2. Thuis loop ik trillend naar binnen. Mijn
moeder zit op de bank, kennelijk is ze al
thuis van haar werk. Ze trekt haar
wenkbrauwen op. “Wat is er met jou aan
de hand? Heeft je vriendje het
uitgemaakt of zo?”
Na die woorden begin ik te koken, ik
word witheet, en kwader dan ik ooit
eerder op haar ben geweest. Ik bal mijn
vuisten, en het lukt me nog net om me te
beheersen en niet naar haar toe te
rennen om haar een pak rammel te
geven.
3. Het is haar schuld dat ik het uit moest
maken met Danny, haar schuld dat ik
zo’n rotleven heb. En het heeft nu lang
genoeg geduurd. Het is al erg zat dat ik
Danny nooit meer zal zien - ik ga echt
niet meer ook nog eens in dit
appartement wonen, met dat vreselijke
mens. Ik besluit om geen woorden aan
haar vuil te maken, en ik storm naar mijn
slaapkamer.
4. Ik ruk mijn kast open en begin verwoed al
mijn kleren in een grote weekendtas te
proppen. Als er niks meer bij past, rits ik
de tas met moeite dicht en gooi ik hem
aan de kant. Ik kijk rond door mijn kamer.
Eigenlijk is hier haast niks wat echt van
waarde voor mij is. Mijn moeder heeft
allerlei nieuwe meubels gekocht toen we
hierheen verhuisden, en ik heb maar erg
weinig meegenomen bij Dagmar
vandaan.
5. De enige dingen die ik eigenlijk echt mee
wil hebben zijn mijn laptop en de poster
die ik van Tirza heb gekregen, met ‘my
home is my castle’ als tekst. Ik rol de
poster voorzichtig op en stop hem in mijn
tas, samen met de laptop. Nog een keer
kijk ik rond. Ik ben niet van plan om hier
ooit nog terug te komen, en ik wil dus
alles in een keer mee hebben.
6. Ik zucht diep, pak mijn zware tas vol met
kleren op en loop mijn kamer uit, recht
naar de voordeur.
“Wat ga jij nou weer doen?” vraagt mijn
moeder verbaasd.
Ik draai me niet naar haar om, maar ik
blijf wel staan. “Ik ga weg,” zeg ik op
vlakke toon. “Ik wil niet langer met jou
samen in een kamer zijn, laat staan een
huis. Ik ga terug naar Dagmar.”
7. “Wat? Waar slaat dat nou weer op?”
vraagt mijn moeder, nog verbaasder dan
eerder.
Ik negeer haar vraag, en loop weer door.
“Dag Mariska,” zeg ik, en op dat moment
beloof ik mezelf om nooit meer over haar
te denken of te praten als ‘mijn moeder’,
want dat is ze niet. Niet meer, in ieder
geval.
8. Zeulend met mijn tassen kom ik precies
op tijd bij de bushalte – ik sta er nog geen
minuut, of hij komt al aanrijden. Ik koop
een kaartje en daarna plof ik neer op het
eerste het beste plekje dat ik tegenkom.
Diep in gedachten rijden we de
dichtbebouwde stad uit. Langzaamaan
zijn er steeds minder huizen te zien, en
tegen de tijd dat we aan het strand zijn,
is de prachtige omgeving zo goed als
verlaten.
9. Van de bushalte naar Dagmars huis is het
maar een klein stukje lopen, maar door
die grote tas is het toch een zwaar
tochtje. Als ik bij het huis aankom begint
mijn hart sneller te kloppen. Ik ben weer
thuis. Ik vergeet het gewicht van mijn tas
en ren het trapje naar de voordeur op.
De voordeur zit los, zoals altijd, en gauw
loop ik naar binnen, waar ik Dagmar
bezig zie met potten bakken. Een warm
gevoel verspreid zich door mijn buik. Dit
heb ik gemist.
10. Als de deur achter me in het slot valt kijkt
Dagmar verbaasd op, maar als ze mij ziet
klaart haar gezicht gelijk op en laat ze
haar pot in wording voor wat het is.
“Lynn!”
Ik begin weer te huilen als ik haar stem
hoor, en ik val haar in de armen. Een
eeuwigheid blijven we zo staan, terwijl
Dagmar mijn haren streelt.
11. Na een poosje begin ik wat te bedaren,
en laat ik haar los. “Ik – eh – kom hier
weer wonen. Als jij dat goed vindt,” zeg
ik dan, een beetje verlegen.
“Natuurlijk vind ik dat goed, mallerd! Dit
is je thuis,” antwoordt Dagmar. “Maar,
mag ik vragen wat dit allemaal teweeg
heeft gebracht?”
Ik knik. “Het is alleen wel een beetje een
lang verhaal.”
12. “Dat maakt me helemaal niets uit, ik heb
alle tijd.” Dagmar trekt me mee naar de
bank. Ik ga zitten, haal diep adem, en
vertel dan alles wat er de laatste tijd
allemaal is voorgevallen, vanaf het
moment dat ik Danny ontmoette, tot aan
vanmiddag in het park. Dagmar geeft de
gepaste reacties – grote ogen, mond wijd
open, knikken, glimlachen – op de
gepaste momenten, en het doet me goed
om mijn verhaal aan haar te doen.
13. “En nu zit ik hier dus, want ik trok het
daar echt niet meer. Van mij mag ze in de
stront zakken, ik ga daar niet meer naar
terug!” besluit ik mijn verhaal.
“Dat hoeft ook niet. Van mij mag je hier
blijven, maar het is maar te hopen dat
Mariska geen stappen zal ondernemen,”
zegt Dagmar peinzend.
Ik kijk haar aan. “Wat voor stappen?”
“Naar de politie gaan, dat soort dingen.”
14. Ik knik. “Op de een of andere manier
denk ik niet dat ze dat gaat doen. Ik was
meer een vloek voor haar dan een zegen,
dus ik denk dat ze blij is dat ze van me af
is.”
“Laten we dat dan maar hopen, want ik
haat het om je zo ongelukkig te zien,
Lynn,” zegt Dagmar, en ze geeft me een
zoen op mijn haren. Ik laat mijn hoofd
tegen haar schouder zakken, en ineens
voel ik dat ik doodmoe ben.
15. “Ik ga even naar boven, denk ik. Ik wil
even alleen zijn, en misschien nog een
beetje slapen,” zeg ik, en ik sta op.
Dagmar knikt. “Is goed, joh. Ik zal wel
voor het eten zorgen straks.”
Ik trekt mijn wenkbrauwen op. “Ik ben
benieuwd wat dat voor gaat stellen dan.”
“Hee, ik word er beter in! Toen jij weg
was moest ik immers ook zelf koken.”
Ik glimlach zwakjes. “Dat is waar.”
16. Op mijn kamer hang ik eerst mijn poster
weer op, en zet ik mijn laptop op mijn
bureau. Ik kijk rond. Ik ben weer thuis, de
plek waar ik al zo lang naar verlang, maar
ik voel me niet gelukkig. Zonder Danny is
het leven een stuk minder rooskleurig.
Dan denk ik ineens aan Tirza. Haar heb ik
nog niet eens gebeld, ze weet nog
helemaal niet wat er aan de hand is.
Maar ik kan haar misschien maar beter
met rust laten, ze is zo gelukkig met
Martijn…
17. Ik zucht en loop naar de badkamer, waar
ik in de spiegel mezelf eens grondig
bestudeer. Ik kijk naar mijn lange haar,
het haar dat Danny altijd zo mooi vond.
Fronsend neem ik een lok tussen mijn
vingers, en bekijk ik het eens goed. Ik was
altijd zo trots op dat lange haar. Iedereen
geeft me er altijd complimentjes op.
Maar nu wil ik het niet meer. Ik wil me
niet meer mooi voelen. Het herinnert me
alleen maar aan Danny.
18. Mijn ogen speuren even de wastafel af,
maar dan vind ik een schaar. De lok heb
ik nog steeds tussen mijn vingers, maar
dan breng ik de schaar er langzaam
naartoe, en vlak boven mijn vingers knip
ik het af. Ineens heb ik een losse pluk
haar in mijn handen. Ik staar ernaar, en
dan in de spiegel. Het voelt goed om dit
te doen, dus ik pak nog een pluk, en ook
die knip ik af.
19. Verwoed ga ik verder met knippen, en
niet veel later ligt bijna al mijn mooie
bruine haar op de vloer in de badkamer,
en zie ik een heel andere ik in de spiegel.
Dit was de perfecte manier om het
tijdperk van Danny af te sluiten. Hoe kort
het ook was, ik ben nog nooit zo gelukkig
geweest als met hem, en ik mis hem nu al
met heel mijn hart. Maar ik moet verder
met mijn leven, hoe zwaar dat ook is…