5. 3
Ach, wij smeken:
in dit teken,
Heer, maak ons gewis,
dat Gij ons zult schenken
boven alle denken
wat ons nodig is.
6. 4
Laat wie zaaien
straks ook maaien
naar uw goede wet.
Zegen onze landen;
't werk van onze handen,
God, bevestig het!
7. Welkom bij deze dienst op dankdag
voor gewas en arbeid.
Voorganger ds mevr Kramer van Urk
Organist Joh de Vries
Thema: “Wie heeft er nog dorst?”
8. P 145 – 1, 5
O Heer, mijn God, Gij koning
van 't heelal,
9. O Heer, mijn God, Gij koning van 't heelal,
ik wil uw naam verheffen boven al.
Van dag tot dag roem ik uw majesteit,
ik zegen U voor eeuwig en altijd.
Groot is de HEER, zijn grootheid zij
geprezen,
groot is zijn naam, zijn ondoorgrondlijk
wezen.
Van mond tot mond gaan uw geduchte
daden,
van eeuw tot eeuw slaat men uw werken
gade.
10. Zie, aller ogen zijn op U gericht,
HEER, die te rechter tijd hun nood
verlicht.
Gij opent uwe hand, en al wat leeft
vindt voedsel, vindt al wat het nodig heeft.
Rechtvaardig is de HEER in al zijn wegen,
in al zijn daden is Hij ons genegen.
Al wie Hem aanroept, schenkt Hij zijn
ontferming;
wie Hem in waarheid aanroept, vindt
bescherming.
11. Stil gebed
Votum en groet
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,
En van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen.
12. G 350 – 1, 2, 3, 4
God, die leven
hebt gegeven
13. 1
God, die leven
hebt gegeven
in der aarde schoot,
alle vrucht der velden
moeten we U vergelden,
dank voor 't daaglijks brood.
14. Gez. 350 : 2
Niet voor schuren,
die niet duren,
gaaft Gij vruchtbaarheid,
maar opdat op aarde,
in uw goede gaarde,
niemand honger lijdt.
15. 3
Maar wij rijken,
ach, wij blijken
hard en onverstoord.
Open onze oren,
Heer, opdat wij horen
't roepen aan de poort.
16. 4
Wil dan geven,
dat ons leven
zelf ook vruchtbaar zij.
Laat in goede daden
't woord van uw genade
opgaan, sterk en vrij.
18. 39 Neem dit in acht: Op de vijftiende dag
van de zevende maand, wanneer je de
oogst van het land hebt gehaald, begint
het feest van de HEER, dat zeven dagen
duurt. De eerste dag en de achtste dag
moeten voor jullie rustdagen zijn. 40 De
eerste dag moeten jullie mooie vruchten
plukken en takken afsnijden van
dadelpalmen, loofbomen en beekwilgen.
19. Zeven dagen lang moeten jullie feestvieren
ten overstaan van de HEER, jullie God. 41
Elk jaar moet dit feest ter ere van de HEER
zeven dagen lang gevierd worden. Dit
voorschrift geldt voor altijd, generatie na
generatie. Vier dit feest in de zevende
maand.
20. 42 Zeven dagen lang moeten jullie in
hutten wonen, elke geboren Israëliet moet
in een loofhut wonen, 43 om jullie
kinderen eraan te herinneren dat ik de
Israëlieten in hutten liet wonen toen ik hen
uit Egypte wegleidde. Ik ben de HEER, jullie
God.”’
22. 1
God zij ons gunstig en genadig.
Hij schenke ons 't gezegend licht
dat overvloedig en gestadig
straalt van zijn heilig aangezicht:
opdat hier op aarde elk uw weg
aanvaarde
en tot U zich wend',
zo, dat allerwegen ieder volk de
zegen
van uw heil erkent.
23. 3
De aarde heeft de vrucht gegeven,
die door de hemel werd verwekt,
en uit haar schoot ontspruit nieuw leven
waar God zijn hand houdt uitgestrekt.
God is ons genegen, / onze God geeft
zegen,
Hij die alles geeft,
Hij zal zijn geprezen, / Hem zal alles
vrezen
wat op aarde leeft.
25. 37 Op de laatste dag, het hoogtepunt van
het feest, stond Jezus in de tempel, en hij
riep: ‘Laat wie dorst heeft bij mij komen en
drinken! 38 “Rivieren van levend water
zullen stromen uit het hart van wie in mij
gelooft,” zo zegt de Schrift.’ 39 Hiermee
doelde hij op de Geest die zij die in hem
geloofden zouden ontvangen;
26. de Geest was er namelijk nog niet, want
Jezus was nog niet tot Gods majesteit
verheven.
40 Toen de mensen in de menigte dit
hoorden zeiden ze: ‘Dit moet wel de
profeet zijn.’ 41 Anderen beweerden: ‘Het
is de messias,’ maar er werd ook gezegd:
‘De messias komt toch niet uit Galilea?
27. 42 De Schrift zegt toch dat de messias uit
het nageslacht van David komt en uit
Betlehem, waar David woonde?’ 43 Zo
ontstond er verdeeldheid in de menigte, 44
en sommigen wilden hem grijpen, maar
niemand deed hem iets.
29. 1
Ruis, o Godsstroom der genade
in gemeent' en huis en hart!
Laat in U gezond zich baden,
wat gebogen gaat door smart!
Stroom, o heil'ge Geest, terneder
op het uitgedroogde land;
en de bloemen bloeien weder,
haast verwelkt door zonnebrand.
30. 3
Komt, gij dorstigen, hier drinken
uit die milde heilfontein!
Laat uw ziel in 't stof niet zinken,
maar in haar gereinigd zijn.
Laat U door haar golven dragen
tot waar liefde nooit verkoelt,
waar de kust der aardse dagen
door Gods vreugde wordt omspoeld.
33. 1
Koor:
Jezus leeft in eeuwigheid,
zijn sjaloom wordt werkelijkheid.
Alle dingen maakt Hij nieuw.
Hij is de Heer van mijn leven.
34. 2
Straks als er een nieuwe dag begint,
en het licht het van het duister wint,
mag ik bij Hem binnengaan,
voor zijn troon gaan staan.
Hef ik daar mijn loflied aan:
35. Koor:
Jezus leeft in eeuwigheid,
zijn sjaloom wordt werkelijkheid.
Alle dingen maakt Hij nieuw.
Hij is de Heer van mijn leven.
36. 4
Straks wanneer de grote dag begint,
en het licht voor altijd overwint,
zal de hemel opengaan,
komt de Heer er aan.
Heffen wij dit loflied aan:
37. 5
Jezus komt in heerlijkheid,
zijn sjaloom wordt wereldwijd.
Alle dingen maakt Hij nieuw.
Hij is de Heer van ons leven.
40. G 390 – 1, 2, 3
'k Wil U, o God, mijn dank betalen,
41. 1
'k Wil U, o God, mijn dank betalen,
U prijzen in mijn avondlied.
Het zonlicht moge nederdalen,
maar Gij, mijn licht, begeeft mij niet.
Gij woudt mij met uw gunst
omringen,
meer dan een vader zorgdet Gij,
Gij, milde bron van zegeningen:
zulk een ontfermer waart Gij mij.
42. 2
Uw trouwe zorg wou mij bewaren,
uw hand heeft mij gevoed, geleid;
Gij waart nabij in mijn bezwaren,
nabij in elke moeilijkheid.
Deez' avond roept mij na mijn zorgen
tot rust voor lichaam en voor geest.
Heb dank, reeds van de vroege
morgen
zijt Gij mijn heil en hulp geweest.
43. 3
Ik weet, aan wie ik mij vertrouwe,
al wisselen ook dag en nacht.
Ik ken de rots waarop ik bouwe:
hij feilt niet, die uw heil verwacht.
Eens aan de avond van mijn leven
breng ik, van zorg en strijden moe,
voor elke dag, mij hier gegeven,
U hoger, reiner loflied toe.