13. Al heeft Hij ons verlaten (LvdK 234) t. J.W. Schulte Nordholt; m. J. Crüger
14. Al heeft Hij ons verlaten (LvdK 234) t. J.W. Schulte Nordholt; m. J. Crüger
15. Al heeft Hij ons verlaten (LvdK 234) t. J.W. Schulte Nordholt; m. J. Crüger
16. Al heeft Hij ons verlaten (LvdK 234) t. J.W. Schulte Nordholt; m. J. Crüger
17. Stil gebed
Votum en groet
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,
En van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen.
18. P 84 – 1, 4, 5
Hoe lieflijk hoe goed is mij Here
45. 31 Toen hij weg was zei
Jezus: ‘Nu is de grootheid van
de Mensenzoon zichtbaar
geworden, en door hem de
grootheid van God. 32 Als
Gods grootheid door hem
zichtbaar geworden is, zal
God hem ook in die grootheid
laten delen, nu onmiddellijk.
46. 33 Kinderen, ik blijf nog maar
een korte tijd bij jullie. Jullie
zullen me zoeken, maar wat ik
tegen de Joden gezegd heb,
zeg ik nu ook tegen jullie:
“Waar ik heen ga, daar
kunnen jullie niet
komen.” 34 Ik geef jullie een
nieuw gebod: heb elkaar lief.
47. Zoals ik jullie heb liefgehad,
zo moeten jullie elkaar
liefhebben. 35 Aan jullie liefde
voor elkaar zal iedereen zien
dat jullie mijn leerlingen zijn.’
36 Simon Petrus vroeg: ‘Waar
gaat u naartoe, Heer?’ Jezus
antwoordde:
48. ‘Ik ga ergens naartoe waar jij
nog niet kunt komen, later zul
je mij volgen.’ 37 ‘Waarom
kan ik u nu niet volgen, Heer?
Ik wil mijn leven voor u
geven!’ zei Petrus. 38 Maar
Jezus zei: ‘Jij je leven voor mij
geven? Waarachtig, ik
verzeker je: nog voor de haan
kraait zul jij mij driemaal
verloochenen.
49. 1 Wees niet ongerust, maar
vertrouw op God en op
mij. 2 In het huis van mijn
Vader zijn veel kamers; zou ik
anders gezegd hebben dat ik
een plaats voor jullie gereed
zal maken? 3 Wanneer ik een
plaats voor jullie
gereedgemaakt heb, kom ik
terug.
50. Dan zal ik jullie met me
meenemen, en dan zullen
jullie zijn waar ik ben. 4 Jullie
kennen de weg naar waar ik
heen ga.’ 5 Toen zei Tomas:
‘Wij weten niet eens waar u
naartoe gaat, Heer, hoe
zouden we dan de weg
daarheen kunnen weten?’
51. 6 Jezus zei: ‘Ik ben de weg,
de waarheid en het leven.
Niemand kan bij de Vader
komen dan door mij.
53. 19 Broeders en zusters,
dankzij het bloed van Jezus
kunnen we zonder schroom
binnengaan in het
heiligdom, 20 omdat hij voor
ons met zijn lichaam een weg
naar een nieuw leven gebaand
heeft, door het voorhangsel
heen.
55. Al de weg leidt mij mijn Heiland,
wat verlangt mijn ziel dan meer?
Zou ik immer aan Hem twijf'len,
Die mij voortleidt keer op keer?
Zoete troost en zaal'ge vrede,
heb ik steeds op Zijn bevel.
'k Weet wat hier mij overkome,
Hij maakt alle dingen wel. (bis)
56. 2 Al de weg leidt mij mijn Heiland,
Troost geeft Hij tot in de dood.
Als ik zwak ben in beproeving,
Sterkt Hij mij met 't hemels brood.
Als mijn schreden soms gaan
wank'len
en mijn ziel van dorst versmacht,
geeft Hij mij het levend water,
en vernieuwt mijn levenskracht.
(bis)
57. 3 Al de weg leidt mij mijn Heiland,
door al 't aardse stormgebruis,
en volkomen vreugde wacht mij,
In het zalig Vaderhuis.
Als 'k mijn kroon, die Hij zal geven,
aan Zijn voeten nederleg,
zal mijn lied voor eeuwig wezen:
"Jezus leidde m' al de weg." (bis)