1. Materieel strafrecht: geeft aan welke feiten strafbaar zijn, wie dader is en met welke sancties het
plegen van die feiten kan worden bestraft.
Op te delen in een algemeen deel (eerste boek van Sr, getiteld 'Algemene Bepalingen') en een
bijzonder deel: bevat alle afzonderlijke gedragingen die strafbaar zijn (tweede en derde boek Sr, en
afzonderlijke wetten zoals bijv. de Opiumwet, de Wet wapens en munitie en de Wegenverkeerswet
1994)
Het algemene deel bestaat vooral uit voorschriften die van toepassing zijn op alle wettelijke
regelingen die strafbepalingen bevatten. Art. 91 Sr geeft aan dat het eerste Wetboek van Sr mede
van toepassing is op feiten waarop bij andere wetten of verordeningen straf is gesteld.
Verschil tussen vaststellen van verbodsbepalingen en het bepalen van de straf op overtreding:
Formele wetgevers en gedecentraliseerde overheden hebben de bevoegdheid tot strafbepaling van
de overtreding van de (eigen) verbodsbepalingen. (Lagere) wetgevers mogen dit niet.
Overtreding: 'lichtere' delicten
Misdrijf: 'zwaardere' delicten
Geen specifiek onderscheidscriterium; veelal is de ernst van het feit bepalend.
Misdrijven: 2e boek van Sr ('Misdrijven'), aangegeven in wet in formele zin.
Overtredingen: 3e boek van Sr ('Overtredingen'), AmvB's, ministeriële regeling, verordeningen van
lagere overheden, aangegeven in formele wetgeving.
Belang van onderscheid:
– Bevoegdheid vd rechter: overtredingen = kanton, misdrijven = strafrechter.
– Delictsvormen poging, voorbereiding en medeplichtigheid zijn allen bij misdrijf strafbaar.
– Een Nederlander die een (strafbaar) feit in het buitenland pleegt kan alleen worden berecht
indien het een misdrijf betreft.
– Slechts op verdenking van pleging van een (ernstig) misdrijf kan een verdachte in
voorlopige hechtenis worden genomen.
Legaliteitsbeginsel (art. 16 Gw en art. 1 lid 1 Sr): “Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een
daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.”
Hieruit leidt:
– Verbod van terugwerkende kracht
– Bij verandering moet de (voor de verdachte) gunstigste bepaling worden toegepast
– Verbod van analogie (gelijkenis, en niet strafbaar op grond van bijv. gewoonterecht)
De rechter mag niet op grond van een sterke gelijkenis met een bestaande rechtsregel uit het
strafrecht een nieuwe (ongeschreven) strafrechtelijke norm bepalen. Verruimende uitleg van een
wettelijke strafbepaling is wel toegestaan.
Voorwaarden voor strafbaarheid
Delictsomschrijving moet vervuld zijn
Er moet sprake zijn van wederrechtelijkheid
De gedraging moet de dader te wijten zijn.
De delictsomschrijving is de benoeming of formulering van de verboden gedraging in de wet.
Deze bestaat uit bestanddelen; de gedraging en voorwaarden waaronder het feit strafbaar is.
2. De overige twee vereisten worden ook wel elementen genoemd:
Wederrechtelijkheid: elk strafbaar gedrag moet in strijd zijn met de wet. Staat soms al in de
bestanddelen, maar moet ook apart aangetoond worden. Kan wegvallen door bijv. 'noodweer'.
Schuld: iemand die een strafbaar feit pleegt, moet een verwijt van zijn gedraging kunnen worden
gemaakt. Schuld kan in drie vormen voorkomen:
– Feitelijk plegen
– Culpa (nalatigheid, onoplettendheid)
– Dolus (opzet; 'willens en wetens' uitvoeren van een strafbare gedraging)
Opzet en schuld betreffen de intentie van de dader; zijn mentale instelling.
Uitbreidingen van strafbaarheid:
Poging (art. 45 Sr): het niet voltooiien van een misdrijf (maar wel al een begin van uitvoering
geopenbaard). Het niet voltooiien moet zijn veroorzaakt door omstandigheden buiten de wil van de
dader om. – Straf is maximaal 2/3 van de straf voor het voltooide delict.
Voorbereiding (art. 46 Sr): het voorbereiden van een (ernstig) misdrijf, geen (begin van)
uitvoering. Ernstig misdrijf = misdrijf met een gevangenisstraf van max. 8 jaar of meer.
Staking hiervan uit vrije wil maakt de dader niet strafbaar. – Strafmaat = ½ van volledige straf.
Deelneming (artt. 47 en 48 Sr): bestaat uit drie vormen, waarbij een persoon tot op zekere hoogte
onderdeel uitmaakt of deelneemt aan een strafbaar feit.
– Doen plegen is het laten plegen van een strafbaar feit door een ander. Hierbij is de
feitelijke pleger niet schuldig; hij was 'willoos werktuig'.
– Uitlokking het laten plegen van een strafbaar feit, d.m.v. opzettelijke uitlokking (art. 47
lid 1 onder 2 Sr). Zowel uitlokker als uitgelokte zijn hierbij strafbaar.
– Medeplegen: twee of meer personen plegen samen een strafbaar feit. Hierbij is vereist
dat tussen daders een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan.
Medeplichtigheid (art. 48 Sr): medeplichtig zijn zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen
van een misdrijf en zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen voor (de
totstandkoming van) het misdrijf. Maximumstraf is hetzelfde als bij poging (art. 49 lid 1 Sr).
Sancties
Te vinden in titel II van het eerste boek van Sr.
Art. 9 Sr vermeldt de ontbreking van lijfstraffen of de doodstraf binnen het gewone strafrecht.
Veelal gericht op vergelding of afschrikking.
Strafmaat: alle hoofdstraffen (behalve de taakstraf) kennen een algemeen minimum. Dit minimum
is ongeacht het delict wat bestraft wordt. Elke straf kent ook een maximum, die is wel afhankelijk
van het te straffen feit. Binnen die grenzen is de rechter vrij om de strafmaat vast te stellen.
Bij oplegging van een verkeerde straf volgt vernietiging van die strafoplegging.
Schuldigverklaring zonder straf is ook een mogelijkheid, ook al is het feit bewezen en zijn feit en
dader strafbaar. Art. 9a Sr biedt deze mogelijkheid als de rechter het raadzaam acht gezien de
geringe ernst van het feit, de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden.
Oplegging van voorwaardelijke straf (art. 14a Sr):
Het geheel of gedeeltelijk opleggen van een straf die aan voorwaarden gebonden is.
Bij het overtreden van die voorwaarden, zal de straf in werking gesteld worden.
Bijzondere voorwaarden: bijv. contact houden met reclassering, meewerken aan behandeling etc.
3. Hoofdstraffen
– Gevangenisstraf: minimum van 1 dag, maximum (afhankelijk van delict) is levenslang.
(art. 10 lid 2 en art. 18 Sr)
Voorwaardelijke invrijheidsstelling (afgekort: IV, art. 15 e.v. Sr) geldt alleen voor geheel
onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen hoger dan een jaar. Bij straffen boven de twee jaar kan
IV al in werking treden als 2/3 van de opgelegde straf is ondergaan.
Tenuitvoerlegging gebeurd in de gevangenis (penitentiaire inrichting), een die het beste past
bij de persoonlijkheid vd veroordeelde. Uitgangspunt = met medegevangenen.
'Schadelijkste' straf; mogelijkheid tot maatschappelijk isolement of 'criminele infectie'.
– Hechtenis: minimum van 1 dag, maximum van 1 jaar. Wordt ondergaan in het huis van
gedetineerden, als regel in gemeenschap met medegedetineerden. Hechtenis is een minder
zware straf dan gevangenisstraf (art. 61 Sr), tegenwoordig bestaat in de praktijk weinig of
geen verschil. Kan ook gedeeltelijk/voorwaardelijk worden opgelegd.
Art. 24c e.v. Sr kent de vervangende hechtenis, bij oplegging van een geldboete moet de
lengte van hechtenis worden vastgelegd als evt. vervanging van die straf wanneer de
veroordeelde niet (tijdig) betaald. 25 euro = maximaal 1 dag.
– Taakstraf (art. 22c-k Sr): geen minimum, maximaal 480 uur (waarvan max. 240 werkstraf)
Een werkstraf is het verrichten van onbetaalde arbeid en een leerstraf bestaat uit het volgen
van een leerproject. Kan ook geheel/gedeeltelijk voorwaardelijk worden opgelegd.
Combinatie met geldboete of vrijheidsstraf evenals vervangende hechtenis behoren ook tot
de mogelijkheden. Twee uur taakstraf = max. 1 dag vrijheidsontneming.
– Geldboete (art. 8 en art. 23 lid 4 Sr): minimum van 3 euro, maximum is 760 000 euro
(afhankelijk van het delict en in welke categorie die valt, 1 t/m 6). Per delict is vastgesteld
welke categorie van toepassing is.
Bijkomende straffen (art. 9 Sr): bijv. verbeurdverklaring of rijbevoegdheidsontzegging.
Maatregelen
Meer gericht op bechermen van de maatschappij of de dader.
– Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (art. 37 Sr): bedoelt voor daders die hun
gedragingen vanwege gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van hun
geestvermogens strafrechtelijk niet kan worden toegerekend. Alleen als de dader een gevaar
is voor zichzelf, anderen of voor de algemene veiligheid. Max. 1 jaar.
– Terbeschikkingstelling (TBS, art. 37a e.v. Sr): alleen als het op het misdrijf een
gevangenisstraf van minstens 4 jaar staat en als de (algemene) veiligheid van anderen
(personen of goederen) dit vereist. Tijdens TBS vindt psychiatrische handeling plaats, dit om
de recidivekans te verminderen (art. 2 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden).
Art. 38d+e Sr geeft een maximum van 4 jaar voor TBS, geldt niet bij geweldsdelicten; de
maatregel kan dan elke 2 jaar worden verlengd, tot de rechter het voldoende vindt.
– Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD, art. 38m e.v. Sr): vindt veelal
plaats bij 'draaideurcriminelen'. Doel is om de vicieuze cirkel te doorbreken. Maximale duur
is 2 jaar en er moet aan voorwaarden worden voldaan:
– Verdachte moet in voorgaande 5 jaar minstens 3 maal (onherroepelijk) tot
gevangenisstraf, vrijheidsontneming of een taakstraf veroordeeld zijn.
– Er moet een aanmerkelijke kans op recidive zijn.
– Alleen als de veiligheid van personen of goederen dat vereist.
– Schadevergoedingsmaatregel (art. 36f Sr): mogelijk in strafzaken waar een slachtoffer
rechtstreeks schade heeft geleden door het strafbare feit. Dit door het indienen van een
civiele vordering (art. 51 a-f Sv). Kan ook opgelegd worden om aan de Staat te betalen;
hierdoor krijgt het slachtoffer meer 'kracht'. Vervangende hechtenis is ook mogelijk.
4. – Ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel (art. 36e Sr): hier is het beoogde doel het
herstellen van de rechtsorde d.m.v. betaling aan de Staat. Aannemelijk verband is voldoende.
Het vonnis bevat verplichting tot betaling, met dwang van een evt. maatregel van lijfsdwang
(soort vervangende hechtenis), maximaal 3 jaar.
Reclassering:
In hoofdlijnen 3 taken:
– Verschaffen van voorlichting omtrent de persoon van de verdachte. Dit gebeurd bij de
berechting van de meer ernstige delicten als regel d.m.v. een schriftelijk
voorlichtingsrapport. Uitbrengen hiervan geschiedt meestal op verzoek van de OJ.
– Tenuitvoerlegging van een opgelegde taakstraf realiseren.
– Verlenen van hulp aan de verdachte bij verblijf in het huis van bewaring of gevangenis en bij
zijn terugkeer in de maatschappij.
Geregeld in de Reclasseringsregeling.
De zin van straf
Grond voor straf is vergelding, dit door vergelding van het toegebrachte leed.
Specifieke doeleinden waarmee de rechter bij bepaling vd strafmaat rekening houdt:
– Speciale preventie: gericht op de dader om ervoor te zorgen dat hij na het ondergaan
van de straf niet nogmaals een strafbaar feit pleegt. In dit geval zou er sprake kunnen
zijn van een opvoedkundige en verbeterende werking.
– Generale preventie: het algemeen weerhouden van burgers om (bepaalde) strafbare
feiten te begaan. Afschrikkende werking.
– Beveiliging van de maatschappij: iemand in de gevangenis vormt geen gevaar (meer)
voor de maatschappij.
In het strafrecht staat 'leed' centraal.
Formeel strafrecht (ook wel strafprocesrecht):