Presentatie 2, gegeven op de studiedag over archeologisch syntheseonderzoek o...
La Belgique Industrielle: de wisselwerking tussen transport en landschap tijdens de 19e eeuw (De Block - Van der Herten)
1. La Belgique Industrielle
De wisselwerking tussen transport en landschap
tijdens de 19de eeuw
Greet De Block
Bart Van der Herten
2. Ontwikkelingen 1750-1830
• Snelle regimewissels in de Zuidelijke
Nederlanden met eigen accenten voor het
transport
– Oostenrijkse periode (tot 1790)
– Franse periode (tot 1815)
– Hollandse periode (tot 1830)
9. Macro-economische ontwikkeling (1)
• De industriële revolutie (1800-1830)
– Mechanisering van de textielnijverheid
(Verviers)
– Steenkool en metaalnijverheid (Luik-Verviers
en Mons-Charleroi)
– Antwerpen en Brussel als dienstencentra
– Platteland als dominante sector (+ 50%)
10. Macro-economische ontwikkeling (2)
• Economische factoren
– Natuurlijke rijkdommen: grondstoffen en
landbouwareaal
– Goed geschoolde arbeiders
– Arbeidsreserve op het platteland
– Overname van Engelse technologie
– Groot aantal Belgische uitvindingen
– Inkomensstijging en dus meer vraag
– België als exportland
11. Macro-economische ontwikkeling (3)
– Besluit: overgang van landbouweconomie
naar gemengde agrarisch-industriële
economie werd afgerond ca. 1850.
– België werd één van de pioniers van de
industriële ontwikkeling
– De spoorwegen waren de motor van deze
ontwikkeling
13. Transport ca. 1830 (1)
• Het wegvervoer:
– Belangrijke investeringen sinds Oostenrijkse
periode: steenwegen
– Tolsysteem: de gebruiker betaalt
– Eerste grote verbindingen en interstedelijk
netwerk, relatief weinig grensovergangen
– Personenvervoer: 5 à 10 km/u
– Goederenverkeer: weinig georganiseerd, zeer
traag, risicovol en duur
15. Transport ca. 1830 (2)
• De binnenscheepvaart
– Rivieren: zeer problematisch – niet
gekanaliseerd – bodem onregelmatig
– Vervoer vooral regionaal
– Investeringen in kanalen richting Frankrijk en
Nederland
– Tolsysteem
– Zeer traag (2-3 km/u)
17. De rol van transport
• Inzicht bij de overheid in het belang van
een goed ontwikkeld transportsysteem
– Voor import en export (vb. steenkool)
– In de prijsvorming van producten
– Voor de verspreiding van goederen van de
industriële revolutie, ook in België
– België op zich niet leefbaar (overproductie)
Gevolg: een belangrijk economisch
probleem
18. Een kanaal of een spoorweg?
• Parlementair debat: de keuze voor een
overheidsbedrijf én de keuze voor een
spoorweg
• Van lijn Antwerpen naar Keulen naar een
internationaal assenstelsel met Mechelen
als centraal spoorwegknooppunt
• Spoorwegwet 1834
• Eerste treinrit: 5 mei 1835
19. Een kanaal of een spoorweg?
• België als spoorwegpionier:
– Veel innovatie
– Export van spoorwegtechnologie
– Uniek overheidsmodel met inbreng van de
private sector
– Intermodaal model
– Uniek financieringsmodel met zeer lage
tarieven
20. Spoorwegen als
ruggengraat van de
transportinfrastructuur
36. De buurtspoorwegen
• Jaren 1880: sociaal vraagstuk –
transportvraagstuk – economische crisis
• Antwoord: een lichte spoorweg-
infrastructuur langs de gewone wegen
• Eerste fase: stervorming rond steden
• Vervolgens: hele grondgebied
• Zeer snelle ontwikkeling
• Gemengde financiering overheden
37.
38.
39.
40. Het wegvervoer
• Zeer grote toename van het aantal
steenwegen
• Twee soorten: aanvoerroutes naar de
spoorwegen of belangrijkste
transportmogelijkheid in regio’s waar geen
spoorwegen waren aangelegd
• De snelheid nam niet echt toe t.o.v. 1830
• Relatieve achteruitgang van de trafiek
o.i.v. de spoorwegen
42. De binnenscheepvaart
• De ‘vergeten’ sector: overheid investeert in
sector waar technologische ontwikkeling wordt
verwacht
• België verdeeld in drie rivierbekkens
• Historische ontwikkeling: elke waterweg met
eigen kenmerken
• Rivieren zeer problematisch
• Kanaal Brussel-Charleroi
• Regionale eenmaking van binnenwateren
• Amper netto-aanleg tijdens 19de eeuw