig volharden in het gebed, met enige vrouwen en Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders.
43. 1 En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. 2 En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren; 3 en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen;
44. 4 en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken.
45. 37 Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen, en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders? 38 En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvangen.
46. 39 Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal. 40 En met nog meer andere woorden getuigde hij, en hij vermaande hen, zeggende: Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht.
47. 41 Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd. 42 En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden.
48. G 249 – 1, 3 Wij leven van de winddie aanrukt uit den hoge
49. 1Wij leven van de winddie aanrukt uit den hogeen heel het huis vervultwaar knieën zijn gebogen,die doordringt in het hart,in de verborgen hof,en uitbreekt in een lieden opstijgt God ten lof.
50. 3Wij teren op het woord,het brood van God gegeven,dat mededeelzaam isen kracht geeft en nieuw leven.Dus zegt en zingt het voort,geeft uit met gulle handdit manna voor elk hart,dit voedsel voor elk land.
53. 1Ruis, o Godsstroom der genadein gemeent' en huis en hart!Laat in U gezond zich baden,wat gebogen gaat door smart!Stroom, o heil'ge Geest, ternederop het uitgedroogde land;en de bloemen bloeien weder,haast verwelkt door zonnebrand.
54. 2Laat het uit Gods hemel stromenin de kerken overal!Van uw nederdaling dromenmoede harten zonder tal.Nieuwe liefde, nieuwe zangen,kracht, die zielen opwaarts tilt,brengt uw ruisen, die 't verlangenals een heilig lied doortrilt.
55. 3Komt, gij dorstigen, hier drinkenuit die milde heilfontein!Laat uw ziel in 't stof niet zinken,maar in haar gereinigd zijn.Laat U door haar golven dragentot waar liefde nooit verkoelt,waar de kust der aardse dagendoor Gods vreugde wordt omspoeld.
58. Slotlied ELB 186 Wees mijn leidsman, trouwe Here,voer mij, pelgrim, door de nacht.
59. 1Wees mijn leidsman, trouwe Here,voer mij, pelgrim, door de nacht.Ik ben zwak, maar Gij zijt machtig,van wie 'k al mijn steun verwacht.Brood des hemels, brood des hemels,voed mij door uw heil'ge kracht,voed mij door uw heil'ge kracht!
60. 2Open uw kristalfonteinen,waar de heilstroom uit ontspringt.Laat uw wolkkolom verschijnenals mij moed en kracht ontzinkt.Doe mij reizen, doe mij reizendoor uw trouwe zorg omringd,door uw trouwe zorg omringd.
61. 3Komt het uur, dat ik moet sterven,red mij dan uit angst en nood.Doe mij Kanaän beërven;vrij van satan, hel en dood.Eeuwig durend, eeuwig durendmaak ik dan uw liefde groot,maak ik dan uw liefde groot.