2. Wat?
>Gebieden waar we op basis van waarnemingen en wetenschappelijke
argumenten kunnen onderbouwen dat er geen “overblijfselen, voorwerpen of
andere sporen van menselijk bestaan aanwezig zijn die getuigenis afleggen van
tijdperken en beschavingen waarvoor opgravingen of vondsten of andere
methoden van onderzoek een betekenisvolle bron van informatie zijn”; of waar
deze met zekerheid onvoldoende goed bewaard zijn om archeologische waarde
te hebben.
Dus: gebieden waar, op basis van de huidige kennis, bij
toekomstige ingrepen redelijkerwijs geen verder onderzoek
nodig is in functie van archeologie.
2
3. Twee hoofdcriteria:
1) Het gebied is reeds archeologisch onderzocht en op basis van die kennis is er geen
archeologisch erfgoed aanwezig of meer aanwezig (want opgegraven).
2) Op basis van andere beschikbare gegevens is het gebied in die mate verstoord dat
er, in combinatie met gegevens over de potentiële dikte van het bodemarchief, geen
archeologisch erfgoed (meer) te verwachten valt.
> Complexer dan op het eerste zicht lijkt.
3
4. 1) Het gebied is reeds archeologisch
onderzocht en op basis van die kennis is er
geen archeologisch erfgoed aanwezig of meer
aanwezig (want opgegraven).
Oude opgravingen (referentie in Centrale Archeologische Inventaris)
meestal eerder beperkt.
Vooronderzoeken en opgravingen sinds het archeologiedecreet
afhankelijk van aard van de ingreep.
In beide gevallen is een screening van deze bronnen nodig.
4
5. 2) Op basis van andere beschikbare gegevens is het gebied in die
mate verstoord dat er, in combinatie met gegevens over de
potentiële dikte van het bodemarchief, geen archeologisch erfgoed
(meer) te verwachten valt.
Enkele nuances:
>vroeg prehistorische sites (vb. van neanderthaler) kunnen diep begraven zijn.
Dit is afhankelijk van de geologie van het gebied.
Sites zijn hier echter zeer moeilijk te ‘voorspellen’ => in het kader van de “gebieden…”
maken we in deze contexten abstractie van ongekende sites.
5
6. 2) Op basis van andere beschikbare gegevens is het gebied in die
mate verstoord dat er, in combinatie met gegevens over de
potentiële dikte van het bodemarchief, geen archeologisch erfgoed
(meer) te verwachten valt.
Enkele nuances:
Zelfs in intensief verstoorde zones kunnen nog diepe geïsoleerde archeologische
structuren (bv. waterputten) aanwezig zijn.
Ook deze relicten zijn moeilijk te ‘voorspellen’ => ook van deze mogelijkheden maken
we abstractie.
! Met gekende waterputten houden we uiteraard wel rekening,
! Toevalvondsten tijdens werken moeten steeds gemeld worden.
6
7. 2) Op basis van andere beschikbare gegevens is het gebied in die
mate verstoord dat er, in combinatie met gegevens over de
potentiële dikte van het bodemarchief, geen archeologisch erfgoed
(meer) te verwachten valt.
Enkele nuances:
>In sommige gebieden wordt het archeologisch erfgoed afgedekt door relatief
‘jonge’ afzettingen, bijvoorbeeld langs rivieren. Deze afdekkingen zijn vrij goed in
kaart gebracht.
!Hiermee dient wel rekening gehouden te worden. Verstoringen moeten dus betekenisvolle
impact hebben op het substraat onder de afdekkingen.
7
Afgedekte prehistorische site te Bazel (Kruibeke)
8. 2) Op basis van andere beschikbare gegevens is het gebied in die
mate verstoord dat er, in combinatie met gegevens over de
potentiële dikte van het bodemarchief, geen archeologisch erfgoed
(meer) te verwachten valt.
Enkele nuances:
>In historische stads- en dorpskernen is er dikwijls een dik archeologisch pakket aanwezig,
die soms zelfs het ‘natuurlijk’ oppervlak afdekt.
Via historische kaarten werden de grootste kernen reeds afgebakend als archeologische
zone.
!Hiermee dient ook rekening gehouden te worden.
8
9. 2) Op basis van andere beschikbare gegevens is het gebied in die
mate verstoord dat er, in combinatie met gegevens over de
potentiële dikte van het bodemarchief, geen archeologisch erfgoed
(meer) te verwachten valt.
>Mogelijke (GIS) bronnen: bodemkaart, „Corine
Landcover‟, erosiekaarten…
>Dikwijls afweging nodig (diepte, grootte van de verstoringen vs.
Potentiele dikte van het archeologisch archief)
9
10. 2) Op basis van andere beschikbare gegevens is het gebied in die
mate verstoord dat er, in combinatie met gegevens over de
potentiële dikte van het bodemarchief, geen archeologisch erfgoed
(meer) te verwachten valt.
In een eerste fase werd reeds een kaart opgemaakt met verstoringen
(grote ontginningen):
>-In totaal 26796,4 ha „hard verstoord‟
-gemiddelde grootte: 8,9 ha
-= 1,95% van de Vlaamse oppervlakte
10
11. Concrete aanpak
1)
Kaart met „harde verstoringen‟ (2010 afgewerkt; 1,95%); Het
agentschap verwerkt in de nabije toekomst nog een aantal andere
bronnen op Vlaams niveau (bv. gegevens van
OVAM, ontgrondingen in functie van natuurontwikkeling, etc.).
2)
Op basis van reeds afgewerkt archeologisch onderzoek
(Agentschap Onroerend Erfgoed);
3) Gemeenten kunnen bijkomend gebieden waar geen
archeologisch erfgoed te verwachten valt aanreiken, hetzij door
beroep te doen op de eigen (inter-) gemeentelijke
archeologische diensten, hetzij door bv. het inschakelen van
studiebureaus. Hiervoor werd een handleiding
(www.onroerenderfgoed.be ) ontwikkeld.
4) Aanreiken van gegevens door gemeenten, op basis van
lokale bronnen. Hiervoor werd een richtlijn ontwikkeld
(www.onroerenderfgoed.be ).
>In beide gevallen neem eerst contact op met het Agentschap
Onroerend Erfgoed (archeologie@onroerenderfgoed.be ) (meer
info, begeleiding, aanreiken van bronnenmateriaal).
11
12. -Op (inter) gemeentelijk niveau, door archeologen;
-Bij voorkeur met behulp van GIS door middel van intekening van polygonen, hetzij in een open data
standaard, hetzij in shapefile (Esri).
-Bij voorkeur op het Grootschalig Referentiebestand (GRB); en indien dit nog niet beschikbaar is voor het
gebied op de vectoriële kadasterkaarten (kadmap).
-Steeds zo precies mogelijk, bij voorkeur op perceelgrens, maar ook andere afbakeningen (vb. de
opgravingsgrens, de verstoringsgrens) mogen bezorgd worden. In ieder geval moet de afbakening objectief
gemotiveerd worden.
-Elk afgebakend gebied wordt op zijn minst voorzien van een uniek id nummer, dat verwijst naar de
rapportage.
Het rapport bespreekt per gebied:
-de aard, datering, en mate van de verstoring (o.a. diepte(s)),
-de bronnen die werden gebruikt voor het analyseren en afbakenen van het gebied,
-een wetenschappelijk onderbouwde verantwoording waarom het een gebied is waar geen archeologisch
erfgoed kan verwacht worden.
-Aanreiken van gegevens:
De gegevens worden bij voorkeur digitaal aangeleverd met:
-de polygonenlaag;
-het rapport in een open document of word formaat.
Naast de bespreking van de zones bevat het rapport ook enkele metadata gegevens, zoals de auteur(s) van
het rapport, en de datum(s) van raadpleging van de digitale brongegevens.
12
13. -Aanreiken van gegevens op basis van lokale bronnen;
-Indien de gemeente niet zelf beroep kan of wil doen op archeologische expertise kan ze ook ‘brute’
gegevens aanreiken over (grote) gekende verstoringen. De interpretatie van deze gegevens en de
vertaalslag naar de kaart zal dan op termijn door het Agentschap gebeuren. Om dit beheersbaar te houden
werken we hierbij in stappen, waarbij gestart wordt met de grootste verstoringen, met als minimale
omvang:
- De verstoring is overal minstens 1 meter diep.
- De oppervlakte van de verstoring bedraagt minstens 3000m².
-Indien beschikbaar wordt de data liefst digitaal bezorgd, hetzij in een open data standaard, hetzij in
shapefile (Esri). Het aanleveren van analoge gegevens is evenwel ook mogelijk. Het belangrijkste element
hierbij is de weergave van een goede lokalisering van de verstoring, en gegevens over:
-het volume van de verstoring (met name diepte van graafwerken);
-datum van verstoring.
Naast de bespreking van de gebieden bevat het rapport ook enkele metadata gegevens, zoals de auteur(s)
van het rapport, en de datum(s) van raadpleging van de digitale brongegevens.
Indien analoog afgebakend wordt een kopie van de kadasterkaarten met afbakening geleverd. Deze
bestanden worden bezorgd aan archeologie@onroerenderfgoed.be.
13
14. Besluit
Als gemeente heeft u verschillende opties:
1) Zelf gebieden onderzoeken en afbakenen met inzet van eigen of ingehuurde
archeologische expertise.
2) Aanreiken van grote verstoringen (>3000m², overal dieper dan 1m) aan agentschap
voor onderzoek door het agentschap.
3) Medewerking uitstellen
4) Niet meewerken (= archeologienota “geen archeologie te verwachten” wordt opgesteld
door de toekomstige (grote) ontwikkelaars voorafgaand aan aanvraag
stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning)
Bijkomend:
- Als gemeente kan u ook verder gaan en lokaal bijkomende gegevens bijhouden, bijv.
over diepte van verstoringen in functie van toekomstige archeologienota‟s.
- De kaart blijft een dynamisch instrument, met doorlopende aanvullingen.
14