2. Waar deze bijdrage over gaat
Kerkverlating en Godsverlating hebben
deels te maken met het feit dat ELK mens
moet kiezen.
Elke mens gaat in zijn jeugd door een
belangrijke periode heen.
Een periode van oude(rlijke) ideeën,
normen, geloof en gedrag wegleggen en op
zoek gaan naar eigen ideeën, normen,
geloof en gedrag.
3. Waar deze bijdrage over gaat 2
Tijdens en na die periode bouwt een mens
(soms met een partner zoals er staat
) een eigen,
nieuwe identiteit op.
Die is deels gebaseerd op aangeleerde
ideeën en gedrag, deels gebaseerd op
eigen ontdekkingen.
Maar wat als die eigen ideeën en overtuigen
anders zijn dan wat je als ouders wenst?
4. Waar deze bijdrage over gaat 3
In deze bijdrage
• Een overzicht van die belangrijke periode
die elk mens mee MOET maken:
puberteit en jong-volwassenheid.
• Een overzicht van dingen die in deze
eeuw jonge mensen voor uitdagingen stelt
• Een overzicht van dat wat, ook voor het
geloof en de kerk, grote gevolgen heeft
5. Kaarten op tafel:
• Pak een kaartje die voor u de jongeren van nu symboliseren
• Wissel de gekozen kaartjes met elkaar uit in kleine groepjes
• Schrijf de resultaten op een briefje
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14. • Letten op anderen
• Redeneren
• Zijn kwetsbaar
• Lichamelijke verandering/Seksualiteit
• Heftige emoties
• Ontwikkeling in de hersenen
• Consequenties
15.
16. Opgroeien in een wereld
zonder waarheid
Geloofsopvoeding in de 21e eeuw
17.
18. “Jij hebt jou waarheid, ik
heb mijn waarheid”
“Maar dat is jóu interpretatie, ik
zie dat heel anders”
“We kunnen ook niet weten wie
er echt gelijk heeft, laten we
elkaar hierin vrijlaten”
“We dragen allemaal een gekleurde
bril, niemand weet hoe het écht zit”
“Maar als hij daar nou gelukkig van
wordt, wie ben ik dan om te zeggen dat
het niet goed is?”
19. “We dragen allemaal een gekleurde
bril, niemand weet hoe het écht zit”
‘Relativisme’
- Iedereen draagt een gekleurde bril.
- Feiten bestaan niet, alleen interpretaties.
- Waarheid is niet iets wat bestaat, het is iets wat wij
construeren
- Alleen gekleurde waarheid die per persoon kan verschillen.
20. “Maar als hij daar nou gelukkig
van wordt, wie ben ik om te
zeggen dat het niet goed is?”
‘Pragmatisme’
- Niet „wat is waar‟ maar „wat werkt‟ of „wat voelt
goed‟
- Goed of fout bestaan niet.
- Iedereen moet voor zichzelf bepalen wat goed of
fout is. Dit op basis van gevoel