SlideShare una empresa de Scribd logo
1 de 18
Descargar para leer sin conexión
Twijfelen tussen
Doen en Denken
Veranderen is mijn vak. Theorieën en modellen helpen me als adviseur
om de complexe werkelijkheid in kaart te brengen. Maar helaas schie-
ten ze ook tekort, omdat ze de werkelijkheid net iets te simpel voor-




                                                                                                                                  Johan Sle e gers
stellen. Ik geef daarom de voorkeur aan managementboeken die het
veranderen van organisaties en mensen niet eenvoudig, lineair en
planmatig benaderen, maar de nadruk leggen op de complexiteit en
weerbarstigheid. In dit artikel beschrijf ik het doen-en-denkenproces.
Niet bedoeld als een prescriptief leermodel, maar als een heuristisch
hulpmiddel. Het bevat bekende zaken, maar het wijkt ook af. Bijvoor-
beeld door de ingebouwde frictie tussen doen en denken als de drijf-
veer van verandering; het is een reactief model, geen doelzoekend
model. Centraal staat dat denken en doen gestapelde deelprocessen                                   Drs. Johan Sleegers MBA
                                                                                                    werkt als zelfstandig advi-
zijn: dat denken niet kan zonder doen, maar doen wel zonder denken.
                                                                                                    seur/procesmanager onder
De crux is niet het kiezen wanneer te doen of wanneer te denken,                                    de naam [doen-en-denken].
maar hoe deze twee processen goed te laten samenlopen.




                  Inleiding
                  In de managementliteratuur zijn vele modellen voor leren te vinden
                  (Schuiling et al., 2010). Bekende voorbeelden zijn de leercycli van Kolb en
                  van Deming beiden met vier stappen. Senge et al. (1994) komen op basis van
                  deze twee bronnen tot de volgende vierdeling: doing, reflecting, connecting,
                  deciding. Mijn probleem met de meeste van deze modellen is dat ze prescrip-
                  tief zijn; ze beschrijven hoe leerprocessen idealiter en stap-voor-stap moeten
                  plaatsvinden. In de werkelijkheid zie ik dat weinig gebeuren. Daarnaast heb
                  ik vaak moeite met de volgorde en de benaming van de stappen. Waarom
                  beginnen met een plan? Is er eigenlijk wel sprake van beslissen, hobbelen
                  we in werkelijkheid niet vooral achter de feiten aan?

                  Ik heb weinig aan een leermodel dat een niet-realiseerbaar ideaal voorschrijft.
                  Waardevol is een model dat goed beschrijft wat er feitelijk gebeurt. In dit
                                                                                                                          59
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                          TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




                                     artikel doe ik een poging om zo’n model te formuleren. Geen model dat cen-
                                     treert rond een actor die het leerproces wel eens even vorm zal geven. Wel een
                                     model dat een proces van natuurlijke selectie beschrijft, waarbij fouten het
                                     onvermijdelijke begin zijn. Een selectieproces van handelingen via signalen,
                                     betekenissen, verklaringen, interpretatiekaders, doelen en concrete verwach-
                                     tingen naar verbeterde of vernieuwde handelingen.

                                     Verschillende auteurs (Kolb en Kolb, 2005; Ruiters en Simons, 2010) leggen
                                     tegenwoordig meer de nadruk op leerstijlen, leervoorkeuren en leeromgeving.
                                     Het ‘stappenplan’ lijkt daarmee van de baan, maar niet helemaal. Het blijven
                                     vaak doelgerichte modellen. Zo worden de leerstijlen in een ontwikkelings-
                                     proces geplaatst waarbij het individu steeds beter met een specifieke omge-
                                     ving om weet te gaan, van acquisition via specialization naar integration
                                     (Kolb aangehaald in Kessener, 2009). Toch weer een stappenplan, maar
Johan Sle e ge rs




                                     abstracter, minder grijpbaar en moeilijker waarneembaar.

                                     Kolb en Kolb benadrukken dat een leerstijl geen persoonskenmerk is, maar
                                     de uitkomst van an individual’s preferential resolution of the dual dialectics
                                     of experiencing/conceptualizing and acting/reflecting. Een leerstijl is dus
                                     dynamisch, het kan zich aanpassen in het licht van nieuwe veranderopgaven.
                                     De auteurs merken echter op dat de leerstijlen door veel andere onderzoekers
                                     en auteurs helaas vaak statisch opgevat worden als persoonskenmerken
                                     (p. 199).

                                     Ik ben er niet van overtuigd dat de menselijke evolutie doelgericht is. In
                                     navolging van Bateson (1972) zie ik leren als een zelfregulerend proces dat
                                     bestaat uit het reageren op fouten; een proces zonder doel of vooropgesteld
                                     plan. Mijn denken over leren in organisaties komt sterk overeen met wat
                                     Wierdsma en Swieringa (2002) schrijven over lerend organiseren. Zij stellen
                                     ook dat leren op gang komt door de discrepantie tussen denken en doe, en
                                     gebruiken ook de verschillende niveaus van leren van Bateson (later over-
                                     genomen door Argyris). Als leermodel hanteren ze jammer genoeg het model
                                     van Kolb waar de cyclus bestaat uit doen → bezinnen → denken → beslissen
                                     → (opnieuw) doen. Doen en denken zitten hier altijd in hetzelfde proces. Ik zie
                                     niet hoe dat kan leiden tot discrepanties tussen doen en denken. Hierna zal ik
                                     een nieuw model beschrijven: het doen-en-denkenproces (DDP). Dit model
                                     past misschien beter bij de tekst van het boek van Wierdsma en Swieringa.


                                     1. Over leren
                                     Leren gaat over verandering, maar verandering van wat? Er zijn meerdere
                                     niveaus van leren, waarvan er twee praktisch relevant zijn (Bateson, 1972;
                                     Argyris, 2004; Wierdsma en Swieringa, 2002):
                                     1. doe-leren: verbeteren, meer van hetzelfde;
                                     2. denk-leren: innovatie en anders handelen.
                    60
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                          TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




            Leren is een verandering in reageren op een gebeurtenis, in doen of in den-
            ken. Uiteindelijk mondt de verandering altijd uit in doen (ander gedrag,
            anders handelen) en soms eerst of ook in denken. Zo’n verandering na een
            gebeurtenis is alleen mogelijk als er fouten gemaakt kunnen worden. We le-
            ren letterlijk van experimenteren en fouten maken (trial and error). Dat kan
            alleen als er iets te kiezen valt, als er ook op een andere manier gereageerd
            had kunnen worden en er informatie is waarop we die keuze kunnen baseren.
            Als er geen selectie van informatie mogelijk is, als er geen betekenisproces
            plaatsvindt en dezelfde gebeurtenis elke keer dezelfde reactie oplevert, dan
            is er geen sprake van leren (Bateson, 1972).

            Als er wel sprake is van leren, dan kan dit doe-leren of denk-leren zijn. Bij
            doe-leren zien we een verandering van het concrete handelen als reactie op
            een gebeurtenis. Dat vraagt om het interpreteren van de gebeurtenis en een




                                                                                                                       Johan Sle e gers
            keuze uit de handelingsalternatieven die men ziet. Dit gebeurt binnen de be-
            staande interpretatiekaders en geldende regels. Doe-leren begint bij de onze-
            kerheid over welke van de bestaande handelingsalternatieven werkt. Het doel
            is duidelijk, maar we weten even niet hoe te handelen. Hier moeten we op
            zoek naar informatie om het handelen te verbeteren, om fouten te corrigeren.
            Deze nieuwe informatie komt tot ons via trial and error: we proberen het
            handelen een beetje aan te passen, we kijken wat de uitkomst is ... en als die
            goed is, dan is dat de nieuwe werkwijze. Dit is verbeteren: aanpassen van
            de werkwijze of handeling binnen de geldende kaders; dingen anders doen.

            Als er sprake is van een verandering van interpreteren van een gebeurtenis,
            inclusief de manier waarop tot dan toe gereageerd is, dan noem ik dat denk-
            leren. Dit vraagt een andere manier van kijken en interpreteren, om de gebeur-
            tenis in een andere context te plaatsen (Bateson, 1972), zodat andere hande-
            lingsalternatieven in beeld komen die men eerst nog niet zag. Denk-leren is een
            reactie op fouten waarbij het denken zelf ter discussie staat – de opvattingen
            en waarden die de basis vormen van de theory-in-use (Argyris, 2004).

            Denk-leren begint bij ambiguïteit, bij twijfel over de context waarbinnen we
            de gebeurtenissen waarnemen en de interpretatiekaders die we gebruiken. We
            weten even niet wat te doen, omdat we twijfelen aan de bestaande doelen en
            handelingskaders. Hier is meer van hetzelfde niet de oplossing. Het is nodig
            om de blik naar buiten te richten, op een nieuwe manier naar de feiten (dur-
            ven) kijken en nieuwe betekenissen vormen (Weick, 1995). Dit is vernieuwen:
            aanpassen van de doelstellingen; eerst anders denken en dan andere dingen
            doen. De uitkomst van denk-leren is een andere set van handelingsalternatie-
            ven waaruit een keuze gemaakt kan worden. Denk-leren is niet eenvoudig
            (Kahneman, 2011; zie verder). Het vergt andere woorden, maar dat is niet
            voldoende: vernieuwing blijkt pas uit daden (niet alleen uit woorden).

            In het navolgende komen de verschillende onderdelen van het doen-en-
            denkenproces (DDP) aan de orde.
                                                                                                                 61
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                                     TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




                    Figuur 1.




                                                                                                                              en
                    Het doen-en-denken-




                                                                                                                            er
                                                                                         Observeren




                                                                                                                           ah
                                                                  D
                                                                      oe
                    proces (DDP)




                                                                                                                         tr
                                                                                                                       bs
                                                                        n




                                                                                                                      A
                                                                            Doe-leren                    Denk-leren




                                                                        n
                                                                       re
                                                                      ise




                                                                                                                        D
                                                                                                                         en
                                                                  et

                                                                                        Rechtvaardigen




                                                                                                                            ke
                                                                  cr
                                                                 on




                                                                                                                              n
                                                            C
Johan Sle e ge rs




                                               2. Doen
                                               Doen zit in mijn DDP-model tussen concretiseren en observeren. De input
                                               van doen zijn verwachtingen, aannames en uitvoeringsplannen. De uitkom-
                                               sten van doen zijn acties of handelingen. Dit suggereert een planmatig en li-
                                               neair proces, maar dat is meestal juist niet het geval. Alleen in strak geregelde
                                               organisaties, waar al het handelen bepaald wordt door standard operating
                                               procedures, staat doen of handelen gelijk aan uitvoeren van strikte regels en
                                               richtlijnen. Alles is dan gericht op betrouwbaar en effectief handelen (denk
                                               bijvoorbeeld aan een grote bureaucratische bank met veel routinewerk). In
                                               zulke organisaties wordt niet veel geleerd, behalve als er uitvoeringsfouten
                                               optreden. Deze fouten leiden dan tot directe correctie van handelen of doen;
                                               ze leiden zelden tot nadenken en anders denken (Wierdsma en Swieringa,
                                               2002, p. 73-74).

                                               Maar in de meeste organisaties is doen ook altijd een vorm van ontdekken,
                                               niet alleen routine. Het handelen is daarbij een combinatie van binnen de uit-
                                               gangspunten, verwachtingen en regels van de organisatie, reageren op veran-
                                               deringen in de omgeving door de regels en meningen aan te passen waar no-
                                               dig. In die zin is doen ook een experiment en kan het een begin zijn van een
                                               leerproces. Observeren van acties kan leiden tot direct handelen (zoals bij de
                                               bureaucratische bank), maar kan ook leiden tot nadenken over onderliggende
                                               verwachtingen, aannames, waarden en normen. Dit nadenken kan dan leiden
                                               tot anders denken (aanpassen van aannames et cetera) en dat resulteert weer
                                               in anders handelen of doen.

                                               Nu lijkt het alsof het altijd goed is om niet alleen te doen, maar ook altijd na
                                               te denken en te experimenteren. Dat is niet zo. Routineus maar wel aandach-
                                               tig werken volgens strikte regels zorgt er bijvoorbeeld voor dat operatie-
                                               kamers van ziekenhuizen en kerncentrales, onder normale omstandigheden,
                                               betrouwbaar en veilig zijn.
                    62
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                            TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




            In de publieke dienstverlening liggen de zaken anders. Daar komt men soms
            niet tot handelen omdat men het niet eens kan worden over de uitgangspun-
            ten en doelstellingen. Anders gezegd: verschillen in het denken leiden tot ver-
            lamming. Soms kan het dan goed zijn om de patstelling te doorbreken door
            te handelen: aan de slag te gaan met een (klein) concreet onderdeel of een
            prototype. Dat geeft nieuwe uitkomsten en ervaringen en daarmee stof tot
            nadenken (Weick, 1979, p. 246). Dit is een vorm van denken-met-je-handen,
            doen om te denken (Brown, 2009, p. 87).

            Dyer et al. (2011) beschrijven vijf vaardigheden voor innovatie en ze bena-
            drukken dat experimenteren nodig is om echt vooruit te komen. Volgens deze
            auteurs is vragen stellen en observeren noodzakelijk, maar niet voldoende:

                ‘Innovators engage in three types of experimenting to generate data and




                                                                                                                         Johan Sle e gers
                spark new insights: trying out new experiences, taking things apart, and
                testing ideas by creating prototypes and pilots. Although questioning,
                observing, and networking are excellent for providing data about the
                past and present, experimenting is the best technique for generating data
                on what might work in the future.’ (Dyer et al., 2011, p. 150)

            Experimenteren, om nieuwe inzichten en ervaringen te creëren, is fouten dur-
            ven maken. Sommige mensen zijn daar beter in dan anderen (Tugend, 2011).
            Mensen met een deterministisch denkraam schrijven hun succes en falen toe
            aan hun bekwaamheid (‘Je hebt ’t in je of niet’). Zij hebben meer de neiging
            om fouten te verhullen, verantwoordelijkheid te ontkennen, om eerder op te
            geven bij tegenslag en om anderen de schuld te geven van falen en fouten.
            Mensen met een groei-denkraam schrijven hun succes en falen daarentegen
            toe aan (gebrek aan) inzet.

            Welk denkraam mensen hanteren hangt af van de opvoeding en de situatie of
            omgeving. Als managers alleen maar complimenten en commentaar geven
            aan hun medewerkers over bereikte resultaten en niet over de inzet, dan ligt
            perfectionisme op de loer en neemt de neiging om te experimenteren af.


            3. Observeren
            Het vinden en bewaren van de balans tussen doen en denken vereist open
            ogen en oren: kritisch blijven observeren wat we doen en openstaan voor het
            onverwachte (Weick en Sutcliffe, 2001). Observeren zit in het DDP tussen
            doen en rechtvaardigen (doe-leren) of tussen doen en abstraheren (denk-
            leren). De input zijn acties of handelingen en de output zijn signalen of
            gebeurtenissen.
            Doe-leren leidt via kleine bijstellingen en verbeteringen tot steeds meer deskun-
            digheid. En daar zit ook een gevaar in, omdat deskundigheid blind kan maken.
            Als we eenmaal geleerd hebben welke handeling of actie werkt, dan hebben we
                                                                                                                   63
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                           TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




                                     de neiging om het vanzelfsprekend te vinden. We vergeten dat de schijnbaar
                                     moeiteloze handeling via vallen en opstaan is geleerd. Ook vergeten we dat de
                                     handeling alleen in bepaalde situaties werkt en niet vanzelfsprekend is in ande-
                                     re situaties (Argyris, 2004; Weick en Sutcliffe, 2001).

                                     Achteloosheid of onoplettendheid is een bijproduct van deskundig en vaardig
                                     worden. We letten dan wel goed op uitvoeringsfouten in ons handelen, en
                                     eventuele afwijkingen kunnen we snel corrigeren met meer of minder van
                                     hetzelfde, maar het komt niet meer in ons hoofd op dat het ook anders zou
                                     kunnen, dat er inmiddels misschien andere en betere oplossingen zijn. Des-
                                     kundig handelen, betekent dat men zich als het ware afsluit van de omgeving
                                     en van alternatieven.

                                     Kahneman (2011) maakt onderscheid tussen snel en langzaam denken. Snel
Johan Sle e ge rs




                                     denken, System 1, heeft overeenkomsten met doe-leren. System 1 reageert in-
                                     tuïtief/automatisch en levert indrukken en gevoelens. Het negeert ambiguïteit,
                                     onderdrukt twijfel en is gericht op de bevestiging van de huidige norm of
                                     situatie. Langzaam denken lijkt op denk-leren in het DDP en heet bij
                                     Kahneman System 2. Dat is het rationele systeem dat gedachten construeert
                                     in logische stappen, het handelen controleert en in staat is om te twijfelen.
                                     Langzaam denken vergt aandacht, moeite en zelfcontrole. Daarom is dit sys-
                                     teem lui en moeilijk in beweging te krijgen (wij mensen prefereren cognitive
                                     ease boven cognitive strain1).

                                     Eenmaal deskundig hebben we een duidelijke voorstelling van hoe de dingen
                                     zullen lopen, in elkaar zitten. In de dagelijkse praktijk kunnen we zonder na-
                                     denken direct handelen en weten we wat we kunnen verwachten. Het gevaar
                                     schuilt erin dat deze verwachtingen een eigen leven gaan leiden, een waarheid
                                     worden die niet meer getoetst wordt aan de werkelijkheid. Relevante
                                     informatie wordt over het hoofd gezien en we gaan al helemaal niet actief op
                                     zoek naar tegendraadse geluiden. Kortom: we bevestigen voortdurend ons
                                     eigen gelijk. En als de wereld om ons heen dan verandert, en wij geconfron-
                                     teerd worden met het onverwachte, weten we even niet meer hoe
                                     te handelen.

                                     Om te voorkomen dat we overvallen worden door het onverwachte, is het
                                     nodig dat we onze verwachtingen willen en kunnen bijstellen. Dat vraagt om
                                     een flexibele geest, maar in de allereerste plaats om oplettendheid en nieuws-
                                     gierigheid. Het vraagt om blijvend kritisch observeren, niet alleen van de
                                     omgeving, maar vooral ook van het eigen handelen. Het vergt ten eerste
                                     actief zoeken van informatie buiten de eigen waarheden en oplettendheid
                                     voor zogenaamde weak signals in de omgeving. Een tweede vereiste is dat
                                     de organisatie bereid is om alle signalen of informatie serieus te nemen en
                                     verder te onderzoeken waar nodig.



                    64
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                                                                TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




              De Amerikaanse chirurg Atul Gawande (2009) wil het aantal fouten of missers in operatiekamers van ziekenhuizen
              terugdringen. De complexiteit van de medische zorg geeft twee problemen voor professionals. Zoals alle mensen,
              hebben ook professionals:1) een beperkt geheugen en aandacht en 2) de neiging om stappen over te slaan. Ga-
              wande denkt dat het gebruik van een checklist hier kan helpen en dat daardoor eenvoudige fouten (die grote ge-
              volgen kunnen hebben) vermeden kunnen worden. In zijn boek beschrijft hij zijn zoektocht naar de juiste checklist,
              via voorbeelden in de bouwwereld en de luchtvaartindustrie. De grootste opgave volgt als de checklist klaar is: het
              invoeren van de checklist in een professionele organisatie. Dat is niet eenvoudig, want professionals zijn gesteld op
              autonomie en zien een checklist als dom werk (‘beneden hun stand’). Terwijl een checklist juist het domme werk
              wegneemt, de hersenen niet belast met het oproepen van routines uit het geheugen.

              De introductie van de checklist in acht ziekenhuizen, verspreid over de wereld, heeft de complicaties teruggebracht
              van 11,0% naar 7,0% en het dodental van 1,5% naar 0,8% (dat laatste is, op circa vierduizend patiënten in het
              onderzoek, 28 doden minder). De checklist zorgt ervoor dat dokters en verpleegkundigen de ogen en de communi-
              catielijnen openhouden. In termen van Kahneman is de checklist een hulpmiddel dat System 2 alert houdt en de
              intuïtie controleert.




                                                                                                                                                             Johan Sle e gers
            4. Abstraheren
            Om tot haalbare oplossingen en realiseerbare processen te komen kunnen we
            het beste vanuit de praktische uitvoering denken/werken. De professioneel
            deskundige mensen zijn vaak het beste in staat om te benoemen wat er beter
            kan (doe-leren). Maar wat als er iets anders nodig is, als ‘meer van het zelfde’
            niet meer voldoet, en er iets wringt tussen daden en woorden?

            Voor vernieuwen en anders handelen is verandering in denken nodig en dat
            vraagt om tijdelijk afstand nemen van de praktijk. Abstraheren (onderzoe-
            ken) is een stapje terugdoen; even afstand nemen van de dagelijkse gang van
            zaken. Deze afstand is noodzakelijk om de observaties en ervaringen te ont-
            doen van het toevallige, deze observaties in het juiste perspectief te plaatsen
            en te vergelijken met uitkomsten elders. Abstraheren is niet mogelijk bij ster-
            ke betrokkenheid en bij te veel vertrouwen in eigen kunnen. Sterke betrok-
            kenheid ontstaat als de handeling zichtbaar is voor anderen, onomkeerbaar
            en gewild. Het kan leiden tot blind vertrouwen (afwezigheid van twijfel), en
            om dat te voorkomen is een vorm van georganiseerde anarchie nodig, zodat
            er voldoende twijfel blijft (Weick, 2001, p. 412).

            De input van abstraheren is een signaal, een observatie die vraagt om een
            verklaring en nader onderzoek. Een verhaal is zeker nodig als de uitkomsten
            van ons handelen sterk afwijken van ons denken (cognitive strain). Als er iets
            niet klopt, als we iets waarnemen dat afwijkt van het gangbare denken, dan
            moet er een begrijpelijk verhaal komen voor deze discrepantie tussen denken
            en doen. Verschil tussen wat we zien (van wat we doen) en wat we denken,
            verdragen we slecht. De discrepantie is de drijfveer achter verandering, door
            anders te gaan handelen of op zoek te gaan naar andere informatie lossen
            we deze frictie op (Festinger, 1957).
                                                                                                                                                       65
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                           TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




                                     Abstraheren begint met een signaal en eindigt met mogelijke betekenissen,
                                     met een verhaal over hoe we het gebeuren kunnen zien. Abstraheren is zoe-
                                     ken naar het verhaal achter de feiten, handelingen en gebeurtenissen. Het
                                     moet antwoord geven op de vraag: Wat is hier aan de hand? Dat levert
                                     interpretaties van de werkelijkheid op. Die interpretaties zijn altijd een
                                     versimpeling van de werkelijkheid, een selectie uit de vele mogelijke inter-
                                     pretaties. Maar deze interpretaties kunnen wel als een model van de werke-
                                     lijkheid gebruikt worden, om met de organisatie verder te denken over de
                                     situatie en de veranderingen die nodig zijn (Checkland en Poulter, 2006).

                                     Abstraheren is het begin van zingeving, het bakent elementen af uit de chaoti-
                                     sche veelvoud en zet deze op een rijtje. De uitkomsten van abstraheren, de
                                     mogelijke en nieuwe betekenissen, vragen vervolgens om een bredere context
                                     en kritisch doordenken.
Johan Sle e ge rs




                                     5. Denken
                                     Het onderscheid dat ik maak tussen abstraheren en denken sluit aan bij de
                                     hypothesen van de neuroloog Damasio (2010, p. 181) over het ontstaan van
                                     het bewustzijn. Hij benoemt drie fasen in het bewustzijn: proto self, core self
                                     en autobiographical self. De eerste twee komen bij mensen en sommige die-
                                     ren voor; de ontwikkeling van het autobiografische zelf in het brein onder-
                                     scheid mensen van andere wezens op aarde. Bij de core self is er wel sprake
                                     van een sequentie van beelden in het brein, maar nog geen interpretatie. Een
                                     begrijpelijk verhaal met een protagonist ontstaat pas in de derde fase, bij het
                                     autobiografische zelf.

                                     Denken vraagt tijd en ruimte om even ‘op een aantal gedachten te kauwen’.
                                     Uitvinden hoe anders te handelen vergt van de organisatie-in-verandering
                                     zowel achteruit- als vooruitdenken. Terugkijken en begrijpen wat het verband
                                     is tussen het huidige handelen en de bestaande verhalen en verklaringen die
                                     we hanteren, is een eerste stap. Daarna gaat het vooral om het genereren van
                                     nieuwe ideeën, om vooruitdenken.

                                     De input van denken wordt gevormd door verhalen en mogelijke betekenis-
                                     sen. De output van denken zijn conclusies, overtuigingen en meningen. Met
                                     denken wordt de stap gemaakt van mogelijke verklaringen naar plausibele
                                     verklaringen. Met denken plaatsen we nieuwe interpretaties in een bredere
                                     context en probeert de organisatie-in-verandering een analyse te maken van
                                     oorzaak en gevolg, van actie en reactie, van middel en doel.

                                     Denken moet de ambiguïteit en onduidelijkheid over de kaders voor hande-
                                     len en interpreteren opheffen, door het zoeken naar verklaringen voor ge-
                                     beurtenissen (fouten). De bestaande regels – uitkomsten van eerder denken –

                    66
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                            TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




            staan daarbij ter discussie. Nieuwe betekenissen vinden is een intellectuele
            opgave:

                ‘Resolving ambiguity is crucial to sensemaking and involves looking for
                plausible explanations for events – it is different from resolving uncertain-
                ty where the search is for the rules which exist but are not remembered or
                accessible. Making sense is not an act of reference but rather an act of
                intellectual discovery.’ (Eden en Ackermann, 2004, p. 88)

            De uitkomst van denken bestaat uit verklaringen over het verleden en conclu-
            sies over de toekomstige veranderingen. Denken geeft de mechanismen achter
            de probleemsituatie (waarom ons huidige handelen niet meer voldoet) weer
            en daarmee ook een uitweg. Een goed verhaal bevat een verklaring van de
            problematische situatie en hoe anders handelen dit mechanisme kan beïnvloe-




                                                                                                                         Johan Sle e gers
            den in de juiste richting (mechanism + context = outcome: Pawson en Tilley,
            1997). Het verhaal dat overblijft van alle mogelijke verhalen die abstraheren
            heeft opgeleverd, verklaart en inspireert tot nieuwe handelingen, tot anders
            handelen. Denken is begrijpen van verbanden; abstraheren is het zien van
            mogelijke verbanden.

            Dat denken leidt tot nieuwe handelingen is niet vanzelfsprekend. Een van
            de valkuilen is dat denken en doen mijlenver uit elkaar blijven liggen, dat
            de conclusie van het denken blijft hangen in abstracte theorieën die wei-
            nig relatie hebben met de werkelijkheid. Deze valkuil ligt vooral op de
            loer in wat Wierdsma en Swieringa (2002) de belerende organisatie noe-
            men. In zo’n organisatie zijn denken en doen sterk van elkaar gescheiden.
            Het denken gebeurt dan door een stafafdeling of externe adviseurs en de
            top van de organisatie neemt vervolgens de besluiten die de werkvloer
            mag uitvoeren. In een organisatie met zelfdenkende professionals werkt
            dat niet.


            6. Rechtvaardigen
            Beslissen of besluiten (decision making) markeert de overgang van denken
            naar doen, van overwegen van alternatieven naar concrete actie. Althans ...
            dat is wat de dominante managementopvatting ons wil leren: dat organisaties
            rationeel en planmatig te werk gaan en dat het een taak van de manager is
            om beslissingen te nemen. Niets is minder waar (Mintzberg, 2009).

            Het woord ‘beslissen’ wekt de indruk dat het een activiteit is die we willens
            en wetens uitvoeren. Mij lijkt ‘rechtvaardigen’ een betere term, want dat bete-
            kent zowel goedkeuren als verantwoorden, goedpraten en de juistheid aanto-
            nen. Dat sluit beter aan bij de praktijk waarin we beslissingen vaak onbewust
            nemen en retrospectief pas helder krijgen (Dijksterhuis, 2007; Kahneman,
            2011; Damasio, 2010).
                                                                                                                   67
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                             TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




                                     In organisaties vinden veel activiteiten plaats die niet gepland zijn en boven-
                                     dien vaak anders uitpakken dan bedoeld. Het lijkt er meer op dat organisa-
                                     ties hun weg (uit)vinden, dan dat ze een uitgestippelde route volgen. In de
                                     woorden van Henry Mintzberg is strategie een patroon dat we achteraf
                                     kunnen waarnemen en niet het plan waartoe vooraf besloten is (Mintzberg,
                                     Ahlstrand en Lampel, 1998). Strategisch denken is dan een vorm van achter-
                                     uit denken (Perrow, 1989, p. 117).

                                     Rechtvaardigen zit in het DDP tussen observeren en concretiseren (doe-leren)
                                     en tussen denken en observeren (denk-leren). Onze rechtvaardigingen worden
                                     bepaald door wat we observeren (ervaren) en wat we denken. Een rechtvaar-
                                     diging maken we naar aanleiding van observaties die we al handelend op-
                                     doen. Dat gebeurt vaak onbewust. Rechtvaardigen wordt ook bepaald door
                                     de uitkomst van ons denken. Oude observaties of ervaringen die we eerder
Johan Sle e ge rs




                                     onderzocht hebben en waarover we gereflecteerd hebben, bepalen ons den-
                                     ken. Het doordenken leidt tot conclusies, overtuigingen en meningen en deze
                                     vormen de tweede input van rechtvaardigen. Rechtvaardigen is het vertalen
                                     van deze twee inputs in een handelingskader en interpretatiekader. Het
                                     handelingskader (doelen, uitgangspunten et cetera) is de basis voor verdere
                                     concretisering. Het interpretatiekader (labels, cognitieve schemata) beïnvloedt
                                     toekomstige observaties.

                                     De uitkomst (output) van rechtvaardigen is uiteindelijk een doel of richtlijn
                                     (regel), waarmee we aan de slag kunnen. Soms kan dat direct. Maar niet als
                                     de meningen en overtuigingen te ver af staan van de werkelijkheid, of als een
                                     gebeurtenis/signaal niet te begrijpen is met de bestaande interpretatiekaders
                                     en er te veel twijfel is. Als de discrepantie tussen doen en denken te groot is
                                     en deze discrepantie niet goed is te praten (niet te verantwoorden) dan zijn
                                     nader onderzoek, debat en reflectie nodig: What is going on here? (Weick,
                                     2001, p. 339) Even afstand nemen van het dagelijkse handelen zal leiden tot
                                     nieuwe verhalen of verklaringen en nieuwe signalen, omdat de nieuwe verha-
                                     len ook de blik sturen en leiden tot anders observeren.

                                     De nieuwe verhalen en signalen leiden tot nieuwe aannames, verwachtingen en
                                     daarmee ook nieuw vertrouwen (nodig voor nieuw handelen). Het kan overi-
                                     gens even duren voordat discrepanties tussen doen en denken aan het licht ko-
                                     men, omdat bevestigen van de huidige norm of situatie gemakkelijker is dan
                                     een kritische positie innemen (Kahneman, 2011). De nieuwe verhalen zijn ook
                                     nooit volledig, omdat we niet alles kunnen weten en omdat er altijd versimpe-
                                     lingen in het verhaal zitten (dat is de werking van System 1, van snel denken).

                                     In een professionele organisatie is rechtvaardigen niet voorbehouden aan
                                     managers. We willen geen bureaucratie, waarin het leren voor medewerkers
                                     alleen bestaat uit meer van hetzelfde, waar alles volgens regels verloopt en me-
                                     dewerkers geen eigen keuzes mogen maken. Maar we willen ook geen anarchie
                                     en eindeloos ‘polderen’ ... want er dient uiteindelijk wel iets te gebeuren. Elke
                    68
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                              TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




            nieuwe situatie vraagt opnieuw om een juiste dosering van doen en van denken,
            een combinatie van doe-leren (stabiliteit) en denk-leren (variatie/verandering).


            7. Concretiseren
            Doen wat gedaan moet worden dat is niet altijd eenvoudig. Een scherpe
            analyse van de situatie (via observeren, abstraheren en denken) die algemeen
            gedeeld wordt (rechtvaardigen), is een goed begin. Maar de kaders, regels en
            richtlijnen blijven in het luchtledige hangen als we er niet bij vertellen hoe de
            organisatie kan handelen om het gewenste succes te bereiken. De kans is dan
            groot dat woorden uiteindelijk niet leiden tot daden. Een tweede mogelijke
            fout is dat de plannen te weinig ruimte laten voor het variëren van het hande-
            len (doe-leren).




                                                                                                                           Johan Sle e gers
            Concretiseren of ontwerpen komt in het DDP na rechtvaardigen. De input van
            concretiseren is een handelingskader (doelen, uitgangspunten), waartoe besloten is
            na observatie (verbeteren of doe-leren) en/of na denken (vernieuwen of denk-leren).
            De output van concretiseren is uitvoeringsplannen, ontwerpen en verwachtingen.

            Het antwoord op de hoe-vraag hoe ideeën over verbeteren en vernieuwen
            omgezet kunnen worden in concrete actieplannen is: in kleine beetjes. Een
            organisatie-in-verandering kan complexe veranderingen het beste niet in één
            keer doen. Robert H. Schaffer (2002) pleit voor rapid-cycleprojecten als een
            grootschalige verandering nodig is:
               Begin met één onderdeel en formuleer een helder doel voordat je in het
               diepe springt.
               Bepaal de snelheid en de grootte van de veranderstappen op basis van
               wat de organisatie kan verwerken.
               Wacht niet, maar gebruik de bestaande systemen en technologie om al
               te verbeteren wat kan (= alvast doe-leren).
               Find a door instead of a wall als de organisatie nog niet klaar is voor de
               verandering en om het proces op gang te brengen/houden – doe dan bij-
               voorbeeld een snel project op een aangrenzend terrein en gebruik dat als
               voorbeeld.

            Ook voor complexe veranderingen (taaie vraagstukken, niet per se groot-
            schalig) adviseert Vermaak om te werken met small wins:

                ‘Je wilt de diepte in als je taaie vragen aanpakt en dat bereik je niet door
                op vertrouwde paden met grote stappen snel thuis te willen zijn. Wat je
                nodig hebt, is vele kleine stappen naast en na elkaar waarin je het pro-
                bleem ontrafelt en al doende steeds meer te pakken krijgt. Dat zijn dan
                small wins: klein in omvang, groot in diepte. Door ze te stapelen kun je
                gaandeweg toch een brede impact krijgen.’ (Vermaak, 2009, p. 386)

                                                                                                                     69
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                          TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




                                     Nu lijkt het alsof concretiseren vooral een verdere selectie is van de uitkom-
                                     sten van abstraheren, denken en rechtvaardigen. Maar concretiseren is ook
                                     het voortdurend bijstellen van het handelen en de verwachtingen of aanna-
                                     mes in doe-leren. Het gaat hier om de voortdurende kleine aanpassingen die
                                     grotere fouten voorkomen. Dit is overigens niet vanzelfsprekend, omdat men
                                     verwacht dat iets dat nu werkt ook straks wel zal werken (Weick en Sutcliffe,
                                     2001, p. 43).

                                     De plannen/ontwerpen, verwachtingen en aannames kunnen, afhankelijk van
                                     de context, meer of minder gedetailleerd uitgewerkt zijn. In een professionele
                                     organisatie is meer ruimte voor autonoom handelen nodig dan in een bureau-
                                     cratie. Maar hoe dan ook mogen de plannen het toekomstige handelen niet
                                     volledig vastleggen.
Johan Sle e ge rs




                                     Routekaart is een mooie metafoor voor de gewenste uitkomst van concretise-
                                     ren. Het suggereert dat er meerdere wegen naar Rome leiden en dat er dus
                                     enige ruimte in de uitvoering zit. Maar het geeft ook aan dat er een richting
                                     is bepaald. De functie van de routekaart is vooral dat we in beweging komen,
                                     dat het aanzet tot handelen. Het zelfvertrouwen is (even) groter dan de twij-
                                     fel. Fouten zullen zeker gemaakt worden, maar die kunnen via het vervolg
                                     van het DDP leiden tot nieuwe leerervaringen en beter handelen. Zo kan ook
                                     een valse start na verbeteringen uiteindelijk leiden tot een goed einde (Weick,
                                     1995, p. 54).


                                     8. Overzicht van het doen-en-denkenproces
                                     Het DDP is een zingevingsproces dat beschrijft hoe we voortdurend ‘het gat
                                     dichten’ tussen denken en doen, waarbij de discrepantie tussen doen en den-
                                     ken de drijfveer is voor verandering en leren. In deze paragraaf breng ik de
                                     zes elementen van het DDP samen in één totaalplaatje en benadruk nogmaals
                                     dat het hier om een beschrijving gaat en niet om een model of stappenplan.
                                     Het is een kaart, niet het landschap (Bateson, 1972, p. 454). De kaart kan
                                     helpen bij het waarnemen en verder gaan.

                                     Figuur 2 geeft de zes elementen van het DDP in een schema weer. Het is een
                                     procesbeschrijving van een vorm van natuurlijke selectie (Weick, 1979); een
                                     beschrijving van hoe handelingen selectief worden waargenomen en via ver-
                                     schillende wegen leiden tot verbeteringen of vernieuwingen van dat handelen.
                                     Leren begint niet met plannen en is geen beslissing na het denken; het is een
                                     uitkomst van doen. Doen leidt tot denken; daden leiden tot (nieuwe) ver-
                                     halen. Het doen markeert de verschuiving in denken, de overgang van het
                                     verhaal vooraf naar het verhaal achteraf.




                    70
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                                                         TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




Figuur 2.
Input en output in het
doen-en-denkenproces                                    Acties                                     Signalen
                                                                          Observeren




                                                                                                                            en
                                                      handelingen                               gebeurtenissen




                                                                                                                          er
(DDP)




                                        D




                                                                                                                         ah
                                          oe




                                                                                                                       tr
                                            n




                                                                                                                     bs
                                                                                                                     A
                                                                         Signalen
                                                                      gebeurtenissen


                                     Plannen                                                                          Verhalen
                                  Verwachtingen           Doe-leren                             Denk-leren            mogelijke
                                    aannames                                                                         betekenissen


                                                                          Interpretatiekaders
                                                                          cognitieve schema’s
                                              n
                                             re




                                                       Doelen                                          Conclusies
                                            ise




                                                                                                                     D
                                                                                                                         en




                                                                                                                                                                    Johan Sle e gers
                                        et




                                                   uitgangspunten                                      meningen
                                        cr




                                                                                                                          ke
                                     on




                                                                        Rechtvaardigen




                                                                                                                              n
                                                  handelingskaders                                    verklaringen
                                    C




                          Het DDP bevat elementen die ook in andere leermodellen voorkomen. Deze
                          onderdelen hebben soms dezelfde naam, maar een andere betekenis. Daarom
                          heb ik alle onderdelen duidelijk beschreven en verbonden door aan te geven
                          wat erin gaat (input) en wat eruit komt (output). Het DDP is anders dan an-
                          dere beschrijvingen van leerprocessen door de stapeling van denken op doen,
                          door de ingebouwde frictie tussen doe-leren en denk-leren, door het gebruik
                          van de term rechtvaardigen in plaats van beslissen en door het onderscheid
                          tussen abstraheren en denken.

                          In dit artikel heb ik betoogd dat twijfel nodig is voor denk-leren en dat denk-
                          leren nodig is voor vernieuwen. Maar stoppen met twijfelen is ook nodig om
                          te komen tot handelen (en doe-leren). Afhankelijk van de context is meer
                          denk-leren of doe-leren nodig. In een commerciële omgeving met veel geloof
                          in eigen kunnen, mag wel wat twijfel gezaaid worden. Terwijl in een ambtelij-
                          ke omgeving met eindeloos veel overleg, de twijfel even van tafel moet. Doe-
                          leren en denk-leren komen samen in de as van het DDP, tussen observeren en
                          rechtvaardigen, tussen de bedachte conclusies en verklaringen versus de geob-
                          serveerde signalen en gebeurtenissen. Rechtvaardigen vraagt om wijsheid in
                          de afweging van de juiste reactie op een gebeurtenis. Het vergt twijfelen met
                          mate: weten en twijfelen tegelijkertijd, balanceren tussen actie ondernemen
                          en voorzichtig aankijken (Weick, 2001, p. 363; Eden en Ackermann, 2004,
                          p. 76-77; Pfeffer en Sutton, 2006, p. 73).




                                                                                                                                                              71
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                           TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




                    Figuur 3.
                    De balans tussen
                    vertrouwen en twijfel
                                                                     Doe-leren               Denk-leren
                                                                  (Zelf)vertrouwen              Twijfel
                                                                   Zelfbevestiging          Zelfonderzoek
                                                                         Snel                 Langzaam
                                                                     Verbeteren              Vernieuwen




                                             Twijfelen met mate is een lastige zaak, omdat mensen en organisaties de nei-
                                             ging hebben om hun eigen handelen te verdedigen, ook als dit overduidelijk
                                             fout is. Travis en Aronson (2007) laten zien dat het vooral lef vraagt om feiten
Johan Sle e ge rs




                                             te durven zien voor wat ze zijn, fouten openlijk toe te geven en er vervolgens
                                             ook naar te handelen. In eerder aangehaalde termen van Kahneman (2011)
                                             komt dat neer op het toelaten of opzoeken van cognitive strain, ongemak.


                                             9. Conclusie
                                             Voordat ik aangeef hoe het DDP gebruikt kan worden, wil ik eerst een paar
                                             zaken benadrukken. Denk-leren is niet superieur aan doe-leren. Zowel doe-
                                             leren als denk-leren zijn een reactie op een fout en deze reactie wordt meestal
                                             onbewust bepaald; het is geen bewuste keuze waar we eens voor gaan zitten
                                             om vervolgens op basis van enkele criteria te bepalen welke vorm van leren
                                             het beste past bij de situatie. Doe-leren en denk-leren zijn gestapelde deelpro-
                                             cessen. Doe-leren gebeurt altijd, zolang we handelen, fouten maken en deze
                                             corrigeren. Een niet meer te rechtvaardigen discrepantie tussen doen en den-
                                             ken is de drijfveer voor denk-leren. Dit denk-leren kost extra moeite, daar
                                             moeten we onszelf toe zetten en daarom gebeurt dat niet altijd wanneer het
                                             nodig of wenselijk is. Denk-leren kan niet zonder doen, maar doe-leren kan
                                             wel zonder denken.

                                             Het DDP beschrijft een selectieproces, een proces waarin de veelvoud van
                                             betekenissen steeds verder beperkt wordt tot een verwachting die leidt tot
                                             handelen. Dit proces van ‘indikken’ van betekenissen gaat eindeloos door,
                                             omdat betekenissen zelden eenduidig zijn en interpretatieverschillen leiden
                                             tot andere uitkomsten dan bedoeld – er zullen altijd fouten worden gemaakt,
                                             die aanleiding zijn voor verder leren (Weick, 1979).

                                             Wat als het DDP stokt, als een organisatie zelf niet meer met verbeteringen en
                                             vernieuwingen komt? Dan kan een interventie van buiten het DDP wellicht
                                             opnieuw op gang brengen. Daarvoor zal eerst duidelijk moeten worden waar
                                             en waarom het DDP vastloopt. Fouten zijn het meest zichtbaar tussen obser-
                                             veren en rechtvaardigen, daar blijkt meestal de discrepantie tussen doen en
                    72
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                         TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




            denken. Dat betekent echter niet dat daar ook het echte knelpunt zit. Daarom
            moeten alle vragen de revue passeren als je als adviseur met een organisatie
            wilt onderzoeken waar het leren stokt:
            1. Wat2 doet de organisatie? Stopt ze met denken als handelen geboden is?
               Gaat ze nadenken als doen en denken niet meer sporen?
            2. Wat ziet de organisatie, welke signalen neemt ze waar? Houdt ze de ogen
               en oren open met een flexibele geest op zoek naar tegendraadse geluiden
               en met de gevoeligheid om zwakke signalen op te pakken?
            3. Wat onderzoekt de organisatie? Levert dat een plausibel verhaal op dat
               gebaseerd is op feiten, een verhaal dat de oude zienswijze en cultuur test?
            4. Wat denkt de organisatie? Heeft ze een logische verklaring voor proble-
               matische situaties – en hoe kan anders handelen of anders denken deze
               oplossen?
            5. Wat rechtvaardigt de organisatie? Hoeveel zekerheid of twijfel heeft de




                                                                                                                      Johan Sle e gers
               organisatie over de eigen interpretatiekaders en handelingskaders?
            6. Wat concretiseert de organisatie? Is er voldoende ruimte om aannames en
               verwachtingen te testen – en ruimte voor medewerkers om zich uit te spre-
               ken als zaken niet blijken te werken?

            Het DDP is geen prescriptief leermodel; het is een beschrijvend model dat aan
            wil sluiten bij (recente) theorieën over de werking van ons denken en doen.
            In praktische zin is het hooguit een heuristisch hulpmiddel waarmee een vast-
            gelopen situatie kan worden ‘afgepeld’, van de aannames en verwachtingen
            helemaal terug naar het feitelijke handelen. De crux is om alle hierboven
            genoemde vragen te beantwoorden, zodat een samenhangend beeld ontstaat
            van wat de organisatie doet en denkt – en waar de hiaten en inconsequenties
            zitten. Het is daarbij niet de bedoeling om uit te zoeken waar een stap is
            overgeslagen (het is immers geen prescriptief model dat voorschrijft dat een
            cyclus moet worden doorlopen). Het doel is te onderzoeken waar de discre-
            pantie tussen doen en denken vandaan komt – welke oorzaken de fout heeft
            waarop (beter) gereageerd moet worden.

            Een kaart om de weg te vinden dat is wat dit artikel wil bieden. Als het
            leerproces verstoord is dan is het zaak om met deze kaart, samen met de
            organisatie, systematisch na te gaan waar het spaak loopt en hoe het even-
            wicht hersteld kan worden. De casus hierna geeft daarvan een voorbeeld.
            De casus maakt ook duidelijk dat het bij het ‘afpellen’ gaat om het proces
            én de inhoud (in tegenstelling bijvoorbeeld tot kwaliteitssystemen als ISO).
            In het geval van de casus gaat het over de vraag hoe dakloosheid kan
            worden teruggedrongen.




                                                                                                                73
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                                                                 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




                                       Casus ‘Het daklzolenbeleid’
                                       Enkele fracties van de gemeenteraad in gemeente X vragen de Rekenkamer om onderzoek te doen naar het dak-
                                       lozenbeleid. Ze hebben twijfels over het gevoerde beleid, weten onvoldoende wat er speelt en kunnen daardoor
                                       de controletaak van de Raad niet goed uitvoeren (is frictie tussen observeren en rechtvaardigen/verantwoorden;
                                       discrepantie tussen doen en denken). De fractieleden willen inzicht in het beleidsveld en een toets op de effectivi-
                                       teit van het beleid.

                                       De Rekenkamer besluit om het onderzoek te doen, maar bij de eerste verkenning blijkt al dat de beleidsdoelen in
                                       erg algemene en niet-meetbare termen gesteld zijn. De gemeente heeft nooit een systematische beleidsevaluatie
                                       gedaan; ‘harde informatie’ ontbreekt en ‘zacht bewijs’ is er alleen op onderdelen van beleid. De effectiviteit is
                                       daarom in strikte zin niet te toetsen. De vraag komt op in hoeverre de gemeente beleidsregie voert.

                                       Als leren bestaat uit het systematisch doorlopen van de beleidscyclus dan zou de Rekenkamer snel klaar zijn met
                                       het onderzoek en zou het advies kunnen luiden: ‘Gij zult eerst heldere en meetbare doelen stellen.’ … enzo-
                                       voorts. Maar soms kunnen maatregelen en activiteiten resultaat opleveren zonder dat daar veel expliciet beleids-
Johan Sle e ge rs




                                       denken en -plannen aan voorafgaan (doe-leren). Ook via een reeks onsamenhangende ad-hocmaatregelen kan men
                                       beleidsdoelen bereiken (de vraag of dat ook controleerbaar is, is een andere).

                                       Het eerste deel van het onderzoek, naar de feiten, is gedaan volgens de bekende methoden van een Rekenkamer:
                                       analyse van beleidsdocumenten, begrotingen en jaarrekeningen aan de hand van een normenkader, en gesprekken
                                       met betrokkenen en deskundigen. Dat geeft zicht op een deel van het proces, geeft antwoord op een deel van de
                                       vragen: wat doen ze, wat zien ze, wat rechtvaardigen ze en wat concretiseren ze? De uitkomsten bevestigen het
                                       beeld van de eerste verkenning. De gemeente weet onvoldoende wat er gebeurt (observeren). Het geformuleerde
                                       beleid geeft onvoldoende houvast voor verantwoording aan de Raad (rechtvaardigen). Het geeft ook onvoldoende
                                       houvast om beleid uit te werken (concretiseren) en daardoor zijn de beleidsmaatregelen ad hoc. Dat betekent
                                       overigens niet dat er geen goede dingen gedaan worden. Over sommige maatregelen van de gemeente is iedereen
                                       positief, maar over andere weer niet.

                                       Na anderhalf jaar onderzoek geeft de Rekenkamer in een lijvig rapport een reeks van aanbevelingen onder andere
                                       over de informatievoorziening, financieringssystemen en ketenregie. Dat geeft meer dan genoeg aanleiding voor
                                       de gemeente om aan de slag te gaan met doe-leren, met verbeteringen. Maar de Rekenkamer is verdergegaan en
                                       heeft direct aan het begin besloten om de potentiële effectiviteit te onderzoeken volgens de methode van de realis-
                                       tische evaluatie (Pawson en Tilley, 1997). Volgens deze methode wordt eerst de beleidstheorie gereconstrueerd:
                                       welk impliciet denken zit achter het feitelijke handelen? De tweede stap bestaat uit het toetsen van de plausibili-
                                       teit van deze beleidstheorie: kunnen de beoogde effecten volgens de voorgestelde weg bereikt worden? Deze
                                       tweede stap is samen gedaan met landelijke experts op dit specifieke beleidsterrein.

                                       De conclusie van de reconstructie is dat het gevoerde beleid niet kan leiden tot het algemene doel om dakloosheid
                                       terug te dringen. Het beleid is eenzijdig gericht op overlast en verslaafde daklozen. Er is een ‘blinde vlek’ voor
                                       andere groepen en problemen. Met andere woorden: de gemeente heeft een beperkt interpretatiekader dat leidt
                                       tot beperkt waarnemen (observeren), een gebrekkig verhaal (abstraheren) en een zeer beperkte analyse van
                                       oorzaken, gevolgen en mogelijke oplossingen (denken).

                                       De gemeente kan dus niet volstaan met verbeteringen alleen. De reconstructie van de beleidstheorie (abstraheren
                                       en denken) geeft een aanzet om het denken te verbreden en een nieuwe beleidsvisie te maken. De ambtelijke
                                       leiding en het bestuur van de gemeente waren het niet direct eens met de analyse van de Rekenkamer (cognitive
                                       ease?), maar de gemeenteraad heeft alle aanbevelingen overgenomen. Je zou kunnen zeggen dat de introductie
                                       van duaal bestuur in gemeenten en de instelling van lokale rekenkamers het denk-leren bevordert.




                    74
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                        TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




                 Noten
                 1. Volgens Damasio (2010) is de anatomical bottleneck tussen de hersenstam
                    en de cerebrale cortex er de oorzaak van dat reflectie en bewustzijn traag
                    achter de emoties aanlopen.
                 2. Naast deze ‘wat-vragen’ moeten ook vervolgvragen de revue passeren als:
                    ‘Wie doet wat?’ en ‘Hoe doen ze het?’


Literatuur
                 Argyris, C. – Flawed Advise and the Management Trap. – Oxford : Oxford
                 University Press, 2000
                 Argyris, C. – Reasons and Rationalization: The Limits to Organizational
                 Knowledge. – Oxford : Oxford University Press, 2004
                 Bateson, G. – Steps to an Ecology of Mind. – New York : Ballantine Books,




                                                                                                                          Johan Sle e gers
                 1972
                 Brown, T. – Change by Design. – New York : HarperCollins, 2009
                 Checkland, P., en J. Scholes – Soft Systems Methodology in Action. –
                 Chichester : John Wiley & Sons, 1999
                 Checkland, P., en J. Poulter – Learning for Action. – Chichester : John Wiley
                 & Sons, 2006
                 Damasio, A. – Self Comes to Mind. – New York : Pantheon Books, 2010
                 Dijksterhuis, A. – Het Slimme Onbewuste. – Amsterdam : Uitgeverij Bert
                 Bakker, 2009
                 Dyer, J., H. Gregerson, en C.M. Christensen – The Innovator’s DNA:
                 mastering the five skills of disruptive innovators. – Boston, MA : Harvard
                 Business Review Press, 2011
                 Eden, C., en F. Ackermann – Making Strategy. – Londen : Sage, 2004
                 Festinger, L. – A Theory of Cognitive Disonance. – Stanford CA : Stanford
                 University Press, 1957
                 Gawande, A. – The Checklist Manifesto. – New York : Metropolitan Books,
                 2009
                 Kahneman, D. – Thinking, Fast and Slow. – Londen : Alan Lane, 2011
                 Kessener, B. – De professional als onderzoeker van eigen werk. – In: G.A.C.
                 Smid en E. Rouwette (ed.) – Ruimte maken voor onderzoekende professiona-
                 liteit. Onderzoekend handelen, handelend onderzoeken. – Assen : Van
                 Gorcum, 2009
                 Kolb, A.Y., en D.A. Kolb – Learning Styles and Learning Spaces: Enhancing
                 Experiential Learning in Higher Education. – In: Academy of Management
                 Learning & Education, 2005, nr. 4: 193-212
                 Mintzberg, H., B. Ahlstrand, en J. Lampel – Strategy Safari. – Londen :
                 Financial Times Prentice Hall, 1998
                 Mintzberg, H. – Managing. – Harlow : Financial Times Prentice Hall, 2009
                 Pawson, R., en N. Tilley – Realistic Evaluation. – Londen : Sage, 1997
                 Perrow, C. – Complex Organizations – (3rd ed.). – New York : Random
                 House, 1986

                                                                                                                    75
NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012                                                           TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN




                                     Ruijters, M., en R-J. Simons – Leiderschap in leren. – In: G. Schuiling, H. Ver-
                                     maak en H. Tours (red.) – Leren in Organisaties. – Deventer : Kluwer, 2010
                                     Schaffer, R.H. – High-Impact Consulting. – San Francisco : Jossey-Bass, 2002
                                     Schuiling, G., H. Vermaak, en H. Tours (red.) – Leren in Organisaties –
                                     Deventer : Kluwer, 2010
                                     Senge, P.M., C. Roberts, R.B. Ross, B.J. Smith, en A. Kleiner – The Fifth
                                     Discipline Fieldbook. – Londen : Nicholas Brealey Publishing, 1994
                                     Travis, C., en E. Aronson – Mistakes Were Made (but not by me). – Londen :
                                     Printer & Martin, 2008
                                     Tugend, A. – Better by Mistakes. – New York : Riverhead Books, 2011
                                     Vermaak, H. – Plezier beleven aan taaie vraagstukken. – Deventer : Kluwer,
                                     2009
                                     Weick, K.E. – The Social Psychology of Organizing – (2nd ed.) – New York :
                                     McGraw-Hill, 1979
Johan Sle e ge rs




                                     Weick, K.E. – Sensemaking in Organizations. – Thousand Oaks, CA : Sage,
                                     1995
                                     Weick, K.E. – Emergent Change as a Universal in Organizations. – In: M.
                                     Beer, en N. Nohria – Breaking The code of Change. – Boston : Harvard
                                     Business School Press, 2000, p. 223-241
                                     Weick, K.E. – Making Sense of the Organization. – Oxford : Blackwell
                                     Publishing, 2001
                                     Weick, K.E., en K.M. Sutcliffe – Managing the Unexpected: Assuring High
                                     Performance in an Age of Complexity. – San Francisco : Jossey-Bass, 2001
                                     Wierdsma, A., en J. Swieringa – Lerend Organiseren: als meer van hetzelfde
                                     niet meer helpt. – Groningen : Stenfert Kroese, 2002.




                    76

Más contenido relacionado

Destacado

MISA Breakfast
MISA BreakfastMISA Breakfast
MISA Breakfast
FPSA
 
【佐賀大学】平成20年環境報告書
【佐賀大学】平成20年環境報告書【佐賀大学】平成20年環境報告書
【佐賀大学】平成20年環境報告書
env49
 
Lets Talk About Social Networking
Lets Talk About Social NetworkingLets Talk About Social Networking
Lets Talk About Social Networking
Cornell
 
Future Uses Of Computer
Future Uses Of ComputerFuture Uses Of Computer
Future Uses Of Computer
msanchezg001
 
Setmana D’Activitats ExtraordinàRies Anna Selma
Setmana D’Activitats ExtraordinàRies   Anna SelmaSetmana D’Activitats ExtraordinàRies   Anna Selma
Setmana D’Activitats ExtraordinàRies Anna Selma
annasg12
 
C O M E N S E N Y A R L L E N G U A A X I N E S O S X I V Tallers
C O M  E N S E N Y A R  L L E N G U A  A  X I N E S O S  X I V  TallersC O M  E N S E N Y A R  L L E N G U A  A  X I N E S O S  X I V  Tallers
C O M E N S E N Y A R L L E N G U A A X I N E S O S X I V Tallers
Arnau Cerdà
 
Com Ensenyar Llengua A Xinesos Xiv Tallers
Com Ensenyar Llengua A Xinesos Xiv TallersCom Ensenyar Llengua A Xinesos Xiv Tallers
Com Ensenyar Llengua A Xinesos Xiv Tallers
Arnau Cerdà
 

Destacado (18)

MISA Breakfast
MISA BreakfastMISA Breakfast
MISA Breakfast
 
Geotourismnov2008
Geotourismnov2008Geotourismnov2008
Geotourismnov2008
 
BDC2009 Social Media Benchmark[1]
BDC2009 Social Media Benchmark[1]BDC2009 Social Media Benchmark[1]
BDC2009 Social Media Benchmark[1]
 
【佐賀大学】平成20年環境報告書
【佐賀大学】平成20年環境報告書【佐賀大学】平成20年環境報告書
【佐賀大学】平成20年環境報告書
 
feelings
feelingsfeelings
feelings
 
Lets Talk About Social Networking
Lets Talk About Social NetworkingLets Talk About Social Networking
Lets Talk About Social Networking
 
Future Uses Of Computer
Future Uses Of ComputerFuture Uses Of Computer
Future Uses Of Computer
 
Fuel cell electric vehicles and hydrogen fuel for California
Fuel cell electric vehicles and hydrogen fuel for CaliforniaFuel cell electric vehicles and hydrogen fuel for California
Fuel cell electric vehicles and hydrogen fuel for California
 
Setmana D’Activitats ExtraordinàRies Anna Selma
Setmana D’Activitats ExtraordinàRies   Anna SelmaSetmana D’Activitats ExtraordinàRies   Anna Selma
Setmana D’Activitats ExtraordinàRies Anna Selma
 
C O M E N S E N Y A R L L E N G U A A X I N E S O S X I V Tallers
C O M  E N S E N Y A R  L L E N G U A  A  X I N E S O S  X I V  TallersC O M  E N S E N Y A R  L L E N G U A  A  X I N E S O S  X I V  Tallers
C O M E N S E N Y A R L L E N G U A A X I N E S O S X I V Tallers
 
Com Ensenyar Llengua A Xinesos Xiv Tallers
Com Ensenyar Llengua A Xinesos Xiv TallersCom Ensenyar Llengua A Xinesos Xiv Tallers
Com Ensenyar Llengua A Xinesos Xiv Tallers
 
Digital PR e nuove professioni
Digital PR e nuove professioniDigital PR e nuove professioni
Digital PR e nuove professioni
 
418 Sunum
418 Sunum418 Sunum
418 Sunum
 
Stockholmscenterns Motioner 2010
Stockholmscenterns Motioner 2010Stockholmscenterns Motioner 2010
Stockholmscenterns Motioner 2010
 
About Me
About MeAbout Me
About Me
 
Presentasjon employer branding - knuste myter og mer effektive arbeidsmetoder
Presentasjon employer branding - knuste myter og mer effektive arbeidsmetoderPresentasjon employer branding - knuste myter og mer effektive arbeidsmetoder
Presentasjon employer branding - knuste myter og mer effektive arbeidsmetoder
 
Vespa Scooter
Vespa ScooterVespa Scooter
Vespa Scooter
 
Added Value Luxury Archetypes
Added Value Luxury ArchetypesAdded Value Luxury Archetypes
Added Value Luxury Archetypes
 

Similar a Twijfelen tussen Doen en Denken

De oogst-van-stebo-flowleert-1
De oogst-van-stebo-flowleert-1De oogst-van-stebo-flowleert-1
De oogst-van-stebo-flowleert-1
Stebo vzw
 
Leervoorkeuren en denkgewoonten
Leervoorkeuren en denkgewoontenLeervoorkeuren en denkgewoonten
Leervoorkeuren en denkgewoonten
anitakluit
 
Sessie4 module onderwijsontwerpen_v27dec2013
Sessie4 module onderwijsontwerpen_v27dec2013Sessie4 module onderwijsontwerpen_v27dec2013
Sessie4 module onderwijsontwerpen_v27dec2013
Ilya Zitter
 
Leidinggeven Aan Teams April 08
Leidinggeven Aan Teams    April 08Leidinggeven Aan Teams    April 08
Leidinggeven Aan Teams April 08
Gerritjan van Luin
 
Leerreflectie voorlopig
Leerreflectie voorlopigLeerreflectie voorlopig
Leerreflectie voorlopig
liesmalfliet
 
voorlopige leerreflectie
voorlopige leerreflectievoorlopige leerreflectie
voorlopige leerreflectie
liesmalfliet
 

Similar a Twijfelen tussen Doen en Denken (20)

De oogst-van-stebo-flowleert-1
De oogst-van-stebo-flowleert-1De oogst-van-stebo-flowleert-1
De oogst-van-stebo-flowleert-1
 
Praktijk weerbarstiger dan theorie
Praktijk weerbarstiger dan theoriePraktijk weerbarstiger dan theorie
Praktijk weerbarstiger dan theorie
 
Vandamme De leraar en zijn identiteit VELON VELOV 2015 becommentarieerde pres...
Vandamme De leraar en zijn identiteit VELON VELOV 2015 becommentarieerde pres...Vandamme De leraar en zijn identiteit VELON VELOV 2015 becommentarieerde pres...
Vandamme De leraar en zijn identiteit VELON VELOV 2015 becommentarieerde pres...
 
Organisaties veranderen niet, mensen veranderen
Organisaties veranderen niet, mensen veranderenOrganisaties veranderen niet, mensen veranderen
Organisaties veranderen niet, mensen veranderen
 
Eindpublicatie stebo flowleert
Eindpublicatie stebo flowleertEindpublicatie stebo flowleert
Eindpublicatie stebo flowleert
 
Logische niveaus Dilts
Logische niveaus DiltsLogische niveaus Dilts
Logische niveaus Dilts
 
Ondernemerschap CE in de Blender
Ondernemerschap CE in de BlenderOndernemerschap CE in de Blender
Ondernemerschap CE in de Blender
 
Leervoorkeuren en denkgewoonten
Leervoorkeuren en denkgewoontenLeervoorkeuren en denkgewoonten
Leervoorkeuren en denkgewoonten
 
ArtikelSamenSterk
ArtikelSamenSterkArtikelSamenSterk
ArtikelSamenSterk
 
A opmaak basisreader
A opmaak basisreaderA opmaak basisreader
A opmaak basisreader
 
Trip Lokaal 2015: Omgaan met verandering
Trip Lokaal 2015: Omgaan met veranderingTrip Lokaal 2015: Omgaan met verandering
Trip Lokaal 2015: Omgaan met verandering
 
Zelfsturende teams autonome groepen
Zelfsturende teams autonome groepenZelfsturende teams autonome groepen
Zelfsturende teams autonome groepen
 
Actieonderzoek
ActieonderzoekActieonderzoek
Actieonderzoek
 
Sessie4 module onderwijsontwerpen_v27dec2013
Sessie4 module onderwijsontwerpen_v27dec2013Sessie4 module onderwijsontwerpen_v27dec2013
Sessie4 module onderwijsontwerpen_v27dec2013
 
Persoonlijke effectiviteit met een focus op houding en gedrag
Persoonlijke effectiviteit met een focus op houding en gedragPersoonlijke effectiviteit met een focus op houding en gedrag
Persoonlijke effectiviteit met een focus op houding en gedrag
 
2015 brochure taking up leadership in an academic context
2015 brochure taking up leadership in an academic context2015 brochure taking up leadership in an academic context
2015 brochure taking up leadership in an academic context
 
Leidinggeven Aan Teams April 08
Leidinggeven Aan Teams    April 08Leidinggeven Aan Teams    April 08
Leidinggeven Aan Teams April 08
 
Leerreflectie voorlopig
Leerreflectie voorlopigLeerreflectie voorlopig
Leerreflectie voorlopig
 
voorlopige leerreflectie
voorlopige leerreflectievoorlopige leerreflectie
voorlopige leerreflectie
 
Voorstel cultuuraanpak
Voorstel cultuuraanpak Voorstel cultuuraanpak
Voorstel cultuuraanpak
 

Twijfelen tussen Doen en Denken

  • 1. Twijfelen tussen Doen en Denken Veranderen is mijn vak. Theorieën en modellen helpen me als adviseur om de complexe werkelijkheid in kaart te brengen. Maar helaas schie- ten ze ook tekort, omdat ze de werkelijkheid net iets te simpel voor- Johan Sle e gers stellen. Ik geef daarom de voorkeur aan managementboeken die het veranderen van organisaties en mensen niet eenvoudig, lineair en planmatig benaderen, maar de nadruk leggen op de complexiteit en weerbarstigheid. In dit artikel beschrijf ik het doen-en-denkenproces. Niet bedoeld als een prescriptief leermodel, maar als een heuristisch hulpmiddel. Het bevat bekende zaken, maar het wijkt ook af. Bijvoor- beeld door de ingebouwde frictie tussen doen en denken als de drijf- veer van verandering; het is een reactief model, geen doelzoekend model. Centraal staat dat denken en doen gestapelde deelprocessen Drs. Johan Sleegers MBA werkt als zelfstandig advi- zijn: dat denken niet kan zonder doen, maar doen wel zonder denken. seur/procesmanager onder De crux is niet het kiezen wanneer te doen of wanneer te denken, de naam [doen-en-denken]. maar hoe deze twee processen goed te laten samenlopen. Inleiding In de managementliteratuur zijn vele modellen voor leren te vinden (Schuiling et al., 2010). Bekende voorbeelden zijn de leercycli van Kolb en van Deming beiden met vier stappen. Senge et al. (1994) komen op basis van deze twee bronnen tot de volgende vierdeling: doing, reflecting, connecting, deciding. Mijn probleem met de meeste van deze modellen is dat ze prescrip- tief zijn; ze beschrijven hoe leerprocessen idealiter en stap-voor-stap moeten plaatsvinden. In de werkelijkheid zie ik dat weinig gebeuren. Daarnaast heb ik vaak moeite met de volgorde en de benaming van de stappen. Waarom beginnen met een plan? Is er eigenlijk wel sprake van beslissen, hobbelen we in werkelijkheid niet vooral achter de feiten aan? Ik heb weinig aan een leermodel dat een niet-realiseerbaar ideaal voorschrijft. Waardevol is een model dat goed beschrijft wat er feitelijk gebeurt. In dit 59
  • 2. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN artikel doe ik een poging om zo’n model te formuleren. Geen model dat cen- treert rond een actor die het leerproces wel eens even vorm zal geven. Wel een model dat een proces van natuurlijke selectie beschrijft, waarbij fouten het onvermijdelijke begin zijn. Een selectieproces van handelingen via signalen, betekenissen, verklaringen, interpretatiekaders, doelen en concrete verwach- tingen naar verbeterde of vernieuwde handelingen. Verschillende auteurs (Kolb en Kolb, 2005; Ruiters en Simons, 2010) leggen tegenwoordig meer de nadruk op leerstijlen, leervoorkeuren en leeromgeving. Het ‘stappenplan’ lijkt daarmee van de baan, maar niet helemaal. Het blijven vaak doelgerichte modellen. Zo worden de leerstijlen in een ontwikkelings- proces geplaatst waarbij het individu steeds beter met een specifieke omge- ving om weet te gaan, van acquisition via specialization naar integration (Kolb aangehaald in Kessener, 2009). Toch weer een stappenplan, maar Johan Sle e ge rs abstracter, minder grijpbaar en moeilijker waarneembaar. Kolb en Kolb benadrukken dat een leerstijl geen persoonskenmerk is, maar de uitkomst van an individual’s preferential resolution of the dual dialectics of experiencing/conceptualizing and acting/reflecting. Een leerstijl is dus dynamisch, het kan zich aanpassen in het licht van nieuwe veranderopgaven. De auteurs merken echter op dat de leerstijlen door veel andere onderzoekers en auteurs helaas vaak statisch opgevat worden als persoonskenmerken (p. 199). Ik ben er niet van overtuigd dat de menselijke evolutie doelgericht is. In navolging van Bateson (1972) zie ik leren als een zelfregulerend proces dat bestaat uit het reageren op fouten; een proces zonder doel of vooropgesteld plan. Mijn denken over leren in organisaties komt sterk overeen met wat Wierdsma en Swieringa (2002) schrijven over lerend organiseren. Zij stellen ook dat leren op gang komt door de discrepantie tussen denken en doe, en gebruiken ook de verschillende niveaus van leren van Bateson (later over- genomen door Argyris). Als leermodel hanteren ze jammer genoeg het model van Kolb waar de cyclus bestaat uit doen → bezinnen → denken → beslissen → (opnieuw) doen. Doen en denken zitten hier altijd in hetzelfde proces. Ik zie niet hoe dat kan leiden tot discrepanties tussen doen en denken. Hierna zal ik een nieuw model beschrijven: het doen-en-denkenproces (DDP). Dit model past misschien beter bij de tekst van het boek van Wierdsma en Swieringa. 1. Over leren Leren gaat over verandering, maar verandering van wat? Er zijn meerdere niveaus van leren, waarvan er twee praktisch relevant zijn (Bateson, 1972; Argyris, 2004; Wierdsma en Swieringa, 2002): 1. doe-leren: verbeteren, meer van hetzelfde; 2. denk-leren: innovatie en anders handelen. 60
  • 3. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN Leren is een verandering in reageren op een gebeurtenis, in doen of in den- ken. Uiteindelijk mondt de verandering altijd uit in doen (ander gedrag, anders handelen) en soms eerst of ook in denken. Zo’n verandering na een gebeurtenis is alleen mogelijk als er fouten gemaakt kunnen worden. We le- ren letterlijk van experimenteren en fouten maken (trial and error). Dat kan alleen als er iets te kiezen valt, als er ook op een andere manier gereageerd had kunnen worden en er informatie is waarop we die keuze kunnen baseren. Als er geen selectie van informatie mogelijk is, als er geen betekenisproces plaatsvindt en dezelfde gebeurtenis elke keer dezelfde reactie oplevert, dan is er geen sprake van leren (Bateson, 1972). Als er wel sprake is van leren, dan kan dit doe-leren of denk-leren zijn. Bij doe-leren zien we een verandering van het concrete handelen als reactie op een gebeurtenis. Dat vraagt om het interpreteren van de gebeurtenis en een Johan Sle e gers keuze uit de handelingsalternatieven die men ziet. Dit gebeurt binnen de be- staande interpretatiekaders en geldende regels. Doe-leren begint bij de onze- kerheid over welke van de bestaande handelingsalternatieven werkt. Het doel is duidelijk, maar we weten even niet hoe te handelen. Hier moeten we op zoek naar informatie om het handelen te verbeteren, om fouten te corrigeren. Deze nieuwe informatie komt tot ons via trial and error: we proberen het handelen een beetje aan te passen, we kijken wat de uitkomst is ... en als die goed is, dan is dat de nieuwe werkwijze. Dit is verbeteren: aanpassen van de werkwijze of handeling binnen de geldende kaders; dingen anders doen. Als er sprake is van een verandering van interpreteren van een gebeurtenis, inclusief de manier waarop tot dan toe gereageerd is, dan noem ik dat denk- leren. Dit vraagt een andere manier van kijken en interpreteren, om de gebeur- tenis in een andere context te plaatsen (Bateson, 1972), zodat andere hande- lingsalternatieven in beeld komen die men eerst nog niet zag. Denk-leren is een reactie op fouten waarbij het denken zelf ter discussie staat – de opvattingen en waarden die de basis vormen van de theory-in-use (Argyris, 2004). Denk-leren begint bij ambiguïteit, bij twijfel over de context waarbinnen we de gebeurtenissen waarnemen en de interpretatiekaders die we gebruiken. We weten even niet wat te doen, omdat we twijfelen aan de bestaande doelen en handelingskaders. Hier is meer van hetzelfde niet de oplossing. Het is nodig om de blik naar buiten te richten, op een nieuwe manier naar de feiten (dur- ven) kijken en nieuwe betekenissen vormen (Weick, 1995). Dit is vernieuwen: aanpassen van de doelstellingen; eerst anders denken en dan andere dingen doen. De uitkomst van denk-leren is een andere set van handelingsalternatie- ven waaruit een keuze gemaakt kan worden. Denk-leren is niet eenvoudig (Kahneman, 2011; zie verder). Het vergt andere woorden, maar dat is niet voldoende: vernieuwing blijkt pas uit daden (niet alleen uit woorden). In het navolgende komen de verschillende onderdelen van het doen-en- denkenproces (DDP) aan de orde. 61
  • 4. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN Figuur 1. en Het doen-en-denken- er Observeren ah D oe proces (DDP) tr bs n A Doe-leren Denk-leren n re ise D en et Rechtvaardigen ke cr on n C Johan Sle e ge rs 2. Doen Doen zit in mijn DDP-model tussen concretiseren en observeren. De input van doen zijn verwachtingen, aannames en uitvoeringsplannen. De uitkom- sten van doen zijn acties of handelingen. Dit suggereert een planmatig en li- neair proces, maar dat is meestal juist niet het geval. Alleen in strak geregelde organisaties, waar al het handelen bepaald wordt door standard operating procedures, staat doen of handelen gelijk aan uitvoeren van strikte regels en richtlijnen. Alles is dan gericht op betrouwbaar en effectief handelen (denk bijvoorbeeld aan een grote bureaucratische bank met veel routinewerk). In zulke organisaties wordt niet veel geleerd, behalve als er uitvoeringsfouten optreden. Deze fouten leiden dan tot directe correctie van handelen of doen; ze leiden zelden tot nadenken en anders denken (Wierdsma en Swieringa, 2002, p. 73-74). Maar in de meeste organisaties is doen ook altijd een vorm van ontdekken, niet alleen routine. Het handelen is daarbij een combinatie van binnen de uit- gangspunten, verwachtingen en regels van de organisatie, reageren op veran- deringen in de omgeving door de regels en meningen aan te passen waar no- dig. In die zin is doen ook een experiment en kan het een begin zijn van een leerproces. Observeren van acties kan leiden tot direct handelen (zoals bij de bureaucratische bank), maar kan ook leiden tot nadenken over onderliggende verwachtingen, aannames, waarden en normen. Dit nadenken kan dan leiden tot anders denken (aanpassen van aannames et cetera) en dat resulteert weer in anders handelen of doen. Nu lijkt het alsof het altijd goed is om niet alleen te doen, maar ook altijd na te denken en te experimenteren. Dat is niet zo. Routineus maar wel aandach- tig werken volgens strikte regels zorgt er bijvoorbeeld voor dat operatie- kamers van ziekenhuizen en kerncentrales, onder normale omstandigheden, betrouwbaar en veilig zijn. 62
  • 5. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN In de publieke dienstverlening liggen de zaken anders. Daar komt men soms niet tot handelen omdat men het niet eens kan worden over de uitgangspun- ten en doelstellingen. Anders gezegd: verschillen in het denken leiden tot ver- lamming. Soms kan het dan goed zijn om de patstelling te doorbreken door te handelen: aan de slag te gaan met een (klein) concreet onderdeel of een prototype. Dat geeft nieuwe uitkomsten en ervaringen en daarmee stof tot nadenken (Weick, 1979, p. 246). Dit is een vorm van denken-met-je-handen, doen om te denken (Brown, 2009, p. 87). Dyer et al. (2011) beschrijven vijf vaardigheden voor innovatie en ze bena- drukken dat experimenteren nodig is om echt vooruit te komen. Volgens deze auteurs is vragen stellen en observeren noodzakelijk, maar niet voldoende: ‘Innovators engage in three types of experimenting to generate data and Johan Sle e gers spark new insights: trying out new experiences, taking things apart, and testing ideas by creating prototypes and pilots. Although questioning, observing, and networking are excellent for providing data about the past and present, experimenting is the best technique for generating data on what might work in the future.’ (Dyer et al., 2011, p. 150) Experimenteren, om nieuwe inzichten en ervaringen te creëren, is fouten dur- ven maken. Sommige mensen zijn daar beter in dan anderen (Tugend, 2011). Mensen met een deterministisch denkraam schrijven hun succes en falen toe aan hun bekwaamheid (‘Je hebt ’t in je of niet’). Zij hebben meer de neiging om fouten te verhullen, verantwoordelijkheid te ontkennen, om eerder op te geven bij tegenslag en om anderen de schuld te geven van falen en fouten. Mensen met een groei-denkraam schrijven hun succes en falen daarentegen toe aan (gebrek aan) inzet. Welk denkraam mensen hanteren hangt af van de opvoeding en de situatie of omgeving. Als managers alleen maar complimenten en commentaar geven aan hun medewerkers over bereikte resultaten en niet over de inzet, dan ligt perfectionisme op de loer en neemt de neiging om te experimenteren af. 3. Observeren Het vinden en bewaren van de balans tussen doen en denken vereist open ogen en oren: kritisch blijven observeren wat we doen en openstaan voor het onverwachte (Weick en Sutcliffe, 2001). Observeren zit in het DDP tussen doen en rechtvaardigen (doe-leren) of tussen doen en abstraheren (denk- leren). De input zijn acties of handelingen en de output zijn signalen of gebeurtenissen. Doe-leren leidt via kleine bijstellingen en verbeteringen tot steeds meer deskun- digheid. En daar zit ook een gevaar in, omdat deskundigheid blind kan maken. Als we eenmaal geleerd hebben welke handeling of actie werkt, dan hebben we 63
  • 6. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN de neiging om het vanzelfsprekend te vinden. We vergeten dat de schijnbaar moeiteloze handeling via vallen en opstaan is geleerd. Ook vergeten we dat de handeling alleen in bepaalde situaties werkt en niet vanzelfsprekend is in ande- re situaties (Argyris, 2004; Weick en Sutcliffe, 2001). Achteloosheid of onoplettendheid is een bijproduct van deskundig en vaardig worden. We letten dan wel goed op uitvoeringsfouten in ons handelen, en eventuele afwijkingen kunnen we snel corrigeren met meer of minder van hetzelfde, maar het komt niet meer in ons hoofd op dat het ook anders zou kunnen, dat er inmiddels misschien andere en betere oplossingen zijn. Des- kundig handelen, betekent dat men zich als het ware afsluit van de omgeving en van alternatieven. Kahneman (2011) maakt onderscheid tussen snel en langzaam denken. Snel Johan Sle e ge rs denken, System 1, heeft overeenkomsten met doe-leren. System 1 reageert in- tuïtief/automatisch en levert indrukken en gevoelens. Het negeert ambiguïteit, onderdrukt twijfel en is gericht op de bevestiging van de huidige norm of situatie. Langzaam denken lijkt op denk-leren in het DDP en heet bij Kahneman System 2. Dat is het rationele systeem dat gedachten construeert in logische stappen, het handelen controleert en in staat is om te twijfelen. Langzaam denken vergt aandacht, moeite en zelfcontrole. Daarom is dit sys- teem lui en moeilijk in beweging te krijgen (wij mensen prefereren cognitive ease boven cognitive strain1). Eenmaal deskundig hebben we een duidelijke voorstelling van hoe de dingen zullen lopen, in elkaar zitten. In de dagelijkse praktijk kunnen we zonder na- denken direct handelen en weten we wat we kunnen verwachten. Het gevaar schuilt erin dat deze verwachtingen een eigen leven gaan leiden, een waarheid worden die niet meer getoetst wordt aan de werkelijkheid. Relevante informatie wordt over het hoofd gezien en we gaan al helemaal niet actief op zoek naar tegendraadse geluiden. Kortom: we bevestigen voortdurend ons eigen gelijk. En als de wereld om ons heen dan verandert, en wij geconfron- teerd worden met het onverwachte, weten we even niet meer hoe te handelen. Om te voorkomen dat we overvallen worden door het onverwachte, is het nodig dat we onze verwachtingen willen en kunnen bijstellen. Dat vraagt om een flexibele geest, maar in de allereerste plaats om oplettendheid en nieuws- gierigheid. Het vraagt om blijvend kritisch observeren, niet alleen van de omgeving, maar vooral ook van het eigen handelen. Het vergt ten eerste actief zoeken van informatie buiten de eigen waarheden en oplettendheid voor zogenaamde weak signals in de omgeving. Een tweede vereiste is dat de organisatie bereid is om alle signalen of informatie serieus te nemen en verder te onderzoeken waar nodig. 64
  • 7. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN De Amerikaanse chirurg Atul Gawande (2009) wil het aantal fouten of missers in operatiekamers van ziekenhuizen terugdringen. De complexiteit van de medische zorg geeft twee problemen voor professionals. Zoals alle mensen, hebben ook professionals:1) een beperkt geheugen en aandacht en 2) de neiging om stappen over te slaan. Ga- wande denkt dat het gebruik van een checklist hier kan helpen en dat daardoor eenvoudige fouten (die grote ge- volgen kunnen hebben) vermeden kunnen worden. In zijn boek beschrijft hij zijn zoektocht naar de juiste checklist, via voorbeelden in de bouwwereld en de luchtvaartindustrie. De grootste opgave volgt als de checklist klaar is: het invoeren van de checklist in een professionele organisatie. Dat is niet eenvoudig, want professionals zijn gesteld op autonomie en zien een checklist als dom werk (‘beneden hun stand’). Terwijl een checklist juist het domme werk wegneemt, de hersenen niet belast met het oproepen van routines uit het geheugen. De introductie van de checklist in acht ziekenhuizen, verspreid over de wereld, heeft de complicaties teruggebracht van 11,0% naar 7,0% en het dodental van 1,5% naar 0,8% (dat laatste is, op circa vierduizend patiënten in het onderzoek, 28 doden minder). De checklist zorgt ervoor dat dokters en verpleegkundigen de ogen en de communi- catielijnen openhouden. In termen van Kahneman is de checklist een hulpmiddel dat System 2 alert houdt en de intuïtie controleert. Johan Sle e gers 4. Abstraheren Om tot haalbare oplossingen en realiseerbare processen te komen kunnen we het beste vanuit de praktische uitvoering denken/werken. De professioneel deskundige mensen zijn vaak het beste in staat om te benoemen wat er beter kan (doe-leren). Maar wat als er iets anders nodig is, als ‘meer van het zelfde’ niet meer voldoet, en er iets wringt tussen daden en woorden? Voor vernieuwen en anders handelen is verandering in denken nodig en dat vraagt om tijdelijk afstand nemen van de praktijk. Abstraheren (onderzoe- ken) is een stapje terugdoen; even afstand nemen van de dagelijkse gang van zaken. Deze afstand is noodzakelijk om de observaties en ervaringen te ont- doen van het toevallige, deze observaties in het juiste perspectief te plaatsen en te vergelijken met uitkomsten elders. Abstraheren is niet mogelijk bij ster- ke betrokkenheid en bij te veel vertrouwen in eigen kunnen. Sterke betrok- kenheid ontstaat als de handeling zichtbaar is voor anderen, onomkeerbaar en gewild. Het kan leiden tot blind vertrouwen (afwezigheid van twijfel), en om dat te voorkomen is een vorm van georganiseerde anarchie nodig, zodat er voldoende twijfel blijft (Weick, 2001, p. 412). De input van abstraheren is een signaal, een observatie die vraagt om een verklaring en nader onderzoek. Een verhaal is zeker nodig als de uitkomsten van ons handelen sterk afwijken van ons denken (cognitive strain). Als er iets niet klopt, als we iets waarnemen dat afwijkt van het gangbare denken, dan moet er een begrijpelijk verhaal komen voor deze discrepantie tussen denken en doen. Verschil tussen wat we zien (van wat we doen) en wat we denken, verdragen we slecht. De discrepantie is de drijfveer achter verandering, door anders te gaan handelen of op zoek te gaan naar andere informatie lossen we deze frictie op (Festinger, 1957). 65
  • 8. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN Abstraheren begint met een signaal en eindigt met mogelijke betekenissen, met een verhaal over hoe we het gebeuren kunnen zien. Abstraheren is zoe- ken naar het verhaal achter de feiten, handelingen en gebeurtenissen. Het moet antwoord geven op de vraag: Wat is hier aan de hand? Dat levert interpretaties van de werkelijkheid op. Die interpretaties zijn altijd een versimpeling van de werkelijkheid, een selectie uit de vele mogelijke inter- pretaties. Maar deze interpretaties kunnen wel als een model van de werke- lijkheid gebruikt worden, om met de organisatie verder te denken over de situatie en de veranderingen die nodig zijn (Checkland en Poulter, 2006). Abstraheren is het begin van zingeving, het bakent elementen af uit de chaoti- sche veelvoud en zet deze op een rijtje. De uitkomsten van abstraheren, de mogelijke en nieuwe betekenissen, vragen vervolgens om een bredere context en kritisch doordenken. Johan Sle e ge rs 5. Denken Het onderscheid dat ik maak tussen abstraheren en denken sluit aan bij de hypothesen van de neuroloog Damasio (2010, p. 181) over het ontstaan van het bewustzijn. Hij benoemt drie fasen in het bewustzijn: proto self, core self en autobiographical self. De eerste twee komen bij mensen en sommige die- ren voor; de ontwikkeling van het autobiografische zelf in het brein onder- scheid mensen van andere wezens op aarde. Bij de core self is er wel sprake van een sequentie van beelden in het brein, maar nog geen interpretatie. Een begrijpelijk verhaal met een protagonist ontstaat pas in de derde fase, bij het autobiografische zelf. Denken vraagt tijd en ruimte om even ‘op een aantal gedachten te kauwen’. Uitvinden hoe anders te handelen vergt van de organisatie-in-verandering zowel achteruit- als vooruitdenken. Terugkijken en begrijpen wat het verband is tussen het huidige handelen en de bestaande verhalen en verklaringen die we hanteren, is een eerste stap. Daarna gaat het vooral om het genereren van nieuwe ideeën, om vooruitdenken. De input van denken wordt gevormd door verhalen en mogelijke betekenis- sen. De output van denken zijn conclusies, overtuigingen en meningen. Met denken wordt de stap gemaakt van mogelijke verklaringen naar plausibele verklaringen. Met denken plaatsen we nieuwe interpretaties in een bredere context en probeert de organisatie-in-verandering een analyse te maken van oorzaak en gevolg, van actie en reactie, van middel en doel. Denken moet de ambiguïteit en onduidelijkheid over de kaders voor hande- len en interpreteren opheffen, door het zoeken naar verklaringen voor ge- beurtenissen (fouten). De bestaande regels – uitkomsten van eerder denken – 66
  • 9. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN staan daarbij ter discussie. Nieuwe betekenissen vinden is een intellectuele opgave: ‘Resolving ambiguity is crucial to sensemaking and involves looking for plausible explanations for events – it is different from resolving uncertain- ty where the search is for the rules which exist but are not remembered or accessible. Making sense is not an act of reference but rather an act of intellectual discovery.’ (Eden en Ackermann, 2004, p. 88) De uitkomst van denken bestaat uit verklaringen over het verleden en conclu- sies over de toekomstige veranderingen. Denken geeft de mechanismen achter de probleemsituatie (waarom ons huidige handelen niet meer voldoet) weer en daarmee ook een uitweg. Een goed verhaal bevat een verklaring van de problematische situatie en hoe anders handelen dit mechanisme kan beïnvloe- Johan Sle e gers den in de juiste richting (mechanism + context = outcome: Pawson en Tilley, 1997). Het verhaal dat overblijft van alle mogelijke verhalen die abstraheren heeft opgeleverd, verklaart en inspireert tot nieuwe handelingen, tot anders handelen. Denken is begrijpen van verbanden; abstraheren is het zien van mogelijke verbanden. Dat denken leidt tot nieuwe handelingen is niet vanzelfsprekend. Een van de valkuilen is dat denken en doen mijlenver uit elkaar blijven liggen, dat de conclusie van het denken blijft hangen in abstracte theorieën die wei- nig relatie hebben met de werkelijkheid. Deze valkuil ligt vooral op de loer in wat Wierdsma en Swieringa (2002) de belerende organisatie noe- men. In zo’n organisatie zijn denken en doen sterk van elkaar gescheiden. Het denken gebeurt dan door een stafafdeling of externe adviseurs en de top van de organisatie neemt vervolgens de besluiten die de werkvloer mag uitvoeren. In een organisatie met zelfdenkende professionals werkt dat niet. 6. Rechtvaardigen Beslissen of besluiten (decision making) markeert de overgang van denken naar doen, van overwegen van alternatieven naar concrete actie. Althans ... dat is wat de dominante managementopvatting ons wil leren: dat organisaties rationeel en planmatig te werk gaan en dat het een taak van de manager is om beslissingen te nemen. Niets is minder waar (Mintzberg, 2009). Het woord ‘beslissen’ wekt de indruk dat het een activiteit is die we willens en wetens uitvoeren. Mij lijkt ‘rechtvaardigen’ een betere term, want dat bete- kent zowel goedkeuren als verantwoorden, goedpraten en de juistheid aanto- nen. Dat sluit beter aan bij de praktijk waarin we beslissingen vaak onbewust nemen en retrospectief pas helder krijgen (Dijksterhuis, 2007; Kahneman, 2011; Damasio, 2010). 67
  • 10. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN In organisaties vinden veel activiteiten plaats die niet gepland zijn en boven- dien vaak anders uitpakken dan bedoeld. Het lijkt er meer op dat organisa- ties hun weg (uit)vinden, dan dat ze een uitgestippelde route volgen. In de woorden van Henry Mintzberg is strategie een patroon dat we achteraf kunnen waarnemen en niet het plan waartoe vooraf besloten is (Mintzberg, Ahlstrand en Lampel, 1998). Strategisch denken is dan een vorm van achter- uit denken (Perrow, 1989, p. 117). Rechtvaardigen zit in het DDP tussen observeren en concretiseren (doe-leren) en tussen denken en observeren (denk-leren). Onze rechtvaardigingen worden bepaald door wat we observeren (ervaren) en wat we denken. Een rechtvaar- diging maken we naar aanleiding van observaties die we al handelend op- doen. Dat gebeurt vaak onbewust. Rechtvaardigen wordt ook bepaald door de uitkomst van ons denken. Oude observaties of ervaringen die we eerder Johan Sle e ge rs onderzocht hebben en waarover we gereflecteerd hebben, bepalen ons den- ken. Het doordenken leidt tot conclusies, overtuigingen en meningen en deze vormen de tweede input van rechtvaardigen. Rechtvaardigen is het vertalen van deze twee inputs in een handelingskader en interpretatiekader. Het handelingskader (doelen, uitgangspunten et cetera) is de basis voor verdere concretisering. Het interpretatiekader (labels, cognitieve schemata) beïnvloedt toekomstige observaties. De uitkomst (output) van rechtvaardigen is uiteindelijk een doel of richtlijn (regel), waarmee we aan de slag kunnen. Soms kan dat direct. Maar niet als de meningen en overtuigingen te ver af staan van de werkelijkheid, of als een gebeurtenis/signaal niet te begrijpen is met de bestaande interpretatiekaders en er te veel twijfel is. Als de discrepantie tussen doen en denken te groot is en deze discrepantie niet goed is te praten (niet te verantwoorden) dan zijn nader onderzoek, debat en reflectie nodig: What is going on here? (Weick, 2001, p. 339) Even afstand nemen van het dagelijkse handelen zal leiden tot nieuwe verhalen of verklaringen en nieuwe signalen, omdat de nieuwe verha- len ook de blik sturen en leiden tot anders observeren. De nieuwe verhalen en signalen leiden tot nieuwe aannames, verwachtingen en daarmee ook nieuw vertrouwen (nodig voor nieuw handelen). Het kan overi- gens even duren voordat discrepanties tussen doen en denken aan het licht ko- men, omdat bevestigen van de huidige norm of situatie gemakkelijker is dan een kritische positie innemen (Kahneman, 2011). De nieuwe verhalen zijn ook nooit volledig, omdat we niet alles kunnen weten en omdat er altijd versimpe- lingen in het verhaal zitten (dat is de werking van System 1, van snel denken). In een professionele organisatie is rechtvaardigen niet voorbehouden aan managers. We willen geen bureaucratie, waarin het leren voor medewerkers alleen bestaat uit meer van hetzelfde, waar alles volgens regels verloopt en me- dewerkers geen eigen keuzes mogen maken. Maar we willen ook geen anarchie en eindeloos ‘polderen’ ... want er dient uiteindelijk wel iets te gebeuren. Elke 68
  • 11. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN nieuwe situatie vraagt opnieuw om een juiste dosering van doen en van denken, een combinatie van doe-leren (stabiliteit) en denk-leren (variatie/verandering). 7. Concretiseren Doen wat gedaan moet worden dat is niet altijd eenvoudig. Een scherpe analyse van de situatie (via observeren, abstraheren en denken) die algemeen gedeeld wordt (rechtvaardigen), is een goed begin. Maar de kaders, regels en richtlijnen blijven in het luchtledige hangen als we er niet bij vertellen hoe de organisatie kan handelen om het gewenste succes te bereiken. De kans is dan groot dat woorden uiteindelijk niet leiden tot daden. Een tweede mogelijke fout is dat de plannen te weinig ruimte laten voor het variëren van het hande- len (doe-leren). Johan Sle e gers Concretiseren of ontwerpen komt in het DDP na rechtvaardigen. De input van concretiseren is een handelingskader (doelen, uitgangspunten), waartoe besloten is na observatie (verbeteren of doe-leren) en/of na denken (vernieuwen of denk-leren). De output van concretiseren is uitvoeringsplannen, ontwerpen en verwachtingen. Het antwoord op de hoe-vraag hoe ideeën over verbeteren en vernieuwen omgezet kunnen worden in concrete actieplannen is: in kleine beetjes. Een organisatie-in-verandering kan complexe veranderingen het beste niet in één keer doen. Robert H. Schaffer (2002) pleit voor rapid-cycleprojecten als een grootschalige verandering nodig is: Begin met één onderdeel en formuleer een helder doel voordat je in het diepe springt. Bepaal de snelheid en de grootte van de veranderstappen op basis van wat de organisatie kan verwerken. Wacht niet, maar gebruik de bestaande systemen en technologie om al te verbeteren wat kan (= alvast doe-leren). Find a door instead of a wall als de organisatie nog niet klaar is voor de verandering en om het proces op gang te brengen/houden – doe dan bij- voorbeeld een snel project op een aangrenzend terrein en gebruik dat als voorbeeld. Ook voor complexe veranderingen (taaie vraagstukken, niet per se groot- schalig) adviseert Vermaak om te werken met small wins: ‘Je wilt de diepte in als je taaie vragen aanpakt en dat bereik je niet door op vertrouwde paden met grote stappen snel thuis te willen zijn. Wat je nodig hebt, is vele kleine stappen naast en na elkaar waarin je het pro- bleem ontrafelt en al doende steeds meer te pakken krijgt. Dat zijn dan small wins: klein in omvang, groot in diepte. Door ze te stapelen kun je gaandeweg toch een brede impact krijgen.’ (Vermaak, 2009, p. 386) 69
  • 12. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN Nu lijkt het alsof concretiseren vooral een verdere selectie is van de uitkom- sten van abstraheren, denken en rechtvaardigen. Maar concretiseren is ook het voortdurend bijstellen van het handelen en de verwachtingen of aanna- mes in doe-leren. Het gaat hier om de voortdurende kleine aanpassingen die grotere fouten voorkomen. Dit is overigens niet vanzelfsprekend, omdat men verwacht dat iets dat nu werkt ook straks wel zal werken (Weick en Sutcliffe, 2001, p. 43). De plannen/ontwerpen, verwachtingen en aannames kunnen, afhankelijk van de context, meer of minder gedetailleerd uitgewerkt zijn. In een professionele organisatie is meer ruimte voor autonoom handelen nodig dan in een bureau- cratie. Maar hoe dan ook mogen de plannen het toekomstige handelen niet volledig vastleggen. Johan Sle e ge rs Routekaart is een mooie metafoor voor de gewenste uitkomst van concretise- ren. Het suggereert dat er meerdere wegen naar Rome leiden en dat er dus enige ruimte in de uitvoering zit. Maar het geeft ook aan dat er een richting is bepaald. De functie van de routekaart is vooral dat we in beweging komen, dat het aanzet tot handelen. Het zelfvertrouwen is (even) groter dan de twij- fel. Fouten zullen zeker gemaakt worden, maar die kunnen via het vervolg van het DDP leiden tot nieuwe leerervaringen en beter handelen. Zo kan ook een valse start na verbeteringen uiteindelijk leiden tot een goed einde (Weick, 1995, p. 54). 8. Overzicht van het doen-en-denkenproces Het DDP is een zingevingsproces dat beschrijft hoe we voortdurend ‘het gat dichten’ tussen denken en doen, waarbij de discrepantie tussen doen en den- ken de drijfveer is voor verandering en leren. In deze paragraaf breng ik de zes elementen van het DDP samen in één totaalplaatje en benadruk nogmaals dat het hier om een beschrijving gaat en niet om een model of stappenplan. Het is een kaart, niet het landschap (Bateson, 1972, p. 454). De kaart kan helpen bij het waarnemen en verder gaan. Figuur 2 geeft de zes elementen van het DDP in een schema weer. Het is een procesbeschrijving van een vorm van natuurlijke selectie (Weick, 1979); een beschrijving van hoe handelingen selectief worden waargenomen en via ver- schillende wegen leiden tot verbeteringen of vernieuwingen van dat handelen. Leren begint niet met plannen en is geen beslissing na het denken; het is een uitkomst van doen. Doen leidt tot denken; daden leiden tot (nieuwe) ver- halen. Het doen markeert de verschuiving in denken, de overgang van het verhaal vooraf naar het verhaal achteraf. 70
  • 13. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN Figuur 2. Input en output in het doen-en-denkenproces Acties Signalen Observeren en handelingen gebeurtenissen er (DDP) D ah oe tr n bs A Signalen gebeurtenissen Plannen Verhalen Verwachtingen Doe-leren Denk-leren mogelijke aannames betekenissen Interpretatiekaders cognitieve schema’s n re Doelen Conclusies ise D en Johan Sle e gers et uitgangspunten meningen cr ke on Rechtvaardigen n handelingskaders verklaringen C Het DDP bevat elementen die ook in andere leermodellen voorkomen. Deze onderdelen hebben soms dezelfde naam, maar een andere betekenis. Daarom heb ik alle onderdelen duidelijk beschreven en verbonden door aan te geven wat erin gaat (input) en wat eruit komt (output). Het DDP is anders dan an- dere beschrijvingen van leerprocessen door de stapeling van denken op doen, door de ingebouwde frictie tussen doe-leren en denk-leren, door het gebruik van de term rechtvaardigen in plaats van beslissen en door het onderscheid tussen abstraheren en denken. In dit artikel heb ik betoogd dat twijfel nodig is voor denk-leren en dat denk- leren nodig is voor vernieuwen. Maar stoppen met twijfelen is ook nodig om te komen tot handelen (en doe-leren). Afhankelijk van de context is meer denk-leren of doe-leren nodig. In een commerciële omgeving met veel geloof in eigen kunnen, mag wel wat twijfel gezaaid worden. Terwijl in een ambtelij- ke omgeving met eindeloos veel overleg, de twijfel even van tafel moet. Doe- leren en denk-leren komen samen in de as van het DDP, tussen observeren en rechtvaardigen, tussen de bedachte conclusies en verklaringen versus de geob- serveerde signalen en gebeurtenissen. Rechtvaardigen vraagt om wijsheid in de afweging van de juiste reactie op een gebeurtenis. Het vergt twijfelen met mate: weten en twijfelen tegelijkertijd, balanceren tussen actie ondernemen en voorzichtig aankijken (Weick, 2001, p. 363; Eden en Ackermann, 2004, p. 76-77; Pfeffer en Sutton, 2006, p. 73). 71
  • 14. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN Figuur 3. De balans tussen vertrouwen en twijfel Doe-leren Denk-leren (Zelf)vertrouwen Twijfel Zelfbevestiging Zelfonderzoek Snel Langzaam Verbeteren Vernieuwen Twijfelen met mate is een lastige zaak, omdat mensen en organisaties de nei- ging hebben om hun eigen handelen te verdedigen, ook als dit overduidelijk fout is. Travis en Aronson (2007) laten zien dat het vooral lef vraagt om feiten Johan Sle e ge rs te durven zien voor wat ze zijn, fouten openlijk toe te geven en er vervolgens ook naar te handelen. In eerder aangehaalde termen van Kahneman (2011) komt dat neer op het toelaten of opzoeken van cognitive strain, ongemak. 9. Conclusie Voordat ik aangeef hoe het DDP gebruikt kan worden, wil ik eerst een paar zaken benadrukken. Denk-leren is niet superieur aan doe-leren. Zowel doe- leren als denk-leren zijn een reactie op een fout en deze reactie wordt meestal onbewust bepaald; het is geen bewuste keuze waar we eens voor gaan zitten om vervolgens op basis van enkele criteria te bepalen welke vorm van leren het beste past bij de situatie. Doe-leren en denk-leren zijn gestapelde deelpro- cessen. Doe-leren gebeurt altijd, zolang we handelen, fouten maken en deze corrigeren. Een niet meer te rechtvaardigen discrepantie tussen doen en den- ken is de drijfveer voor denk-leren. Dit denk-leren kost extra moeite, daar moeten we onszelf toe zetten en daarom gebeurt dat niet altijd wanneer het nodig of wenselijk is. Denk-leren kan niet zonder doen, maar doe-leren kan wel zonder denken. Het DDP beschrijft een selectieproces, een proces waarin de veelvoud van betekenissen steeds verder beperkt wordt tot een verwachting die leidt tot handelen. Dit proces van ‘indikken’ van betekenissen gaat eindeloos door, omdat betekenissen zelden eenduidig zijn en interpretatieverschillen leiden tot andere uitkomsten dan bedoeld – er zullen altijd fouten worden gemaakt, die aanleiding zijn voor verder leren (Weick, 1979). Wat als het DDP stokt, als een organisatie zelf niet meer met verbeteringen en vernieuwingen komt? Dan kan een interventie van buiten het DDP wellicht opnieuw op gang brengen. Daarvoor zal eerst duidelijk moeten worden waar en waarom het DDP vastloopt. Fouten zijn het meest zichtbaar tussen obser- veren en rechtvaardigen, daar blijkt meestal de discrepantie tussen doen en 72
  • 15. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN denken. Dat betekent echter niet dat daar ook het echte knelpunt zit. Daarom moeten alle vragen de revue passeren als je als adviseur met een organisatie wilt onderzoeken waar het leren stokt: 1. Wat2 doet de organisatie? Stopt ze met denken als handelen geboden is? Gaat ze nadenken als doen en denken niet meer sporen? 2. Wat ziet de organisatie, welke signalen neemt ze waar? Houdt ze de ogen en oren open met een flexibele geest op zoek naar tegendraadse geluiden en met de gevoeligheid om zwakke signalen op te pakken? 3. Wat onderzoekt de organisatie? Levert dat een plausibel verhaal op dat gebaseerd is op feiten, een verhaal dat de oude zienswijze en cultuur test? 4. Wat denkt de organisatie? Heeft ze een logische verklaring voor proble- matische situaties – en hoe kan anders handelen of anders denken deze oplossen? 5. Wat rechtvaardigt de organisatie? Hoeveel zekerheid of twijfel heeft de Johan Sle e gers organisatie over de eigen interpretatiekaders en handelingskaders? 6. Wat concretiseert de organisatie? Is er voldoende ruimte om aannames en verwachtingen te testen – en ruimte voor medewerkers om zich uit te spre- ken als zaken niet blijken te werken? Het DDP is geen prescriptief leermodel; het is een beschrijvend model dat aan wil sluiten bij (recente) theorieën over de werking van ons denken en doen. In praktische zin is het hooguit een heuristisch hulpmiddel waarmee een vast- gelopen situatie kan worden ‘afgepeld’, van de aannames en verwachtingen helemaal terug naar het feitelijke handelen. De crux is om alle hierboven genoemde vragen te beantwoorden, zodat een samenhangend beeld ontstaat van wat de organisatie doet en denkt – en waar de hiaten en inconsequenties zitten. Het is daarbij niet de bedoeling om uit te zoeken waar een stap is overgeslagen (het is immers geen prescriptief model dat voorschrijft dat een cyclus moet worden doorlopen). Het doel is te onderzoeken waar de discre- pantie tussen doen en denken vandaan komt – welke oorzaken de fout heeft waarop (beter) gereageerd moet worden. Een kaart om de weg te vinden dat is wat dit artikel wil bieden. Als het leerproces verstoord is dan is het zaak om met deze kaart, samen met de organisatie, systematisch na te gaan waar het spaak loopt en hoe het even- wicht hersteld kan worden. De casus hierna geeft daarvan een voorbeeld. De casus maakt ook duidelijk dat het bij het ‘afpellen’ gaat om het proces én de inhoud (in tegenstelling bijvoorbeeld tot kwaliteitssystemen als ISO). In het geval van de casus gaat het over de vraag hoe dakloosheid kan worden teruggedrongen. 73
  • 16. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN Casus ‘Het daklzolenbeleid’ Enkele fracties van de gemeenteraad in gemeente X vragen de Rekenkamer om onderzoek te doen naar het dak- lozenbeleid. Ze hebben twijfels over het gevoerde beleid, weten onvoldoende wat er speelt en kunnen daardoor de controletaak van de Raad niet goed uitvoeren (is frictie tussen observeren en rechtvaardigen/verantwoorden; discrepantie tussen doen en denken). De fractieleden willen inzicht in het beleidsveld en een toets op de effectivi- teit van het beleid. De Rekenkamer besluit om het onderzoek te doen, maar bij de eerste verkenning blijkt al dat de beleidsdoelen in erg algemene en niet-meetbare termen gesteld zijn. De gemeente heeft nooit een systematische beleidsevaluatie gedaan; ‘harde informatie’ ontbreekt en ‘zacht bewijs’ is er alleen op onderdelen van beleid. De effectiviteit is daarom in strikte zin niet te toetsen. De vraag komt op in hoeverre de gemeente beleidsregie voert. Als leren bestaat uit het systematisch doorlopen van de beleidscyclus dan zou de Rekenkamer snel klaar zijn met het onderzoek en zou het advies kunnen luiden: ‘Gij zult eerst heldere en meetbare doelen stellen.’ … enzo- voorts. Maar soms kunnen maatregelen en activiteiten resultaat opleveren zonder dat daar veel expliciet beleids- Johan Sle e ge rs denken en -plannen aan voorafgaan (doe-leren). Ook via een reeks onsamenhangende ad-hocmaatregelen kan men beleidsdoelen bereiken (de vraag of dat ook controleerbaar is, is een andere). Het eerste deel van het onderzoek, naar de feiten, is gedaan volgens de bekende methoden van een Rekenkamer: analyse van beleidsdocumenten, begrotingen en jaarrekeningen aan de hand van een normenkader, en gesprekken met betrokkenen en deskundigen. Dat geeft zicht op een deel van het proces, geeft antwoord op een deel van de vragen: wat doen ze, wat zien ze, wat rechtvaardigen ze en wat concretiseren ze? De uitkomsten bevestigen het beeld van de eerste verkenning. De gemeente weet onvoldoende wat er gebeurt (observeren). Het geformuleerde beleid geeft onvoldoende houvast voor verantwoording aan de Raad (rechtvaardigen). Het geeft ook onvoldoende houvast om beleid uit te werken (concretiseren) en daardoor zijn de beleidsmaatregelen ad hoc. Dat betekent overigens niet dat er geen goede dingen gedaan worden. Over sommige maatregelen van de gemeente is iedereen positief, maar over andere weer niet. Na anderhalf jaar onderzoek geeft de Rekenkamer in een lijvig rapport een reeks van aanbevelingen onder andere over de informatievoorziening, financieringssystemen en ketenregie. Dat geeft meer dan genoeg aanleiding voor de gemeente om aan de slag te gaan met doe-leren, met verbeteringen. Maar de Rekenkamer is verdergegaan en heeft direct aan het begin besloten om de potentiële effectiviteit te onderzoeken volgens de methode van de realis- tische evaluatie (Pawson en Tilley, 1997). Volgens deze methode wordt eerst de beleidstheorie gereconstrueerd: welk impliciet denken zit achter het feitelijke handelen? De tweede stap bestaat uit het toetsen van de plausibili- teit van deze beleidstheorie: kunnen de beoogde effecten volgens de voorgestelde weg bereikt worden? Deze tweede stap is samen gedaan met landelijke experts op dit specifieke beleidsterrein. De conclusie van de reconstructie is dat het gevoerde beleid niet kan leiden tot het algemene doel om dakloosheid terug te dringen. Het beleid is eenzijdig gericht op overlast en verslaafde daklozen. Er is een ‘blinde vlek’ voor andere groepen en problemen. Met andere woorden: de gemeente heeft een beperkt interpretatiekader dat leidt tot beperkt waarnemen (observeren), een gebrekkig verhaal (abstraheren) en een zeer beperkte analyse van oorzaken, gevolgen en mogelijke oplossingen (denken). De gemeente kan dus niet volstaan met verbeteringen alleen. De reconstructie van de beleidstheorie (abstraheren en denken) geeft een aanzet om het denken te verbreden en een nieuwe beleidsvisie te maken. De ambtelijke leiding en het bestuur van de gemeente waren het niet direct eens met de analyse van de Rekenkamer (cognitive ease?), maar de gemeenteraad heeft alle aanbevelingen overgenomen. Je zou kunnen zeggen dat de introductie van duaal bestuur in gemeenten en de instelling van lokale rekenkamers het denk-leren bevordert. 74
  • 17. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN Noten 1. Volgens Damasio (2010) is de anatomical bottleneck tussen de hersenstam en de cerebrale cortex er de oorzaak van dat reflectie en bewustzijn traag achter de emoties aanlopen. 2. Naast deze ‘wat-vragen’ moeten ook vervolgvragen de revue passeren als: ‘Wie doet wat?’ en ‘Hoe doen ze het?’ Literatuur Argyris, C. – Flawed Advise and the Management Trap. – Oxford : Oxford University Press, 2000 Argyris, C. – Reasons and Rationalization: The Limits to Organizational Knowledge. – Oxford : Oxford University Press, 2004 Bateson, G. – Steps to an Ecology of Mind. – New York : Ballantine Books, Johan Sle e gers 1972 Brown, T. – Change by Design. – New York : HarperCollins, 2009 Checkland, P., en J. Scholes – Soft Systems Methodology in Action. – Chichester : John Wiley & Sons, 1999 Checkland, P., en J. Poulter – Learning for Action. – Chichester : John Wiley & Sons, 2006 Damasio, A. – Self Comes to Mind. – New York : Pantheon Books, 2010 Dijksterhuis, A. – Het Slimme Onbewuste. – Amsterdam : Uitgeverij Bert Bakker, 2009 Dyer, J., H. Gregerson, en C.M. Christensen – The Innovator’s DNA: mastering the five skills of disruptive innovators. – Boston, MA : Harvard Business Review Press, 2011 Eden, C., en F. Ackermann – Making Strategy. – Londen : Sage, 2004 Festinger, L. – A Theory of Cognitive Disonance. – Stanford CA : Stanford University Press, 1957 Gawande, A. – The Checklist Manifesto. – New York : Metropolitan Books, 2009 Kahneman, D. – Thinking, Fast and Slow. – Londen : Alan Lane, 2011 Kessener, B. – De professional als onderzoeker van eigen werk. – In: G.A.C. Smid en E. Rouwette (ed.) – Ruimte maken voor onderzoekende professiona- liteit. Onderzoekend handelen, handelend onderzoeken. – Assen : Van Gorcum, 2009 Kolb, A.Y., en D.A. Kolb – Learning Styles and Learning Spaces: Enhancing Experiential Learning in Higher Education. – In: Academy of Management Learning & Education, 2005, nr. 4: 193-212 Mintzberg, H., B. Ahlstrand, en J. Lampel – Strategy Safari. – Londen : Financial Times Prentice Hall, 1998 Mintzberg, H. – Managing. – Harlow : Financial Times Prentice Hall, 2009 Pawson, R., en N. Tilley – Realistic Evaluation. – Londen : Sage, 1997 Perrow, C. – Complex Organizations – (3rd ed.). – New York : Random House, 1986 75
  • 18. NUMMER 2 - MAART/APRIL 2012 TWIJFELEN TUSSEN DOEN EN DENKEN Ruijters, M., en R-J. Simons – Leiderschap in leren. – In: G. Schuiling, H. Ver- maak en H. Tours (red.) – Leren in Organisaties. – Deventer : Kluwer, 2010 Schaffer, R.H. – High-Impact Consulting. – San Francisco : Jossey-Bass, 2002 Schuiling, G., H. Vermaak, en H. Tours (red.) – Leren in Organisaties – Deventer : Kluwer, 2010 Senge, P.M., C. Roberts, R.B. Ross, B.J. Smith, en A. Kleiner – The Fifth Discipline Fieldbook. – Londen : Nicholas Brealey Publishing, 1994 Travis, C., en E. Aronson – Mistakes Were Made (but not by me). – Londen : Printer & Martin, 2008 Tugend, A. – Better by Mistakes. – New York : Riverhead Books, 2011 Vermaak, H. – Plezier beleven aan taaie vraagstukken. – Deventer : Kluwer, 2009 Weick, K.E. – The Social Psychology of Organizing – (2nd ed.) – New York : McGraw-Hill, 1979 Johan Sle e ge rs Weick, K.E. – Sensemaking in Organizations. – Thousand Oaks, CA : Sage, 1995 Weick, K.E. – Emergent Change as a Universal in Organizations. – In: M. Beer, en N. Nohria – Breaking The code of Change. – Boston : Harvard Business School Press, 2000, p. 223-241 Weick, K.E. – Making Sense of the Organization. – Oxford : Blackwell Publishing, 2001 Weick, K.E., en K.M. Sutcliffe – Managing the Unexpected: Assuring High Performance in an Age of Complexity. – San Francisco : Jossey-Bass, 2001 Wierdsma, A., en J. Swieringa – Lerend Organiseren: als meer van hetzelfde niet meer helpt. – Groningen : Stenfert Kroese, 2002. 76