18. 1 Een bedevaartslied.
Uit de diepten roep ik tot U, o HERE.
2 Here, hoor naar mijn stem;
laten uw oren opmerkende zijn
op mijn luide smekingen.
3 Als Gij, HERE, de
ongerechtigheden in gedachtenis
houdt,
Here, wie zal bestaan?
19. 4 Maar bij U is vergeving,
opdat Gij gevreesd wordt.
5 Ik verwacht de HERE,
mijn ziel verwacht en ik hoop op
zijn woord;
6 mijn ziel wacht op de Here,
meer dan wachters op de morgen,
wachters op de morgen
20. 7 Israël hope op de HERE,
want bij de HERE is
goedertierenheid,
bij Hem is veel verlossing;
8 Hij zelf zal Israël verlossen
van al zijn ongerechtigheden.
22. Halleluja! Want de Here, onze God, de
Almachtige, heeft het koningschap
aanvaard. 7 Laten wij blijde zijn en
vreugde bedrijven en Hem de eer geven,
want de bruiloft des Lams is gekomen
en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt;
8 en haar is gegeven zich met blinkend
en smetteloos fijn linnen te kleden, want
dit fijne linnen zijn de rechtvaardige
daden der heiligen.
38. Lezen: P 122
Math 8 : 10 t/m 13
Lucas 13 : 31 t/m 35
39. Een bedevaartslied. Van David.
Ik was verheugd, toen men mij zeide:
Laten wij naar het huis des HEREN
gaan.
2 Onze voeten staan
in uw poorten, o Jeruzalem.
3 Jeruzalem is gebouwd als een stad,
die wèl samengevoegd is;
4 waarheen de stammen opgaan,
de stammen des HEREN.
40. Een voorschrift voor Israël is het
de naam des HEREN te loven.
5 Want daar staan de zetels ten
gerichte,
de zetels van het huis van David.
6 Bidt Jeruzalem vrede toe:
mogen wie u liefhebben, rust
genieten;
7 vrede zij binnen uw muur,
rust in uw burchten.
41. 8 Om mijn broeders en mijn
vrienden
wil ik zeggen: vrede zij in u;
9 om het huis van de HERE, onze
God,
wil ik het goede voor u zoeken.
42. 10 Toen Jezus dit hoorde, ver-
wonderde Hij Zich en zeide tot hen,
die Hem volgden: Voorwaar, zeg Ik
u, bij niemand in Israël heb Ik een
zó groot geloof gevonden! 11 Ik zeg
u, dat er velen zullen komen van
oost en west en zullen aanliggen
met Abraham en Isaak en Jakob in
het Koninkrijk der hemelen;
43. 12 maar de kinderen van het
Koninkrijk zullen uitgeworpen
worden in de buitenste duisternis;
daar zal het geween zijn en het
tandengeknars. 13 En Jezus zeide
tot de hoofdman: Ga heen, u
geschiede naar uw geloof. En de
knecht genas, juist op dat uur.
44. 31 Terzelfder tijd kwamen enige
Farizeeën en zeiden tot Hem: Ga
heen en vertrek vanhier, want
Herodes wil U doden. 32 En Hij
zeide tot hen: Gaat heen en zegt die
vos: Zie, Ik drijf boze geesten uit en
volbreng genezingen, heden en
morgen, en op de derde dag ben Ik
gereed.
45. 33 Doch Ik moet heden en morgen
en de volgende dag reizen, want het
gaat niet aan, dat een profeet buiten
Jeruzalem omkomt. 34 Jeruzalem,
Jeruzalem, dat de profeten doodt,
en stenigt wie tot u gezonden zijn,
hoe dikwijls heb Ik uw kinderen
willen vergaderen,
46. gelijk een hen haar kuikens onder
haar vleugels, en gij hebt niet
gewild. 35 Zie, uw huis wordt aan u
overgelaten. Maar Ik zeg u, gij zult
Mij niet meer zien tot het ogenblik
komt, dat gij zegt:
Gezegend Hij, die komt in de naam
des Heren!
52. 11 Ik zeg u, dat er velen zullen
komen van oost en west en zullen
aanliggen met Abraham en Isaak en
Jakob in het Koninkrijk der
hemelen;
“Fijn dat je verwacht
wordt”