1. Kinderen
hebben
hun
Bernolf Kramer
Pabo Tilburg
Fontys Hogeschool Kind & Educatie
2. In dit blokuur…
• Gesprekken
• Theorie Delfos
• Analyse gesprekken met kinderen
• Conclusies
• Houd alvast je telefoon, tablet of laptop gereed.
Deze heb je nodig om te kunnen stemmen!
7. 'Alle kinderen zijn artiesten, het
probleem is om artiest te blijven
wanneer je volwassen bent.'
Pablo Picasso, kunstschilder & beeldhouwer
(1881 – 1973)
10-10-12
9. Literatuur
Delfos, M.F. (2008). Luister je wel
naar mij? Gespreksvoering met
kinderen tussen vier en twaalf jaar.
Amsterdam: Uitgeverij SWP.
10. Kenmerken (Delfos, 2008)
• De gesprekspartners voelen zich prettig. Ze
respecteren elkaar.
• Open gesprek: de volwassene bepaalt niet eenzijdig de
richting van het gesprek.
• Het kind geeft de informatie en niet dat de informatie
aan haar/hem ontrokken wordt.
• Het kind voelt zich gehoord en heeft hulp gekregen die
bij hem/haar aansluit.
11. Communiceren met kinderen
Het meest krachtige wapen in het
weerbaar maken van kinderen is
de bescheidenheid van de
volwassene.
(Delfos, 1999)
13. Soorten gesprekken?
• Een slecht nieuws gesprek;
• Een probleemoplossend gesprek;
• Een diagnostisch gesprek
(proces);
• Een evaluatiegesprek (product);
• Een begeleidingsgesprek zowel
vakinhoudelijk als didactisch;
• Een gesprek naar de wereld
10-10-12 van het kind.
14. De doelen van een gesprek
1. Activerend: andere aanzetten tot actie;
2. Diverterend: anderen vermaken;
3. Emotief: gevoelens laten blijken of
oproepen;
4. Informatief: het geven van pure informatie;
5. Instructief: het geven van aanwijzingen;
6. Persuasief: anderen overtuigen of
overhalen.
15. Net als bewegingsonderwijs
• Je hebt een goede warming-up nodig voor de
spieren. Doe je dat niet, dan heb je grote kans
op een blessure.
Met een goede warming-up verklein je de kans
aanzienlijk.
10-10-12
16. Vooraf
• Kies een locatie waar jij en het
kind zich prettig voelen.
• Maak doel en intentie duidelijk.
10-10-12
19. Gesprek
• Als een kind het idee heeft
dat de volwassene een
´domme´ fout maakt door
het kind niet te begrijpen,
kan het kind het gesprek
overnemen.
– >> P28
10-10-12
21. Wat zou je aan N. vragen?
• Het zusje van Nicolien (11) overleed met 1,5
jaar. Het zusje lag opgebaard in een bed direct
onder de kamer van N. Deze durfde niet meer te
gaan slapen in haar kamer, want ze had
gehoord dat de ziel van haar zusje naar de
hemel zou stijgen en N. was doodsbang dat zij
bij het stijgen meegenomen zou worden.
22. Communicatievoorwaarden
• Ga op dezelfde (oog)hoogte zitten als het kind
• Kijk naar het kind terwijl je spreekt (non verbaal gedrag)
• Alterneer het wel en niet maken van oogcontact
• Stel het kind op zijn of haar gemak
• Luister naar wat een kind zegt
• Gebruik voorbeelden en benoem de gespreksvoering
• Leer het kind eigen verhaal te benoemen
• Probeer spelen en praten te combineren
• Zorg ervoor dat kind tot zichzelf kan komen
23. Gespreksfasen
Aanloopfase (bepaalt de toon van het gesprek)
Proberen sfeer te scheppen, 'social' talk (hoe gaat het?)
Planningsfase
Doel uitleggen van het gesprek (waarom?), randvoorwaarden van
het gesprek (b.v. de tijd), hoe je het gesprek gaat voeren.
Themafase
Onderwerp van het gesprek bespreken. Begin algemeen en stel pas
later naar vragen met ‘jij’.
Slotfase (bepaalt het gevoel van het gesprek)
Afronding van het gesprek, samenvatting van het gesprek,
samenvatting checken > kijken of het klopt, eventuele afspraken
vastleggen
27. Vraagstelling [1]
• Stel open vragen (Gesloten vragen nodigen uit
tot antwoorden, niet tot vertellen).
• Ga niet op zoek naar de kortste weg naar het
antwoord dat je wilt horen.
• Vraag niet naar de bekende weg.
10-10-12
29. Vraagstelling [2]
• Luister actief en oprecht geïnteresseerd. Moedig
het kind aan met kleine uitingen van instemming
en goede vragen om verder te vertellen.
• Stel geen suggestieve vragen (“Jij houdt zeker
wel van muziek hé?“)
Kinderen zijn snel geneigd sociaal wenselijke antwoorden te geven.
30. Luister naar het kind
• Motivatie is het kernwoord
– Soms je doel opnieuw benoemen
• Spanningsboog
• Oprechte interesse tonen
– Ik heb er écht wat aan dat je dit zo aan me vertelt.
– Ik begrijp nu veel beter wat het betekent om …, omdat
je mij … verteld hebt.
– Vat samen en vraag of je het goed hebt begrepen…
33. Vraagstelling [3]
• Luister niet alleen, kijk ook goed. Wat vertelt het
kind met non-verbale communicatie?
• Sluit aan bij de leef- en belevingswereld van het
kind
• Vraag zonder vooroordelen.
10-10-12
34. Vraagstelling [4]
• Stel niet teveel vragen tegelijk.
• Ga niet invullen of over jezelf praten.
• Neem de tijd, zodat het gesprek zich kan
ontwikkelen. Geef niet te snel op als het kind
niet meteen honderduit gaat vertellen.
38. Vraagstelling [6]
• Vraag niet ‘wat betekent’ maar vraag ‘waar denk
je aan bij’ of ‘Heb je wel eens gehoord van’.
• Niet meteen op de persoon richten (wat vind jij
of ben je). Eerst algemeen en dan toespitsen.
• Blijf bij het antwoord (v – a – v – a – v …)
39. Afronding
• Rond het gesprek altijd goed af.
• Zeker belangrijk als het een ‘zwaar’ gesprek is
geweest. Zorg dan dat het kind tot zichzelf kan
komen.
Valkuil bij gespreksvoering met jonge kinderen is dat zodra we op informatie uit zijn en zodra we over moeilijke onderwerpen communiceren het gesprek een hachelijke zaak wordt. (Delfos) Communicatie met jonge kinderen vraagt van de volwassenen speelsheid en loskomen van vaste patronen (normeren, interpreteren, prestatiedrang, starheid, willen winnen, willen concurreren). Goede communicatie begint met de houding, attitude die men inneemt: vanuit respect en bescheidenheid We moeten ervan overtuigd zijn dat kinderen iets te vertellen hebben en dat ze het willen vertellen.