SlideShare una empresa de Scribd logo
1 de 26
Descargar para leer sin conexión
Cradle to Cradle
                  een Deweyiaans perspectief




                   Bachelorscriptie Filosofie, Juli 2011
                  Auteur: A.J. (Ada) Kruiter Everhardus

 Begeleiders: Dr. P. (Pieter) Boele van Hensbroek, faculteit der Wijsbegeerte
Drs. A.J. (Albert-Jan) Abma, Science & Society Group, faculteit Wiskunde en
                             Natuurwetenschappen




                                                                                1
Inhoud:



1.   Inleiding                                             p. 3 - 4


2.   2.1. De contouren van de Cradle to Cradle filosofie   p. 4 - 5
     2.2. The Hannover principles                          p. 6 - 11
     2.3. Kritiek en uitdagingen voor C2C                  p. 11- 12


3.   3.1. Inleiding John Dewey                             p. 12 -13
     3.3. Leerniveau 1Het individu als leerling            p. 13 16
     3.4. Leerniveau 2 Het sociale niveau                  p. 17 -18
     3.5. Leerniveau 3 Het collectieve niveau              p. 18 -22


4.   4.1. C2C en het individuele leerproces                p. 21
     4.2. C2C en het groepsleerproces                      p. 22
     4.3. C2C en het collectieve leerproces                p. 23 –24
     4.4. Conclusie                                        p. 24 - 25

5.   5.1 Literatuurlijst                                   p. 26




                                                                        2
Hoofdstuk 1. Inleiding

Cradle to Cradle (C2C) leert ons een nieuwe manier van industrieel produceren en
consumeren. Deze filosofie ontstond als reactie op de door de mens veroorzaakte schadelijke
milieueffecten, die sinds de Tweede Wereldoorlog als een steeds groter probleem worden
ervaren. De kiem voor het Cradle to Cradle concept werd gelegd in 1991 tijdens een
ontmoeting tussen de Amerikaanse architect William McDonough en de Duitse chemicus
Michael Braungart. In 1992 verscheen van hun hand het boek, Hannover principles dat als
basis en leidraad voor de wereldtentoonstelling 2000 in Hannover werd uitgegeven.(figuur 1)
De samenwerking leidde in 2002 tot de internationale publicatie van het boek: Cradle to
Cradle, Remaking the Way We Make Things. De auteurs dragen het boek op aan ‘all of the
children of all species for all time’.
        C2C is een zinspeling op de ‘van wieg tot graf’ filosofie waarop de geïndustrialiseerde
wereld gebouwd is: Producten die je niet meer gebruikt gooi je weg en je koopt een nieuw
exemplaar. Dit wereldbeeld van de moderne samenleving doorbreken de auteurs met de
introductie van een revolutionaire ontwerptheorie. Braungart en McDonough gaan uit van een
duurzaam, circulair model, waarin ecologische en technologische kringlopen op harmonieuze
wijze in elkaar overlopen. Er is geen afvalbelasting voor mens en milieu. Braungart en
McDonough zijn van mening dat de acceptatie van het concept verspilling een
tegennatuurlijke maatschappelijke moraal in zich draagt. Zij vervangen daarom het begrip
afval door voedsel. Cradle to Cradle is geen recycling of downcycling: Er wordt gestreefd
naar regeneratie van afval tot oorspronkelijke grondstoffen en upcycling van de producten in
de keten.
        Onder andere in de VS, Scandinavië, China en in Nederland zijn het afgelopen
decennium door verschillende multinationals succesvolle C2C producten in bedrijf genomen.
Enkele voorbeelden van bedrijven die C2C in de bedrijfsfilosofie toepassen zijn: Herman
Miller met de Mirra-bureaustoel die geen toxische elementen bevat en binnen 30 seconden
gedemonteerd kan worden tot herbruikbare bestanddelen. AkzoNobel ontwikkelt verfsoorten
en coatings die zonne-energie opnemen. De fabrikant Desso boekt successen met de
chemicaliënvrije EcoBase® tapijtlijn. DSM ontwikkelt kunststofmateriaal uit CO2. Philips
bracht de pvc-vrije Econova-TV op de markt.Van Gansewinkel (Destra Data) sluit de cirkel
met de inzameling van oud kantoorpapier. Na scheiding en versnippering levert partner Océ
het als 100% gerecyclede papier bij de klant. In 2008 verscheen ‘Die nächste industrielle
Revolution, die Cradle to Cradle-Community’ met lessen van concrete C2C toepassingen.
Voor de bouwsector is in 2010 van de hand van Braungart en McDonough ‘Cradle to Cradle
Criteria for the built environment’ verschenen, met C2C criteria en voorbeelden voor de
bouwsector.
        Cradle to Cradle is een vooruitstrevende beweging, maar controversieel binnen de
milieukunde. Critici vinden de doelstellingen energetisch niet haalbaar en niet volledig
energieneutraal. Er zijn kanttekeningen geplaatst over de bijdrage van C2C aan een duurzame
wereld. Braungart en McDonough willen op een energieneutrale manier ontwerpen en
produceren.


                                                                                              3
In de verdediging van C2C tegen deze kritieken speelt het idee van continu leren en innoveren
een centrale rol. Productieprocessen en praktijken die aan C2C voldoen zijn niet in een keer te
realiseren maar vergen een voortgaand leer- en verbeterproces. Uiteindelijk zijn dus processen
van leren en innoveren cruciaal voor het realiseren van de hele C2C filosofie. De C2C-
beweging heeft echter nog weinig uitgewerkte ideeën over leerprocessen. Er ligt daarom een
uitdaging om de C2C filosofie op dit punt verder uit te werken. Deze scriptie beoogt daaraan
een bijdrage te leveren door te rade te gaan bij de pragmatistische Amerikaanse filosoof John
Dewey (1859-1952). Dewey heeft bij uitstek een filosofie ontwikkeld van de mens als
experimenterend en lerend wezen en heeft waardevolle theoretische ideeën ontwikkeld over
leerprocessen. Ook zijn maatschappijfilosofie stelt leren centraal. De hoofdvraag van deze
scriptie kan daarom geformuleerd worden als: Op welke manier kunnen de inzichten van
John Dewey helpen het C2C gedachtengoed verder uit te werken en succesvol te maken?
        Bij het beantwoorden van die vraag gebruiken we vooral drie van Deweys werken die
ons elk kunnen informeren over leerprocessen op een bepaald niveau. In Democracy &
Education staat het individu centraal en komt Deweys visie op het persoonlijke leerproces en
zijn opvoedingsfilosofie aan bod. Met The Public and its Problems behandelen we Deweys
perspectief op sociale leerprocessen, relaties tussen groepen, publieke participatie en
deliberatie en democratie. In Experience and Nature staat het leerproces van het collectief
centraal ook in relatie tot de natuur en in mondiale relaties.

Hoofstuk 2. De contouren van de Cradle to Cradle filosofie

In dit hoofdstuk volgt een korte beschrijving over wat C2C in de praktijk inhoudt en een
reconstructie van de filosofische onderbouwing voor deze manier van werken. Op basis van
de kritieken op C2C en mijn eigen filosofische analyse van het C2C-concept wil ik de C2C
leerprocessen verder uitdiepen.
    Cradle to Cradle is een ontwerp- en productiemodel dat gebaseerd is op het idee dat het
levensprincipe een gesloten en zich oneindig herhalend kringloopproces van geboorte, groei,
vergaan en sterven is. Dit schept direct een perspectief voor intergenerationele
verantwoordelijkheid, want ons handelen nu mag niet het kringloopproces voor toekomstige
generaties verstoren.
    De centrale gedachte van de Cradle to Cradle filosofie is, dat alle gebruikte materialen na
hun eerste levencyclus in een product, nuttig kunnen worden ingezet in het volgende product.
De C2C ontwerpgedachte verschilt in een aantal belangrijke opzichten van de reguliere
manier van industrieel ontwerpen en produceren, maar ook van veel andere op duurzaamheid
gerichte manieren van produceren. Een belangrijk verschil, bijvoorbeeld, met conventioneel
hergebruik is, dat er geen kwaliteitsverlies zou mogen zijn en geen restproducten. C2C heeft
als motto: ‘waste equals food’1 Dit is geïnspireerd op de afbreekcyclus van natuurlijke
producten zoals hout of natuurlijke gewassen. De Cradle to Cradle filosofie staat verspilling
niet langer toe. C2C kent drie belangrijke aannames:
    1. Het leven houdt nooit op, maar levensresten worden voortdurend opnieuw functioneel
ingezet in de volgende levenscyclus. Het sterfproces van de ene levensvorm is conditionele
voorwaarde als nutriënt of ingrediënt van andere levensvormen of producten. Vruchten en
bladeren functioneren bijvoorbeeld als een noodzakelijke levensvoorwaarde voor mens en
dier.
    2. Het principe van wederkerigheid en diversiteit van relaties. Mensen zijn afhankelijk van
bossen voor de zuurstofvoorziening en planten leven van kooldioxide die mensen uitademen.


1
    Braungart en McDonough, Cradle to Cradle, p.92-93


                                                                                             4
Diversiteit moet je vieren omdat de potentie van levensvormen zich ontwikkelt door
interactie tussen de soorten.
    3.Zon en Aarde vormen een lifesupporting systeem. De zon vormt een noodzakelijke
energiebron voor ecosystemen op Aarde, waarmee biologische massa omgezet wordt in
andere functionele vormen van energie. Alle biologische functies in de lifesupporting cyclus
leveren economisch nut en geluk op. Mensen kunnen van natuurlijke mechanismen leren door
te observeren en ontdekken.
    De drie principes van cyclische ontwikkeling, wederkerigheid en diversiteit en het
lifesupporting ecosysteem van Zon en Aarde, vormen het uitgangspunt van C2C.
        De grondleggers pleiten er voor, dat ieder product, gebouw of gebied dat door mensen
tot stand wordt gebracht, volgens het biologische kringloopmodel wordt ontwikkeld en
ontworpen. Braungart en McDonough vertalen de C2C gedachte in zes ontwerp-principes2 :

1.        Gebouwen produceren meer energie dan ze gebruiken en zuiveren het eigen
          afvalwater.
2.        Fabrieken produceren drinkbaar gezuiverd afvalwater.
3.        Producten zijn biologisch afbreekbaar of keren terug als ruwe grondstoffen in
          industriële cycli.
4.        De monetaire toegevoegde waarde van materialen wordt ingezet voor humane en
          natuurlijke doeleinden.
5.        Transportsystemen van goederen en diensten dragen bij aan de kwaliteit van het leven.
6.        De wereld is gebaseerd op overvloed in plaats van beperking, afval en vervuiling.

Wereldwijd onderkennen velen met Braungart en McDonough dat een koersverandering van
de conventionele productie- en consumptiepatronen noodzakelijk is. Duurzame ontwikkeling
is in 1987 opgenomen in het rapport ‘Our Common Future’, dat werd uitgebracht door de
VN-Commissie Brundtland en gedefinieerd als de ontwikkeling waarbij de huidige generatie
in haar noden voorziet, zonder de mogelijkheden daartoe voor de volgende generatie te
beperken. Het streven van de C2C visie gaat verder. Cradle to Cradle breidt de eisen van
duurzame ontwikkeling die de VN stelt uit door nu en in de toekomst te voorzien in de noden
van alle deelnemers aan de natuur. Braungart en McDonough formuleren op p.3 van de
Hannover Principles hun definitie van duurzaamheid: ‘Meeting the needs of the present
without compromising the ability of future generations to meet their own needs and allow all
parts of nature to meet their own needs now and in the future.’ 3 De auteurs claimen dat een
wezenlijk verandering in de attitude van de moderne mens een nieuwe industriële revolutie
teweeg kan brengen.
        William McDonough verwijst in het boek Cradle to Cradle, naar zijn bezoek aan
Auschwitz en Birkenau waar hij geïnspireerd raakte toen hij zich realiseerde dat elk menselijk
ontwerp een teken van menselijke intentie in zich draagt.4 McDonough realiseerde zich dat de
attitude waarmee gemaakt of ontworpen wordt er zeer toe doet omdat deze intentie aan de
betekenis van het product wordt toegevoegd. De schrijvers roepen in hun boek ‘Cradle to
Cradle’, de mensheid dan ook op tot een andere attitude, namenlijk om in plaats van minder
slecht, goed te willen zijn.




2
    Braungart en McDonough, Cradle to Cradle, pp. 90-91
3
    Braungart en McDonough, The Hannover Principles, p 3
4
    Braungart en McDonough, Cradle to Cradle, p.9


                                                                                              5
Hoofdstuk 2.2. The Hannover principles

Braungart en McDonough startten hun samenwerking in 1991, als co-auteurs van: The
Hannover Principles. Het document kan worden beschouwd als het begin van de C2C
filosofie. De Hannover richtlijnen werden geschreven in opdracht van de stad Hannover die
optrad als gastheer van de EXPO 2000. (fig.1)
        Met als thema voor de wereldtentoonstelling; ‘Humanity, Nature and Technology’
besloot de stad de uitdaging aan te gaan een duurzame toekomst te verbeelden en aan te
moedigen. Braungart en McDonough introduceren drie maal drie principes voor een
duurzame toekomst met de People-Planet-Profit Matrix (figuur 2) en de volgende stelling:

       “The Hannover Principles should be seen as a living document committed to the
       transformation and growth in the understanding of our interdependence with nature,
       so that they may adapt as our knowledge of the world evolves.”


   Hieronder zijn de negen Hannover Principles opgenomen, die door McDonough en Braungart
   werden geformuleerd:

   1. Insist on rights of humanity and nature to co-exist in a healthy, supportive, diverse and
   sustainable condition.
   2. Recognize interdependence. The elements of human design interact with and depend upon
   the natural world, with broad and diverse implications at every scale. Expand design
   considerations to recognizing even distant effects.
   3. Respect relationships between spirit and matter. Consider all aspects of human settlement
   including community, dwelling, industry and trade in terms of existing and evolving connections
   between spiritual and material consciousness.
   4. Accept responsibility for the consequences of design decisions upon human well-being, the
   viability of natural systems and their right to co-exist.
   5. Create safe objects of long-term value. Do not burden future generations with
   requirements for maintenance or vigilant administration of potential danger due to the careless
   creation of products, processes or standards.
   6. Eliminate the concept of waste. Evaluate and optimize the full life-cycle of products and
   processes, to approach the state of natural systems, in which there is no waste.
   7. Rely on natural energy flows. Human designs should, like the living world, derive their
   creative forces from perpetual solar income. Incorporate this energy efficiently and safely for
   responsible use.
   8. Understand the limitations of design. No human creation lasts forever and design does not
   solve all problems. Those who create and plan should practice humility in the face of nature.
   Treat nature as a model and mentor, not as an inconvenience to be evaded or controlled.
   9. Seek constant improvement by the sharing of knowledge. Encourage direct and open
   communication between colleagues, patrons, manufacturers and users to link long term
   sustainable considerations with ethical responsibility, and re-establish the integral relationship
   between natural processes and human activity.
                                                                     Figuur 1:
                                                                     The Hannover principles

De auteurs spreken de wens uit om een wereldwijde transformatie in gang te zetten, die
actuele kennis en oude wijsheden combineert en inzet als zorg voor, en onderhoud van een



                                                                                                6
gezonde aarde.5 De schrijvers beschouwen de Hannover Principles als een levend document,
dat een groeiend begrip van de wederzijdse afhankelijkheid tussen mens en natuur
bewerkstelligt. Zij streven naar een mondiaal verspreide zelflerende organisatie, die in staat is
zich aan te passen door het vermogen kennis te verwerven van de voortdurend veranderende
wereld.
        De uitdaging voor ontwerpers is een bron van inspiratie en demonstratie van
duurzaamheid te zijn. De auteurs hebben de intentie om esthetische zorg en ecologische
principes te verbinden en vandaar uit de wereld van didactische instrumentaria te voorzien.
De auteurs baseren zich op de vijf klassieke basis-elementen; Aarde, Water, Lucht, Vuur en
Aether (geest), die het wereldbeeld vormden. Deze elementen hanteren zij als de vijf
basiscondities voor een duurzame manier van leven.
        Het element Aarde levert een diversiteit van relaties, zowel in de functie van
materialen, als in fysieke omgeving. Voor de volle betekenis en ontwikkeling van diversiteit
en leefbaarheid op aarde is het volledige spectrum aan ervaringen van de wilde natuur tot de
stedelijke omgeving noodzakelijk.
        Het element Lucht geeft ons de beschikking over een zeer gevoelig meetinstrument.
Atmosferische veranderingen en effecten, zoals vervuiling van de lucht, voelen en ervaren we
het meest onmiddellijk. Dit geldt ook voor mondiale consequenties van menselijk handelen.
In het ontwerp van materialen is het noodzakelijk de microklimatologische consequenties van
nieuwe (technologische) toepassingen te verkennen en voorzien.
        Het element Vuur belichaamt de menselijke kracht om energie om te vormen in
hernieuwbare natuurlijke energiebronnen. Bewust toepassen van natuurlijke energiestromen
levert waardering, vreugde en efficiency voor de gebruikers op. In het samenspel van mens,
zon en schaduw door de jaarlijkse cycli heen, ontstaan nieuwe toepassingen van natuurlijke
energiebronnen.
        Water neemt een prominente plaats in als levensbron vanwege de collectieve,
culturele, historische, spirituele, poëtische en gebruikswaarde. De auteurs eisen erkenning
voor water op door de aanwezigheid te ‘vieren’. Een manier om waardering te stimuleren is,
om in het ontwerp van gebouwen, infrastructuur en landschappen begrip voor en plezier in
water op te roepen. Een voorbeeld is regenwater toepassingen in het ontwerp van huizen en in
bedrijfsprocessen. Door intelligente en creatieve combinaties van mens, natuur en technologie
wordt duurzaamheid al vanaf het ontwerp gerealiseerd als leermiddel voor de gebruikers.
        Aether verwijst naar spirit of geest. De auteurs werken dit element uit als esthetische
waarde vanwege het belang van de humane zorgrelatie in duurzaam produceren en ontwerpen.
Het ontwikkelingsproces vereist commitment van de makers om de eigen bijdrage op te vatten
als onderdeel van een breder proces, zowel in plaats als in tijd. Het is een manier om de
waarde van al het leven te ervaren en als onderdeel van de aarde te zijn: ‘people must be able
to experience the feeling of belonging to the earth firsthand’ 6. Volgens de auteurs betekent
leven in een duurzaam gebouwde wereld een acceptatie van onze rechtmatige plek in de
wereld. Deze acceptatie is het appèl op de medemens als geestelijk doel in zich zelf èn op de
mens als natuurlijk lichamelijk doel. De auteurs constateren bij de mens een kunstmatig
onderscheid tussen geest (subject) en materie (object). Braungart en McDonough willen dit
onderscheid wegnemen door de geest als esthetische essentie in de context van de materiële
(natuur)objecten terug te plaatsen. Ze omschrijven het esthetische bewustzijn als het gevoel
voor permanentie en gemeenschapszin dat kan worden aangemoedigd door design. Design
kan leiden tot een beter begrip en bewustzijn van de natuur.



5
    Braungart & McDonough, Prologue p.4, The Hannover Principles
6
    Braungart en McDonough, Hannover Principles, deel I


                                                                                               7
Onderlinge verbondenheid en samenwerking zijn leidende principes. Het coöperatieve
principe bundelt de kracht van verschillende specialismes in relaties en dwingt tot
samenwerking in de geest van bevestiging en optimistische ondersteuning. Het resultaat van
dit ontwerpproces is de belichaming van alle soorten relaties tussen mens, natuur en
technologie. Dit kan leiden tot een duurzame samenleving als een democratisch, wederzijds
afhankelijk ontwikkelingsproces, gebouwd op diversiteit, met het oog op de volgende
generaties en in termen van het volgende milennium.
         De auteurs leggen het accent op het commitment van de mens als bezield onderdeel
van de Natuur die het creatieve proces op gang kan brengen. Ze willen herhaling van fouten
vermijden door te leren van wat er in het verleden mis ging. De relatie tussen de mens en de
Aarde staat centraal.
         De auteurs vinden het noodzakelijk te ontwerpen voor de noden van alle
levensvormen, niet uitsluitend voor menselijke behoeften. De mechanische manier van
produceren leidt tot vervreemding van de mens van de natuur. Deze tendens kan gekeerd
worden door bescheiden te zijn en te erkennen dat we de complexiteit van natuurlijke
systemen niet volledig kunnen kennen en overzien. Succes kan niet gemeten worden volgens
een lijst van criteria, omdat we de complete ervaring en consequenties van eigen handelen niet
tijdens een mensenleven kunnen overzien. Een succes blijft altijd relatief en slechts tot op
zekere hoogte meetbaar.7
         De auteurs erkennen het belang van intra- en intergenerationele verantwoordelijkheid. 8
Onze manier van leven maakt het noodzakelijk verantwoordelijkheid te nemen voor elke
energie aanslag, hoe klein ook, die gemoeid is met het ontwerp van een project. Het doel om
afvalvrij te produceren zou het volledige spectrum van de materiële tot de spirituele kant
moeten beslaan. Zorgvuldig, efficiënt en doelmatig gebruik vormen de kernwaarden van
duurzame relaties. Verantwoordelijkheid voor de mondiale (milieuvervuilende) consequenties
van lokaal handelen kan worden bereikt door te kijken naar de voorbeelden van eenvoudige
samenlevingsvormen. Het concept van zelforganiserende onafhankelijke en zelfvoorzienende
communities is geschikt. De kracht van deze communities is aanpassingsvermogen, doordat ze
ruimte laten voor ontwikkeling van eigen betekenis en voor begrip van de werking van de
natuur. De communities hebben een centrale plek waar mensen elkaar spontaan kunnen
ontmoeten. Het probleem in de huidige samenleving is dat communicatie instrumenteel is en
niet meer spontaan. In een directe en open manier van communicatie kunnen kennis en
relaties worden gedeeld, vernieuwd en bestendigd. Door te leren van de fouten die generaties
lang inzichten opleverden, kunnen nieuwe creaties generaties lang hun waarde behouden
zonder de toekomst op te zadelen met schadelijke onomkeerbare processen.
         Eenvoudige samenlevingen kennen een ontwerp van stedelijke agglomeraties dat
opgaat in het landschap, terwijl gebruik gemaakt wordt van natuurlijke energiestromen. De
schrijvers gebruiken een hierop geïnspireerd voorbeeld. Het ontwerp van de ‘living machine’,
of ‘ecomachine’ , een concept van de Amerikaanse ecoloog John Todd , is een synthese van
technologie, mens en natuur. Inzicht over consequenties van een ontwerp ontstaat door een
levenscyclus-analyse, waarin de effecten voor ingebruikname worden onderzocht. De auteurs
verstaan onder de levenscyclus van het product: het proces van de verwerking van de ruwe
materialen, transport, hergebruik, onderhoud tot en met uiteindelijke verwerking van het
restproduct.
         Andersheid moeten we vieren zodat we van eigen beperkingen kunnen leren.
Conflicten moeten daarom aan het licht moeten worden gebracht. Zonder aandacht voor
conflicten ontstaat een schijnwerkelijkheid. Positieve en negatieve aspecten van ontwikkeling
zijn onlosmakelijk verbonden. De negatieve aspecten hebben een educatieve waarde. Ze
7
    . H. VIII, Humility of design, Hannover Principles
8
    . H. III, Sustainability Explored, Hannover Principles


                                                                                              8
kunnen mensen laten inzien wat de problemen zijn en ze daarover kritisch aan het denken
zetten. Experimentele kleinschalige samenlevingsvormen vergroten het inzicht in eigen
bestaanscondities en de manier waarop de mens zich verhoudt tot andere levensvormen. Dit
inzicht onstaat omdat we de consequenties van eigen handelen ervaren in de praktijk van
alledag. Deze experimenten bieden voldoende ruimte en flexibiliteit om de omgeving mee te
laten veranderen met de tijdsgeest. Het is daarbij noodzakelijk wederzijdse afhankelijkheid te
erkennen omdat die zich uitstrekt tot een netwerk van relaties dichtbij en op afstand.
         Diversiteit van habitats moet in het dagelijkse ervaren kunnen worden door iedereen
omdat het leidt tot ecologische gevoeligheid bij de mens. Design heeft een praktische relatie
met de mens als deelnemer aan de natuur maar heeft ook een andere esthetische betekenis. De
praktische betekenis van design heeft een lerende functie in toepassing en gebruik. De
esthetische kwaliteit heeft een lerend effect in het vieren van het oneindig aanbod van
manieren waarop we naar buiten kunnen treden in de natuur en in de sociale omgeving.9 Als
we diversiteit ervaren en gebruiken om onze eigen beperkingen onder ogen te zien verruimt
en verrijkt dat mensen met nieuwe mogelijkheden. Het dwingt respect en
verantwoordelijkheid voor andere levensvormen af. Een zelfvoorzienende duurzame manier
van leven is gebaseerd op het in acht nemen van de volledige omvang in tijd en ruimte waarin
lokale gebeurtenissen globale effecten hebben.
         De auteurs willen de breuk tussen mens en natuur herstellen. Ontwerp moet het
resultaat zijn van de verbinding tussen esthetiek en natuur. Dit kunnen nieuwe gebouwen zijn
met een flexibel ontwerp geschikt voor verandering en multifunctionele toepassing.
Belangrijk zijn het cyclische en interactieve karakter van ecologische functies. Ontwerp moet
ruimte laten aan flexibel gebruik door de gebruikers, die de makers en ontwikkelaars van een
sociale samenleving zijn. De auteurs halen de filosoof Heidegger aan, die het probleem van de
moderne mens als volgt schetste: de denaturalisatie van de moderne mens is ontstaan, toen we
begonnen de bronnen van de aarde af te tappen voor eigen gebruik waar en wat we maar
wilden, zonder besef van en zonder rekening te houden met de natuurlijke cycli van de aarde.
We zagen de aarde als een onuitputtelijke voorraadbron, waar het concept van verspilling al
inherent in opgesloten zit. De wereld is daardoor bron voor consumptie geworden, niet meer
een systeem waar we onderdeel van zijn. 10
         Een heroverweging van het wonder van natuurlijke processen als onderdeel van ons
dagelijks leven is noodzakelijk. Mensen zijn door de kracht van verbeelding, geneigd de
wereld te idealiseren. De enige manier om een utopisch wereldbeeld te doorbreken is door de
bereidheid de discussie over eigen overlevingsvoorwaarden aan te gaan. De combinatie van
het praktische leereffect van de natuur en de esthetische ervaring van verwondering zijn de
motor van reflectie op de mens als onderdeel van de natuur. De mens in verbinding met de
natuur is een product van voortdurende vernieuwing en verbetering. Kwaliteit van het leven
wordt bepaald door spirituele en materiële relaties. Bezielde natuur is het gevolg van een
respectvolle relatie met de belichaamde natuur. Het tegenbeeld is een samenleving, die deze
relatie heeft verbroken en technologisch vervreemd is geraakt van de natuur.
         Bescheidenheid helpt de mens bij het herstellen van de relatie tussen mens en natuur,
doordat eigen beperkingen worden onderkend. In dit verband gebruiken de auteurs het
onderscheid in ecologisch bewustzijn tussen deep ecology en social ecology. Social ecology is
netjes en respectvol met de natuur omgaan en vraagt om regels, definities en onderlinge
afspraken. Deep ecology gaat uit van onvoorwaardelijk liefdevol omarmen en
verantwoordelijkheid nemen voor de natuur als levensvoorwaarde van de mens.



9
     H. IV, From urban to the wild, Hannover Principles
10
     H. VI, Evolution of Industrial Age, Hannover Principles


                                                                                            9
Ecologische gevoeligheid of bewustzijn kan worden bereikt door middel van ecologische
communicatie. Dit begrip kent zijn oorsprong in het Griekse begrip autopoiesis: en betekent
zelforganisatie en vernieuwing. Autopoiesis is het tegenovergestelde van immuunsystemen.
Het is een levensconditie, die sociale systemen in werking zet door continu in verbinding te
blijven met de omgeving. Geen enkel onderdeel van het netwerk van de natuur heeft zin van
betekenis zonder communicatie met de rest. Wij zijn als onderdeel van de natuur nooit
helemaal in staat het geheel van de natuur te overzien, omdat we geen perspectief buiten ons
zelf kunnen innemen. Elk ontwerp moet ruimte laten voor een antwoord van de natuurlijke
omgeving, als de context waarin waarde zich ontwikkelt. Dan wordt de mens in staat gesteld
verantwoordelijkheid te accepteren, in het kader van het menselijk welzijn en in
overeenstemming met de rechten van alle onderdelen van de natuur.
        Mensen moeten zowel een lokaal als mondiaal perspectief in kunnen nemen, om
ecologische zorg dagelijks in praktijk te kunnen brengen. De houding van bescheidenheid en
liefde voor de natuur is noodzakelijk om verantwoordelijkheid volledig te kunnen accepteren.
Het resultaat van een bescheiden opstelling is een voortdurende herwaardering van waarden
door middel van ecologische communicatie.
        Samenvattend kunnen we stellen dat in de C2C filosofie de concepten van ecologisch
bewustzijn en ecologische communicatie zijn gebaseerd op het coöperatieve principe,
diversiteit en een attitude van committent. Dit wereldbeeld voeren de auteurs door in de negen
Planet, Profit en People bestaansprincipes voor C2C, die zijn weergegeven in de Sustainable
Development Matrix.




                                     Figuur 2
                                     The Sustainable Development Matrix
                                     William McDonough & Michael Braungart 1992




                                                                                           10
Het Planet perspectief kent als eerste kenmerk het stromen van hernieuwbare energiebronnen
zoals wind en zon. Het tweede aspect is de wederzijdse afhankelijkheid van alle onderdelen
van de natuur inclusief de mens. De diversiteit waarin de Natuur verschijnt dient gevierd te
worden. De derde conditie is de natuur die optreedt als mentor en een rolmodel biedt als
zelforganiserend principe, voor de mens.
        Het Profit perspectief heeft als bestaansvoorwaarde doelmatigheid van productie en
consumptie in de volledige levenscyclus zodat verontreiniging, verspilling en zelfdestructie
verdwijnen. De tweede voorwaarde is dat het groeimodel geen schade berokkent aan
natuurlijke systemen maar waarde toevoegt, en de derde voorwaarde bestaat uit het
onderhouden van netwerkrelaties. Toegevoegde waarde bestaat in erkenning van wederzijdse
afhankelijkheid tussen de elementen van menselijk ontwerp op alle niveaus. Verwaarlozing of
overwaardering van deze diversiteit aan relaties betekent waardeverlies.
        Het People perspectief kent als eerste conditie een open en directe vorm van
ecologische communicatie, zodat kennis kan stromen, gedeeld en bestendigd kan worden. De
tweede conditie is het nemen van verantwoordelijkheid voor alle levensvormen door de mens,
zonder zichzelf voorop te stellen maar als integraal en gelijkwaardig onderdeel van de natuur.
De derde voorwaarde is de verbinding van menselijke belichaming en bezieling in relatie met
andere mensen en alle andere onderdelen van de natuur. Ethisch menselijk bewustzijn wordt
ontwikkeld met het spirituele aspect van betrokkenheid en empathisch vermogen dat mensen
in verbinding brengt met hun omgeving.

Hoofdstuk 2.3. Kritieken en uitdagingen voor C2C

Inhoudelijke kritieken van milieukundigen gaan over de haalbaarheid van C2C en de
onvermijdelijke energieverliezen die bij elke omzetting plaatsvinden. C2C is niet
energieneutraal. Energiebelasting voor het produceren van windmolens voor windenergie
bijvoorbeeld is per saldo hoger dan de belasting van het omzettingsproces van een
stroomcentrale op kolen of aardgas. Daarnaast is het rendement van natuurlijke
energiebronnen laag en kunnen hernieuwbare bronnen zoals zonne- en windenergie niet
volledig de capaciteit vervangen. Het opslaan van deze energie is een probleem. Dat heeft
gevolgen voor de continuïteit van de te leveren energie, omdat die niet overeenkomt met de
constante behoefte van bedrijven en huishoudens. Het technologische kringloopmodel van
C2C-systemen (demontage en hergebruik van onderdelen) vraagt meer energiegebruik in de
logistieke afhandeling van goederen en onderdelen. Recycling kost veel energie. Omdat de
energetische rekensom geen winst maar verlies aan energie oplevert, voldoet C2C volgens
deze critici niet aan het duurzaamheidsconcept volgens de Brundtland definitie. C2C levert
verlies van niet hernieuwbare energiebronnen op en beperkt daarom de volgende generaties.
        Verder merken wij op dat er kritiek is op het idealisme van C2C. Critici concluderen
dat veel mensen geloven in C2C. Ze zijn dan niet meer ontvankelijk voor rationele
argumenten en gaan de discussie niet aan. Een kritiekpunt dat de auteurs van de C2C methode
zelf bespreken is, het idee dat C2C de complete oplossing voor het duurzaamheidsprobleem
pretendeert te geven. Dit idee nuanceren zij met de stelling dat mensen de consequenties van
eigen handelen niet volledig kunnen overzien. Mensen maken onderdeel uit van het
natuurlijke systeem en kunnen niet buiten het eigen perspectief treden. Deze beperking maakt
het voor mensen onmogelijk om de gevolgen van eigen handelen, in de toekomst, volledig te
kunnen voorzien.
        Daarnaast zijn er voorbeelden van praktische kritieken op C2C. Deze kritieken gaan
over het management en invoeringsproblemen bij de introductie van C2C producten.
Implementatie van een volledig gecertificeerd C2C product vergt een langdurig proces en


                                                                                           11
verloopt moeizaam. Een voorbeeld is de kritiek op het C2C project ‘Greenport Venlo’ door
Sophie Jongeneel, dat tot stand kwam in samenwerking met de Raad voor ruimtelijk, milieu-
en natuuronderzoek (RMNO). In deze veldstudie 11 van 2009 werd de praktijk van duurzame
gebiedsontwikkeling in ‘Greenport Venlo’ in detail geobserveerd. Een conclusie was, dat in
de eerste fase van concretisering van de C2C principes de noodzakelijke conditie voor
kennisontwikkeling niet volledig is ingevuld. De uitvoering verloopt via teveel verschillende
niveaus in de organisatie, waardoor miscommunicatie ontstaat en ontwikkeling van nieuwe
ideeen belemmert wordt. Als aanbeveling wordt voorgesteld verder onderzoek te verrichten
naar ‘het te boven komen van institutionele en sociale barrières.’

Hoofdstuk 2.4 Discussie

C2C schetst een algemeen omvattende visie op mens en natuur. Wat mij betreft is het ook een
overtuigende visie, maar wel gevoelig voor allerlei kritieken van zowel filosofische als
praktische aard. De vraag blijft of C2C uitvoerbaar is. Het is niet mijn intentie om de kritieken
uitvoerig na te gaan. Wel concludeer ik dat een ding centraal staat in een antwoord op deze
kritieken: het grote vertrouwen dat C2C stelt in de mogelijkheid van mensen om van fouten te
leren. Mensen kunnen leren van zichzelf en van anderen in hun leefgemeenschappen door
levensvormen te vernieuwen en te verbeteren. C2C geeft niet het alternatief , maar wel de
richting waarin alternatieven ontwikkeld kunnen worden. Daarmee komen leerprocessen
centraal te staan. Juist op dit centrale punt behoeft de C2C filosofie nadere uitwerking. Het
vervolg van deze scriptie richt zich hier dan ook op. Door bij de filosoof John Dewey te rade
te gaan, pogen we een concreter inzicht te krijgen in de aard en betekenis van leerprocessen
voor mens en maatschappij.


Hoofdstuk 3.1. Inleiding op John Dewey

In dit hoofdstuk analyseren we John Deweys ideeën over leerprocessen. We proberen een
logische en systematische samenhang te ontdekken die vooralsnog in de onderbouwing van
Cradle to Cradle ontbreekt. We verkennen hoe de theorie van Dewey aansluit op het
gedachtengoed van C2C en op welke manier dit perspectief van leren een antwoord geeft op
de kritieken op C2C.

John Dewey beschouwde de mens a priori als een sociaal gericht wezen dat zich in de loop
der tijd een individuele persoonlijkheid heeft aangemeten. Het individu voorgesteld als
autonoom handelend wezen is volgens Dewey een uitvinding van de mens. De constructie
van het autonome individu is onvolledig omdat direct gedeeld bewustzijn met andere mensen,
in de vorm van affectie en vertrouwen in het handelen van de ander ontbreekt. 12 De mens is
in wezen voortdurend in verbinding met andere mensen.
         Dewey stelt in zijn kentheorie de voortdurende verandering van relaties tussen mens
en omgeving centraal. Dergelijke relaties verschaffen informatie over onze handelingen en de
gevolgen van onze handelingen.13 Dewey claimt dat voor het verkrijgen van kennis een open,
flexibele en experimentele benadering noodzakelijk is.14 Dewey achtte goede scholing en
opvoeding als de belangrijkste pijlers onder een ontwikkelde samenleving om kennis over
ons eigen handelen te verkrijgen.

11
   Jongeneel, Sophie (2009) C2C in sustainable spatial development in Greenport Venlo ,p.5
12
   Dewey, The public and its problems p.97
13
   Louis Logister, John Dewey een inleiding tot zijn filosofie, p. 31
14
   Louis Logister, John Dewey een inleiding tot zijn filosofie, p. 15


                                                                                              12
Verontachtzaming van training en onderwijs in ‘het gebruik en toepassing van industriële
producten’ in een democratische gemeenschap is voor Dewey geen optie, omdat het van
groot belang is dat de mens competente keuzes kan maken en zijn economische middelen
nuttig inzet. Dewey waarschuwt voor het gevaar van corruptie en verval door verspilling en
luxe. Dit kan de kwaliteit van het eigen leven ondermijnen en dat van anderen schaden.15
         Dewey veronderstelt dat ‘de manier van’ de Natuur de condities voor educatieve
efficientie biedt, door middel van exploreren, gebruik van materialen en het spel.16 Dewey
definieert cultuur als de capaciteit om voortdurend het bereik en de accuratesse van iemands
perceptie van betekenissen uit te breiden. 17 Respect hebben voor diversiteit en de natuur is
volgens Dewey voorwaarde van ontwikkeling, omdat potentieel alleen volledig tot
ontwikkeling kan komen door met anderen in aanraking te komen. Dewey pleit voor training
van deze manier van de Natuur als een van de belangrijkste educatieve ervaringen in het
leven. Dit vermogen van natuurlijk handelen vindt Dewey essentieel voor de ontwikkeling
van de mens als intrinsiek doel in zich zelf en voor de universele waarden van het collectief.
De mens mag niet op een materialistische manier gereduceerd worden tot middel. De mens is
altijd in ontwikkeling en intermenselijke processen maken de mens wat hij is. Niet zijn pure
functionaliteit en ook niet zijn beschaving. Datgene wat de mens mens maakt is wat tot
uitdrukking komt in verbinding met anderen in een vrij proces van geven en nemen en
uitstijgt boven praktische en ‘gecultiveerde’ identiteit. 18

We beperken ons in het volgende hoofdstuk tot Deweys ideeën over leerprocessen.
Verbinding tussen mens en omgeving door middel van ervaren en leren staat bij Dewey
centraal. Intersubjectieve relaties zijn noodzakelijk voor de ontwikkeling van individuen, in
groepen en de ontwikkeling van intrinsieke collectieve waarden. We analyseren de
leerprocessen van Dewey, achtereenvolgens op drie verschillende niveaus. Het eerste niveau
is dat van het individu als leerling. Het tweede niveau betreft het leren in de dynamiek van
groepen (community & public) en het derde niveau van leren en ervaren betreft het collectief.

Hoofdstuk 3.2. Leerniveau 1; het individu als leerling
Het individuele perspectief van de leerling omschrijft Dewey als een op eigenaardige wijze
gecombineerd actief en een passief element van ervaring. Het actieve gedeelte is het trial
element, het experimentele uitproberen. Het passieve element ondergaat een verandering. 18
Als we iets ervaren dan reageren we daarop. We doen iets met de ervaring. Dan lijden we
door de consequenties van dit handelen te ondergaan. Onze reactie roept actie of reactie van
het ding op en die beïnvloedt ons. Deze eigenaardige verbinding van een actieve en een
passieve beweging bepalen het succes van de kwalitatieve lerende ervaring.
        Als actieve en passieve ervaringsmomenten elkaar afwisselen wordt een golfbeweging
in gang gezet. Het passieve ondergaan van de terugkomende beweging aan consequenties van
handelen is essentieel voor de vorming van bewustzijn, anders zou ervaring zonder betekenis
blijven. Als een verandering in de omgeving, wordt ondergaan en gereflecteerd in een
verandering die wij maken, dan is de beweging geladen met betekenis die er toe doet. Wij
leren iets. Bijvoorbeeld als een kind een vinger in een vlam steekt, dan is het pas een

15
   John Dewey, Democracy & Education, p. 94
16
   John Dewey, Democracy & Education p. 91
17
   John Dewey, Democracy & Education, p. 97
18
   John Dewey, Democracy & Education, p.109‘What one is as a person is what one is as associated with
others, in a free give and take of intercourse. This transcends both the efficiency which consists in supplying
products to others and the culture which is an exclusive refinement and polish.’ 18




                                                                                                                  13
leerervaring wanneer deze beweging verbonden raakt met de pijn die het kind als
consequentie van de handeling ervaart. De pijn wordt niet ervaren als consequentie van een
andere actie, maar specifiek verbonden aan de perceptie van de vlam. Om van een ervaring te
kunnen leren is het noodzakelijk om de achterwaartse en de voorwaartse verbinding tussen
wat we doen met de dingen en datgene wat we beleven aan plezier en pijn, als consequentie
van de handeling te doordenken.
        Veel plezier en pijnervaringen overkomen ons per ongeluk. Er is geen retrospectie en
geen vooruitziende blik en als consequentie daarvan geen betekenisvolle ervaring. We krijgen
niets overgedragen en we winnen niet aan vermogen om ons zelf aan te passen. Er ontstaat
geen toegevoegde beheersing of controle. Interactie tussen perceptie en reflectie zijn
kenmerkend voor de complete leerervaring. Leren gaat dus niet vanzelf. De cognitieve
ervaring is volgens Dewey pas mogelijk als we ons open stellen om te ervaren wat de
consequenties van ons handelen zijn. Als we herinneringen uit het verleden actief verbinden
met ervaringen in het heden en consequenties in de toekomst kan het bewustzijn groeien.
        Als de verbinding tussen praktijk en theorie wordt verbroken, is de herkenning van de
zingevende betekenis verbroken en verliezen we de realiteit uit het oog. Er is geen
afstemming meer tussen de handeling en de gedachten daarover. Dat is het begin van een
gevarenzone, waarbij je uit de betekenisgevende realiteit stapt en het risico op vervreemding
ontstaat. Dit gevaar kan ondervangen of vermeden worden door Deweys derde element van de
lerende ervaring: een speelse houding. Het komt er op aan, dat mensen zich niet afsluiten voor
de omgeving, maar zichzelf op een ontspannen en speelse manier serieus nemen door
voortdurend af te stemmen op veranderingen in de omgeving en daar betekenis aan te geven.
Een open attitude schept ruimte om ervaringen op je in te laten werken.
        Experimentele oefening is belangrijk, want van fouten kun je leren. De kracht van
fouten maken is eigen grenzen opzoeken en ontdekken. 19 Limieten van capaciteiten leer je
ontdekken door de consequenties van eigen handelen te ervaren in communicatie over en
weer met je omgeving. Volgens Dewey resulteert elke relatie die je aangaat in het (lijdzaam)
ondergaan van eigen beperkingen. Dit is het passieve ervaren. Deze ervaringen resulteren via
verwarring in het ontwikkelen van ruwe standaarden. Door de capaciteiten te blijven oefenen
worden de ruwe standaarden door het kind geperfectioneerd. Dit is het actieve ervaren. Voor
volwassenen in de werksituatie als lerende omgeving is het de kunst een speelse houding aan
het werk te verbinden. 20 Het spelelement is ook cruciaal voor een lerende gemeenschap
volgens Dewey. Experiment en spel zijn effectieve leervormen omdat er ruimte is voor
ontwikkeling. Het individu heeft de vrijheid om van eigen fouten te leren en competenties te
onwikkelen, zonder de onmiddellijke veroordeling of afhankelijkheid van erkenning door
derden.
        Dewey illustreert het eerste explorerende element van het leerproces waarmee een
wezen flexibele en gevarieerde controle weet te bereiken, aan het proces van trial en error.
Een kip bijvoorbeeld pikt honderd keer mis tot dat hij succes heeft.21
        Deweys tweede element van actief handelingsleren is het gebruik van materialen. Hier
wijst hij op de noodzaak om te leren door af te stemmen op effecten van eigen handelen op de
omgeving. Door uit een variatie van factoren verschillende combinaties te maken verschaft
het individu zichzelf informatie, afhankelijk van de veranderde omstandigheden. Dewey stelt
verkennend handelen en de keuze om combinaties te kunnen maken als basisvoorwaarden
voor ontwikkeling en educatie.
        Dewey vergelijkt het derde element van leren met de manier waarop kinderen
vermogens ontwikkelen om tot volwassenheid te groeien. Het speelse vermogen in het

19
   John Dewey, Democracy & Education p 153
20
   John Dewey, Democracy & Education p 160
21
   John Dewey, Democracy &Education p.38


                                                                                           14
groeiproces van volwassenen omschrijft Dewey als het leren met nieuwsgierige, opmerkzame
en onbevooroordeelde, open attitude als dat van een kind. 22 Het verschil tussen het
groeiproces van kinderen en volwassenen is ‘de manier waarop’ het individu zich aanpast aan
gewijzigde condities. Elke nieuwe manifestatie is een teken van mogelijke groei dat omgezet
kan worden in een middel om te veranderen naar de volgende manifestatie. Een speelse,
alerte, nieuwsgierige gevoeligheid van volwassenen voor gewijzigde bestaanscondities levert
moreel bewustzijn op. Deze gevoeligheid is essentieel voor het individuele leerproces. Het
probleem van de volwassen manier van leren is, dat opgebouwde overtuigingen in het
verleden ontwikkeling van nieuwe kennis in de weg kan komen te staan.
         Dewey introduceert twee leermethoden waarmee mensen waarden ontwikkelen;
dramatic en technical rehearsal. De eerste dramatische methode is een attitude die kan
prijzen en waarderen door middel van de complete directe ervaring. Het bereik van de directe
ervaring is klein, want deze wordt beperkt door plaats en tijd. De directe ervaring neemt de
persoon mee in een ervaring of beweegt het individu ergens toe. Het is een interactief proces
en de communicatie voltrekt zich in de relatie tussen emotie en denken en levert een complete
ervaringsbetekenis op. De directe dramatische ervaring omvat de intrinsieke waarde die zich
op een bepaald moment als esthetische kwaliteit bezit maakt van het subject.
         De tweede leermethode: technical rehearsal is vergelijkend en oordelend en
gekoppeld aan de indirecte ervaring. De methode biedt een instrumentele logische structuur
voor informatie uitwisseling, bijvoorbeeld als taalsysteem. De methode van technical
rehearsal is beperkt tot vergelijkende waardering omdat de volledige ervaring ontbreekt. De
meeste ervaringen die mensen hebben zijn indirecte of gemedieerde ervaringen. Media
vergroten het bereik van het domein van de indirecte ervaringen. Het probleem van de
indirecte ervaring is dat een feedbackloop met de individuele handelingspraktijk ontbreekt.
Het gevaar van vertekende beeldvorming ontstaat, omdat automatische en natuurlijke
controlemomenten ontbreken. Technologie, zoals computers en televisie, heeft als ongewenst
gevolg dat de capaciteit van indirect leren boven de capaciteit van de directe leerervaring
wordt geplaatst. De complete directe ervaring is persoonlijk en levert onmiddellijke kennis op
terwijl de indirecte ervaring een groter bereik heeft en gemedieerde kennis oplevert. Door in
democratische sociale structuren te voorzien en er voor te zorgen dat verschillende interesses
elkaar versterken, op elkaar inwerken en inspelen, onstaat er ruimte voor dramatic rehearsal
23

Dewey stelt dat zonder directe leerervaring slechts symbolische instrumentele vertaling van
plichten, het goede leven en praktijken mogelijk is, omdat het gemedieerde kennis uit de
tweede hand betreft. Als er een intern conflict optreedt splitsen de directe en de indirecte
waardering zich op. In dit geval is de bewuste, maar lijdzame, consequentie van handelen niet
gebaseerd op een intrinsieke keuze, kennis, wijsheid of moraal. Maar je bent dan in het
psychologische mechanisme gestapt van de symbolische vergelijkende en oordelende
waardering. Technical rehearsal vormt wel de mechanische basisstructuur voor dramatic
rehearsal maar levert onvoldoende en onvolledige kennis op. Het resultaat is symbolische
kennis. Dramatic rehearsal levert volledige persoonlijk gewaardeerde kennis op.24 Educatie
kan voorzien in een oordeelsvrije manier van kennis opbouwen waarin intrinsieke waarden
voortdurende geactualiseerd en gearticuleerd worden.
Verbeelding (imagination) is het essentiële medium dat meerwaarde geeft aan de individuele
leerervaring volgens Dewey, want verbeelding kan leiden tot effective sense of excellence. De

22
   John Dewey, Democracy &Education p.42
23
   John Dewey, Democracy & Education pp. 180-192
24
   Louis Logister, In inleiding op John Dewey, p.15. zegt daarover: ‘Tegenover de traditionele gewoontemoraal,
waarbij waarden en normen via traditie zijn overgeleverd, plaatst het pragmatisme de reflectieve moraal die
erop gericht is steeds weer te ontdekken welke handelingen in een bepaalde context moreel van aard zijn’


                                                                                                           15
speelaktiviteit is het schoolvoorbeeld van de imaginaire manifestatie van verbeelding:
‘bringing about a sensing of the meaning of what is going on’.25 Hoe dichter je door
observatie bij de onmiddellijke kwaliteiten blijft en ze herwaardeert, hoe meer ze toegroeien
naar de esthetische ervaring van hoge kunst. Onmiddellijke kwaliteiten nemen via
verbeeldingskracht bezit van ons. Door gedwongen selectie en focus wekken beelden
empathie of betrokkenheid en voldoening op.26 We worden bijvoorbeeld gevangen in een
schilderij. Er ontstaat een wederzijdse relatie tussen emotie en denken. Effective sense of
excellence is het oordeelsvrije waarderingseffect van verbeelding dat je kunt bereiken via
dramatic rehearsal.
        De ultieme intrinsieke waarde ontvouwt zich volgens Dewey in het proces van het
leven zelf.27 Dramatic Rehearsal is de methode waarbij mensen waarde ontlenen uit het
middel zijn voor een hoger doel. Als de realisatie van een individueel intrinsiek doel voor het
individu een conflict oplevert dan is dit persoonlijke doel instrumenteel voor het hogere doel.
De persoonlijke beperking leidt tot herwaardering van eigen capaciteiten ten opzichte van een
hoger doel. 28 Persoonlijke beperkingen bevorderen het relativeringsvermogen van het
individu. Ze leren de mens boven het eigen perspectief uit te stijgen en een standpunt in te
nemen ten opzichte van het hogere ‘onschatbare’ doel. 29

Dewey leert ons dat het individu door middel van dramatic rehearsal in staat is emotie en
denken om te zetten in een volledige oordeelsvrije communicatieve vorm van kennis. De
elementen die voorwaarden leveren voor deze kennis zijn; verbeelding, exploreren en
experimenteren, ervaringshandeling door gebruik van materialen en een speelse open houding
van nieuwsgierige opmerkzaamheid. Dramatic rehearsal draagt via het medium van
verbeelding en de complete communicatieve ervaring bij aan het proces van intrinsieke
waarde ontwikkeling. Dewey legt uit hoe dit individuele proces het leerproces in een
democratie of groep werkzaam is.


3.3. Leerniveau 2; leren op sociaal niveau: the public & the community

John Dewey gebruikt de metafoor van het theater en stelt de moderne samenleving voor als
een nieuw podium waar het theater van het leven wordt opgevoerd. De moderne in aantal
toenemende publieken voeren na de Machine Eeuw de voorstelling op technisch hoogstaand
niveau uit (technical rehearsal) maar er is een beperking. Het ontbreekt aan aspiratie en
inspiratie omdat het theater als routinematig en symbolisch wordt ondergaan. In het tweede
bedrijf transformeren de moderne publieken in onrijpe publieken (inchoate publics). Ze raken
in verwarring door de veelheid aan amusementkeuze en het instabiele karakter van de relaties
in de publieken. Tijdens het derde bedrijf worden de onrijpe publieken tijdens de dramatische
oefening (dramatic rehearsal) geraakt en meegevoerd in een nieuwe dimensie waarmee de
technische symboliek een andere waarde krijgt. De publieken (her)ontdekken via de kracht
van verbeelding (imagination) in elkaar een rijkdom aan betekenis en ontwikkelen zich tot
communities. Dan ontvouwt zich een diepere betekenis in de dynamiek van het spel van de
communities die onderdeel en deelgenoot van elkaar zijn via een rijkere vorm van
communicatie (consummatory communication).


25
   John Dewey, Democracy & Education pp.182-184
26
   Dewey Democracy & Education p.183
27
   Dewey Democracy & Education p.184
28
   Dewey Democracy & Education p.185
29
   Dewey Democracy & Education p.187


                                                                                             16
Volgens Dewey is de motor van morele ontwikkeling van de mens: de aanwezigheid
van lerende wezens. Kinderen stimuleren affectie en verzorging in een groep. Deze
competenties ontwikkelden evolutionair gezien het intergenerationele besef van de mens. Er
ontstond een anticiperend en plannend vermogen. 30 Afwezigheid van lerende wezens in een
groep, leidt tot conformeren aan omgevingsfactoren, onderbreking van het groeiproces en
passief gewoontegedrag. Lerende wezens stimuleren actief gewoontegedrag, door capaciteiten
toe te passen op nieuwe doelen. Ze brengen een dynamisch proces op gang dat het verlangen
naar groei in de groep stimuleert en activeert.31
         Dewey onderzoekt de bestaansvoorwaarden voor een groep (community) door haar af
te zetten tegen het publiek (the public). De community is een zich natuurlijk ontwikkelde
sociale gemeenschap van persoonlijke relaties. Dewey noemt het voorbeeld van de agrarische
plattelandsgemeenschap. The public is een groepsstructuur die zich heeft ontwikkeld als een
onpersoonlijke sociale constructie van de mens. Het sinds De Verlichting ingezette idee van
‘het vrije individu’ wordt in een publiek beperkt, omdat gebruik van onpersoonlijke relaties
noodzakelijk is. In the public ligt de nadruk op onpersoonlijke relaties, terwijl in the
community persoonlijke relaties centraal staan.
         De tegenwoordige samenleving bestaat uit afstandelijke individuele relaties met
vertegenwoordigers van bijvoorbeeld overheidsdiensten, zorginstellingen en commerciele
bedrijven. Technologische ontwikkelingen vergroten dit netwerk van onpersoonlijke relaties.
De relaties zijn efficïent en succesvol maar tegelijkertijd verliezen ze aan betekenis door
gebrek aan directe, persoonlijke communicatie. Dewey kenmerkt dit publieke optreden van
individueel communicatief verkeer als een nieuw podium waar, door middel van technical
rehearsal, de dramavoorstelling van het leven wordt opgevoerd.32 Tegenwoordig kunnen we
dit podium invullen met bijvoorbeeld twitterfora of digitale netwerken. Dewey beschouwt de
tegenwoordige samenleving als een verzameling van publics waarin dramatic rehearsal
ondergeschikt is aan technical rehearsal.
        Dewey stelt dat succes afhankelijk is van het inzicht van de mens in natuurlijke
processen en kennis over de voorwaarden van menselijk handelen. 33 Het ontwikkelingsproces
van samenlevingsvormen begint bij natuurlijke communities die bestaan uit constante en
stabiele relaties. Onder invloed van moderne technologiën zijn ze veranderd in nieuwe en
onrijpe publieken (inchoate public). De Machine Eeuw resulteerde in teveel manieren van
vertier en werk om effectief in verbinding te kunnen zijn. 34 Instabiliteit en verandering in
relaties maakten saamhorigheid en aansluiting op elkaar onmogelijk. Er ontstond toegang tot
veel soorten publieken. Het probleem van het onrijpe publiek is dat het zo in de war
(bewildered) is geraakt, dat het haar eigenheid is kwijt geraakt.35 Dit uit zich in apathie en
onverschilligheid die voortvloeien uit gebrek aan identificatie. 36
        Onder invloed van de moderne communicatiemiddelen zijn de onderlinge banden die
mensen onderhouden als ze in aktie zijn, talrijk, taai, subtiel en ongrijpbaar geworden. Wat er
ontbreekt zijn de gedachtes en aspiraties die bij deze acties horen. Zij worden niet
gecommuniceerd en dat is volgens Dewey het probleem van het onrijpe publiek.37 Daarin ligt
ook de kans voor ontwikkeling van een technologische samenleving. Dramatic rehearsal
ontwikkelt the public(s) via directe communicatie, waardoor er begrip en kennis over de

30
   Dewey Democracy &Education p 39
31
   Dewey Democracy &Education p.44
32
   Dewey, The public and its problems p.96
33
   Dewey, Democracy & Education p. 176
34
   Dewey, The public and its problems, p. 137
35
   Dewey, The public and its problems, p.123
36
   Dewey, The public and its problems, p.135
37
   Dewey, The public and its problems, p.142


                                                                                            17
voorwaarden van menselijk handelen ontstaat. Directe communicatie levert dan gedeelde
kennis over de bestaansvoorwaarden van een community op.

Onder invloed van het technologische en wetenschappelijke wereldbeeld is directe
persoonlijke communicatie (dramatic rehearsal) ondergeschikt gemaakt aan symbolische,
indirecte vormen van communicatie (technical rehearsal). De onderwaardering en het
ontbreken van de training in dramatic rehearsal remt de groei en ontwikkeling in een groep.
De aanwezigheid van directe persoonlijke vormen van communicatie, draagt bij aan het
begrip en de kennis over de bestaansvoorwaarden van menselijk handelen in een community.

3.4. Leerniveau 3: Het collectieve leerniveau in The Great Community

Dewey definieert de Great Community als volgt:

        ‘a society in which the ever-expanding and intricately ramifying consequences of
        associated activities shall be known in the full sense of that word, so that an
        organized, articulate Public comes into being.’ 38

Dewey spreekt hier over een ander niveau van esthetisch en moreel bewustzijn. De Great
Community kan bestaan als iedere deelnemer deel heeft in de realisatie van het goede, en de
implicaties daarvan, en zich inzet om dit gedeelde goede te behouden.39 Dit idee van
democratie is rijker, breder en voller dan kan worden neergezet in een land of staat. Om dit
idee van democratie werkelijk neer te zetten vindt Dewey het noodzakelijk dat alle manieren
van menselijke associatie er in worden betrokken. Hij noemt het gezin, familie, de school,
industrie en religie. Politieke organisatie en instituties kunnen volgens Dewey op geen enkele
wijze de onderliggende sociale en morele aspiraties dekken. 40
        De vele publieken hebben geleid tot een moderne Great Society. The Great Society
bestaat volgens Dewey uit te veel publieken en te veel publieke zorgen om aan te kunnen. De
publieken in de Great Society overvallen en desintegreren gedeeltelijk de kleine communities
van weleer, zonder een Great Community tot stand te brengen. Dit is het stadium waarin de
publieken zich afsluiten voor elkaar. (eclipse). Alleen directe communicatie kan de doorbraak
naar een Great Community creeëren.41 Dewey beschrijft drie niveaus waardoor een Great
Society een Great community kan worden:

        1.De individuele conditie bestaat uit het verantwoordelijk deel hebben aan de groep,
        op basis van individuele capaciteiten. Het individu kan het goede leven leiden, door
        actief onderdeel te zijn van verschillende groepen in de samenleving die hem of haar
        verrijken en de groep richting geeft en verrijkt door participatie, associatie en het
        onderhouden van relaties.
        2. Het perspectief van de groep vraagt bevrijding van het potentieel van de deelnemers
        in harmonie met de gemeenschappelijke belangen en goederen door middel van
        directe communicatie.
        3.In het collectief van de Great Community heerst ‘de idee’ van democratie zelf en er
        is een vrij proces van geven en nemen zodat complete heelheid van persoonlijke



38
   John Dewey, The Public and its Problems p.184
39
   John Dewey The Public and its Problems p 149
40
   John Dewey, The Public and its Problems p.144
41
   Dewey, The Public and its Problems p. 127 en p 142


                                                                                            18
authenticiteit bereikt kan worden. Vraag en aanbod van de verschillende groepen
        versterken elkaar waardoor gedeelde waarden worden bevestigd. 42

Volgens Dewey worden het individu, de groep en het collectief bepaald door het educatieve
doel van social efficiency: ’ cultivation of power to join freely and fully in shared or common
activities.’ 43 Nature, men en things voorzien volgens Dewey in het educatieve doel als ze
gelijkwaardig functioneren als een consistent geheel der delen in een vrij proces van geven en
nemen. Alleen als de drie bronnen (natuur, menselijke competenties en (technologische)
objecten) voor het zelfde einddoel worden ingezet, brengt dit de mens tot zijn werkelijke
doel. 44 We kunnen over de natuur zeggen dat ze de condities van educatieve efficientie biedt,
omdat we als we deze condities leren kennen en onze praktijken er op af stemmen, effectief
functioneren.
         De natuur gaat over de natuurlijke manier waarop een organisme functioneert. Dewey
kenmerkt social efficiency als als educatief doel van cultiverende kracht: een in vrijheid
samenkomen van volledig gedeelde of gemeenschappelijke aktiviteiten. Door op een vrije
manier volledig deel te nemen aan aktiviteiten met anderen in de groep, is het mogelijk het
perspectief van de ander(en) te beleven. Dan ontstaat begrip van natuur, mensen en dingen
die je anders niet had leren kennen of waarvan je niet had geweten.
         Dewey gebruikt twee betekenissen van het begrip democratie. De democratie als
geassocieerde samenlevingsvorm is gericht op het ontdekken van gezamenlijke belangen
binnen een groep en bereikt dit door communicatie over en weer en samenwerking met andere
groepen.45 Democratie als ‘het idee van gemeenschap zelf’ bestaat uit een gedeeld concept
van het goede.
         De eerste voorwaarde waaraan een Great Community moet voldoen is het voorzien in
de bestaande noden van een samenleving. Dewey wijst de gangbare redenering af, dat
politieke instituties het gevolg zouden zijn van politieke ideeen. Op die manier krijgen
politieke ideeën in een samenleving een te grote rol. Techniek zorgde er voor, dat er een
verandering optrad in de vorming van gewoonten en gebruiken die mensen met elkaar
verbinden. Dat heeft niets te maken met doctrines of indoctrinaties stelt Dewey, want het is
een mechanisme.46 Achter de vorming van politieke instituties ligt als drijvende kracht aan de
bestaande noden in een samenleving te voldoen. 47 In de Great Community is een bepaalde
gevoeligheid (effective sense of exellence) aanwezig om de bestaande noden van een
samenleving te (h)erkennen en in concrete oplossingen te vertalen.
         De tweede voorwaarde is het proces van volledige intersubjectieve communicatie in
alle geledingen van een samenleving. Het individu maakt verantwoordelijk onderdeel uit van
de groep. De groep garandeert individuele vrijheid voor zover de gemeenschappelijke
belangen en interesses gerespecteerd worden. Omdat een individu nooit deel uit maakt van
een enkele groep maar van meerdere groepen, is het noodzakelijk dat flexibele communicatie
over en weer met andere groepen plaatsvindt. De essentie van het collectieve perspectief is
volgens Dewey: het vrije proces van geven en nemen. Complete individuen kunnen zich
ontwikkelen in de groep of als deel van het collectief, als de verschillende groepen elkaar
onderling versterken en in waarde bevestigen. 48 In deze opvatting ligt de basis van het idee
van de Great Community, het gecontempleerde idee van uiterste perfectie, bevrijd van

42
   Dewey Public and its Problems p.148
43
   Dewey Democracy and Education p. 97
44
   Dewey Democracy and Education p. 89-96 Dewey baseert zich op Rousseaus drie bronnen van educatie.
45
   Louis Logister, John Dewey, Een inleiding tot zijn filosofie p.90
46
   John Dewey, The Public and its Problems p.144
47
   John Dewey, The public and its problems p.145
48
   John Dewey, The public and its problems p. 148


                                                                                                       19
beperkingen en verstoringen. Alleen het bewustzijn van dit idee van een goed en rechtvaardig
gemeenschapsleven, dat vanuit verschillende standpunten en in al zijn implicaties wordt
geleefd, constitueert het idee van democratie. Intersubjectieve communicatie moet enerzijds
voldoen als instrumenteel communicatiemiddel en anderszijds de waarden in een samenleving
onderling versterken door bevestiging en verbinding. In de Great Community is een complete
vorm van communicatie waarin bevestiging van relatieve waarden als intersubjectief proces
plaatsvindt.
        De daadwerkelijke realisatie van de Great Community wordt gedragen door de derde
voorwaarde: het idee van democratie. Het idee van democratie kent een noodzakelijke
beperking, omdat we het geheel niet kunnen bevatten en slechts vanuit de constituerende
elementen kunnen opbouwen. Zodra de focus op een los element zoals vrijheid, gelijkheid of
broederschap komt te liggen ontstaat het gevaar dat het loszingt uit de compleetheid, weg van
de associatie met het geheel als bestaansvoorwaarde. Dewey illustreert deze valkuil met het
voorbeeld van individuele vrijheid:

         “Liberty is that secure release and fulfillment of personal potentialities which take
         place only in rich and manifold association with others” 49

Als persoonlijke vrijheid wordt ingevuld als individueel eigendomsrecht, zonder de erkenning
van de bestaansvoorwaarde zoals die vast wordt gelegd in intermenselijke relaties, verliest het
aan eigen potentie. De rol van communicatie kan zowel instrumenteel als consummatoir zijn.
Het is een instrumenteel middel dat samenwerking, dominantie en structuur tot stand kan
brengen. 50 Communicatie kan ook een doel in zichzelf zijn. Dewey noemt voorbeelden als
poëzie en rituele verhalen waarbij communicatiemiddelen consummatoir (consummatory)
zijn. 51 De consummatoire communicatieve ervaring staat bij Dewey voor een wederzijdse
relatie tussen emotie en denken die een vorm van volmaaktheid oplevert, waarin de wereld
zich naar ons toe opent en betekenis en waarde openbaart.52 De meerwaarde van
communicatie is de waarde die het toevoegt aan een collectief doordat gedeelde kostbare
waarden er in worden uitgedrukt, bestendigd en zich tegelijk verbinden als
gemeenschapszin. 53 Zodra je instrumentaliteit en consummatie opsplitst en taal als causaal
geïsoleerd communicatiemiddel gebruikt wordt, raak je beperkt in de mogelijkheid om
collectieve waarden te bouwen. Als beide functies naast elkaar bestaan en voortdurend
worden getoetst en afgestemd op de contextuele ervaring ontstaat er in de gemeenschap een
intelligent proces dat wordt beloond met respect, affectie en loyaliteit onder de deelnemers.54
Dit is de drijvende kracht die een gemeenschapsleven opbouwt en omhoog duwt.
Consummatoire communicatie leidt tot een beter gedeeld begrip van ‘de idee’ van democratie.
In de Great Community is begrip van ‘de gedeelde idee’ van democratie onder de deelnemers
waardoor intrinsieke doelen kunnen worden gevolgd. Dit idee van democratie wordt
gedragen door het individuele recht van vrijheid als verantwoordelijkheid in een
geassocieerde vorm van samenleven.

De consequentie van alle vier ingevulde condities is een Great Community waarin een
ontwikkelde samenleving door ‘op de manier’ van de natuur te communiceren effectief en
succesvol in haar (morele) noden voorziet. Als wordt voldaan aan alle genoemde

49
   John Dewey, The public and its problems p.150
50
   John Dewey, Education & Nature p. 202
51
   John Dewey, Education & Nature p. 203
52
   Louis Logister, John Dewey Een inleiding tot zijn filosofie, p.135
53
   John Dewey, Education & Nature p. 205
54
   John Dewey, Education & Nature p. 205


                                                                                                 20
voorwaarden is het hoogste stadium van ontwikkeling van de publieken in de Great Society
getransformeerd tot een geintegreerd geheel van democratische mondiale structuren.55
        John Dewey geeft inzicht in het succesvolle aanpassingsmechanisme van de mens als
lerend organisme. De mens die actief participeert en leert in verbinding met anderen in zijn
omgeving, levert een bijdrage aan collectieve intrinsieke waarden. Met dit inzicht kunnen we
in het volgende hoofdstuk het C2C concept verhelderen en verdiepen.

Dewey beschrijft het leerproces vanuit drie lerende perspectieven. Het individuele leerproces
is een persoonlijke interactieve ervaring die getraind kan worden als effective sense of
exellence. In het groepsleerproces ontvouwt zich een verscheidenheid van uitersten, die
bewustzijnsprocesse n over de manier waarop mensen zich verhouden tot elkaar, de natuur en
de dingen in gang zet. Het collectieve leerproces wordt in gang gezet als ‘de idee’achter
menselijke relatieve waarden op een oordeelsvrije manier gecommuniceerd wordt in en tussen
de groepen. Deze punten nemen we mee in de analyse van C2C in hoofdstuk vier.
        Uit bovenstaande concluderen we dat de Natuur, de mensen en de dingen slechts in
verbinding met elkaar en in evenwichtige samenhang volledig kunnen groeien. Wanneer
mensen en dingen in tegenstelling of niet geheel in overeenstemming met de natuur
functioneren, belemmert dit de mens als lerend mechanisme.
        Dewey laat met het mechanisme van social efficiency zien dat natuurlijke individuele
competenties beperkingen kennen, die juist door intersubjectieve leerervaringen en in
interactie met de (technische) toepassingen van de dingen om ons heen ontwikkeling tot stand
brengen.
        Dewey leert ons ook dat de natuur signaleert. De mens die volgens de ‘manier’ van de
natuur leeft, kan natuurlijke signalen van weerstand omzetten in consequenties voor handelen.
Als leden in een groep het signaal mechanisch opvatten, ondervinden zij weerstanden
(lijdzaam) passief en sluit de groep zich af voor vernieuwing. Als de groep op de
consequenties van de weerstand reflecteert, voltrekt zich een verandering in de dynamiek van
de groep, die bekrachtigd en bestendigd wordt. De groep wint aanpassingsvermogen en breidt
kennis uit door zich open te stellen.

Hoofdstuk 4. Dewey en C2C

In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat het leerproces kan worden opgesplitst in drie
niveaus. We gaan nu voor elk niveau onderzoeken wat de verschillen en overeenkomsten zijn
tussen Dewey en C2C. De hoofdvraag van deze scriptie is immers: Op welke manier kunnen
de inzichten van John Dewey helpen het C2C gedachtengoed verder uit te werken en
succesvol te maken?

Hoofdstuk 4.1. C2C en Deweys individuele leerproces

Braungart en McDonough proberen een omvattend idee van mens, samenleving in relatie met
de Natuur te formuleren. Ze omschrijven dit als een gevoel voor permanentie en
gemeenschap, dat aanmoedigt en kan leiden tot beter begrip en bewustzijn van de natuur.(p.7)
Het werkzame mechanisme is het morele appèl op de mens als geestelijk doel in zich zelf en

55
  Louis Logister, John Dewey, Een inleiding tot zijn filosofie (p.85) Logister beschrijft drie stadia in de
ontwikkeling van Deweys publics. Ht eerste stadium is dat van het potentieel publiek dat indirecte consequenties
van handelen van anderen ondergaat. Het tweede stadium van het onrijpe publiek (of vele onrijpe publieken in
de Great Society ) is zich bewust van deze consequenties maar nog niet in staat om deze op een bevredigende
wijze te reguleren of te beheersen. Het derde stadium tenslotte is het publiek dat wel rationeel reguleert en rijp is
om te transformeren naar de Great Community.


                                                                                                                  21
op de mens als natuurlijk doel. Braungart en McDonough doen een beroep op het morele
gevoel van de mens door de scheiding tussen menselijke geest (als cultuur) en materie
(natuur) weg te nemen. Zij formuleren ethisch bewustzijn als de acceptatie van onze
rechtmatige plek in de wereld door middel van een houding van bescheidenheid.(p.7)
Braungart en McDonough erkennen dat er een continu communicatie proces ten grondslag
ligt aan de C2C methode. Ze geven niet precies aan hoe dit proces de kennis over het eigen
functioneren vergroot. Met het begrip ‘ecologische gevoeligheid’ proberen de auteurs, de
deelnemers tot een individueel zelflerend vermogen te verleiden. Ze wijzen de deelnemers op
deze manier op het potentieel dat men in zich zelf kan aanboren.
        Dewey leert ons dat de motor van ontwikkeling het lerende individu is, dat zowel in
verbinding met zich zelf als in voortdurende verbinding met de omgeving is. Door actieve
participatie van het individu in afstemming met zijn omgeving en door middel van het
medium van imagination, onstaat een effective sense of excellence. De speelse, alerte
nieuwsgierige gevoeligheid die optreedt als relatie tussen emotie en denken is consummatory
communication. Een directe persoonlijke communicatievorm, waarmee we een essentiële
gevoeligheid ten opzichte van de omgeving aanleren.
        Volgens Dewey is de kracht van fouten maken in het leerproces: eigen grenzen
opzoeken en leren ontdekken. Na verwarring ontstaan ruwe standaarden die door blijvende
oefening worden geperfectioneerd.(p.13) Volgens Braungart en McDonough levert het leren
van vorige fouten het inzicht op dat consequenties niet buiten de handeling of locale context
mogen worden geplaatst, maar meegenomen moeten worden in het materiële ontwerp.

Conclusie
Dewey omschrijft het individuele leerproces in de eerste plaats als een directe, persoonlijke
ervaring. Deze directe ervaring vindt uitsluitend plaats in ‘dramatic rehearsal’. ‘Dramatic
rehearsal’ brengt een krachtige emotionele reactie op gang, die het startpunt vormt voor
individueel leren. Dewey benadrukt daarmee het belang van de emotionele kant van de
menselijke ervaring voor individueel leren. Zonder emoties is er geen sprake van ‘volledige
verbinding’ met het onderwerp van de ervaring en kan er niet werkelijk geleerd worden.

In de C2C benadering streeft men naar het prikkelen van de ’ecologische gevoeligheid’ van
gebruikers of consumenten. Hiermee bedoelt men dat C2C artefacten een emotionele reactie
teweeg brengen, die leiden tot ecologisch bewustzijn. Men wil het ecologisch bewustzijn van
mensen vergroten of verdiepen door middel van het ontwerp van het product. Dit lijkt sterk op
Deweys ’dramatic rehearsal’. C2C wil producten ontwikkelen die een emotionele reactie
losmaken bij de gebruikers, met als doel om de verbinding met de Natuur te ervaren. C2C is
dus gericht op het door mij in deze scriptie genoemde ‘individuele leerniveau’.

Hoofdstuk 4.2. C2C en het groepsleerproces van Dewey

Dewey verstaat onder ‘community’ een gemeenschap waarin lerende wezens een cruciale rol
vervullen in de natuurlijke ontwikkeling van persoonlijke relaties binnen de groep. Het doel
van de ‘community’ is ‘social efficiency’. Hieronder verstaat Dewey een vrij proces van
geven en nemen, terwijl de deelnemers volledig deelnemen aan aktiviteiten met anderen in de
groep. Hierdoor is het mogelijk het perspectief van de ander(en) te beleven. Er ontstaat
begrip van natuur, mensen en dingen die men anders niet had leren kennen of waarvan men
niet had geweten.




                                                                                                22
De C2C ‘community’ bestaat uit een groep van kennis-experts en ervaringsdeskundigen uit
het bedrijfsleven en andere betrokken organisaties. De deelnemers wisselen ‘ecologische
gevoelige’ ervaringen met elkaar uit. Kennis delen door middel van langdurige directe en
open communicatie tussen collega’s, managers, producenten en eindgebruiker vatten zij op als
een coöperatieve manier van samenwerken. C2C handelingspraktijken worden volledig
betrokken bij het interactieve wederzijdse groeiproces tussen deskundigen en deelnemers. Er
wordt samengewerkt aan gemeenschappelijke doelen. In het groepsproces leren alle
deelnemers van elkaar door de ruimte te gunnen voor ieders standpunt, zodat een product in al
zijn aspecten tot ontwikkeling kan komen. C2C verbindt via een model; de mens (People), de
natuur (Planet) en technologische middelen (Profit), in een gelijkwaardig interactief duurzaam
netwerk van relaties. De deelnemers kunnen zowel een lokaal als een mondiaal standpunt
innemen.
        C2C wil op deze manier zowel de belangen van de Natuur als van mens en bedrijf
behartigen tijdens het ontwikkelingsproces van een product. C2C doet een poging deze kracht
te beschrijven als een ecologische gevoeligheid bij de mens die onderhouden moet worden.
        C2C claimt de zorg voor intra- en intergenerationele relaties, door
verantwoordelijkheid te nemen voor iedere energie aanslag, hoe klein ook, in zowel de
materiële als de spirituele dimensie.(p. 9) De motor van zelfreflectie is de esthetische ervaring
van verwondering, die oproept tot voortdurende verbetering en vernieuwing.(p.10)
        Dewey leert ons dat de aanwezigheid van lerende wezens in een groep een stimulans
is voor affectie en verzorging. Volgens Dewey zijn lerende wezens de motor van morele
ontwikkeling. Tegenover passief routinegedrag staat actief gewoontegedrag. Het heeft een
dynamisch, inventief en stimulerend karakter van capaciteiten toepassen op nieuwe doelen en
activeert het verlangen naar groei.56 Social Efficiency: ‘the cultivation of power to join freely
and fully in shared or common activities’’(p.17) is volgens Dewey de noodzakelijke
voorwaarde om te voldoen aan de natuurlijke noden en gebreken die leven in een
samenleving. Dit kan door de drie gelijkwaardige bronnen (natuur, mens en - technologische -
objecten) voor hetzelfde gemeenschappelijke en gedeelde einddoel in te zetten. Dat brengt de
mens tot zijn werkelijke intrinsieke doel: het ethische proces van het leven dat boven het
groepsperspectief uitstijgt.

Conclusie
Dewey beschrijft de aanwezigheid van lerende wezens in een groep als cruciaal element van
ontwikkeling. Leren is een vrij proces van geven en nemen, met een gemeenschappelijk
educatief doel. De aanwezigheid van kinderen, scholieren of studenten in de
experimementele omgeving van de groep, stimuleert de emotionele ontwikkeling. Dit is de
basis voor een lerende dynamiek in de groep. Dewey benadrukt dat een voortdurend beroep
op de emotionele ervaring het verlangen naar groei garandeert.

Volgens C2C is er binnen de groep ‘ecologische gevoeligheid’ nodig. Er vormt zich een
democratisch, lerend netwerk van directe en open relaties tussen alle deelnemers. C2C
beschouwt de emotionele natuurlijke verwondering van de esthetische ervaring, als de kracht
die de samenwerking in de groep versterkt. Het mechanisme dat Dewey beschrijft,
 gaat over dezelfde functie. Dewey erkent het ‘lerende wezen of de essentie’ van de mens als
de continue drijvende factor van groei en bewustzijn. C2C wil de kracht van ‘ecologische
gevoeligheid’ inzetten als motor van zelflerend vermogen. Dewey leert ons dat de basis die
hieronder ligt ‘het lerende wezen’ van de mens is. In een ’community’ van volwassenen en
kinderen kan het in al zijn aspecten tot ontwikkeling komen.

56
     Dewey Democracy & Education p. 44


                                                                                              23
Hoofdstuk 4.3. C2C en Deweys collectieve leerproces

C2C streeft naar een mondiale verspreide zelflerende organisatie die in staat is zich aan te
passen door het vermogen kennis te verwerven van de voortdurend veranderende wereld.
Mensen idealiseren door de kracht van verbeelding (p.8) De enige manier om dit ideale beeld
te doorbreken is door de bereidheid om discussie over eigen overlevingsvoorwaarden aan te
gaan. Braungart en McDonough claimen, dat variatie en diversiteit noodzakelijk gevierd en
benut moeten worden, met de Natuur als mentor en rolmodel.(p.8)
         C2C heeft geen duidelijk antwoord op de vraag hoe deze ideale samenleving tot stand
kan worden gebracht en welke menselijke mechanismen hierbij nadrukkelijk een rol spelen.
         Dewey leert ons, dat instrumentele en consummatoire communicatie naast elkaar
moeten bestaan en voortdurend worden getoetst en afgestemd op de contextuele ervaring.
Hierdoor ontstaat er in de gemeenschap een intelligent proces, dat wordt beloond met respect,
affectie en loyaliteit onder de deelnemers.(p.19) Dewey beschrijft dit interactieve proces als
een motorkracht die gemeenschapsleven opbouwt en omhoog duwt naar een Great
Community. Instrumentele communicatie functioneert als basisstructuur van informatie-
uitwisseling. Het consummatoire aspect van communicatie verschaft betekenis aan relaties en
werkt emancipatoir.
         Van Dewey leren we dat directe communicatie van ‘de idee’ van een C2C community
of democratie noodzakelijk is. Een pluriforme samenleving van vele publieken wordt
gesmeed tot een Great Community, door volgens ‘de manier van de natuur’ te leven. Door
inspiratie en aspiratie van het emotionele leven te verbinden met het denken, ontstaat er in de
samenleving een duwkracht die leidt tot het goede leven.
         Om de idee van democratie werkelijk neer te zetten stelt Dewey als noodzakelijke
voorwaarde, dat alle manieren van menselijke associatie op elkaar worden afgestemd. Hij
noemt het gezin, familie school, industrie en religie. Dewey leert ons dat de politieke
instituties op geen enkele wijze de onderliggende sociale en morele aspiraties dekken, omdat
ze niet kunnen voldoen aan de eis van voortdurend meeveranderen. Democratie is een proces
van voortdurende verandering. (p17) Dewey leert ons dat ‘de idee’ van democratie
noodzakelijk is om een voller, rijker en breder idee van land of staat neer te zetten.(Great
Community) De kracht achter de vorming van instituties, stelt Dewey, is de doelstelling om te
voldoen aan de bestaande noden die in een samenleving te intens zijn geworden om te kunnen
negeren.(p.18)
         Via ‘dramatic rehearsal’ en de aanwezigheid van kinderen, scholieren, stagiaires of
studenten in ‘communities’, ontwikkelen mensen persoonlijke waarden. Waarden verbinden
deelnemers binnen de groep omdat ze voortdurend op elkaar afgestemd en bestendigd
worden. Door middel van individuele weerstanden leren individuen te reflecteren op de eigen
waarden. Ze leren deze af te stemmen op collectieve waarden. Er ontstaat in de dynamiek van
verschillende groepen een proces waarin intrinsieke waarde zich ontvouwt. Er wordt op een
natuurlijke manier aan de bestaande noden in een maatschappij voldaan.

Conclusie
Dewey beschrijft het collectieve leerproces als een maatschappelijk proces. In verschillende
‘communities’ leren mensen individuele waarden als middel voor een hoger doel van
collectieve waarde in te zetten. Via natuurlijke ‘weerstanden’(dramatic rehearsal) kunnen
mensen zich trainen in het herkennen van persoonlijke waarden en deze afstemmen op
universele intrinsieke waarden, zonder daarbij het gevoel te hebben iets in te moeten leveren.
Dewey brengt dit ‘aanboren’ van persoonlijke individuele waarden terug tot de kern van elk
ontwikkelingsproces. Door de persoonlijk ervaren waarden ten dienste van het collectief in te
zetten onstaat de ervaring van intrinsieke waarde. Deze waarde is universeel en voortdurend


                                                                                            24
in ontwikkeling zoals het leven zelf en beantwoordt daarom aan de bestaande noden die in een
maatschappij leven op ieder moment.

C2C streeft naar gelijkwaardige relaties tussen Natuur (Planet) Mens (People) en
Technologische middelen (Profit). Braungart en McDonough willen hiermee respect opeisen
voor alle onderdelen van de Natuur, inclusief de dieren, planten, de dingen en de mensen die
geen woordvoerders hebben. Door op basis van het model van de technologische en
biologische kringloop te produceren en consumeren probeert C2C dit respect te waarborgen
voor alle onderdelen van de Natuur. Dit komt overeen met Deweys idee van een ‘Great
Community’, waarin de deelnemers in staat zijn persoonlijke verlangens om te zetten in
individuele waarden en deze beschikbaar te stellen ten dienste van collectieve
maatschappelijke doelen. C2C is evenals Dewey gericht op ontwikkeling van intrinsieke
waarden. C2C kan dit bereiken door haar model aan te bieden en toe te passen op een speelse
manier in schoolklassen, in afdelingen of teams van bedrijven en dienstverlenende
organisaties, in jeugdgroepen, in kerken en besturen, in groepen in opvangtehuizen, in
sportclubs en zorginstellingen etc..

De drie leerniveaus die we bij Dewey hebben onderscheiden sluiten aan op de
handelingspraktijken van C2C. We hebben in deze analyse aangetoond dat het C2C concept
alle niveaus van leren dekt.

Hoofdstuk 4.4. Conclusie

We kunnen concluderen dat C2C alle niveaus van leren, die we bij Dewey hebben gevonden
toepast. Zowel op het individuele niveau, binnen de C2C ‘community’ en op maatschappelijk
niveau slaagt C2C er in een concept van leren in praktijk te brengen en te onderhouden.
Van Dewey hebben we geleerd dat C2C een model is, dat bij uitstek geschikt is als lerend
mechanisme in een ‘community’. In de technologische samenleving kan C2C de lans breken,
omdat deze benadering de ’emotionele ervaring’ een passende plaats in het leer- en
ontwikkelingsproces geeft. C2C opereert vanuit persoonlijk betrokken en kleinschalige
groepen en in een open, vrije en experimentele ruimte met onder andere ondernemers,
managers, producenten en eindgebruikers. Door telkens nieuwe ‘communities’ te betrekken
bij het C2C leerproces ontstaat een zelflerende dynamiek, die beantwoordt aan de bestaande
behoeften die leven in de de maatschappij, zoals duurzame energie, biologische en
streekproducten, een natuurlijke lifestyle, eerlijke (fair-trade) handel en gezonde
hulpmiddelen die geproduceerd en geconsumeerd worden met respect voor mens, natuur en
technologie.
        Voor Dewey is leren het menselijke mechanisme en middel om intrinsieke doelen te
bereiken. C2C beschouwt de Natuur als rolmodel en C2C als leermethode waarmee de mens
zich zelf en alle andere deelnemers in de Natuur een ‘rechtmatige plek’ terug kan geven.
Braungart en McDonough profileren het C2C concept als een materiële methode, die een
bijdrage levert aan een betere wereld. Het idee van de C2C filosofie is hiermee nog niet
volledig dekkend gecommuniceerd, want C2C is meer dan een leermethode. De C2C methode
dient een veelomvattender hoger intrinsiek doel, dat tot uiting komt in het C2C levensconcept.
De C2C ’way of life’ is meer dan een ideaal. Het C2C-concept voorziet zowel in een
‘natuurlijke manier’ als in het ‘intrinsieke’ doel van het goede leven.




                                                                                           25
(.)




Hoofdstuk 5.1. Geraadpleegde Literatuur:

Dewey John, (1916) Democracy and Education, Merchants books. La Vergne USA

Dewey John, (1929) Experience and Nature, Dover Publications, Inc. New York

Dewey John, (1927) Public and its problems, Swallow Press, Ohio University Press, Athens

Geldermans R.J., Cradle-to-Cradibility; two material cycles and the challenges of closed
loops in construction. MSc Industrial Ecology afstudeeronderzoek 2009/2010 – TU Delft

Louis Logister, (2005) John Dewey een inleiding in zijn filosofie, Damon bv Budel

Francois Poirie en Philippe Nemo, 11 gesprekken Emmanuel Levinas aan het woord

Braungart, Mcdonough, (2002) Cradle to Cradle, Remaking the way we make things, North
Point Press, New York

Braungart, McDonough, (2008), Die nächtste Industrielle Revolution, die Cradle to Cradle-
Community, EVA GmbH

Braungart, McDonough (1992) The Hannover Principles, Design for Sustainability -- a
seminal work in the field of sustainability, first outlining principles to guide the practice of
sustainable design.

Jongeneel, Sophie (2009) C2C in sustainable spatial development in Greenport Venlo: a case
study

Latour, Bruno (1999) Pandora’s Hope, Essays on the reality of Science Studies, Harvard
Press

Mulhall Douglas, Braungart Michael, (2010) Cradle tot Cradle Criteria for the built
environment, Duurzaam gebouwd CEO Media BV: Nunspeet Nederland

Werf, van der M., (2009) Cradle to Cradle in bedrijf, Scriptum, Schiedam




                                                                                                   26

Más contenido relacionado

Destacado

Topic3 Genrc Other Strtgs
Topic3 Genrc Other StrtgsTopic3 Genrc Other Strtgs
Topic3 Genrc Other Strtgsguest8fdbdd
 
Power point chapter 1 1
Power point chapter 1 1Power point chapter 1 1
Power point chapter 1 1jhaastrup1
 
El paisaje en el arte
El paisaje en el arteEl paisaje en el arte
El paisaje en el arteluciasn
 
National Response Framework
National Response FrameworkNational Response Framework
National Response Frameworkbkoch
 
AWL Academic Word List - Workbook 02: Guided Practice for Pre-University Stud...
AWL Academic Word List - Workbook 02: Guided Practice for Pre-University Stud...AWL Academic Word List - Workbook 02: Guided Practice for Pre-University Stud...
AWL Academic Word List - Workbook 02: Guided Practice for Pre-University Stud...Jaime Alfredo Cabrera
 
The Tata Steel Ideation - Divij Sharma Abhitosh Daw
The Tata Steel Ideation - Divij Sharma Abhitosh DawThe Tata Steel Ideation - Divij Sharma Abhitosh Daw
The Tata Steel Ideation - Divij Sharma Abhitosh Dawdivijsharma15
 
Semana de induccion
Semana de induccion Semana de induccion
Semana de induccion Ausdkreat
 
Create, Share, and Communicate with Google Apps
Create, Share, and Communicate with Google AppsCreate, Share, and Communicate with Google Apps
Create, Share, and Communicate with Google Appsmegracie
 
Alpha Index Options Explained. These can be used to efficiently convert conce...
Alpha Index Options Explained. These can be used to efficiently convert conce...Alpha Index Options Explained. These can be used to efficiently convert conce...
Alpha Index Options Explained. These can be used to efficiently convert conce...Truth in Options
 
www.AulasDeGeografiaApoio.com - Geografia – Blocos Econômicos
 www.AulasDeGeografiaApoio.com  - Geografia – Blocos Econômicos www.AulasDeGeografiaApoio.com  - Geografia – Blocos Econômicos
www.AulasDeGeografiaApoio.com - Geografia – Blocos EconômicosAulas De Geografia Apoio
 
Functions and Disorders of the Lymphatic System
Functions and Disorders of the Lymphatic SystemFunctions and Disorders of the Lymphatic System
Functions and Disorders of the Lymphatic Systemmelodiekernahan
 
Instrumentos digitales
Instrumentos digitalesInstrumentos digitales
Instrumentos digitalesEnriqueUlises
 
Transporte de nutrientes
Transporte de nutrientesTransporte de nutrientes
Transporte de nutrientesRichard Mujica
 
Tutorial bàsic Dropbox nov2013
Tutorial bàsic Dropbox nov2013Tutorial bàsic Dropbox nov2013
Tutorial bàsic Dropbox nov2013Sergi Godia Lopez
 

Destacado (20)

Topic3 Genrc Other Strtgs
Topic3 Genrc Other StrtgsTopic3 Genrc Other Strtgs
Topic3 Genrc Other Strtgs
 
Power point chapter 1 1
Power point chapter 1 1Power point chapter 1 1
Power point chapter 1 1
 
Biomas: Bosque
Biomas: BosqueBiomas: Bosque
Biomas: Bosque
 
El paisaje en el arte
El paisaje en el arteEl paisaje en el arte
El paisaje en el arte
 
National Response Framework
National Response FrameworkNational Response Framework
National Response Framework
 
AWL Academic Word List - Workbook 02: Guided Practice for Pre-University Stud...
AWL Academic Word List - Workbook 02: Guided Practice for Pre-University Stud...AWL Academic Word List - Workbook 02: Guided Practice for Pre-University Stud...
AWL Academic Word List - Workbook 02: Guided Practice for Pre-University Stud...
 
The Tata Steel Ideation - Divij Sharma Abhitosh Daw
The Tata Steel Ideation - Divij Sharma Abhitosh DawThe Tata Steel Ideation - Divij Sharma Abhitosh Daw
The Tata Steel Ideation - Divij Sharma Abhitosh Daw
 
Semana de induccion
Semana de induccion Semana de induccion
Semana de induccion
 
Create, Share, and Communicate with Google Apps
Create, Share, and Communicate with Google AppsCreate, Share, and Communicate with Google Apps
Create, Share, and Communicate with Google Apps
 
Alpha Index Options Explained. These can be used to efficiently convert conce...
Alpha Index Options Explained. These can be used to efficiently convert conce...Alpha Index Options Explained. These can be used to efficiently convert conce...
Alpha Index Options Explained. These can be used to efficiently convert conce...
 
Consumerism
ConsumerismConsumerism
Consumerism
 
Genes
GenesGenes
Genes
 
www.AulasDeGeografiaApoio.com - Geografia – Blocos Econômicos
 www.AulasDeGeografiaApoio.com  - Geografia – Blocos Econômicos www.AulasDeGeografiaApoio.com  - Geografia – Blocos Econômicos
www.AulasDeGeografiaApoio.com - Geografia – Blocos Econômicos
 
Functions and Disorders of the Lymphatic System
Functions and Disorders of the Lymphatic SystemFunctions and Disorders of the Lymphatic System
Functions and Disorders of the Lymphatic System
 
Instrumentos digitales
Instrumentos digitalesInstrumentos digitales
Instrumentos digitales
 
CóMo Producir Un Programa De T.V.
CóMo Producir Un Programa De T.V.CóMo Producir Un Programa De T.V.
CóMo Producir Un Programa De T.V.
 
Les journées de Chipo - Jour 329
Les journées de Chipo - Jour 329Les journées de Chipo - Jour 329
Les journées de Chipo - Jour 329
 
Les journées de Chipo - Jour 323
Les journées de Chipo - Jour 323Les journées de Chipo - Jour 323
Les journées de Chipo - Jour 323
 
Transporte de nutrientes
Transporte de nutrientesTransporte de nutrientes
Transporte de nutrientes
 
Tutorial bàsic Dropbox nov2013
Tutorial bàsic Dropbox nov2013Tutorial bàsic Dropbox nov2013
Tutorial bàsic Dropbox nov2013
 

Similar a Bachelorscriptie Juli 2011

Duurzaamheid praktijken in het lokaal cultuurbeleid
Duurzaamheid   praktijken in het lokaal cultuurbeleidDuurzaamheid   praktijken in het lokaal cultuurbeleid
Duurzaamheid praktijken in het lokaal cultuurbeleidLOCUS
 
Duurzaam Ontbijt 01 RU Nijmegen - Thema Onderzoek
Duurzaam Ontbijt 01 RU Nijmegen - Thema OnderzoekDuurzaam Ontbijt 01 RU Nijmegen - Thema Onderzoek
Duurzaam Ontbijt 01 RU Nijmegen - Thema OnderzoekWilma Mulder
 
C2 c powerpointpresentatie 27 oktober 2011
C2 c powerpointpresentatie 27 oktober 2011C2 c powerpointpresentatie 27 oktober 2011
C2 c powerpointpresentatie 27 oktober 2011robenans
 
minor CO2-negatief ontwerpen_2024-2025.pptx
minor CO2-negatief ontwerpen_2024-2025.pptxminor CO2-negatief ontwerpen_2024-2025.pptx
minor CO2-negatief ontwerpen_2024-2025.pptxIwanWesterveen2
 
4Building presentatie duurzaamheid onderwijs
4Building presentatie duurzaamheid onderwijs4Building presentatie duurzaamheid onderwijs
4Building presentatie duurzaamheid onderwijs4Building
 
10 Duurzame Ontwikkeling Door Rj
10 Duurzame Ontwikkeling Door Rj10 Duurzame Ontwikkeling Door Rj
10 Duurzame Ontwikkeling Door Rjveltk057
 
Minor CO2 negatief ontwerpen 2022-2023
Minor CO2 negatief ontwerpen 2022-2023Minor CO2 negatief ontwerpen 2022-2023
Minor CO2 negatief ontwerpen 2022-2023IwanWesterveen1
 
minor CO2-negatief ontwerpen_2023-2024.pdf
minor CO2-negatief ontwerpen_2023-2024.pdfminor CO2-negatief ontwerpen_2023-2024.pdf
minor CO2-negatief ontwerpen_2023-2024.pdfIwan Westerveen
 
Duurzaam ontbijt 05 han arnhem aansluiting onderwijs op praktijk
Duurzaam ontbijt 05 han arnhem   aansluiting onderwijs op praktijkDuurzaam ontbijt 05 han arnhem   aansluiting onderwijs op praktijk
Duurzaam ontbijt 05 han arnhem aansluiting onderwijs op praktijkWilma Mulder
 
Rapport Wereldbeelden Van Wereldbedrijven Pdf
Rapport Wereldbeelden Van Wereldbedrijven PdfRapport Wereldbeelden Van Wereldbedrijven Pdf
Rapport Wereldbeelden Van Wereldbedrijven Pdfadakruiter
 
C2 cn stakeholder meeting_260510_hdb_wt
C2 cn stakeholder meeting_260510_hdb_wtC2 cn stakeholder meeting_260510_hdb_wt
C2 cn stakeholder meeting_260510_hdb_wtOVAM
 
Vedotech 2013 Workshop De Verbinding
Vedotech 2013 Workshop De VerbindingVedotech 2013 Workshop De Verbinding
Vedotech 2013 Workshop De Verbindinghenkpetter
 
Science, media & design 29nov2011
Science, media & design 29nov2011Science, media & design 29nov2011
Science, media & design 29nov2011MachteldsSlides
 

Similar a Bachelorscriptie Juli 2011 (20)

Cradle To Cradle Nme
Cradle To Cradle NmeCradle To Cradle Nme
Cradle To Cradle Nme
 
Duurzaamheid praktijken in het lokaal cultuurbeleid
Duurzaamheid   praktijken in het lokaal cultuurbeleidDuurzaamheid   praktijken in het lokaal cultuurbeleid
Duurzaamheid praktijken in het lokaal cultuurbeleid
 
Duurzaam Ontbijt 01 RU Nijmegen - Thema Onderzoek
Duurzaam Ontbijt 01 RU Nijmegen - Thema OnderzoekDuurzaam Ontbijt 01 RU Nijmegen - Thema Onderzoek
Duurzaam Ontbijt 01 RU Nijmegen - Thema Onderzoek
 
C2 c powerpointpresentatie 27 oktober 2011
C2 c powerpointpresentatie 27 oktober 2011C2 c powerpointpresentatie 27 oktober 2011
C2 c powerpointpresentatie 27 oktober 2011
 
Provada Venlo
Provada VenloProvada Venlo
Provada Venlo
 
duurzaam leefbaar
duurzaam leefbaarduurzaam leefbaar
duurzaam leefbaar
 
minor CO2-negatief ontwerpen_2024-2025.pptx
minor CO2-negatief ontwerpen_2024-2025.pptxminor CO2-negatief ontwerpen_2024-2025.pptx
minor CO2-negatief ontwerpen_2024-2025.pptx
 
4Building presentatie duurzaamheid onderwijs
4Building presentatie duurzaamheid onderwijs4Building presentatie duurzaamheid onderwijs
4Building presentatie duurzaamheid onderwijs
 
10 Duurzame Ontwikkeling Door Rj
10 Duurzame Ontwikkeling Door Rj10 Duurzame Ontwikkeling Door Rj
10 Duurzame Ontwikkeling Door Rj
 
Factsheet Cradle to Cradle
Factsheet Cradle to CradleFactsheet Cradle to Cradle
Factsheet Cradle to Cradle
 
Project Makerspaces
Project MakerspacesProject Makerspaces
Project Makerspaces
 
2020 1[1]c
2020 1[1]c2020 1[1]c
2020 1[1]c
 
Minor CO2 negatief ontwerpen 2022-2023
Minor CO2 negatief ontwerpen 2022-2023Minor CO2 negatief ontwerpen 2022-2023
Minor CO2 negatief ontwerpen 2022-2023
 
minor CO2-negatief ontwerpen_2023-2024.pdf
minor CO2-negatief ontwerpen_2023-2024.pdfminor CO2-negatief ontwerpen_2023-2024.pdf
minor CO2-negatief ontwerpen_2023-2024.pdf
 
Duurzaam ontbijt 05 han arnhem aansluiting onderwijs op praktijk
Duurzaam ontbijt 05 han arnhem   aansluiting onderwijs op praktijkDuurzaam ontbijt 05 han arnhem   aansluiting onderwijs op praktijk
Duurzaam ontbijt 05 han arnhem aansluiting onderwijs op praktijk
 
Rapport Wereldbeelden Van Wereldbedrijven Pdf
Rapport Wereldbeelden Van Wereldbedrijven PdfRapport Wereldbeelden Van Wereldbedrijven Pdf
Rapport Wereldbeelden Van Wereldbedrijven Pdf
 
C2 cn stakeholder meeting_260510_hdb_wt
C2 cn stakeholder meeting_260510_hdb_wtC2 cn stakeholder meeting_260510_hdb_wt
C2 cn stakeholder meeting_260510_hdb_wt
 
Universeel ontwerpen
Universeel ontwerpenUniverseel ontwerpen
Universeel ontwerpen
 
Vedotech 2013 Workshop De Verbinding
Vedotech 2013 Workshop De VerbindingVedotech 2013 Workshop De Verbinding
Vedotech 2013 Workshop De Verbinding
 
Science, media & design 29nov2011
Science, media & design 29nov2011Science, media & design 29nov2011
Science, media & design 29nov2011
 

Bachelorscriptie Juli 2011

  • 1. Cradle to Cradle een Deweyiaans perspectief Bachelorscriptie Filosofie, Juli 2011 Auteur: A.J. (Ada) Kruiter Everhardus Begeleiders: Dr. P. (Pieter) Boele van Hensbroek, faculteit der Wijsbegeerte Drs. A.J. (Albert-Jan) Abma, Science & Society Group, faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen 1
  • 2. Inhoud: 1. Inleiding p. 3 - 4 2. 2.1. De contouren van de Cradle to Cradle filosofie p. 4 - 5 2.2. The Hannover principles p. 6 - 11 2.3. Kritiek en uitdagingen voor C2C p. 11- 12 3. 3.1. Inleiding John Dewey p. 12 -13 3.3. Leerniveau 1Het individu als leerling p. 13 16 3.4. Leerniveau 2 Het sociale niveau p. 17 -18 3.5. Leerniveau 3 Het collectieve niveau p. 18 -22 4. 4.1. C2C en het individuele leerproces p. 21 4.2. C2C en het groepsleerproces p. 22 4.3. C2C en het collectieve leerproces p. 23 –24 4.4. Conclusie p. 24 - 25 5. 5.1 Literatuurlijst p. 26 2
  • 3. Hoofdstuk 1. Inleiding Cradle to Cradle (C2C) leert ons een nieuwe manier van industrieel produceren en consumeren. Deze filosofie ontstond als reactie op de door de mens veroorzaakte schadelijke milieueffecten, die sinds de Tweede Wereldoorlog als een steeds groter probleem worden ervaren. De kiem voor het Cradle to Cradle concept werd gelegd in 1991 tijdens een ontmoeting tussen de Amerikaanse architect William McDonough en de Duitse chemicus Michael Braungart. In 1992 verscheen van hun hand het boek, Hannover principles dat als basis en leidraad voor de wereldtentoonstelling 2000 in Hannover werd uitgegeven.(figuur 1) De samenwerking leidde in 2002 tot de internationale publicatie van het boek: Cradle to Cradle, Remaking the Way We Make Things. De auteurs dragen het boek op aan ‘all of the children of all species for all time’. C2C is een zinspeling op de ‘van wieg tot graf’ filosofie waarop de geïndustrialiseerde wereld gebouwd is: Producten die je niet meer gebruikt gooi je weg en je koopt een nieuw exemplaar. Dit wereldbeeld van de moderne samenleving doorbreken de auteurs met de introductie van een revolutionaire ontwerptheorie. Braungart en McDonough gaan uit van een duurzaam, circulair model, waarin ecologische en technologische kringlopen op harmonieuze wijze in elkaar overlopen. Er is geen afvalbelasting voor mens en milieu. Braungart en McDonough zijn van mening dat de acceptatie van het concept verspilling een tegennatuurlijke maatschappelijke moraal in zich draagt. Zij vervangen daarom het begrip afval door voedsel. Cradle to Cradle is geen recycling of downcycling: Er wordt gestreefd naar regeneratie van afval tot oorspronkelijke grondstoffen en upcycling van de producten in de keten. Onder andere in de VS, Scandinavië, China en in Nederland zijn het afgelopen decennium door verschillende multinationals succesvolle C2C producten in bedrijf genomen. Enkele voorbeelden van bedrijven die C2C in de bedrijfsfilosofie toepassen zijn: Herman Miller met de Mirra-bureaustoel die geen toxische elementen bevat en binnen 30 seconden gedemonteerd kan worden tot herbruikbare bestanddelen. AkzoNobel ontwikkelt verfsoorten en coatings die zonne-energie opnemen. De fabrikant Desso boekt successen met de chemicaliënvrije EcoBase® tapijtlijn. DSM ontwikkelt kunststofmateriaal uit CO2. Philips bracht de pvc-vrije Econova-TV op de markt.Van Gansewinkel (Destra Data) sluit de cirkel met de inzameling van oud kantoorpapier. Na scheiding en versnippering levert partner Océ het als 100% gerecyclede papier bij de klant. In 2008 verscheen ‘Die nächste industrielle Revolution, die Cradle to Cradle-Community’ met lessen van concrete C2C toepassingen. Voor de bouwsector is in 2010 van de hand van Braungart en McDonough ‘Cradle to Cradle Criteria for the built environment’ verschenen, met C2C criteria en voorbeelden voor de bouwsector. Cradle to Cradle is een vooruitstrevende beweging, maar controversieel binnen de milieukunde. Critici vinden de doelstellingen energetisch niet haalbaar en niet volledig energieneutraal. Er zijn kanttekeningen geplaatst over de bijdrage van C2C aan een duurzame wereld. Braungart en McDonough willen op een energieneutrale manier ontwerpen en produceren. 3
  • 4. In de verdediging van C2C tegen deze kritieken speelt het idee van continu leren en innoveren een centrale rol. Productieprocessen en praktijken die aan C2C voldoen zijn niet in een keer te realiseren maar vergen een voortgaand leer- en verbeterproces. Uiteindelijk zijn dus processen van leren en innoveren cruciaal voor het realiseren van de hele C2C filosofie. De C2C- beweging heeft echter nog weinig uitgewerkte ideeën over leerprocessen. Er ligt daarom een uitdaging om de C2C filosofie op dit punt verder uit te werken. Deze scriptie beoogt daaraan een bijdrage te leveren door te rade te gaan bij de pragmatistische Amerikaanse filosoof John Dewey (1859-1952). Dewey heeft bij uitstek een filosofie ontwikkeld van de mens als experimenterend en lerend wezen en heeft waardevolle theoretische ideeën ontwikkeld over leerprocessen. Ook zijn maatschappijfilosofie stelt leren centraal. De hoofdvraag van deze scriptie kan daarom geformuleerd worden als: Op welke manier kunnen de inzichten van John Dewey helpen het C2C gedachtengoed verder uit te werken en succesvol te maken? Bij het beantwoorden van die vraag gebruiken we vooral drie van Deweys werken die ons elk kunnen informeren over leerprocessen op een bepaald niveau. In Democracy & Education staat het individu centraal en komt Deweys visie op het persoonlijke leerproces en zijn opvoedingsfilosofie aan bod. Met The Public and its Problems behandelen we Deweys perspectief op sociale leerprocessen, relaties tussen groepen, publieke participatie en deliberatie en democratie. In Experience and Nature staat het leerproces van het collectief centraal ook in relatie tot de natuur en in mondiale relaties. Hoofstuk 2. De contouren van de Cradle to Cradle filosofie In dit hoofdstuk volgt een korte beschrijving over wat C2C in de praktijk inhoudt en een reconstructie van de filosofische onderbouwing voor deze manier van werken. Op basis van de kritieken op C2C en mijn eigen filosofische analyse van het C2C-concept wil ik de C2C leerprocessen verder uitdiepen. Cradle to Cradle is een ontwerp- en productiemodel dat gebaseerd is op het idee dat het levensprincipe een gesloten en zich oneindig herhalend kringloopproces van geboorte, groei, vergaan en sterven is. Dit schept direct een perspectief voor intergenerationele verantwoordelijkheid, want ons handelen nu mag niet het kringloopproces voor toekomstige generaties verstoren. De centrale gedachte van de Cradle to Cradle filosofie is, dat alle gebruikte materialen na hun eerste levencyclus in een product, nuttig kunnen worden ingezet in het volgende product. De C2C ontwerpgedachte verschilt in een aantal belangrijke opzichten van de reguliere manier van industrieel ontwerpen en produceren, maar ook van veel andere op duurzaamheid gerichte manieren van produceren. Een belangrijk verschil, bijvoorbeeld, met conventioneel hergebruik is, dat er geen kwaliteitsverlies zou mogen zijn en geen restproducten. C2C heeft als motto: ‘waste equals food’1 Dit is geïnspireerd op de afbreekcyclus van natuurlijke producten zoals hout of natuurlijke gewassen. De Cradle to Cradle filosofie staat verspilling niet langer toe. C2C kent drie belangrijke aannames: 1. Het leven houdt nooit op, maar levensresten worden voortdurend opnieuw functioneel ingezet in de volgende levenscyclus. Het sterfproces van de ene levensvorm is conditionele voorwaarde als nutriënt of ingrediënt van andere levensvormen of producten. Vruchten en bladeren functioneren bijvoorbeeld als een noodzakelijke levensvoorwaarde voor mens en dier. 2. Het principe van wederkerigheid en diversiteit van relaties. Mensen zijn afhankelijk van bossen voor de zuurstofvoorziening en planten leven van kooldioxide die mensen uitademen. 1 Braungart en McDonough, Cradle to Cradle, p.92-93 4
  • 5. Diversiteit moet je vieren omdat de potentie van levensvormen zich ontwikkelt door interactie tussen de soorten. 3.Zon en Aarde vormen een lifesupporting systeem. De zon vormt een noodzakelijke energiebron voor ecosystemen op Aarde, waarmee biologische massa omgezet wordt in andere functionele vormen van energie. Alle biologische functies in de lifesupporting cyclus leveren economisch nut en geluk op. Mensen kunnen van natuurlijke mechanismen leren door te observeren en ontdekken. De drie principes van cyclische ontwikkeling, wederkerigheid en diversiteit en het lifesupporting ecosysteem van Zon en Aarde, vormen het uitgangspunt van C2C. De grondleggers pleiten er voor, dat ieder product, gebouw of gebied dat door mensen tot stand wordt gebracht, volgens het biologische kringloopmodel wordt ontwikkeld en ontworpen. Braungart en McDonough vertalen de C2C gedachte in zes ontwerp-principes2 : 1. Gebouwen produceren meer energie dan ze gebruiken en zuiveren het eigen afvalwater. 2. Fabrieken produceren drinkbaar gezuiverd afvalwater. 3. Producten zijn biologisch afbreekbaar of keren terug als ruwe grondstoffen in industriële cycli. 4. De monetaire toegevoegde waarde van materialen wordt ingezet voor humane en natuurlijke doeleinden. 5. Transportsystemen van goederen en diensten dragen bij aan de kwaliteit van het leven. 6. De wereld is gebaseerd op overvloed in plaats van beperking, afval en vervuiling. Wereldwijd onderkennen velen met Braungart en McDonough dat een koersverandering van de conventionele productie- en consumptiepatronen noodzakelijk is. Duurzame ontwikkeling is in 1987 opgenomen in het rapport ‘Our Common Future’, dat werd uitgebracht door de VN-Commissie Brundtland en gedefinieerd als de ontwikkeling waarbij de huidige generatie in haar noden voorziet, zonder de mogelijkheden daartoe voor de volgende generatie te beperken. Het streven van de C2C visie gaat verder. Cradle to Cradle breidt de eisen van duurzame ontwikkeling die de VN stelt uit door nu en in de toekomst te voorzien in de noden van alle deelnemers aan de natuur. Braungart en McDonough formuleren op p.3 van de Hannover Principles hun definitie van duurzaamheid: ‘Meeting the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs and allow all parts of nature to meet their own needs now and in the future.’ 3 De auteurs claimen dat een wezenlijk verandering in de attitude van de moderne mens een nieuwe industriële revolutie teweeg kan brengen. William McDonough verwijst in het boek Cradle to Cradle, naar zijn bezoek aan Auschwitz en Birkenau waar hij geïnspireerd raakte toen hij zich realiseerde dat elk menselijk ontwerp een teken van menselijke intentie in zich draagt.4 McDonough realiseerde zich dat de attitude waarmee gemaakt of ontworpen wordt er zeer toe doet omdat deze intentie aan de betekenis van het product wordt toegevoegd. De schrijvers roepen in hun boek ‘Cradle to Cradle’, de mensheid dan ook op tot een andere attitude, namenlijk om in plaats van minder slecht, goed te willen zijn. 2 Braungart en McDonough, Cradle to Cradle, pp. 90-91 3 Braungart en McDonough, The Hannover Principles, p 3 4 Braungart en McDonough, Cradle to Cradle, p.9 5
  • 6. Hoofdstuk 2.2. The Hannover principles Braungart en McDonough startten hun samenwerking in 1991, als co-auteurs van: The Hannover Principles. Het document kan worden beschouwd als het begin van de C2C filosofie. De Hannover richtlijnen werden geschreven in opdracht van de stad Hannover die optrad als gastheer van de EXPO 2000. (fig.1) Met als thema voor de wereldtentoonstelling; ‘Humanity, Nature and Technology’ besloot de stad de uitdaging aan te gaan een duurzame toekomst te verbeelden en aan te moedigen. Braungart en McDonough introduceren drie maal drie principes voor een duurzame toekomst met de People-Planet-Profit Matrix (figuur 2) en de volgende stelling: “The Hannover Principles should be seen as a living document committed to the transformation and growth in the understanding of our interdependence with nature, so that they may adapt as our knowledge of the world evolves.” Hieronder zijn de negen Hannover Principles opgenomen, die door McDonough en Braungart werden geformuleerd: 1. Insist on rights of humanity and nature to co-exist in a healthy, supportive, diverse and sustainable condition. 2. Recognize interdependence. The elements of human design interact with and depend upon the natural world, with broad and diverse implications at every scale. Expand design considerations to recognizing even distant effects. 3. Respect relationships between spirit and matter. Consider all aspects of human settlement including community, dwelling, industry and trade in terms of existing and evolving connections between spiritual and material consciousness. 4. Accept responsibility for the consequences of design decisions upon human well-being, the viability of natural systems and their right to co-exist. 5. Create safe objects of long-term value. Do not burden future generations with requirements for maintenance or vigilant administration of potential danger due to the careless creation of products, processes or standards. 6. Eliminate the concept of waste. Evaluate and optimize the full life-cycle of products and processes, to approach the state of natural systems, in which there is no waste. 7. Rely on natural energy flows. Human designs should, like the living world, derive their creative forces from perpetual solar income. Incorporate this energy efficiently and safely for responsible use. 8. Understand the limitations of design. No human creation lasts forever and design does not solve all problems. Those who create and plan should practice humility in the face of nature. Treat nature as a model and mentor, not as an inconvenience to be evaded or controlled. 9. Seek constant improvement by the sharing of knowledge. Encourage direct and open communication between colleagues, patrons, manufacturers and users to link long term sustainable considerations with ethical responsibility, and re-establish the integral relationship between natural processes and human activity. Figuur 1: The Hannover principles De auteurs spreken de wens uit om een wereldwijde transformatie in gang te zetten, die actuele kennis en oude wijsheden combineert en inzet als zorg voor, en onderhoud van een 6
  • 7. gezonde aarde.5 De schrijvers beschouwen de Hannover Principles als een levend document, dat een groeiend begrip van de wederzijdse afhankelijkheid tussen mens en natuur bewerkstelligt. Zij streven naar een mondiaal verspreide zelflerende organisatie, die in staat is zich aan te passen door het vermogen kennis te verwerven van de voortdurend veranderende wereld. De uitdaging voor ontwerpers is een bron van inspiratie en demonstratie van duurzaamheid te zijn. De auteurs hebben de intentie om esthetische zorg en ecologische principes te verbinden en vandaar uit de wereld van didactische instrumentaria te voorzien. De auteurs baseren zich op de vijf klassieke basis-elementen; Aarde, Water, Lucht, Vuur en Aether (geest), die het wereldbeeld vormden. Deze elementen hanteren zij als de vijf basiscondities voor een duurzame manier van leven. Het element Aarde levert een diversiteit van relaties, zowel in de functie van materialen, als in fysieke omgeving. Voor de volle betekenis en ontwikkeling van diversiteit en leefbaarheid op aarde is het volledige spectrum aan ervaringen van de wilde natuur tot de stedelijke omgeving noodzakelijk. Het element Lucht geeft ons de beschikking over een zeer gevoelig meetinstrument. Atmosferische veranderingen en effecten, zoals vervuiling van de lucht, voelen en ervaren we het meest onmiddellijk. Dit geldt ook voor mondiale consequenties van menselijk handelen. In het ontwerp van materialen is het noodzakelijk de microklimatologische consequenties van nieuwe (technologische) toepassingen te verkennen en voorzien. Het element Vuur belichaamt de menselijke kracht om energie om te vormen in hernieuwbare natuurlijke energiebronnen. Bewust toepassen van natuurlijke energiestromen levert waardering, vreugde en efficiency voor de gebruikers op. In het samenspel van mens, zon en schaduw door de jaarlijkse cycli heen, ontstaan nieuwe toepassingen van natuurlijke energiebronnen. Water neemt een prominente plaats in als levensbron vanwege de collectieve, culturele, historische, spirituele, poëtische en gebruikswaarde. De auteurs eisen erkenning voor water op door de aanwezigheid te ‘vieren’. Een manier om waardering te stimuleren is, om in het ontwerp van gebouwen, infrastructuur en landschappen begrip voor en plezier in water op te roepen. Een voorbeeld is regenwater toepassingen in het ontwerp van huizen en in bedrijfsprocessen. Door intelligente en creatieve combinaties van mens, natuur en technologie wordt duurzaamheid al vanaf het ontwerp gerealiseerd als leermiddel voor de gebruikers. Aether verwijst naar spirit of geest. De auteurs werken dit element uit als esthetische waarde vanwege het belang van de humane zorgrelatie in duurzaam produceren en ontwerpen. Het ontwikkelingsproces vereist commitment van de makers om de eigen bijdrage op te vatten als onderdeel van een breder proces, zowel in plaats als in tijd. Het is een manier om de waarde van al het leven te ervaren en als onderdeel van de aarde te zijn: ‘people must be able to experience the feeling of belonging to the earth firsthand’ 6. Volgens de auteurs betekent leven in een duurzaam gebouwde wereld een acceptatie van onze rechtmatige plek in de wereld. Deze acceptatie is het appèl op de medemens als geestelijk doel in zich zelf èn op de mens als natuurlijk lichamelijk doel. De auteurs constateren bij de mens een kunstmatig onderscheid tussen geest (subject) en materie (object). Braungart en McDonough willen dit onderscheid wegnemen door de geest als esthetische essentie in de context van de materiële (natuur)objecten terug te plaatsen. Ze omschrijven het esthetische bewustzijn als het gevoel voor permanentie en gemeenschapszin dat kan worden aangemoedigd door design. Design kan leiden tot een beter begrip en bewustzijn van de natuur. 5 Braungart & McDonough, Prologue p.4, The Hannover Principles 6 Braungart en McDonough, Hannover Principles, deel I 7
  • 8. Onderlinge verbondenheid en samenwerking zijn leidende principes. Het coöperatieve principe bundelt de kracht van verschillende specialismes in relaties en dwingt tot samenwerking in de geest van bevestiging en optimistische ondersteuning. Het resultaat van dit ontwerpproces is de belichaming van alle soorten relaties tussen mens, natuur en technologie. Dit kan leiden tot een duurzame samenleving als een democratisch, wederzijds afhankelijk ontwikkelingsproces, gebouwd op diversiteit, met het oog op de volgende generaties en in termen van het volgende milennium. De auteurs leggen het accent op het commitment van de mens als bezield onderdeel van de Natuur die het creatieve proces op gang kan brengen. Ze willen herhaling van fouten vermijden door te leren van wat er in het verleden mis ging. De relatie tussen de mens en de Aarde staat centraal. De auteurs vinden het noodzakelijk te ontwerpen voor de noden van alle levensvormen, niet uitsluitend voor menselijke behoeften. De mechanische manier van produceren leidt tot vervreemding van de mens van de natuur. Deze tendens kan gekeerd worden door bescheiden te zijn en te erkennen dat we de complexiteit van natuurlijke systemen niet volledig kunnen kennen en overzien. Succes kan niet gemeten worden volgens een lijst van criteria, omdat we de complete ervaring en consequenties van eigen handelen niet tijdens een mensenleven kunnen overzien. Een succes blijft altijd relatief en slechts tot op zekere hoogte meetbaar.7 De auteurs erkennen het belang van intra- en intergenerationele verantwoordelijkheid. 8 Onze manier van leven maakt het noodzakelijk verantwoordelijkheid te nemen voor elke energie aanslag, hoe klein ook, die gemoeid is met het ontwerp van een project. Het doel om afvalvrij te produceren zou het volledige spectrum van de materiële tot de spirituele kant moeten beslaan. Zorgvuldig, efficiënt en doelmatig gebruik vormen de kernwaarden van duurzame relaties. Verantwoordelijkheid voor de mondiale (milieuvervuilende) consequenties van lokaal handelen kan worden bereikt door te kijken naar de voorbeelden van eenvoudige samenlevingsvormen. Het concept van zelforganiserende onafhankelijke en zelfvoorzienende communities is geschikt. De kracht van deze communities is aanpassingsvermogen, doordat ze ruimte laten voor ontwikkeling van eigen betekenis en voor begrip van de werking van de natuur. De communities hebben een centrale plek waar mensen elkaar spontaan kunnen ontmoeten. Het probleem in de huidige samenleving is dat communicatie instrumenteel is en niet meer spontaan. In een directe en open manier van communicatie kunnen kennis en relaties worden gedeeld, vernieuwd en bestendigd. Door te leren van de fouten die generaties lang inzichten opleverden, kunnen nieuwe creaties generaties lang hun waarde behouden zonder de toekomst op te zadelen met schadelijke onomkeerbare processen. Eenvoudige samenlevingen kennen een ontwerp van stedelijke agglomeraties dat opgaat in het landschap, terwijl gebruik gemaakt wordt van natuurlijke energiestromen. De schrijvers gebruiken een hierop geïnspireerd voorbeeld. Het ontwerp van de ‘living machine’, of ‘ecomachine’ , een concept van de Amerikaanse ecoloog John Todd , is een synthese van technologie, mens en natuur. Inzicht over consequenties van een ontwerp ontstaat door een levenscyclus-analyse, waarin de effecten voor ingebruikname worden onderzocht. De auteurs verstaan onder de levenscyclus van het product: het proces van de verwerking van de ruwe materialen, transport, hergebruik, onderhoud tot en met uiteindelijke verwerking van het restproduct. Andersheid moeten we vieren zodat we van eigen beperkingen kunnen leren. Conflicten moeten daarom aan het licht moeten worden gebracht. Zonder aandacht voor conflicten ontstaat een schijnwerkelijkheid. Positieve en negatieve aspecten van ontwikkeling zijn onlosmakelijk verbonden. De negatieve aspecten hebben een educatieve waarde. Ze 7 . H. VIII, Humility of design, Hannover Principles 8 . H. III, Sustainability Explored, Hannover Principles 8
  • 9. kunnen mensen laten inzien wat de problemen zijn en ze daarover kritisch aan het denken zetten. Experimentele kleinschalige samenlevingsvormen vergroten het inzicht in eigen bestaanscondities en de manier waarop de mens zich verhoudt tot andere levensvormen. Dit inzicht onstaat omdat we de consequenties van eigen handelen ervaren in de praktijk van alledag. Deze experimenten bieden voldoende ruimte en flexibiliteit om de omgeving mee te laten veranderen met de tijdsgeest. Het is daarbij noodzakelijk wederzijdse afhankelijkheid te erkennen omdat die zich uitstrekt tot een netwerk van relaties dichtbij en op afstand. Diversiteit van habitats moet in het dagelijkse ervaren kunnen worden door iedereen omdat het leidt tot ecologische gevoeligheid bij de mens. Design heeft een praktische relatie met de mens als deelnemer aan de natuur maar heeft ook een andere esthetische betekenis. De praktische betekenis van design heeft een lerende functie in toepassing en gebruik. De esthetische kwaliteit heeft een lerend effect in het vieren van het oneindig aanbod van manieren waarop we naar buiten kunnen treden in de natuur en in de sociale omgeving.9 Als we diversiteit ervaren en gebruiken om onze eigen beperkingen onder ogen te zien verruimt en verrijkt dat mensen met nieuwe mogelijkheden. Het dwingt respect en verantwoordelijkheid voor andere levensvormen af. Een zelfvoorzienende duurzame manier van leven is gebaseerd op het in acht nemen van de volledige omvang in tijd en ruimte waarin lokale gebeurtenissen globale effecten hebben. De auteurs willen de breuk tussen mens en natuur herstellen. Ontwerp moet het resultaat zijn van de verbinding tussen esthetiek en natuur. Dit kunnen nieuwe gebouwen zijn met een flexibel ontwerp geschikt voor verandering en multifunctionele toepassing. Belangrijk zijn het cyclische en interactieve karakter van ecologische functies. Ontwerp moet ruimte laten aan flexibel gebruik door de gebruikers, die de makers en ontwikkelaars van een sociale samenleving zijn. De auteurs halen de filosoof Heidegger aan, die het probleem van de moderne mens als volgt schetste: de denaturalisatie van de moderne mens is ontstaan, toen we begonnen de bronnen van de aarde af te tappen voor eigen gebruik waar en wat we maar wilden, zonder besef van en zonder rekening te houden met de natuurlijke cycli van de aarde. We zagen de aarde als een onuitputtelijke voorraadbron, waar het concept van verspilling al inherent in opgesloten zit. De wereld is daardoor bron voor consumptie geworden, niet meer een systeem waar we onderdeel van zijn. 10 Een heroverweging van het wonder van natuurlijke processen als onderdeel van ons dagelijks leven is noodzakelijk. Mensen zijn door de kracht van verbeelding, geneigd de wereld te idealiseren. De enige manier om een utopisch wereldbeeld te doorbreken is door de bereidheid de discussie over eigen overlevingsvoorwaarden aan te gaan. De combinatie van het praktische leereffect van de natuur en de esthetische ervaring van verwondering zijn de motor van reflectie op de mens als onderdeel van de natuur. De mens in verbinding met de natuur is een product van voortdurende vernieuwing en verbetering. Kwaliteit van het leven wordt bepaald door spirituele en materiële relaties. Bezielde natuur is het gevolg van een respectvolle relatie met de belichaamde natuur. Het tegenbeeld is een samenleving, die deze relatie heeft verbroken en technologisch vervreemd is geraakt van de natuur. Bescheidenheid helpt de mens bij het herstellen van de relatie tussen mens en natuur, doordat eigen beperkingen worden onderkend. In dit verband gebruiken de auteurs het onderscheid in ecologisch bewustzijn tussen deep ecology en social ecology. Social ecology is netjes en respectvol met de natuur omgaan en vraagt om regels, definities en onderlinge afspraken. Deep ecology gaat uit van onvoorwaardelijk liefdevol omarmen en verantwoordelijkheid nemen voor de natuur als levensvoorwaarde van de mens. 9 H. IV, From urban to the wild, Hannover Principles 10 H. VI, Evolution of Industrial Age, Hannover Principles 9
  • 10. Ecologische gevoeligheid of bewustzijn kan worden bereikt door middel van ecologische communicatie. Dit begrip kent zijn oorsprong in het Griekse begrip autopoiesis: en betekent zelforganisatie en vernieuwing. Autopoiesis is het tegenovergestelde van immuunsystemen. Het is een levensconditie, die sociale systemen in werking zet door continu in verbinding te blijven met de omgeving. Geen enkel onderdeel van het netwerk van de natuur heeft zin van betekenis zonder communicatie met de rest. Wij zijn als onderdeel van de natuur nooit helemaal in staat het geheel van de natuur te overzien, omdat we geen perspectief buiten ons zelf kunnen innemen. Elk ontwerp moet ruimte laten voor een antwoord van de natuurlijke omgeving, als de context waarin waarde zich ontwikkelt. Dan wordt de mens in staat gesteld verantwoordelijkheid te accepteren, in het kader van het menselijk welzijn en in overeenstemming met de rechten van alle onderdelen van de natuur. Mensen moeten zowel een lokaal als mondiaal perspectief in kunnen nemen, om ecologische zorg dagelijks in praktijk te kunnen brengen. De houding van bescheidenheid en liefde voor de natuur is noodzakelijk om verantwoordelijkheid volledig te kunnen accepteren. Het resultaat van een bescheiden opstelling is een voortdurende herwaardering van waarden door middel van ecologische communicatie. Samenvattend kunnen we stellen dat in de C2C filosofie de concepten van ecologisch bewustzijn en ecologische communicatie zijn gebaseerd op het coöperatieve principe, diversiteit en een attitude van committent. Dit wereldbeeld voeren de auteurs door in de negen Planet, Profit en People bestaansprincipes voor C2C, die zijn weergegeven in de Sustainable Development Matrix. Figuur 2 The Sustainable Development Matrix William McDonough & Michael Braungart 1992 10
  • 11. Het Planet perspectief kent als eerste kenmerk het stromen van hernieuwbare energiebronnen zoals wind en zon. Het tweede aspect is de wederzijdse afhankelijkheid van alle onderdelen van de natuur inclusief de mens. De diversiteit waarin de Natuur verschijnt dient gevierd te worden. De derde conditie is de natuur die optreedt als mentor en een rolmodel biedt als zelforganiserend principe, voor de mens. Het Profit perspectief heeft als bestaansvoorwaarde doelmatigheid van productie en consumptie in de volledige levenscyclus zodat verontreiniging, verspilling en zelfdestructie verdwijnen. De tweede voorwaarde is dat het groeimodel geen schade berokkent aan natuurlijke systemen maar waarde toevoegt, en de derde voorwaarde bestaat uit het onderhouden van netwerkrelaties. Toegevoegde waarde bestaat in erkenning van wederzijdse afhankelijkheid tussen de elementen van menselijk ontwerp op alle niveaus. Verwaarlozing of overwaardering van deze diversiteit aan relaties betekent waardeverlies. Het People perspectief kent als eerste conditie een open en directe vorm van ecologische communicatie, zodat kennis kan stromen, gedeeld en bestendigd kan worden. De tweede conditie is het nemen van verantwoordelijkheid voor alle levensvormen door de mens, zonder zichzelf voorop te stellen maar als integraal en gelijkwaardig onderdeel van de natuur. De derde voorwaarde is de verbinding van menselijke belichaming en bezieling in relatie met andere mensen en alle andere onderdelen van de natuur. Ethisch menselijk bewustzijn wordt ontwikkeld met het spirituele aspect van betrokkenheid en empathisch vermogen dat mensen in verbinding brengt met hun omgeving. Hoofdstuk 2.3. Kritieken en uitdagingen voor C2C Inhoudelijke kritieken van milieukundigen gaan over de haalbaarheid van C2C en de onvermijdelijke energieverliezen die bij elke omzetting plaatsvinden. C2C is niet energieneutraal. Energiebelasting voor het produceren van windmolens voor windenergie bijvoorbeeld is per saldo hoger dan de belasting van het omzettingsproces van een stroomcentrale op kolen of aardgas. Daarnaast is het rendement van natuurlijke energiebronnen laag en kunnen hernieuwbare bronnen zoals zonne- en windenergie niet volledig de capaciteit vervangen. Het opslaan van deze energie is een probleem. Dat heeft gevolgen voor de continuïteit van de te leveren energie, omdat die niet overeenkomt met de constante behoefte van bedrijven en huishoudens. Het technologische kringloopmodel van C2C-systemen (demontage en hergebruik van onderdelen) vraagt meer energiegebruik in de logistieke afhandeling van goederen en onderdelen. Recycling kost veel energie. Omdat de energetische rekensom geen winst maar verlies aan energie oplevert, voldoet C2C volgens deze critici niet aan het duurzaamheidsconcept volgens de Brundtland definitie. C2C levert verlies van niet hernieuwbare energiebronnen op en beperkt daarom de volgende generaties. Verder merken wij op dat er kritiek is op het idealisme van C2C. Critici concluderen dat veel mensen geloven in C2C. Ze zijn dan niet meer ontvankelijk voor rationele argumenten en gaan de discussie niet aan. Een kritiekpunt dat de auteurs van de C2C methode zelf bespreken is, het idee dat C2C de complete oplossing voor het duurzaamheidsprobleem pretendeert te geven. Dit idee nuanceren zij met de stelling dat mensen de consequenties van eigen handelen niet volledig kunnen overzien. Mensen maken onderdeel uit van het natuurlijke systeem en kunnen niet buiten het eigen perspectief treden. Deze beperking maakt het voor mensen onmogelijk om de gevolgen van eigen handelen, in de toekomst, volledig te kunnen voorzien. Daarnaast zijn er voorbeelden van praktische kritieken op C2C. Deze kritieken gaan over het management en invoeringsproblemen bij de introductie van C2C producten. Implementatie van een volledig gecertificeerd C2C product vergt een langdurig proces en 11
  • 12. verloopt moeizaam. Een voorbeeld is de kritiek op het C2C project ‘Greenport Venlo’ door Sophie Jongeneel, dat tot stand kwam in samenwerking met de Raad voor ruimtelijk, milieu- en natuuronderzoek (RMNO). In deze veldstudie 11 van 2009 werd de praktijk van duurzame gebiedsontwikkeling in ‘Greenport Venlo’ in detail geobserveerd. Een conclusie was, dat in de eerste fase van concretisering van de C2C principes de noodzakelijke conditie voor kennisontwikkeling niet volledig is ingevuld. De uitvoering verloopt via teveel verschillende niveaus in de organisatie, waardoor miscommunicatie ontstaat en ontwikkeling van nieuwe ideeen belemmert wordt. Als aanbeveling wordt voorgesteld verder onderzoek te verrichten naar ‘het te boven komen van institutionele en sociale barrières.’ Hoofdstuk 2.4 Discussie C2C schetst een algemeen omvattende visie op mens en natuur. Wat mij betreft is het ook een overtuigende visie, maar wel gevoelig voor allerlei kritieken van zowel filosofische als praktische aard. De vraag blijft of C2C uitvoerbaar is. Het is niet mijn intentie om de kritieken uitvoerig na te gaan. Wel concludeer ik dat een ding centraal staat in een antwoord op deze kritieken: het grote vertrouwen dat C2C stelt in de mogelijkheid van mensen om van fouten te leren. Mensen kunnen leren van zichzelf en van anderen in hun leefgemeenschappen door levensvormen te vernieuwen en te verbeteren. C2C geeft niet het alternatief , maar wel de richting waarin alternatieven ontwikkeld kunnen worden. Daarmee komen leerprocessen centraal te staan. Juist op dit centrale punt behoeft de C2C filosofie nadere uitwerking. Het vervolg van deze scriptie richt zich hier dan ook op. Door bij de filosoof John Dewey te rade te gaan, pogen we een concreter inzicht te krijgen in de aard en betekenis van leerprocessen voor mens en maatschappij. Hoofdstuk 3.1. Inleiding op John Dewey In dit hoofdstuk analyseren we John Deweys ideeën over leerprocessen. We proberen een logische en systematische samenhang te ontdekken die vooralsnog in de onderbouwing van Cradle to Cradle ontbreekt. We verkennen hoe de theorie van Dewey aansluit op het gedachtengoed van C2C en op welke manier dit perspectief van leren een antwoord geeft op de kritieken op C2C. John Dewey beschouwde de mens a priori als een sociaal gericht wezen dat zich in de loop der tijd een individuele persoonlijkheid heeft aangemeten. Het individu voorgesteld als autonoom handelend wezen is volgens Dewey een uitvinding van de mens. De constructie van het autonome individu is onvolledig omdat direct gedeeld bewustzijn met andere mensen, in de vorm van affectie en vertrouwen in het handelen van de ander ontbreekt. 12 De mens is in wezen voortdurend in verbinding met andere mensen. Dewey stelt in zijn kentheorie de voortdurende verandering van relaties tussen mens en omgeving centraal. Dergelijke relaties verschaffen informatie over onze handelingen en de gevolgen van onze handelingen.13 Dewey claimt dat voor het verkrijgen van kennis een open, flexibele en experimentele benadering noodzakelijk is.14 Dewey achtte goede scholing en opvoeding als de belangrijkste pijlers onder een ontwikkelde samenleving om kennis over ons eigen handelen te verkrijgen. 11 Jongeneel, Sophie (2009) C2C in sustainable spatial development in Greenport Venlo ,p.5 12 Dewey, The public and its problems p.97 13 Louis Logister, John Dewey een inleiding tot zijn filosofie, p. 31 14 Louis Logister, John Dewey een inleiding tot zijn filosofie, p. 15 12
  • 13. Verontachtzaming van training en onderwijs in ‘het gebruik en toepassing van industriële producten’ in een democratische gemeenschap is voor Dewey geen optie, omdat het van groot belang is dat de mens competente keuzes kan maken en zijn economische middelen nuttig inzet. Dewey waarschuwt voor het gevaar van corruptie en verval door verspilling en luxe. Dit kan de kwaliteit van het eigen leven ondermijnen en dat van anderen schaden.15 Dewey veronderstelt dat ‘de manier van’ de Natuur de condities voor educatieve efficientie biedt, door middel van exploreren, gebruik van materialen en het spel.16 Dewey definieert cultuur als de capaciteit om voortdurend het bereik en de accuratesse van iemands perceptie van betekenissen uit te breiden. 17 Respect hebben voor diversiteit en de natuur is volgens Dewey voorwaarde van ontwikkeling, omdat potentieel alleen volledig tot ontwikkeling kan komen door met anderen in aanraking te komen. Dewey pleit voor training van deze manier van de Natuur als een van de belangrijkste educatieve ervaringen in het leven. Dit vermogen van natuurlijk handelen vindt Dewey essentieel voor de ontwikkeling van de mens als intrinsiek doel in zich zelf en voor de universele waarden van het collectief. De mens mag niet op een materialistische manier gereduceerd worden tot middel. De mens is altijd in ontwikkeling en intermenselijke processen maken de mens wat hij is. Niet zijn pure functionaliteit en ook niet zijn beschaving. Datgene wat de mens mens maakt is wat tot uitdrukking komt in verbinding met anderen in een vrij proces van geven en nemen en uitstijgt boven praktische en ‘gecultiveerde’ identiteit. 18 We beperken ons in het volgende hoofdstuk tot Deweys ideeën over leerprocessen. Verbinding tussen mens en omgeving door middel van ervaren en leren staat bij Dewey centraal. Intersubjectieve relaties zijn noodzakelijk voor de ontwikkeling van individuen, in groepen en de ontwikkeling van intrinsieke collectieve waarden. We analyseren de leerprocessen van Dewey, achtereenvolgens op drie verschillende niveaus. Het eerste niveau is dat van het individu als leerling. Het tweede niveau betreft het leren in de dynamiek van groepen (community & public) en het derde niveau van leren en ervaren betreft het collectief. Hoofdstuk 3.2. Leerniveau 1; het individu als leerling Het individuele perspectief van de leerling omschrijft Dewey als een op eigenaardige wijze gecombineerd actief en een passief element van ervaring. Het actieve gedeelte is het trial element, het experimentele uitproberen. Het passieve element ondergaat een verandering. 18 Als we iets ervaren dan reageren we daarop. We doen iets met de ervaring. Dan lijden we door de consequenties van dit handelen te ondergaan. Onze reactie roept actie of reactie van het ding op en die beïnvloedt ons. Deze eigenaardige verbinding van een actieve en een passieve beweging bepalen het succes van de kwalitatieve lerende ervaring. Als actieve en passieve ervaringsmomenten elkaar afwisselen wordt een golfbeweging in gang gezet. Het passieve ondergaan van de terugkomende beweging aan consequenties van handelen is essentieel voor de vorming van bewustzijn, anders zou ervaring zonder betekenis blijven. Als een verandering in de omgeving, wordt ondergaan en gereflecteerd in een verandering die wij maken, dan is de beweging geladen met betekenis die er toe doet. Wij leren iets. Bijvoorbeeld als een kind een vinger in een vlam steekt, dan is het pas een 15 John Dewey, Democracy & Education, p. 94 16 John Dewey, Democracy & Education p. 91 17 John Dewey, Democracy & Education, p. 97 18 John Dewey, Democracy & Education, p.109‘What one is as a person is what one is as associated with others, in a free give and take of intercourse. This transcends both the efficiency which consists in supplying products to others and the culture which is an exclusive refinement and polish.’ 18 13
  • 14. leerervaring wanneer deze beweging verbonden raakt met de pijn die het kind als consequentie van de handeling ervaart. De pijn wordt niet ervaren als consequentie van een andere actie, maar specifiek verbonden aan de perceptie van de vlam. Om van een ervaring te kunnen leren is het noodzakelijk om de achterwaartse en de voorwaartse verbinding tussen wat we doen met de dingen en datgene wat we beleven aan plezier en pijn, als consequentie van de handeling te doordenken. Veel plezier en pijnervaringen overkomen ons per ongeluk. Er is geen retrospectie en geen vooruitziende blik en als consequentie daarvan geen betekenisvolle ervaring. We krijgen niets overgedragen en we winnen niet aan vermogen om ons zelf aan te passen. Er ontstaat geen toegevoegde beheersing of controle. Interactie tussen perceptie en reflectie zijn kenmerkend voor de complete leerervaring. Leren gaat dus niet vanzelf. De cognitieve ervaring is volgens Dewey pas mogelijk als we ons open stellen om te ervaren wat de consequenties van ons handelen zijn. Als we herinneringen uit het verleden actief verbinden met ervaringen in het heden en consequenties in de toekomst kan het bewustzijn groeien. Als de verbinding tussen praktijk en theorie wordt verbroken, is de herkenning van de zingevende betekenis verbroken en verliezen we de realiteit uit het oog. Er is geen afstemming meer tussen de handeling en de gedachten daarover. Dat is het begin van een gevarenzone, waarbij je uit de betekenisgevende realiteit stapt en het risico op vervreemding ontstaat. Dit gevaar kan ondervangen of vermeden worden door Deweys derde element van de lerende ervaring: een speelse houding. Het komt er op aan, dat mensen zich niet afsluiten voor de omgeving, maar zichzelf op een ontspannen en speelse manier serieus nemen door voortdurend af te stemmen op veranderingen in de omgeving en daar betekenis aan te geven. Een open attitude schept ruimte om ervaringen op je in te laten werken. Experimentele oefening is belangrijk, want van fouten kun je leren. De kracht van fouten maken is eigen grenzen opzoeken en ontdekken. 19 Limieten van capaciteiten leer je ontdekken door de consequenties van eigen handelen te ervaren in communicatie over en weer met je omgeving. Volgens Dewey resulteert elke relatie die je aangaat in het (lijdzaam) ondergaan van eigen beperkingen. Dit is het passieve ervaren. Deze ervaringen resulteren via verwarring in het ontwikkelen van ruwe standaarden. Door de capaciteiten te blijven oefenen worden de ruwe standaarden door het kind geperfectioneerd. Dit is het actieve ervaren. Voor volwassenen in de werksituatie als lerende omgeving is het de kunst een speelse houding aan het werk te verbinden. 20 Het spelelement is ook cruciaal voor een lerende gemeenschap volgens Dewey. Experiment en spel zijn effectieve leervormen omdat er ruimte is voor ontwikkeling. Het individu heeft de vrijheid om van eigen fouten te leren en competenties te onwikkelen, zonder de onmiddellijke veroordeling of afhankelijkheid van erkenning door derden. Dewey illustreert het eerste explorerende element van het leerproces waarmee een wezen flexibele en gevarieerde controle weet te bereiken, aan het proces van trial en error. Een kip bijvoorbeeld pikt honderd keer mis tot dat hij succes heeft.21 Deweys tweede element van actief handelingsleren is het gebruik van materialen. Hier wijst hij op de noodzaak om te leren door af te stemmen op effecten van eigen handelen op de omgeving. Door uit een variatie van factoren verschillende combinaties te maken verschaft het individu zichzelf informatie, afhankelijk van de veranderde omstandigheden. Dewey stelt verkennend handelen en de keuze om combinaties te kunnen maken als basisvoorwaarden voor ontwikkeling en educatie. Dewey vergelijkt het derde element van leren met de manier waarop kinderen vermogens ontwikkelen om tot volwassenheid te groeien. Het speelse vermogen in het 19 John Dewey, Democracy & Education p 153 20 John Dewey, Democracy & Education p 160 21 John Dewey, Democracy &Education p.38 14
  • 15. groeiproces van volwassenen omschrijft Dewey als het leren met nieuwsgierige, opmerkzame en onbevooroordeelde, open attitude als dat van een kind. 22 Het verschil tussen het groeiproces van kinderen en volwassenen is ‘de manier waarop’ het individu zich aanpast aan gewijzigde condities. Elke nieuwe manifestatie is een teken van mogelijke groei dat omgezet kan worden in een middel om te veranderen naar de volgende manifestatie. Een speelse, alerte, nieuwsgierige gevoeligheid van volwassenen voor gewijzigde bestaanscondities levert moreel bewustzijn op. Deze gevoeligheid is essentieel voor het individuele leerproces. Het probleem van de volwassen manier van leren is, dat opgebouwde overtuigingen in het verleden ontwikkeling van nieuwe kennis in de weg kan komen te staan. Dewey introduceert twee leermethoden waarmee mensen waarden ontwikkelen; dramatic en technical rehearsal. De eerste dramatische methode is een attitude die kan prijzen en waarderen door middel van de complete directe ervaring. Het bereik van de directe ervaring is klein, want deze wordt beperkt door plaats en tijd. De directe ervaring neemt de persoon mee in een ervaring of beweegt het individu ergens toe. Het is een interactief proces en de communicatie voltrekt zich in de relatie tussen emotie en denken en levert een complete ervaringsbetekenis op. De directe dramatische ervaring omvat de intrinsieke waarde die zich op een bepaald moment als esthetische kwaliteit bezit maakt van het subject. De tweede leermethode: technical rehearsal is vergelijkend en oordelend en gekoppeld aan de indirecte ervaring. De methode biedt een instrumentele logische structuur voor informatie uitwisseling, bijvoorbeeld als taalsysteem. De methode van technical rehearsal is beperkt tot vergelijkende waardering omdat de volledige ervaring ontbreekt. De meeste ervaringen die mensen hebben zijn indirecte of gemedieerde ervaringen. Media vergroten het bereik van het domein van de indirecte ervaringen. Het probleem van de indirecte ervaring is dat een feedbackloop met de individuele handelingspraktijk ontbreekt. Het gevaar van vertekende beeldvorming ontstaat, omdat automatische en natuurlijke controlemomenten ontbreken. Technologie, zoals computers en televisie, heeft als ongewenst gevolg dat de capaciteit van indirect leren boven de capaciteit van de directe leerervaring wordt geplaatst. De complete directe ervaring is persoonlijk en levert onmiddellijke kennis op terwijl de indirecte ervaring een groter bereik heeft en gemedieerde kennis oplevert. Door in democratische sociale structuren te voorzien en er voor te zorgen dat verschillende interesses elkaar versterken, op elkaar inwerken en inspelen, onstaat er ruimte voor dramatic rehearsal 23 Dewey stelt dat zonder directe leerervaring slechts symbolische instrumentele vertaling van plichten, het goede leven en praktijken mogelijk is, omdat het gemedieerde kennis uit de tweede hand betreft. Als er een intern conflict optreedt splitsen de directe en de indirecte waardering zich op. In dit geval is de bewuste, maar lijdzame, consequentie van handelen niet gebaseerd op een intrinsieke keuze, kennis, wijsheid of moraal. Maar je bent dan in het psychologische mechanisme gestapt van de symbolische vergelijkende en oordelende waardering. Technical rehearsal vormt wel de mechanische basisstructuur voor dramatic rehearsal maar levert onvoldoende en onvolledige kennis op. Het resultaat is symbolische kennis. Dramatic rehearsal levert volledige persoonlijk gewaardeerde kennis op.24 Educatie kan voorzien in een oordeelsvrije manier van kennis opbouwen waarin intrinsieke waarden voortdurende geactualiseerd en gearticuleerd worden. Verbeelding (imagination) is het essentiële medium dat meerwaarde geeft aan de individuele leerervaring volgens Dewey, want verbeelding kan leiden tot effective sense of excellence. De 22 John Dewey, Democracy &Education p.42 23 John Dewey, Democracy & Education pp. 180-192 24 Louis Logister, In inleiding op John Dewey, p.15. zegt daarover: ‘Tegenover de traditionele gewoontemoraal, waarbij waarden en normen via traditie zijn overgeleverd, plaatst het pragmatisme de reflectieve moraal die erop gericht is steeds weer te ontdekken welke handelingen in een bepaalde context moreel van aard zijn’ 15
  • 16. speelaktiviteit is het schoolvoorbeeld van de imaginaire manifestatie van verbeelding: ‘bringing about a sensing of the meaning of what is going on’.25 Hoe dichter je door observatie bij de onmiddellijke kwaliteiten blijft en ze herwaardeert, hoe meer ze toegroeien naar de esthetische ervaring van hoge kunst. Onmiddellijke kwaliteiten nemen via verbeeldingskracht bezit van ons. Door gedwongen selectie en focus wekken beelden empathie of betrokkenheid en voldoening op.26 We worden bijvoorbeeld gevangen in een schilderij. Er ontstaat een wederzijdse relatie tussen emotie en denken. Effective sense of excellence is het oordeelsvrije waarderingseffect van verbeelding dat je kunt bereiken via dramatic rehearsal. De ultieme intrinsieke waarde ontvouwt zich volgens Dewey in het proces van het leven zelf.27 Dramatic Rehearsal is de methode waarbij mensen waarde ontlenen uit het middel zijn voor een hoger doel. Als de realisatie van een individueel intrinsiek doel voor het individu een conflict oplevert dan is dit persoonlijke doel instrumenteel voor het hogere doel. De persoonlijke beperking leidt tot herwaardering van eigen capaciteiten ten opzichte van een hoger doel. 28 Persoonlijke beperkingen bevorderen het relativeringsvermogen van het individu. Ze leren de mens boven het eigen perspectief uit te stijgen en een standpunt in te nemen ten opzichte van het hogere ‘onschatbare’ doel. 29 Dewey leert ons dat het individu door middel van dramatic rehearsal in staat is emotie en denken om te zetten in een volledige oordeelsvrije communicatieve vorm van kennis. De elementen die voorwaarden leveren voor deze kennis zijn; verbeelding, exploreren en experimenteren, ervaringshandeling door gebruik van materialen en een speelse open houding van nieuwsgierige opmerkzaamheid. Dramatic rehearsal draagt via het medium van verbeelding en de complete communicatieve ervaring bij aan het proces van intrinsieke waarde ontwikkeling. Dewey legt uit hoe dit individuele proces het leerproces in een democratie of groep werkzaam is. 3.3. Leerniveau 2; leren op sociaal niveau: the public & the community John Dewey gebruikt de metafoor van het theater en stelt de moderne samenleving voor als een nieuw podium waar het theater van het leven wordt opgevoerd. De moderne in aantal toenemende publieken voeren na de Machine Eeuw de voorstelling op technisch hoogstaand niveau uit (technical rehearsal) maar er is een beperking. Het ontbreekt aan aspiratie en inspiratie omdat het theater als routinematig en symbolisch wordt ondergaan. In het tweede bedrijf transformeren de moderne publieken in onrijpe publieken (inchoate publics). Ze raken in verwarring door de veelheid aan amusementkeuze en het instabiele karakter van de relaties in de publieken. Tijdens het derde bedrijf worden de onrijpe publieken tijdens de dramatische oefening (dramatic rehearsal) geraakt en meegevoerd in een nieuwe dimensie waarmee de technische symboliek een andere waarde krijgt. De publieken (her)ontdekken via de kracht van verbeelding (imagination) in elkaar een rijkdom aan betekenis en ontwikkelen zich tot communities. Dan ontvouwt zich een diepere betekenis in de dynamiek van het spel van de communities die onderdeel en deelgenoot van elkaar zijn via een rijkere vorm van communicatie (consummatory communication). 25 John Dewey, Democracy & Education pp.182-184 26 Dewey Democracy & Education p.183 27 Dewey Democracy & Education p.184 28 Dewey Democracy & Education p.185 29 Dewey Democracy & Education p.187 16
  • 17. Volgens Dewey is de motor van morele ontwikkeling van de mens: de aanwezigheid van lerende wezens. Kinderen stimuleren affectie en verzorging in een groep. Deze competenties ontwikkelden evolutionair gezien het intergenerationele besef van de mens. Er ontstond een anticiperend en plannend vermogen. 30 Afwezigheid van lerende wezens in een groep, leidt tot conformeren aan omgevingsfactoren, onderbreking van het groeiproces en passief gewoontegedrag. Lerende wezens stimuleren actief gewoontegedrag, door capaciteiten toe te passen op nieuwe doelen. Ze brengen een dynamisch proces op gang dat het verlangen naar groei in de groep stimuleert en activeert.31 Dewey onderzoekt de bestaansvoorwaarden voor een groep (community) door haar af te zetten tegen het publiek (the public). De community is een zich natuurlijk ontwikkelde sociale gemeenschap van persoonlijke relaties. Dewey noemt het voorbeeld van de agrarische plattelandsgemeenschap. The public is een groepsstructuur die zich heeft ontwikkeld als een onpersoonlijke sociale constructie van de mens. Het sinds De Verlichting ingezette idee van ‘het vrije individu’ wordt in een publiek beperkt, omdat gebruik van onpersoonlijke relaties noodzakelijk is. In the public ligt de nadruk op onpersoonlijke relaties, terwijl in the community persoonlijke relaties centraal staan. De tegenwoordige samenleving bestaat uit afstandelijke individuele relaties met vertegenwoordigers van bijvoorbeeld overheidsdiensten, zorginstellingen en commerciele bedrijven. Technologische ontwikkelingen vergroten dit netwerk van onpersoonlijke relaties. De relaties zijn efficïent en succesvol maar tegelijkertijd verliezen ze aan betekenis door gebrek aan directe, persoonlijke communicatie. Dewey kenmerkt dit publieke optreden van individueel communicatief verkeer als een nieuw podium waar, door middel van technical rehearsal, de dramavoorstelling van het leven wordt opgevoerd.32 Tegenwoordig kunnen we dit podium invullen met bijvoorbeeld twitterfora of digitale netwerken. Dewey beschouwt de tegenwoordige samenleving als een verzameling van publics waarin dramatic rehearsal ondergeschikt is aan technical rehearsal. Dewey stelt dat succes afhankelijk is van het inzicht van de mens in natuurlijke processen en kennis over de voorwaarden van menselijk handelen. 33 Het ontwikkelingsproces van samenlevingsvormen begint bij natuurlijke communities die bestaan uit constante en stabiele relaties. Onder invloed van moderne technologiën zijn ze veranderd in nieuwe en onrijpe publieken (inchoate public). De Machine Eeuw resulteerde in teveel manieren van vertier en werk om effectief in verbinding te kunnen zijn. 34 Instabiliteit en verandering in relaties maakten saamhorigheid en aansluiting op elkaar onmogelijk. Er ontstond toegang tot veel soorten publieken. Het probleem van het onrijpe publiek is dat het zo in de war (bewildered) is geraakt, dat het haar eigenheid is kwijt geraakt.35 Dit uit zich in apathie en onverschilligheid die voortvloeien uit gebrek aan identificatie. 36 Onder invloed van de moderne communicatiemiddelen zijn de onderlinge banden die mensen onderhouden als ze in aktie zijn, talrijk, taai, subtiel en ongrijpbaar geworden. Wat er ontbreekt zijn de gedachtes en aspiraties die bij deze acties horen. Zij worden niet gecommuniceerd en dat is volgens Dewey het probleem van het onrijpe publiek.37 Daarin ligt ook de kans voor ontwikkeling van een technologische samenleving. Dramatic rehearsal ontwikkelt the public(s) via directe communicatie, waardoor er begrip en kennis over de 30 Dewey Democracy &Education p 39 31 Dewey Democracy &Education p.44 32 Dewey, The public and its problems p.96 33 Dewey, Democracy & Education p. 176 34 Dewey, The public and its problems, p. 137 35 Dewey, The public and its problems, p.123 36 Dewey, The public and its problems, p.135 37 Dewey, The public and its problems, p.142 17
  • 18. voorwaarden van menselijk handelen ontstaat. Directe communicatie levert dan gedeelde kennis over de bestaansvoorwaarden van een community op. Onder invloed van het technologische en wetenschappelijke wereldbeeld is directe persoonlijke communicatie (dramatic rehearsal) ondergeschikt gemaakt aan symbolische, indirecte vormen van communicatie (technical rehearsal). De onderwaardering en het ontbreken van de training in dramatic rehearsal remt de groei en ontwikkeling in een groep. De aanwezigheid van directe persoonlijke vormen van communicatie, draagt bij aan het begrip en de kennis over de bestaansvoorwaarden van menselijk handelen in een community. 3.4. Leerniveau 3: Het collectieve leerniveau in The Great Community Dewey definieert de Great Community als volgt: ‘a society in which the ever-expanding and intricately ramifying consequences of associated activities shall be known in the full sense of that word, so that an organized, articulate Public comes into being.’ 38 Dewey spreekt hier over een ander niveau van esthetisch en moreel bewustzijn. De Great Community kan bestaan als iedere deelnemer deel heeft in de realisatie van het goede, en de implicaties daarvan, en zich inzet om dit gedeelde goede te behouden.39 Dit idee van democratie is rijker, breder en voller dan kan worden neergezet in een land of staat. Om dit idee van democratie werkelijk neer te zetten vindt Dewey het noodzakelijk dat alle manieren van menselijke associatie er in worden betrokken. Hij noemt het gezin, familie, de school, industrie en religie. Politieke organisatie en instituties kunnen volgens Dewey op geen enkele wijze de onderliggende sociale en morele aspiraties dekken. 40 De vele publieken hebben geleid tot een moderne Great Society. The Great Society bestaat volgens Dewey uit te veel publieken en te veel publieke zorgen om aan te kunnen. De publieken in de Great Society overvallen en desintegreren gedeeltelijk de kleine communities van weleer, zonder een Great Community tot stand te brengen. Dit is het stadium waarin de publieken zich afsluiten voor elkaar. (eclipse). Alleen directe communicatie kan de doorbraak naar een Great Community creeëren.41 Dewey beschrijft drie niveaus waardoor een Great Society een Great community kan worden: 1.De individuele conditie bestaat uit het verantwoordelijk deel hebben aan de groep, op basis van individuele capaciteiten. Het individu kan het goede leven leiden, door actief onderdeel te zijn van verschillende groepen in de samenleving die hem of haar verrijken en de groep richting geeft en verrijkt door participatie, associatie en het onderhouden van relaties. 2. Het perspectief van de groep vraagt bevrijding van het potentieel van de deelnemers in harmonie met de gemeenschappelijke belangen en goederen door middel van directe communicatie. 3.In het collectief van de Great Community heerst ‘de idee’ van democratie zelf en er is een vrij proces van geven en nemen zodat complete heelheid van persoonlijke 38 John Dewey, The Public and its Problems p.184 39 John Dewey The Public and its Problems p 149 40 John Dewey, The Public and its Problems p.144 41 Dewey, The Public and its Problems p. 127 en p 142 18
  • 19. authenticiteit bereikt kan worden. Vraag en aanbod van de verschillende groepen versterken elkaar waardoor gedeelde waarden worden bevestigd. 42 Volgens Dewey worden het individu, de groep en het collectief bepaald door het educatieve doel van social efficiency: ’ cultivation of power to join freely and fully in shared or common activities.’ 43 Nature, men en things voorzien volgens Dewey in het educatieve doel als ze gelijkwaardig functioneren als een consistent geheel der delen in een vrij proces van geven en nemen. Alleen als de drie bronnen (natuur, menselijke competenties en (technologische) objecten) voor het zelfde einddoel worden ingezet, brengt dit de mens tot zijn werkelijke doel. 44 We kunnen over de natuur zeggen dat ze de condities van educatieve efficientie biedt, omdat we als we deze condities leren kennen en onze praktijken er op af stemmen, effectief functioneren. De natuur gaat over de natuurlijke manier waarop een organisme functioneert. Dewey kenmerkt social efficiency als als educatief doel van cultiverende kracht: een in vrijheid samenkomen van volledig gedeelde of gemeenschappelijke aktiviteiten. Door op een vrije manier volledig deel te nemen aan aktiviteiten met anderen in de groep, is het mogelijk het perspectief van de ander(en) te beleven. Dan ontstaat begrip van natuur, mensen en dingen die je anders niet had leren kennen of waarvan je niet had geweten. Dewey gebruikt twee betekenissen van het begrip democratie. De democratie als geassocieerde samenlevingsvorm is gericht op het ontdekken van gezamenlijke belangen binnen een groep en bereikt dit door communicatie over en weer en samenwerking met andere groepen.45 Democratie als ‘het idee van gemeenschap zelf’ bestaat uit een gedeeld concept van het goede. De eerste voorwaarde waaraan een Great Community moet voldoen is het voorzien in de bestaande noden van een samenleving. Dewey wijst de gangbare redenering af, dat politieke instituties het gevolg zouden zijn van politieke ideeen. Op die manier krijgen politieke ideeën in een samenleving een te grote rol. Techniek zorgde er voor, dat er een verandering optrad in de vorming van gewoonten en gebruiken die mensen met elkaar verbinden. Dat heeft niets te maken met doctrines of indoctrinaties stelt Dewey, want het is een mechanisme.46 Achter de vorming van politieke instituties ligt als drijvende kracht aan de bestaande noden in een samenleving te voldoen. 47 In de Great Community is een bepaalde gevoeligheid (effective sense of exellence) aanwezig om de bestaande noden van een samenleving te (h)erkennen en in concrete oplossingen te vertalen. De tweede voorwaarde is het proces van volledige intersubjectieve communicatie in alle geledingen van een samenleving. Het individu maakt verantwoordelijk onderdeel uit van de groep. De groep garandeert individuele vrijheid voor zover de gemeenschappelijke belangen en interesses gerespecteerd worden. Omdat een individu nooit deel uit maakt van een enkele groep maar van meerdere groepen, is het noodzakelijk dat flexibele communicatie over en weer met andere groepen plaatsvindt. De essentie van het collectieve perspectief is volgens Dewey: het vrije proces van geven en nemen. Complete individuen kunnen zich ontwikkelen in de groep of als deel van het collectief, als de verschillende groepen elkaar onderling versterken en in waarde bevestigen. 48 In deze opvatting ligt de basis van het idee van de Great Community, het gecontempleerde idee van uiterste perfectie, bevrijd van 42 Dewey Public and its Problems p.148 43 Dewey Democracy and Education p. 97 44 Dewey Democracy and Education p. 89-96 Dewey baseert zich op Rousseaus drie bronnen van educatie. 45 Louis Logister, John Dewey, Een inleiding tot zijn filosofie p.90 46 John Dewey, The Public and its Problems p.144 47 John Dewey, The public and its problems p.145 48 John Dewey, The public and its problems p. 148 19
  • 20. beperkingen en verstoringen. Alleen het bewustzijn van dit idee van een goed en rechtvaardig gemeenschapsleven, dat vanuit verschillende standpunten en in al zijn implicaties wordt geleefd, constitueert het idee van democratie. Intersubjectieve communicatie moet enerzijds voldoen als instrumenteel communicatiemiddel en anderszijds de waarden in een samenleving onderling versterken door bevestiging en verbinding. In de Great Community is een complete vorm van communicatie waarin bevestiging van relatieve waarden als intersubjectief proces plaatsvindt. De daadwerkelijke realisatie van de Great Community wordt gedragen door de derde voorwaarde: het idee van democratie. Het idee van democratie kent een noodzakelijke beperking, omdat we het geheel niet kunnen bevatten en slechts vanuit de constituerende elementen kunnen opbouwen. Zodra de focus op een los element zoals vrijheid, gelijkheid of broederschap komt te liggen ontstaat het gevaar dat het loszingt uit de compleetheid, weg van de associatie met het geheel als bestaansvoorwaarde. Dewey illustreert deze valkuil met het voorbeeld van individuele vrijheid: “Liberty is that secure release and fulfillment of personal potentialities which take place only in rich and manifold association with others” 49 Als persoonlijke vrijheid wordt ingevuld als individueel eigendomsrecht, zonder de erkenning van de bestaansvoorwaarde zoals die vast wordt gelegd in intermenselijke relaties, verliest het aan eigen potentie. De rol van communicatie kan zowel instrumenteel als consummatoir zijn. Het is een instrumenteel middel dat samenwerking, dominantie en structuur tot stand kan brengen. 50 Communicatie kan ook een doel in zichzelf zijn. Dewey noemt voorbeelden als poëzie en rituele verhalen waarbij communicatiemiddelen consummatoir (consummatory) zijn. 51 De consummatoire communicatieve ervaring staat bij Dewey voor een wederzijdse relatie tussen emotie en denken die een vorm van volmaaktheid oplevert, waarin de wereld zich naar ons toe opent en betekenis en waarde openbaart.52 De meerwaarde van communicatie is de waarde die het toevoegt aan een collectief doordat gedeelde kostbare waarden er in worden uitgedrukt, bestendigd en zich tegelijk verbinden als gemeenschapszin. 53 Zodra je instrumentaliteit en consummatie opsplitst en taal als causaal geïsoleerd communicatiemiddel gebruikt wordt, raak je beperkt in de mogelijkheid om collectieve waarden te bouwen. Als beide functies naast elkaar bestaan en voortdurend worden getoetst en afgestemd op de contextuele ervaring ontstaat er in de gemeenschap een intelligent proces dat wordt beloond met respect, affectie en loyaliteit onder de deelnemers.54 Dit is de drijvende kracht die een gemeenschapsleven opbouwt en omhoog duwt. Consummatoire communicatie leidt tot een beter gedeeld begrip van ‘de idee’ van democratie. In de Great Community is begrip van ‘de gedeelde idee’ van democratie onder de deelnemers waardoor intrinsieke doelen kunnen worden gevolgd. Dit idee van democratie wordt gedragen door het individuele recht van vrijheid als verantwoordelijkheid in een geassocieerde vorm van samenleven. De consequentie van alle vier ingevulde condities is een Great Community waarin een ontwikkelde samenleving door ‘op de manier’ van de natuur te communiceren effectief en succesvol in haar (morele) noden voorziet. Als wordt voldaan aan alle genoemde 49 John Dewey, The public and its problems p.150 50 John Dewey, Education & Nature p. 202 51 John Dewey, Education & Nature p. 203 52 Louis Logister, John Dewey Een inleiding tot zijn filosofie, p.135 53 John Dewey, Education & Nature p. 205 54 John Dewey, Education & Nature p. 205 20
  • 21. voorwaarden is het hoogste stadium van ontwikkeling van de publieken in de Great Society getransformeerd tot een geintegreerd geheel van democratische mondiale structuren.55 John Dewey geeft inzicht in het succesvolle aanpassingsmechanisme van de mens als lerend organisme. De mens die actief participeert en leert in verbinding met anderen in zijn omgeving, levert een bijdrage aan collectieve intrinsieke waarden. Met dit inzicht kunnen we in het volgende hoofdstuk het C2C concept verhelderen en verdiepen. Dewey beschrijft het leerproces vanuit drie lerende perspectieven. Het individuele leerproces is een persoonlijke interactieve ervaring die getraind kan worden als effective sense of exellence. In het groepsleerproces ontvouwt zich een verscheidenheid van uitersten, die bewustzijnsprocesse n over de manier waarop mensen zich verhouden tot elkaar, de natuur en de dingen in gang zet. Het collectieve leerproces wordt in gang gezet als ‘de idee’achter menselijke relatieve waarden op een oordeelsvrije manier gecommuniceerd wordt in en tussen de groepen. Deze punten nemen we mee in de analyse van C2C in hoofdstuk vier. Uit bovenstaande concluderen we dat de Natuur, de mensen en de dingen slechts in verbinding met elkaar en in evenwichtige samenhang volledig kunnen groeien. Wanneer mensen en dingen in tegenstelling of niet geheel in overeenstemming met de natuur functioneren, belemmert dit de mens als lerend mechanisme. Dewey laat met het mechanisme van social efficiency zien dat natuurlijke individuele competenties beperkingen kennen, die juist door intersubjectieve leerervaringen en in interactie met de (technische) toepassingen van de dingen om ons heen ontwikkeling tot stand brengen. Dewey leert ons ook dat de natuur signaleert. De mens die volgens de ‘manier’ van de natuur leeft, kan natuurlijke signalen van weerstand omzetten in consequenties voor handelen. Als leden in een groep het signaal mechanisch opvatten, ondervinden zij weerstanden (lijdzaam) passief en sluit de groep zich af voor vernieuwing. Als de groep op de consequenties van de weerstand reflecteert, voltrekt zich een verandering in de dynamiek van de groep, die bekrachtigd en bestendigd wordt. De groep wint aanpassingsvermogen en breidt kennis uit door zich open te stellen. Hoofdstuk 4. Dewey en C2C In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat het leerproces kan worden opgesplitst in drie niveaus. We gaan nu voor elk niveau onderzoeken wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen Dewey en C2C. De hoofdvraag van deze scriptie is immers: Op welke manier kunnen de inzichten van John Dewey helpen het C2C gedachtengoed verder uit te werken en succesvol te maken? Hoofdstuk 4.1. C2C en Deweys individuele leerproces Braungart en McDonough proberen een omvattend idee van mens, samenleving in relatie met de Natuur te formuleren. Ze omschrijven dit als een gevoel voor permanentie en gemeenschap, dat aanmoedigt en kan leiden tot beter begrip en bewustzijn van de natuur.(p.7) Het werkzame mechanisme is het morele appèl op de mens als geestelijk doel in zich zelf en 55 Louis Logister, John Dewey, Een inleiding tot zijn filosofie (p.85) Logister beschrijft drie stadia in de ontwikkeling van Deweys publics. Ht eerste stadium is dat van het potentieel publiek dat indirecte consequenties van handelen van anderen ondergaat. Het tweede stadium van het onrijpe publiek (of vele onrijpe publieken in de Great Society ) is zich bewust van deze consequenties maar nog niet in staat om deze op een bevredigende wijze te reguleren of te beheersen. Het derde stadium tenslotte is het publiek dat wel rationeel reguleert en rijp is om te transformeren naar de Great Community. 21
  • 22. op de mens als natuurlijk doel. Braungart en McDonough doen een beroep op het morele gevoel van de mens door de scheiding tussen menselijke geest (als cultuur) en materie (natuur) weg te nemen. Zij formuleren ethisch bewustzijn als de acceptatie van onze rechtmatige plek in de wereld door middel van een houding van bescheidenheid.(p.7) Braungart en McDonough erkennen dat er een continu communicatie proces ten grondslag ligt aan de C2C methode. Ze geven niet precies aan hoe dit proces de kennis over het eigen functioneren vergroot. Met het begrip ‘ecologische gevoeligheid’ proberen de auteurs, de deelnemers tot een individueel zelflerend vermogen te verleiden. Ze wijzen de deelnemers op deze manier op het potentieel dat men in zich zelf kan aanboren. Dewey leert ons dat de motor van ontwikkeling het lerende individu is, dat zowel in verbinding met zich zelf als in voortdurende verbinding met de omgeving is. Door actieve participatie van het individu in afstemming met zijn omgeving en door middel van het medium van imagination, onstaat een effective sense of excellence. De speelse, alerte nieuwsgierige gevoeligheid die optreedt als relatie tussen emotie en denken is consummatory communication. Een directe persoonlijke communicatievorm, waarmee we een essentiële gevoeligheid ten opzichte van de omgeving aanleren. Volgens Dewey is de kracht van fouten maken in het leerproces: eigen grenzen opzoeken en leren ontdekken. Na verwarring ontstaan ruwe standaarden die door blijvende oefening worden geperfectioneerd.(p.13) Volgens Braungart en McDonough levert het leren van vorige fouten het inzicht op dat consequenties niet buiten de handeling of locale context mogen worden geplaatst, maar meegenomen moeten worden in het materiële ontwerp. Conclusie Dewey omschrijft het individuele leerproces in de eerste plaats als een directe, persoonlijke ervaring. Deze directe ervaring vindt uitsluitend plaats in ‘dramatic rehearsal’. ‘Dramatic rehearsal’ brengt een krachtige emotionele reactie op gang, die het startpunt vormt voor individueel leren. Dewey benadrukt daarmee het belang van de emotionele kant van de menselijke ervaring voor individueel leren. Zonder emoties is er geen sprake van ‘volledige verbinding’ met het onderwerp van de ervaring en kan er niet werkelijk geleerd worden. In de C2C benadering streeft men naar het prikkelen van de ’ecologische gevoeligheid’ van gebruikers of consumenten. Hiermee bedoelt men dat C2C artefacten een emotionele reactie teweeg brengen, die leiden tot ecologisch bewustzijn. Men wil het ecologisch bewustzijn van mensen vergroten of verdiepen door middel van het ontwerp van het product. Dit lijkt sterk op Deweys ’dramatic rehearsal’. C2C wil producten ontwikkelen die een emotionele reactie losmaken bij de gebruikers, met als doel om de verbinding met de Natuur te ervaren. C2C is dus gericht op het door mij in deze scriptie genoemde ‘individuele leerniveau’. Hoofdstuk 4.2. C2C en het groepsleerproces van Dewey Dewey verstaat onder ‘community’ een gemeenschap waarin lerende wezens een cruciale rol vervullen in de natuurlijke ontwikkeling van persoonlijke relaties binnen de groep. Het doel van de ‘community’ is ‘social efficiency’. Hieronder verstaat Dewey een vrij proces van geven en nemen, terwijl de deelnemers volledig deelnemen aan aktiviteiten met anderen in de groep. Hierdoor is het mogelijk het perspectief van de ander(en) te beleven. Er ontstaat begrip van natuur, mensen en dingen die men anders niet had leren kennen of waarvan men niet had geweten. 22
  • 23. De C2C ‘community’ bestaat uit een groep van kennis-experts en ervaringsdeskundigen uit het bedrijfsleven en andere betrokken organisaties. De deelnemers wisselen ‘ecologische gevoelige’ ervaringen met elkaar uit. Kennis delen door middel van langdurige directe en open communicatie tussen collega’s, managers, producenten en eindgebruiker vatten zij op als een coöperatieve manier van samenwerken. C2C handelingspraktijken worden volledig betrokken bij het interactieve wederzijdse groeiproces tussen deskundigen en deelnemers. Er wordt samengewerkt aan gemeenschappelijke doelen. In het groepsproces leren alle deelnemers van elkaar door de ruimte te gunnen voor ieders standpunt, zodat een product in al zijn aspecten tot ontwikkeling kan komen. C2C verbindt via een model; de mens (People), de natuur (Planet) en technologische middelen (Profit), in een gelijkwaardig interactief duurzaam netwerk van relaties. De deelnemers kunnen zowel een lokaal als een mondiaal standpunt innemen. C2C wil op deze manier zowel de belangen van de Natuur als van mens en bedrijf behartigen tijdens het ontwikkelingsproces van een product. C2C doet een poging deze kracht te beschrijven als een ecologische gevoeligheid bij de mens die onderhouden moet worden. C2C claimt de zorg voor intra- en intergenerationele relaties, door verantwoordelijkheid te nemen voor iedere energie aanslag, hoe klein ook, in zowel de materiële als de spirituele dimensie.(p. 9) De motor van zelfreflectie is de esthetische ervaring van verwondering, die oproept tot voortdurende verbetering en vernieuwing.(p.10) Dewey leert ons dat de aanwezigheid van lerende wezens in een groep een stimulans is voor affectie en verzorging. Volgens Dewey zijn lerende wezens de motor van morele ontwikkeling. Tegenover passief routinegedrag staat actief gewoontegedrag. Het heeft een dynamisch, inventief en stimulerend karakter van capaciteiten toepassen op nieuwe doelen en activeert het verlangen naar groei.56 Social Efficiency: ‘the cultivation of power to join freely and fully in shared or common activities’’(p.17) is volgens Dewey de noodzakelijke voorwaarde om te voldoen aan de natuurlijke noden en gebreken die leven in een samenleving. Dit kan door de drie gelijkwaardige bronnen (natuur, mens en - technologische - objecten) voor hetzelfde gemeenschappelijke en gedeelde einddoel in te zetten. Dat brengt de mens tot zijn werkelijke intrinsieke doel: het ethische proces van het leven dat boven het groepsperspectief uitstijgt. Conclusie Dewey beschrijft de aanwezigheid van lerende wezens in een groep als cruciaal element van ontwikkeling. Leren is een vrij proces van geven en nemen, met een gemeenschappelijk educatief doel. De aanwezigheid van kinderen, scholieren of studenten in de experimementele omgeving van de groep, stimuleert de emotionele ontwikkeling. Dit is de basis voor een lerende dynamiek in de groep. Dewey benadrukt dat een voortdurend beroep op de emotionele ervaring het verlangen naar groei garandeert. Volgens C2C is er binnen de groep ‘ecologische gevoeligheid’ nodig. Er vormt zich een democratisch, lerend netwerk van directe en open relaties tussen alle deelnemers. C2C beschouwt de emotionele natuurlijke verwondering van de esthetische ervaring, als de kracht die de samenwerking in de groep versterkt. Het mechanisme dat Dewey beschrijft, gaat over dezelfde functie. Dewey erkent het ‘lerende wezen of de essentie’ van de mens als de continue drijvende factor van groei en bewustzijn. C2C wil de kracht van ‘ecologische gevoeligheid’ inzetten als motor van zelflerend vermogen. Dewey leert ons dat de basis die hieronder ligt ‘het lerende wezen’ van de mens is. In een ’community’ van volwassenen en kinderen kan het in al zijn aspecten tot ontwikkeling komen. 56 Dewey Democracy & Education p. 44 23
  • 24. Hoofdstuk 4.3. C2C en Deweys collectieve leerproces C2C streeft naar een mondiale verspreide zelflerende organisatie die in staat is zich aan te passen door het vermogen kennis te verwerven van de voortdurend veranderende wereld. Mensen idealiseren door de kracht van verbeelding (p.8) De enige manier om dit ideale beeld te doorbreken is door de bereidheid om discussie over eigen overlevingsvoorwaarden aan te gaan. Braungart en McDonough claimen, dat variatie en diversiteit noodzakelijk gevierd en benut moeten worden, met de Natuur als mentor en rolmodel.(p.8) C2C heeft geen duidelijk antwoord op de vraag hoe deze ideale samenleving tot stand kan worden gebracht en welke menselijke mechanismen hierbij nadrukkelijk een rol spelen. Dewey leert ons, dat instrumentele en consummatoire communicatie naast elkaar moeten bestaan en voortdurend worden getoetst en afgestemd op de contextuele ervaring. Hierdoor ontstaat er in de gemeenschap een intelligent proces, dat wordt beloond met respect, affectie en loyaliteit onder de deelnemers.(p.19) Dewey beschrijft dit interactieve proces als een motorkracht die gemeenschapsleven opbouwt en omhoog duwt naar een Great Community. Instrumentele communicatie functioneert als basisstructuur van informatie- uitwisseling. Het consummatoire aspect van communicatie verschaft betekenis aan relaties en werkt emancipatoir. Van Dewey leren we dat directe communicatie van ‘de idee’ van een C2C community of democratie noodzakelijk is. Een pluriforme samenleving van vele publieken wordt gesmeed tot een Great Community, door volgens ‘de manier van de natuur’ te leven. Door inspiratie en aspiratie van het emotionele leven te verbinden met het denken, ontstaat er in de samenleving een duwkracht die leidt tot het goede leven. Om de idee van democratie werkelijk neer te zetten stelt Dewey als noodzakelijke voorwaarde, dat alle manieren van menselijke associatie op elkaar worden afgestemd. Hij noemt het gezin, familie school, industrie en religie. Dewey leert ons dat de politieke instituties op geen enkele wijze de onderliggende sociale en morele aspiraties dekken, omdat ze niet kunnen voldoen aan de eis van voortdurend meeveranderen. Democratie is een proces van voortdurende verandering. (p17) Dewey leert ons dat ‘de idee’ van democratie noodzakelijk is om een voller, rijker en breder idee van land of staat neer te zetten.(Great Community) De kracht achter de vorming van instituties, stelt Dewey, is de doelstelling om te voldoen aan de bestaande noden die in een samenleving te intens zijn geworden om te kunnen negeren.(p.18) Via ‘dramatic rehearsal’ en de aanwezigheid van kinderen, scholieren, stagiaires of studenten in ‘communities’, ontwikkelen mensen persoonlijke waarden. Waarden verbinden deelnemers binnen de groep omdat ze voortdurend op elkaar afgestemd en bestendigd worden. Door middel van individuele weerstanden leren individuen te reflecteren op de eigen waarden. Ze leren deze af te stemmen op collectieve waarden. Er ontstaat in de dynamiek van verschillende groepen een proces waarin intrinsieke waarde zich ontvouwt. Er wordt op een natuurlijke manier aan de bestaande noden in een maatschappij voldaan. Conclusie Dewey beschrijft het collectieve leerproces als een maatschappelijk proces. In verschillende ‘communities’ leren mensen individuele waarden als middel voor een hoger doel van collectieve waarde in te zetten. Via natuurlijke ‘weerstanden’(dramatic rehearsal) kunnen mensen zich trainen in het herkennen van persoonlijke waarden en deze afstemmen op universele intrinsieke waarden, zonder daarbij het gevoel te hebben iets in te moeten leveren. Dewey brengt dit ‘aanboren’ van persoonlijke individuele waarden terug tot de kern van elk ontwikkelingsproces. Door de persoonlijk ervaren waarden ten dienste van het collectief in te zetten onstaat de ervaring van intrinsieke waarde. Deze waarde is universeel en voortdurend 24
  • 25. in ontwikkeling zoals het leven zelf en beantwoordt daarom aan de bestaande noden die in een maatschappij leven op ieder moment. C2C streeft naar gelijkwaardige relaties tussen Natuur (Planet) Mens (People) en Technologische middelen (Profit). Braungart en McDonough willen hiermee respect opeisen voor alle onderdelen van de Natuur, inclusief de dieren, planten, de dingen en de mensen die geen woordvoerders hebben. Door op basis van het model van de technologische en biologische kringloop te produceren en consumeren probeert C2C dit respect te waarborgen voor alle onderdelen van de Natuur. Dit komt overeen met Deweys idee van een ‘Great Community’, waarin de deelnemers in staat zijn persoonlijke verlangens om te zetten in individuele waarden en deze beschikbaar te stellen ten dienste van collectieve maatschappelijke doelen. C2C is evenals Dewey gericht op ontwikkeling van intrinsieke waarden. C2C kan dit bereiken door haar model aan te bieden en toe te passen op een speelse manier in schoolklassen, in afdelingen of teams van bedrijven en dienstverlenende organisaties, in jeugdgroepen, in kerken en besturen, in groepen in opvangtehuizen, in sportclubs en zorginstellingen etc.. De drie leerniveaus die we bij Dewey hebben onderscheiden sluiten aan op de handelingspraktijken van C2C. We hebben in deze analyse aangetoond dat het C2C concept alle niveaus van leren dekt. Hoofdstuk 4.4. Conclusie We kunnen concluderen dat C2C alle niveaus van leren, die we bij Dewey hebben gevonden toepast. Zowel op het individuele niveau, binnen de C2C ‘community’ en op maatschappelijk niveau slaagt C2C er in een concept van leren in praktijk te brengen en te onderhouden. Van Dewey hebben we geleerd dat C2C een model is, dat bij uitstek geschikt is als lerend mechanisme in een ‘community’. In de technologische samenleving kan C2C de lans breken, omdat deze benadering de ’emotionele ervaring’ een passende plaats in het leer- en ontwikkelingsproces geeft. C2C opereert vanuit persoonlijk betrokken en kleinschalige groepen en in een open, vrije en experimentele ruimte met onder andere ondernemers, managers, producenten en eindgebruikers. Door telkens nieuwe ‘communities’ te betrekken bij het C2C leerproces ontstaat een zelflerende dynamiek, die beantwoordt aan de bestaande behoeften die leven in de de maatschappij, zoals duurzame energie, biologische en streekproducten, een natuurlijke lifestyle, eerlijke (fair-trade) handel en gezonde hulpmiddelen die geproduceerd en geconsumeerd worden met respect voor mens, natuur en technologie. Voor Dewey is leren het menselijke mechanisme en middel om intrinsieke doelen te bereiken. C2C beschouwt de Natuur als rolmodel en C2C als leermethode waarmee de mens zich zelf en alle andere deelnemers in de Natuur een ‘rechtmatige plek’ terug kan geven. Braungart en McDonough profileren het C2C concept als een materiële methode, die een bijdrage levert aan een betere wereld. Het idee van de C2C filosofie is hiermee nog niet volledig dekkend gecommuniceerd, want C2C is meer dan een leermethode. De C2C methode dient een veelomvattender hoger intrinsiek doel, dat tot uiting komt in het C2C levensconcept. De C2C ’way of life’ is meer dan een ideaal. Het C2C-concept voorziet zowel in een ‘natuurlijke manier’ als in het ‘intrinsieke’ doel van het goede leven. 25
  • 26. (.) Hoofdstuk 5.1. Geraadpleegde Literatuur: Dewey John, (1916) Democracy and Education, Merchants books. La Vergne USA Dewey John, (1929) Experience and Nature, Dover Publications, Inc. New York Dewey John, (1927) Public and its problems, Swallow Press, Ohio University Press, Athens Geldermans R.J., Cradle-to-Cradibility; two material cycles and the challenges of closed loops in construction. MSc Industrial Ecology afstudeeronderzoek 2009/2010 – TU Delft Louis Logister, (2005) John Dewey een inleiding in zijn filosofie, Damon bv Budel Francois Poirie en Philippe Nemo, 11 gesprekken Emmanuel Levinas aan het woord Braungart, Mcdonough, (2002) Cradle to Cradle, Remaking the way we make things, North Point Press, New York Braungart, McDonough, (2008), Die nächtste Industrielle Revolution, die Cradle to Cradle- Community, EVA GmbH Braungart, McDonough (1992) The Hannover Principles, Design for Sustainability -- a seminal work in the field of sustainability, first outlining principles to guide the practice of sustainable design. Jongeneel, Sophie (2009) C2C in sustainable spatial development in Greenport Venlo: a case study Latour, Bruno (1999) Pandora’s Hope, Essays on the reality of Science Studies, Harvard Press Mulhall Douglas, Braungart Michael, (2010) Cradle tot Cradle Criteria for the built environment, Duurzaam gebouwd CEO Media BV: Nunspeet Nederland Werf, van der M., (2009) Cradle to Cradle in bedrijf, Scriptum, Schiedam 26