34. 1 In het land Us woonde een man die Job heette. Hij was rechtschapen en onberispelijk, hij had ontzag voor God en meed het kwaad.
35. 13 Toen Jobs zonen en dochters op een dag weer in het huis van hun oudste broer zaten te eten en te drinken, 14 kwam er een boodschap-per bij Job en zei: ‘De runderen trok-ken de ploeg en de ezelinnen liepen vlakbij in de wei te grazen, 15 maar plotseling werden we overvallen door de Sabeeërs,
36. die het vee roofden en de knechten met hun zwaarden doodden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ 16 Nog voordat de boodschapper uitgesproken was, kwam er een volgende met het bericht: ‘Een verwoestende bliksem uit de hemel trof de schapen en geiten en de knechten,
37. en het vuur verbrandde en ver-teerde allen. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ 17 En ook hij was nog niet uitgesproken, of er kwam een volgende met het bericht: ‘De Chaldeeën overvielen ons van drie kanten en roofden de kamelen, en ze doodden de knechten met hun zwaarden.
38. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ 18 Ook deze boodschapper was nog niet uitgesproken, of er kwam een volgende met het bericht: ‘Uw zonen en uw dochters zaten in het huis van hun oudste broer te eten en wijn te drinken. 19 Maar plotseling werd het huis getroffen
39. door een hevige storm uit de woe-stijn, zodat de vier muren instortten, en uw kinderen onder het puin bedolven werden en de dood vonden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ 20 Toen stond Job op, hij scheurde zijn kleren, schoor zijn hoofd kaal en wierp zich neer in het stof.
40. 21 En hij zei: ‘Naakt ben ik uit de schoot van mijn moeder gekomen en naakt zal ik in haar schoot terugkeren. De HEER heeft gegeven, de HEER heeft genomen, de naam van de HEER zij geprezen.’ 22 Ondanks alles zondigde Job niet en maakte hij God geen enkel verwijt.
42. 12 Meteen daarna dreef de Geest hem de woestijn in. 13 Veertig dagen bleef hij in de woestijn, waar hij door Satan op de proef werd gesteld. Hij leefde er te midden van de wilde dieren, en engelen zorgden voor hem.
43. 14 Nadat Johannes gevangen was genomen, ging Jezus naar Galilea, waar hij Gods goede nieuws verkondigde. 15 Dit was wat hij zei: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.’
56. Als je het even niet hebt: 1. Klaag jezelf niet aan
57. Als je het even niet hebt: 1. Klaag jezelf niet aan 2. Klaag God niet aan
58. Als je het even niet hebt: 1. Klaag jezelf niet aan 2. Klaag God niet aan 3. Doe geen dingen waar je spijt v van krijgt: zondig niet
59. Als je het even niet hebt: 1. Klaag jezelf niet aan 2. Klaag God niet aan 3. Doe geen dingen waar je spijt v van krijgt: zondig niet 4. Stort je hart bij (I)iemand uit
60. Als je het even niet hebt: 1. Klaag jezelf niet aan 2. Klaag God niet aan 3. Doe geen dingen waar je spijt v van krijgt: zondig niet 4. Stort je hart bij (I)iemand uit 5. Maak de sprong in het water!
61. ELB 223 – 1, 2, 4 Ga niet alleen door ‘t leven
62. 1 Ga niet alleen door 't leven, die last is u te zwaar. Laat Eén u sterkte geven, ga tot uw Middelaar! Daar is zoveel te klagen, daar is zoveel geween, en zoveel leed te dragen, Ga niet alleen! 2x
63. 2 Ga niet alleen, uw Koning wil komen in uw hart. Ach, geef het Hem ter woning, hoe stilt Hij dan uw smart. Wie kan er tranen drogen als Jezus? Immers geen! Richt dan de treurende ogen naar Jezus heen! 2x
64. 4 Wat klaagt gij om een wonde, die slechts erbarming sloeg? Wat zucht gij om de zonde, die uw Verlosser droeg? Wat staat gij angstig, droevig, als waart gij steeds alleen? Komt, gaat getroost, blijmoedig naar Jezus heen! 2x