1. De buurt in beeld
Functie en inhoud van
1. gebiedsbeschrijving
2. netwerkbeschrijving
3. buurtscan
Politieacademie
Versie 2.6. - december 2004
2. De buurt in beeld
Regiopolitie
Rotterdam-Rijnmond
Politiewerk in de wijk
‘in de wijk is de burger meester’
Uitgebracht door:
Politieacademie, Apeldoorn
Ontwikkeld door:
F. Estejé
M.J.M. Jansen
H.G.M. van Kempen
P.H. Meijs
Dit naslagwerk is in nauwe samenwerking met diverse ervaringsdeskundigen tot stand gekomen. We
realiseren ons echter dat er nog meer, niet bij ons bekende, ervaringen zijn die de moeite waard zijn
om op te nemen. We nodigen u dan ook nadrukkelijk uit, te reageren op de inhoud indien u
opmerkingen of aanvullingen heeft die de kwaliteit of volledigheid van dit naslagwerk kan verhogen.
Politieacademie 1
3. Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Gemeenschappelijke veiligheidsaanpak
1.1. Veiligheidsaanpak kan alleen gemeenschappelijk zijn
1.2. Op weg naar…
1.3. Regiospecifieke informatie
1.4. De buurt in beeld
Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving
2.1. Geografische indeling
2.2. Sociale infrastructuur
2.3. Ruimtelijke infrastructuur
2.4. Evenementen
2.5. Risico’s
2.6. Te verwachten ontwikkelingen t.a.v. 2.1. t/m 2.5.
Hoofdstuk 3 Netwerkbeschrijving
3.1. Het hoe en waarom van ketenpartners
3.2. Netwerkkaart
3.3. Projecten
3.4. Communicatiematrix
3.5. Te verwachten ontwikkelingen t.a.v. 3.2. t/m 3.4.
Hoofdstuk 4 Probleeminventarisatie op basis van cijfers
4.1. Aard en omvang van de feitelijke inbreuken
4.2. Te verwachten ontwikkelingen t.a.v. 4.1.
Hoofdstuk 5 Probleeminventarisatie op basis van informatie van burgers
5.1. De toegevoegde waarde
5.2. Buurtschouw
5.3. Wijkmeeting
5.4. Enquête
5.5. Interviews
5.6. Fotowedstrijd
5.7. Te verwachten ontwikkelingen ten aanzien van 5.1.
Hoofdstuk 6 Analyse van de gegevens uit de buurt
6.1. Doel
6.2. Werkwijze
Hoofdstuk 7 De buurtscan als basis voor veiligheidsbeleid
7.1. Relatie buurtscan en wijkveiligheidsplan
Hoofdstuk 8 Advies aan de chef
8.1. Doel
8.2. Werkwijze
Politieacademie 2
4. Hier is in schema de relatie tussen dit naslagwerk ‘buurt in beeld’en de opleiding voor buurtagenten
weergegeven.
Dit naslagwerk bevat de hoofdstukken 1 tot en met 8. Deze hoofdstukken zullen gedurende de
verschillende fases van de opleiding aan de orde komen.
Opleiding Buurtagent (OBA)
Fase 1 Fase 2 Fase 3
Hoofdstuk 1 uit Buurt in Beeld Hoofdstuk 2 uit Buurt in Beeld Hoofdstuk 3 uit Buurt in Beeld
Inleiding Gemeenschappelijke Gebiedsbeschrijving Netwerkbeschrijving
Veiligheidszorg
statische gegevens
Deel 1 Proeve van Bekwaamheid (Binnen eigen Korps)
Fase 4 Fase 5
Hoofdstuk 4 uit Buurt in Beeld Hoofdstuk 5 uit Buurt in Beeld
Inventarisatie op basis van cijfermatig materiaal Inventarisatie op basis van beleving / ervaring
uit buurt
Fase 1 t/m 7
dynamische gegevens
Fase 6
De buurtscan
Fase 4 t/m 7
Hoofdstuk 6 uit Buurt in Beeld
Analyseren van dynamische gegevens en verkennen van problemen
Fase 7
Hoofdstuk 7 - 8 uit Buurt in Beeld
Adviseren aan teamchef +
kiezen van het probleem in relatie tot beleid
Deel 2 Proeve van Bekwaamheid
Fase 8
Probleemaanpak
Fase 8
mbv methodiek
‘oorzaakgericht werken’
Eindfase
Gesprek
CEP / LSOP
examinatoren
Politieacademie 3
5. 1. Gemeenschappelijke veiligheidsaanpak
1.1. Veiligheidszorg kan alleen gemeenschappelijk zijn
Nog vaak wordt door burgers en instanties verwacht dat het exclusief een taak van de politie is
om volledig garant te staan voor de veiligheid van onze samenleving.
Gemeenschappelijke veiligheidsaanpak begint echter met het inzicht dat de politie niet in staat
is om alleen, zonder hulp van anderen, garant te staan voor de veiligheid van iedereen in deze
maatschappij. Door het ontbreken van voldoende informatie, middelen, deskundigheid of zelfs
de primaire verantwoordelijkheid kan de politie in vele gevallen de veiligheid deels of zelfs niet
waarborgen.
Gemeenschappelijke veiligheidsaanpak heeft betrekking op alle taken van de politie en dus ook
een duidelijke relatie met opsporing en handhaving openbare orde. Alleen wanneer de zorg voor
openbare orde en veiligheid een zaak is van de gemeenschap als geheel; pas dan kan de politie
duurzaam rendement halen. Dit vraagt investeringen van burgers, bedrijven, instellingen op alle
mogelijke terreinen, van alle onderdelen van de overheid.
Kortom, veiligheidszorg kan alleen via een gemeenschappelijke aanpak tot stand komen.
De politie gaat daarom daadwerkelijk op zoek naar partners in de veiligheidsketen. Zij toont de
serieuze wil om samen te werken, om de problemen op het gebied van de openbare orde,
leefbaarheid en veiligheid gezamenlijk met deze ketenpartners structureel aan te pakken en daar
waar mogelijk op te lossen. Zij bevordert de actieve rol van de burger, waardoor deze beter in
staat is zelf, of uit eigen verantwoordelijkheid en initiatief, met anderen de veiligheid in de
leefomgeving te waarborgen en te vergroten.
De centrale vraag daarbij is: Hoe kan de politie doeltreffend participeren in
Gemeenschappelijke Veiligheidsaanpak?
Vanuit (internationale) praktijkervaringen zijn negen ijkpunten van Gemeenschappelijke
Veiligheidsaanpak ontwikkeld. Het zijn negen punten waarin de politie goed moet zijn wil de
politie doeltreffend deelnemen aan Gemeenschappelijke Veiligheidsaanpak.
1.1.1. Beperking en afhankelijkheid als kracht zien en inzetten
De politie is beperkt in haar mogelijkheden; we constateren dat de totale zorg voor openbare
orde en veiligheid veel meer is dan wat de politie alleen bieden kan.
Weten dat de politie beperkt en afhankelijk in haar optreden is, kun je ook beschouwen als
kracht van de politie; door vanuit dit besef met name die dingen te doen waar je als politie goed
in bent.
Deze accentuering over de beperkte en afhankelijke rol van de politie bij veiligheidszorg
benadrukt de verantwoordelijkheden en taken van de andere overheden en instanties in deze.
1.1.2. Kiezen voor een ketenbenadering
De politie is effectief in haar inzet wanneer zij uit eerder geschetst perspectief externe
verantwoordelijkheden met betrekking tot veiligheidszorg daar neerlegt waar deze behoren te
zijn. Niet om problemen over de schutting te gooien maar juist door waar het past te gaan
samenwerken met andere partijen. Hierdoor ontstaan dan uiteindelijk tijdelijke dan wel
structurele ketens van een partijen in veiligheid.
Omdat de politie afhankelijk is van dergelijke ketenpartners hecht zij er aan de samenwerking
met deze partners te ontwikkelen en onderhouden.
De organisatie van de zorg voor openbare orde en veiligheid vraagt daarom juist om een
gezamenlijke aanpak en daar is de ketenbenadering een mogelijke oplossing voor.
Politieacademie 4
6. 1.1.3. Innoveren, als politie organisatie en als politieprofessional
Veiligheidsproblemen lijken op elkaar maar zijn nooit helemaal gelijk; daarom vraagt het
oplossen van dat specifieke probleem door politie en haar partners altijd om een iets andere
oplossing. Dit vraagt een voortdurend bereidheid om tot innovatieve oplossingen te komen.
Vanuit de gedachte van gemeenschappelijke veiligheidszorg is het van belang om oog te hebben
voor de belangen die partners hebben bij een bepaald probleem in de buurt en wat zij kunnen
daaraan kunnen doen. Daarvoor is creativiteit nodig.
De huidige maatschappelijke context is een dynamisch en complex geheel. Steeds vaker blijkt
dat de voorspelbaarheid en maakbaarheid van de samenleving betrekkelijk is. Complexe
problemen (waaronder veiligheid) hebben meerdere oorzaken en komen voort uit tegenstrijdige
belangen. Het reactief aanpakken van deze problemen blijkt niet afdoende want het leidt niet tot
duurzame oplossingen; sterker nog, het kan nieuwe problemen veroorzaken. Wil de politie zich
continu en flexibel kunnen aanpassen aan haar veranderende omgeving dan vraagt dat als
organisatie een innovatief vermogen.
Vanuit deze context gaat het niet om verbeteren maar om daar waar nodig soms zelfs radicaal te
vernieuwen. Anders kijken, creatief durven zijn, buiten de ingesleten patronen zien te komen,
met een minimale inzet een hoger resultaat willen bereiken zijn hierbij de uitdagingen voor de
politieorganisatie en de politieprofessional. Uiteraard in goed overleg met in- en externe
verantwoordelijken als betrokken ketenpartners.
1.1.4. Het tot stand brengen en onderhouden van een effectieve relatie met burgers
De burgers in onze samenleving zijn steeds meer divers van achtergrond, cultuur en
levensopvatting. De samenleving of de maatschappij neemt het gezag en de bemoeienis van de
overheid niet meer klakkeloos aan. Maar burgers zijn zich nog niet altijd even bewust van hun
medeverantwoordelijkheid voor de veiligheid en leefbaarheid in hun eigen buurt als
woonomgeving.
Deze situatie vraagt om passende relaties tussen burgers en overheden. Dit geldt met name voor
de politie en haar maatschappelijke taken. Deze politietaken kunnen namelijk voor burgers zeer
uiteenlopend van aard, impact en bedoeling zijn. Des te meer reden om onderscheid te maken in
de soorten van relaties en rollen welke zich tussen politie burgers zich kunnen voordoen.
De afgelopen decennia hebben burgers in het publieke domein een uitbreiding van (sturende)
rollen verkregen of ingenomen. Daardoor wordt het voor de politie moeilijker om op één en
dezelfde (uniforme) wijze relaties met burgers aan te gaan. De politie zal de burgers in al haar
verschillende rollen moeten kunnen onderscheiden en aanspreken. Niet alleen in de meer
traditionele rol als aangever, verdachte of getuige maar ook als informant, participant of
belanghebbende.
Een effectieve en efficiënte relatie tussen burgers en politie kenmerkt zich door een duidelijke
positionering van onderlinge belangen en verwachtingen. Voor politie en burgers zijn daarbij de
kaders van formele verantwoordelijkheden, bevoegdheden en mogelijkheden van belang.
Immers deze bepalen voor een groot gedeelte de rol van de politie en derhalve ook de soort
relatie met burgers. Van beide kanten is een gemeenschappelijke besef nodig om te willen
investeren in een effectieve relatie.
1.1.5. Tot stand brengen en onderhouden van een effectief netwerk van maatschappelijke
contacten
Het voorafgaande betekent dat de politie zichzelf plaatst in een netwerk van maatschappelijke
contacten. Die moeten er in elke schaal zijn, op regio- tot en met straatniveau. Een dergelijk
netwerkmodel vormt de gelegenheid voor een samenwerkingsproces waarin belangen worden
afgewogen. Het legt een basis voor gemeenschappelijkheid, waarmee doelen en middelen
worden gekozen en resultaten worden gemeten.
De uitdaging voor de politie is om niet altijd de problemen zelf proberen aan te pakken maar
actief op zoek te gaan naar diegenen die een bijdrage kunnen leveren aan de zorg voor de
openbare orde en veiligheid.
Politieacademie 5
7. 1.1.6. Realiseren van duurzame resultaten
Gemeenschappelijkheid in de zorg voor openbare orde en veiligheid wordt gevonden in het
gedeelde belang van het behalen van duurzame resultaten van de inzet. Dat wil zeggen dat die
resultaten niet eenmalig zijn, en tegen de tijd bestand. Duurzaamheid betekent het verantwoord
inzetten van beschikbare middelen, gezien dit moment maar ook ten opzichte van de toekomst.
Dat vergt een wijze van handelen die ook wel probleemgericht werken wordt genoemd.
Hierbij wordt opgemerkt dat we dagelijks tegen veiligheidsaspecten oplopen waarbij we
geconfronteerd kunnen worden met onderliggende en vaak verscholen deel problemen.
Valkuil daarbij is de illusie te hebben dat problemen allemaal of direct oplosbaar zijn. De
centrale vraag is ‘stellen we ons verwachtingspatroon niet te hoog bij het kunnen/laten oplossen
van problemen?’. In de politiepraktijk zien we vaak een tijdelijke bestrijding van symptomen
i.p.v. duurzaam oplossen van (onderliggende) problemen door de oorzaken aan te pakken. Met
het hanteren van symptoombestrijding worden echter de oorzaken niet weggehaald.
Maar meer nog dient de motivatie bij betrokkenen aanwezig zijn te zijn om er zelf wat aan te
willen doen. De politie dient bij haar optreden te voorkomen dat zij als enige probleemeigenaar
wordt. Zij moet probleemhouders aanspreken op hun medeverantwoordelijkheid. Daar waar
betrokkenen zelf participeren in de aanpak en mogelijke oplossing voor een probleem, deze
langer standhouden en minder toezicht behoeft.
Het verantwoord inzetten van middelen om duurzame resultaten te behalen dient op een juiste
schaal te gebeuren. Hierbij moet niet alleen gedacht worden aan een geografische schaal, maar
ook aan beschikbare middelen, 'sociale draagkracht' en 'commitment ' van de betrokkenen in de
buurt zijn hierbij van belang.
1.1.7. Het bestuurlijk en politiek gezag
‘Politiewerk’ is niet iets wat, afhankelijk van de waan van de dag, gemodelleerd kan worden.
De Nederlandse politie heeft een neutrale kwaliteit; noem het een eigen identiteit, waaraan ze
hecht.
Deze identiteit moet dus ook duidelijk zijn, zowel naar bestuur, de politiek als naar de burger.
Dat de politie op een bepaalde manier problemen aanpakt is immers van invloed op wat je van
de politie mag verlangen.
Soms blijkt er spanning tussen de opdracht, die de politie van het bevoegd gezag krijgt en de
manier waarop de politie zaken in de wijken wil aanpakken. Soms is er verschil in te stellen
prioriteiten, daar waar de politie graag direct zaken wil oppakken omdat dit in de buurt een
probleem is, blijkt de zaak bij Justitie van minder groot belang te zijn.
Dat neemt echter niet weg, dat er in de ontwikkeling van gemeenschappelijke veiligheidszorg
geen plaats is voor strategisch beleid. Derhalve is het van belang te weten hoe dergelijk beleid
ontwikkeld wordt en wat de wensen zijn voor de toekomst in het kader van Gemeenschappelijke
Veiligheidszorg. Dit alles teneinde ‘vraag en aanbod’ naar politiediensten goed op elkaar af te
kunnen stemmen.
1.1.8. Het gebruiken van de wijk als werkplek voor gemeenschappelijke veiligheidszorg
Het maatschappelijke werkveld van de politie moet van kwaliteitseisen worden voorzien. Dit
werkveld moet ruimte bieden de kwaliteit te tonen die de politie heeft. Het moet een werkveld
zijn waar ook anderen hun bijdrage kunnen leveren aan de zorg voor openbare orde en
veiligheid.
Kortom, een werkveld daar waar de veiligheidszorg zich daadwerkelijk dient te manifesteren;
het gebied zelf. Daarom is een gefundeerd en eenduidig beeld van het werkgebied voor elke
buurtagent een must. Anders gezegd: ‘gebiedsgericht werken door middel van informatie- of
vraaggestuurde politiezorg’.
Maar welke informatie is nodig voor een goede uitvoering van de politiële kerntaken en hoe
verzamelen we deze informatie? Moet dat door wetenschappelijk verantwoorde buurtmonitors
of door de expertise van gebiedsagenten te gebruiken zijn; of door beide? Met name dit ijkpunt
heeft veel te maken met het positioneren van het werkveld van de gebiedsagenten.
Politieacademie 6
8. Voorgaande vragen leiden als het goed is tot een aantal organisatorische en functionele
maatregelen om dit werkveld te gaan organiseren en ondersteunen. Het laatste ijkpunt zal met
name daar betrekking op hebben.
1.1.9. Organisatie van gemeenschappelijke veiligheidszorg, intern en extern
Het voorafgaande vraagt een passende organisatie. In het politiebedrijf moeten missie, taken en
verantwoordelijkheden, werkstructuur, informatiebeheer, kwaliteitsbeheer, accountability
duidelijk zijn. Extern moet aandacht worden gegeven aan de organisatie van het proces van
gemeenschappelijke veiligheidszorg. Daarbij is het van belang dat het publieke domein zich
realiseert dat de eindverantwoordelijkheid voor Gemeenschappelijke Veiligheidszorg geen
hoofdelijke aansprakelijkheid voor de politie betreft. Veiligheidszorg betreft gemeenschappelijk
samenwerken waarbij burgers en ketenpartners op basis van hun verantwoordelijkheden en
kerntaken aanspreekbaar zijn. Zaken direct oppakken is een absolute kwaliteit van de politie
welke in deze ontwikkeling misschien wel leidt tot teveel het voortouw willen nemen. Dit
realisme voorkomt de uitvoering van oneigenlijke beleidstaken door politie. Het proces van
veiligheidszorg is daarbij afhankelijk van het collectieve maar ook van het individuele
ontwikkel- en organisatietempo van de betrokken ketenpartners.
1.2. Op weg naar…
Veel korpsen hebben in de jaren ’90 een werkwijze geïntroduceerd onder de naam
gebiedgebonden of gebiedsgerichte politiezorg (GGPZ).
De hoofddoelstelling van GGPZ is de veiligheid en leefbaarheid in buurten te verbeteren. Door
GGPZ wil de politie midden in de samenleving komen te staan; het betekent ook werken in en
vanuit een bepaald geografisch gebied dat een onderlinge samenhang kent. Buurtagenten
vormen een aanspreekpunt voor de mensen in de buurt en zij kennen de mensen voor wie ze
werken. De veiligheid van de burger wordt in grote mate bepaald door wat men op buurtniveau
ervaart. Door dichtbij de burger te staan en zijn problemen kan de politie bij de keuze van haar
activiteiten daarop aansluiten. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan het uitgangspunt dat
de politie zichtbaar moet zijn en geïntegreerd in de samenleving. De politie kan en wil niet
alleen werken aan veiligheid en leefbaarheid. Daarom wordt samenwerking gezocht met andere
partners in netwerken die, ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, een taak hebben om te
werken aan het verbeteren van die veiligheid en leefbaarheid. Hierdoor kan een ontwikkeling op
gang komen waarbij andere instanties taken gaan overnemen van de politie en de politie zich
weer meer kan toeleggen op handhaving en opsporing. Ook bij GGPZ is er aandacht voor de
algemene politietaak en niet slechts voor de sociale of hulpverleningstaak. Samenhang tussen de
wijkpolitie en de opsporing is een belangrijk (ontwikkel)punt. De regie voor veiligheid en
leefbaarheid ligt in handen van de gemeente. Waar nodig neemt de politie (nog) het voortouw
en stimuleert vooral de andere partijen om hun rol op te pakken.
Buurtagenten nemen deel aan alle relevante formele en informele netwerken. Zij bouwen
daardoor een goede informatiepositie op. Er wordt probleemgericht gewerkt, d.w.z. dat zij zich
bij langdurige en structurele problemen richten op de onderliggende oorzaken en de bestrijding
hiervan door de politie en haar partners. Hierdoor kunnen problemen in de toekomst blijvend
voorkomen worden, ook wel pro-actief werken genoemd. Op basis van zijn kennis informeert
de buurtagent de organisatie en is zijn kennis sturend voor de rest van de organisatie.
Politieacademie 7
9. 1.3. Regiospecifieke informatie
Overgenomen uit: ‘Politiewerk in de wijk’, visie op wijkpolitie binnen de politie Rotterdam-
Rijnmond:
Het hoofdproces ‘wijkpolitie’ heeft als hoofddoel het, in samenwerking met de buurt,
bevorderen van de veiligheid en leefbaarheid in dat gebied’.
Het proces ‘wijkpolitie’ streeft dan ook de volgende effecten na:
- het verhogen van de veiligheid en het veiligheidsgevoel
- het vergroten van de leefbaarheid.
Het concept van een buurtgerichte aanpak vormt de strategie waarmee de politie Rotterdam-
Rijnmond op een effectieve manier de problemen van de 21e willen aanpakken. Met een
buurtgerichte aanpak kunnen de veiligheids- en leefbaarheidsproblemen worden aangepakt op
het niveau waar ze zich over het algemeen voordoen. Het schept eveneens de mogelijkheid om
de buurt (bewoners, bedrijven, etc.) te betrekken bij de aanpak van deze problemen.
Het doel van de buurtgerichte aanpak is het sturen van overheidszorg van ‘onderaf’. Zo kan
maatwerk worden geleverd voor de problemen en behoeften in de lokale situatie. De
aanwezigheid van de politie in de haarvaten van de samenleving versterkt tevens haar
informatiepositie. Het concept van de buurtgerichte aanpak wordt daarnaast gecombineerd met
het concept van informatiesturing. Het ‘credo’ is niet langer ‘meer blauw’, maar ‘gepland en
gericht blauw in de wijk’.
De visie op de wijkpolitie is gebaseerd op twee pijlers: integrale samenwerking en
probleemgericht werken. Deze twee pijlers vormen de belangrijkste bouwstenen voor de
werkwijze van de wijkpolitie.
Integrale samenwerking
Bij de integrale aanpak van veiligheids- en leefbaarheidsproblemen werkt de wijkpolitie
integraal samen met relevante partners (zowel intern als extern) en met bewoners en bedrijven
in het gebeid. Binnen het netwerk in de wijk en met andere teams en processen binnen de
politieorganisatie worden, op basis van beleidsprioriteiten, doelgerichte (in)formele contacten
onderhouden, activiteiten afgestemd en wordt informatie uitgewisseld en overleg gevoerd. Op
deze manier organiseert de wijkpolitie medestand om veiligheids- leefbaarheidsproblemen aan
te pakken vanuit het principe van een gedeelde verantwoordelijkheid. De wijkpolitie is
aanspreekbaar op de resultaten en haar verantwoordelijkheden op het gebied van veiligheid en
leefbaarheid. De wijkpolitie stimuleert vooral dat andere partners (zowel intern als extern) hun
eigen verantwoordelijkheid oppakken. Daarnaast stimuleert zij tevens de sociale
zelfredzaamheid van burgers. Om dit te bereiken onderhoudt de wijkpolitie contacten met de
juiste partners en bewoners.
Externe partners
Externe partners zijn ondermeer: het bevoegd gezag (bestuur en justitie),
bewoners(organisaties), winkeliers(verenigingen), bedrijven, gemeentelijke diensten,
maatschappelijke organisaties (zoals het leger des heils), scholen, Rijkswaterstaat,
sportverenigingen, flatbeheerders, hulpverleningsinstellingen, bouw- en woningtoezicht etc.
Omdat nagenoeg elk veiligheids- en leefbaarheidsprobleem zijn eigen (geografische) grenzen
kent en zijn eigen specifieke aanpak en daarop afgestemde externe partners, is het ongewenst in
deze regionale visienota alle lokale en bovenlokale externe partners te definiëren. We volstaan
met het beschrijven van datgene wat elk district en team aan kennis aanwezig moet hebben:
- kennis van het netwerk; welke sleutelfiguren en organisaties cq instellingen (inclusief
bijbehorende personen) hebben een verantwoordelijkheid in de aanpak van leefbaarheid en
veiligheid;
- kennis van overlegvormen: welke overlegvormen op het gebied van veiligheid en
leefbaarheid bestaan binnen het gebied.
Politieacademie 8
10. Interne partners
Interne partners zijn ondermeer: de opsporing )op districtelijke en regionaal niveau), de directe
hulpverlening, het districtelijk servicecentrum, de infodesk en verschillende vormen van
operationele ondersteuning (technische recherche, hondenbrigade, verkeerspolitie en
dergelijke).
De wijkpolitie weet welk organisatieonderdeel een bijdrage kan leveren aan de aanpak
veiligheids- en leefbaarheidsproblemen. De wijkpolitie is in staat deze interne partners bij de
aanpak van deze problemen te betrekken, met het districtelijk management team heeft een
sturende rol op de samenhang en integraliteit van de activiteiten van de verschillende processen
en organisatieonderdelen binnen het district. Het hoofd wijkpolitie maakt hier deel van uit.
Sociale zelfredzaamheid
Het betrekken van de burger bij de integrale samenwerking stimuleert sociale zelfredzaamheid.
Sociale zelfredzaamheid is gebaseerd op het vermogen van mensen om hun eigen veiligheid in
positieve zin te beïnvloeden. Uitgangspunt is, dat de ‘de buurt wordt teruggegeven aan de
bewoners’. De burgers in de wijk kunnen in eerste instantie zelf ingrijpen als zij vinden dat de
kwaliteit van de woonomgeving is aangetast of verbetering nodig heeft. Door zelf activiteiten in
de wijk te organiseren stimuleren zij de sociale cohesie en de informele sociale controle. De rol
van overheidsinstellingen (waaronder de politie) ligt vooral in het faciliteren en ondersteunen
van de bewoners, maar ook in hun het weerbaar maken van ondernemers in het gebeid en hen
betrekken bij de problemen in hun buurt. Actieve en betrokken burgers zijn weliswaar
zelfredzaam, maar hebben wel behoefte aan een overheid die rugdekking geeft. Als burgers de
grenzen van hun mogelijkheden bereiken, nemen politie en andere overheidsdiensten het
‘stokje’ over. De wijkpolitie stimuleert de zelfredzaamheid van burgers binnen hun gebied.
Probleemgericht werken
De theorie van het probleemgericht werken is op zich eenvoudig; onderliggende
omstandigheden creëren veiligheids- en leefbaarheidsproblemen. Om aan de ‘voorkant’ van
deze veiligheids- en leefbaarheidproblemen te komen gaat de wijkpolitie systematisch met haar
partners na wat de aanleiding en achterliggende oorzaken van deze problemen zijn. Op grond
van deze analyse brengen ze gezamenlijk de betrokken partners (zowel externe als intern) in
kaart. Zowel de wijkpolitie als de verschillende partners moeten zich vervolgens (binnen hun
eigen functionele verantwoordelijkheid) richten op mogelijkheden of (beleids) instrumenten die
deze problemen het hoofd bieden of in de toekomst voorkomen. Deze inzet is gericht op lange-
termijn effecten. Uitgangspunt is wel dat het openbaar bestuur verantwoordelijk is voor de regie
op het algemene veiligheidsbeleid. In het bijzonder voor het voorkomen en wegnemen van de
oorzaken van onveiligheid en onleefbaarheid. De wijkpolitie vervult hierbij een aanjagende en
signalerende rol richting externe en interne partners. Daarnaast verschaft zij informatie over
relevante (maatschappelijke) vraagstukken binnen de wijk en informeert zij relevante partners
en het bevoegd gezag.
Politieacademie 9
11. 1.4. De buurt in beeld
Om op een wijze zoals hierbij beschreven is te kunnen werken is het voor de politie om te
beginnen van groot belang de buurt goed in beeld te krijgen en zelf goed in beeld te komen bij
de buurt. Voor het verkrijgen en vastleggen van een helder beeld van de buurt vormen de
volgende drie stappen een belangrijke basis:
1. gebiedsbeschrijving
2. netwerkbeschrijving
3. buurtscan.
Deze stappen vormen samen de ‘buurt in beeld’. Het is, mits goed samengesteld, de basis voor
het lokale jaarplan. Omdat de situatie per buurt nogal kan verschillen is het leveren van
maatwerk hierbij belangrijk. In dit stuk staan een aantal handvatten om de kwaliteit van de
genoemde stappen te vergroten en eenheid in het beleid te bevorderen. Deze stappen worden
beschreven in hoofdstuk 2 tot en met 8.
De drie stappen hebben tezamen de volgende functies:
1. beschrijvende functie; interne- en externe ketenpartners beschikken hiermee
gemeenschappelijk over de juiste en dezelfde informatie uit de buurt
2. beleidsindicatieve functie; het kan dienen als uitgangspunt bij het maken van keuzes ten
aanzien van:
• te verrichten werkzaamheden in relatie tot kerntaken
• al dan niet gezamenlijke aanpak met ketenpartners
• prioriteitstelling ten aanzien van geconstateerde problemen
• inzet en verdeling capaciteit
3. activerende functie; de beschikbare informatie kan ketenpartners die in eerste instantie nog
‘de kat uit de boom kijken’ over de streep trekken
4. communicatieve functie; met behulp van deze documenten heb je een gemeenschappelijk
referentiekader
5. evaluatieve functie; na afloop van een bepaalde periode kunnen deze documenten dienen
als een soort nulmeting, hoeveel vooruitgang is er geboekt binnen een bepaalde periode
met betrekking tot een bepaald probleem
1.4.1. Gebiedsbeschrijving
De gebiedsbeschrijving geeft een beeld van de geografische indeling, de sociale, ruimtelijke en
bestuurlijke infrastructuur en de te verwachten ontwikkelingen hieromtrent. Het geeft een eerste
algemene indruk van de soort buurt en wordt eenmaal in de 4 á 5 jaar gemaakt. Hoofdstuk 2
biedt handvatten voor het maken van een gebiedsbeschrijving.
1.4.2. Netwerkbeschrijving
In hoofdstuk 3 worden relevante onderwerpen ten aanzien van de netwerkbeschrijving belicht.
De netwerken waar de buurtagent deel van uitmaakt worden hier in kaart gebracht en projecten
die vanuit deze netwerken voortvloeien genoteerd. Aangezien buurtagenten uit hetzelfde team
deels met dezelfde ketenpartners te maken hebben, kan een dergelijke beschrijving het beste op
teamniveau gemaakt worden. Buurtagenten vullen hun eigen partners vervolgens aan ter
completering.
Afhankelijk van de soort buurt worden instellingen en instanties opgenomen die in de buurt
actief zijn, maar ook buurtbewoners.
Het is van groot belang dat van de beschikbare ketenpartners niet alleen de statische gegevens
worden opgenomen, zoals bereikbaarheid en beschikbaarheid. Met name de doelstelling van een
specifieke instelling of instantie, de doelgroep waar men zich op richt en de werkwijze die men
hanteert zijn voor collega’s interessant om te weten.
Politieacademie 10
12. Als laatste wordt beschreven welke huidige projecten er zijn in de buurt en welke lopende
afspraken er zijn. Een deel met daarin de gemeentelijke aanpak op het gebied van bijvoorbeeld
jeugdbeleid, maatschappelijk werk en overige dienstverlening kan bijvoorbeeld ook opgenomen
worden in de beschrijving van het netwerk.
De netwerkbeschrijving hoeft niet ieder jaar te worden opgesteld maar dient wel regelmatig
bijgehouden te worden opdat gegevens van bijvoorbeeld contactpersonen actueel blijven.
1.4.3. Buurtscan
De buurtscan is een heldere analyse van de veiligheidssituatie in de buurt; ‘wat speelt er in mijn
buurt’. Op basis van deze analyse is een systematische, integrale aanpak van structurele
problemen mogelijk door de gemeente, het openbaar ministerie en de politie en andere direct
betrokken partners. De primaire verantwoordelijkheid voor veiligheid ligt bij de gemeente. De
gemeente is uiteindelijk verantwoordelijk voor het opstellen van de wijkveiligheidsplannen1. Zij
heeft een initiërende en coördinerende rol bij het wijkveiligheidsbeleid. De buurtscan levert
hiervoor de essentiële informatie.
De buurtscan is geen statisch beleidsdocument dat slechts één keer wordt opgemaakt. Ieder jaar
zal de buurtscan worden aangepast om een actuele basis voor de beleidsplannen te blijven
vormen.
Daarnaast is het van belang dat de buurtagent voortdurend een actueel beeld blijft houden van
de problemen en aandachtspunten die zich in zijn buurt voordoen. Daar waar hij dit jaarlijks
doet mede ten behoeve van de politieactieplannen en wijkveiligheidsplannen, doet hij dit in
principe voortdurend ten behoeve van de toedeling van capaciteit van politie aan de actuele
speerpunten in de buurt voor de komende (plan)periode. Het proces van scannen en de
benodigde competenties en instrumenten zijn hierbij hetzelfde.
De buurtscan wordt door de buurtagent2 in samenspraak met interne en externe ketenpartners
samengesteld. Uiteraard wordt hierbij gebruik gemaakt van kennisdeskundigen binnen én buiten
de politie en informatie die reeds voorhanden is bij diverse ketenpartners.
Een buurtscan leidt uiteindelijk tot een advies van de buurtagent aan de chef, gebaseerd op
a. een inventarisatie van de problemen die spelen in een buurt
b. onderzoek en vergelijking van de verzamelde informatie
zowel op basis van politiecijfers als ook informatie van burgers.
De wijze waarop de inventarisatie op basis van cijfers uit politiesystemen gedaan kan worden
beschrijft hoofdstuk 4. De inventarisatie is gebaseerd op BPS/X-POL. Ook Polstat kan hierin
een goed hulpmiddel zijn. Belangrijk is dat de buurtagenten leren op een bredere wijze
dan alleen op grond van politiecijfers zicht te krijgen op de vraag van burgers in hun
buurt naar politiediensten.
Buurtbewoners en –gebruikers worden actief betrokken bij het samenstellen van een buurtscan.
Er wordt bewust gekozen voor deze vorm van inbreng omdat de bewoners en gebruikers de
ervaringsdeskundigen bij uitstek zijn met een schat aan informatie die in de buurtscan
opgenomen kan worden. De buurtagent kent als geen ander ‘het verhaal achter de cijfers’. In
hoofdstuk 5 staat beschreven op welke wijze informatie kan worden verzameld van burgers uit
de buurt.
1
Zie voor meer informatie in hoofdstuk 7 ‘de buurtscan als basis voor veiligheidsbeleid’
2
Daar waar buurtagent staat wordt ook bedoeld: buurtagent, gebiedsgerichte functionaris en andere gangbare
taakomschrijvingen . Het gaat om de politiefunctionaris die gebiedsverantwoordelijk is voor zijn werkgebied. In verband
met de leesbaarheid wordt steeds de mannelijke vorm gehanteerd. Daar waar ‘hij’ staat kan ook ‘zij’ worden gelezen.
Politieacademie 11
13. Om te zorgen dat toekomstige plannen gevoed blijven met gegevens van buurtbewoners en
andere direct betrokken ketenpartners wordt elke keer weer een passende vorm van overleg met
de buurt ontwikkeld. Een interactieve werkwijze verdient daarbij de voorkeur.
In hoofdstuk 6 wordt beschreven hoe de verzamelde informatie kan leiden tot een prioritering in
de aanpak van problemen. De buurtscan mondt uiteindelijk uit in een advies aan de chef. Naast
een advies in termen van prioriteiten, zal de buurtagent ook advies uit moeten brengen over de
door hem voorgestelde rol en bijdrage van de politie en haar partners ten aanzien van het
betreffende probleem. In dit advies wordt bij uitstek de meerwaarde van de buurtagent en het
zicht dat hij op de buurt heeft merkbaar.
Tot slot, een buurtscan:
• beschrijft het hier en nu
• richt zich op de toekomst
• is nooit klaar
• laat zien op welke wijze belanghebbenden betrokken zijn
• bevat concrete en toetsbare adviezen
• levert voldoende informatie voor: teamplannen / districtelijke plannen en regioplannen
• is in één oogopslag te raadplegen
• beschrijft de partners
• plaatst politiecijfers naast de informatie van burgers betreffende het werkgebied
• bevat advies aangaande de prioriteiten van de politie en mogelijke partners
• beschrijft de bijdragen van alle betrokken partijen
• wordt elk jaar aangepast en dient als input voor de beleidscyclus en
• wordt door voortdurend onderhouden
Politieacademie 12
14. 2. Gebiedsbeschrijving
2.1. Geografische indeling
Hiermee wordt duidelijk wat de omvang van het werkgebied is, op welke wijze het is ingebed
en wat voor soort gebied het is. Met behulp van een topografische kaart kunnen de belangrijkste
gegevens worden aangeduid.
2.2. Sociale infrastructuur
Hier worden de demografische gegevens, de voorzieningen, de geschiedenis en de buurtcultuur
opgenomen.
De sociale infrastructuur is het geheel van organisaties, diensten, voorzieningen en betrekkingen
die het mogelijk maken, dat mensen in redelijkheid in sociale verbanden, buurten, groepen,
netwerken kunnen samenleven en deelnemen aan de samenleving.
De demografische gegevens verschaffen informatie over de samenstelling van de bevolking. De
volgende categorieën kunnen daarbij opgenomen worden:
• Leeftijdsopbouw
- jeugd: 0-3 jaar, 4-12 jaar, 13-18 jaar
- jongeren: 19-30 jaar
- middelbaar: 31-50 jaar
- ouderen: ≥ 51 jaar
• aantal werkenden / niet werkenden
• aantal allochtonen / autochtonen
• bijzondere groeperingen
Daarnaast kan een korte omschrijving worden gegeven van de 'buurtcultuur'. Deze geeft
aanwijzingen voor bijvoorbeeld de opbouw van bepaalde vormen van handel, de aan- of
afwezigheid van sociale controle, het organiseren van buurtfeesten, maar vooral: "Zo doen we
dit hier", of "Dit hoort hier niet".
Een beknopte omschrijving van de geschiedenis van de buurt geeft informatie over
bijvoorbeeld de wijze waarop de buurt oorspronkelijk is opgezet en ingedeeld. Het kan zijn dat
de architectuur (bijvoorbeeld hofjesstructuur) en de ruimtelijke inrichting niet meer strookt met
huidige inzichten m.b.t. leefbaarheid en veiligheid. Of dat de oorspronkelijk geplande
voorzieningen op het gebied van jeugd en buurthuis nooit zijn gerealiseerd.
Politieacademie 13
15. 2.3. Ruimtelijke infrastructuur
Hier worden onder andere de verkeersstructuur, het soort woningen, de winkelvoorzieningen, de
ligging van de gemeenschapsvoorzieningen en ligging van de scholen opgenomen.
Verder kunnen de volgende aspecten hierbij worden opgenomen:
• Het aantal basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs
• Herkomst leerlingen basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs
• Het aantal sportcomplexen
• De verkeersintensiteit per buurt
• Het aantal woningen
• Het aantal bedrijven
• Het aantal eet- en drinkgelegenheden
• Het aantal detailhandelzaken.
2.4. Evenementen
In iedere buurt wordt wel een aantal evenementen georganiseerd. Evenementen trekken soms
zelfs toeristen aan. Bij evenementen is de invalshoek van de gemeente veelal tweeledig. Aan de
ene kant treedt een gemeente op als organisator of stimuleert deze, bijvoorbeeld door middel van
subsidies of de inzet van personeel en/of materieel.
Aan de andere kant heeft de gemeente echter ook een publiekrechtelijke taak op het gebied van
evenementen. Hierbij passen termen als (handhaving van de) openbare orde, regulering,
vergunningverlening, afstemming tussen gemeentelijke sectoren en organisaties, en coördinatie
van de ondersteuning door de verschillende diensten. Zij dient er voor te zorgen dat een
evenement ordelijk verloopt.
Het is daarom raadzaam om bestaande evenementen op te nemen in de buurtscan. Hierbij kan
aandacht worden besteed aan de verschillende categorieën van evenementen (grote, kleine,
binnen- of buitenevenementen), spreiding van evenementen, het juridische kader, wijze van
bekendmaking evenementen(vergunningen), aanwijzing evenemententerreinen, tijd en
sluitingstijden, buitentaps, geluidsnormen, afsluitingen wegen, enzovoorts.
2.5. Risico’s
Bij het inventariseren van risico’s gaat het om het verkrijgen van inzicht in de aard en omvang
van mogelijke effecten bij een calamiteit, maar ook de kans dat deze effecten optreden. De
brandweer heeft deze informatie ter beschikking.
2.6. Te verwachten ontwikkelingen
Hier staat omschreven welke ontwikkelingen redelijkerwijs voor de komende jaren kunnen
worden verwacht.
Een aantal voorbeelden hierbij zijn:
• In welke leeftijdscategorie verwacht je groei? Dit is bijvoorbeeld interessant als het aantal
voorzieningen voor de diverse categorieën in de buurt wordt bekeken (meer speeltuinen,
meer zitbankjes of meer hangplekken).
• Het aantal tweeverdieners neemt gestaag toe. Instroom van sociaal zwakkere klasse zal
verder toenemen in straten X en Y. Er is een toename van jeugdoverlast te verwachten
door algemeen gebrek aan voorzieningen en op handen zijnde sluiting van de jeugdsoos.
Politieacademie 14
16. 3. Netwerkbeschrijving
3.1. Het hoe en waarom van ketenpartners
De onderlinge samenhang tussen problemen vereist een gezamenlijke aanpak door alle
betrokken personen en instellingen. Dit betekent dat de buurtagent zal samenwerken en deel
uitmaken van een groter geheel (netwerk). Hij is een participant in een netwerk, een
ketenpartner.
Afhankelijk van de problemen die opgelost moeten worden, kent dit netwerk een voortdurend
wisselende samenwerking. In dit netwerk hebben alle ketenpartners hun eigen specifieke
inbreng, taak en functie en elk van hen levert vanuit zijn eigen deskundigheid een bijdrage aan
de oplossing van het gezamenlijke probleem in het gebied.
Voor de buurtagent betekent dit erkenning van het feit dat hij niet de enige gebiedsdeskundige
is, maar dat hij er een aantal ‘medestanders’ bij krijgt.
Bij de vorming van netwerken zal de buurtagent rekening moeten houden met de steeds
veranderende samenstelling van de omgeving. Dit betekent dat steeds minder een beroep kan
worden gedaan op de oude, grote en hecht georganiseerde samenlevingsverbanden van vroeger
zoals familie en gezin. De buurtagent zal meer zijn toevlucht moeten nemen tot andere en
kleinschaligere samenlevingsverbanden. Het vertrekpunt zal de individuele gebiedsbewoner
moeten worden.
Hier is ook de maatschappelijke betrokkenheid van mensen vaak het grootst of het gemakke-
lijkst tot stand te brengen. Zo beschouwd vormen het werkgebied van de buurtagent bij uitstek
een geografisch goed af te bakenen gebied, waarin:
• maatschappelijke problemen en verantwoordelijkheden inzichtelijk kunnen worden gemaakt
• mensen geactiveerd kunnen worden hier iets aan te doen en zo de eigen woon- en
leefomgeving te verbeteren
• mensen kunnen leren omgaan het gewijzigde maatschappelijke omstandigheden en
verhoudingen
• mensen kunnen leren hoe zij moeten samenwerken om gemeenschappelijke problemen te
kunnen oplossen
Wezenlijk voor de benadering van ketenpartners is dat niet gekeken wordt naar de rol en functie
die de afzonderlijke actoren vervullen, maar naar de verbindingen die er tussen hen gelegd
kunnen worden. Het gaat er niet om wat een individueel persoon of instelling kan bereiken om
een maatschappelijk probleem op te lossen, maar wat er bereikt kan worden wanneer deze
persoon of instelling relaties onderhoudt met alle overige probleem- en oplossingsbetrokkenen.
Eigenschappen van netwerken:
• de respectievelijke ketenpartners nemen voortdurend wisselende posities in het netwerk in
• een netwerk verandert voortdurend van samenstelling, afhankelijk van het gestelde
probleem. Soms komen er ketenpartners bij, dan vallen er af
• een netwerk is ‘maakbaar’, relaties kunnen gelegd worden op momenten dat ze nodig zijn en
verbroken worden indien ze hun nut hebben bewezen
• er is geen hiërarchie tussen betrokken ketenpartners onderling. Ketenpartners staan in een
afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van elkaar, met andere woorden, ze hebben elkaar nodig
om bepaalde doelen te realiseren want ze dienen hetzelfde belang.
Politieacademie 15
17. Participeren in netwerken van voortdurend wisselende samenstelling en te bereiken doelen,
betekent voor de buurtagent dat hij andere rollen dan hij tot nu toe gewend was, zal moeten
vervullen. Hij zal niet meer alleen zelf actief aan de slag moeten maar wellicht wat meer moeten
delegeren of doorverwijzen. Vanuit zijn hoedanigheid van gebiedskenner van de
maatschappelijke problemen en de mensen die ermee te maken hebben zal hij wat vaker de
regisseur en bemiddelaar zijn van een netwerk.
Naast het leggen van contacten met als doelstelling de problemen te analyseren in de straat of
het gebied zal hij ook op zoek moeten gaan naar die personen, instellingen of organisaties die
voor het vervullen van de gemeenschappelijke taakopdracht van belang zijn.
Hij dient dus door effectieve communicatie personen en instellingen te mobiliseren die samen
met hem in de toekomst een probleem op straat of in het gebied kunnen oplossen.
Gezien het feit dat van de buurtagent in het beginstadium wordt verwacht dat hij een
gebiedsdeskundige is, waardoor van zijn waardevolle inbreng binnen een te vormen netwerk
gebruik kan worden gemaakt, dient de buurtagent te investeren in zijn werkgebied. Hij doet dit
door zoveel mogelijk informatie te verzamelen op alle sectoren op het gebied van veiligheid en
leefbaarheid.
3.2. Netwerkkaart
Door het in kaart brengen van medeverantwoordelijke ketenpartners in het werkgebied worden
deze geactiveerd mee te werken aan de heersende problematiek en zo de eigen woon- en
leefomgeving te verbeteren.
Een netwerkkaart kan bestaan uit een algemeen overzicht voor een groter werkgebied,
bijvoorbeeld op unit- of basiseenheidniveau, en een meer gebiedsgericht deel, waarin alleen die
ketenpartners zijn opgenomen die voor een bepaald deelgebied werkzaam zijn. Hierbij valt de
denken aan buurtverenigingen e.d..
In principe leent OUTLOOK van Mircosoft zich prima voor het opzetten en beheren van een
dergelijke netwerkkaart.
Probeer waar mogelijk de samenwerking te zoeken met collega’s van de Brede Publieks
Opvang (BPO)3 uit je eigen team. Zij hebben soms dagelijks contact met betrokken
ketenpartners omtrent geconstateerde problemen en zijn wellicht beter dan de buurtagent in
staat de netwerkkaart geactualiseerd te houden. Een voorbeeld van een netwerkkaart is
hieronder opgenomen.Vermeld op de specifieke netwerkkaart ook punt 9, 10 en 11. Dit geeft
een indicatie over de intensiteit van de samenwerking.
3
Daar waar BPO staat wordt ook bedoeld: wijksecretariaat, unitondersteuning en andere gangbare omschrijvingen . Het
gaat om de politiefunctionaris die het publiek te woord staat in het bureau binnen zijn werkgebied.
Politieacademie 16
18. Netwerkkaart
1. Naam instelling _______________________________________
2. Doelstelling/ werkwijze _______________________________________
_______________________________________
3. Adres _______________________________________
4. Contactpersoon / _______________________________________
eventueel vervanger
5. Telefoon _______________________________________
6. Fax _______________________________________
7. E-mail _______________________________________
8. Openingstijden /
bereikbaarheid
9. Laatste contact ….. (dag) - …..(maand) - ....(jaar)
10. Met _______________________________________
11. Betreffende _______________________________________
_______________________________________
_______________________________________
Voorbeeld van een netwerkkaart
3.3. Projecten
Indien er in het werkgebied al projecten lopen met relevante ketenpartners op het gebied van
veiligheid en leefbaarheid is het aan te bevelen deze hier te vermelden. De volgende gegevens
kunnen worden opgenomen:
- doelstelling project
- betrokken ketenpartners
- te verwachten acties
- gemaakte afspraken
- looptijd project
- tijdstip van evalueren en wijze waarop
3.4. Communicatiematrix
Daar steeds meer instanties gebiedsgericht gaan werken wordt ook steeds actueler op welke
schaal instanties samen met de bevolking de situaties gaan benaderen en problemen gaan
aanpakken. In de communicatie matrix worden de diverse in- en externe partners benoemd, de
frequentie van deze contacten en de kwaliteit van de contacten zijn benoemd.
Doel van de communicatiematrix is collega’s te informeren welke contacten er zijn, wie deze
contacten onderhoudt en wat in het algemeen de te bespreken onderwerpen zijn.
Politieacademie 17
19. Zowel binnen het bureau -bijvoorbeeld op BPO- als buiten het bureau -bijvoorbeeld bij externe
partners- kan deze matrix overzicht geven wanneer bijvoorbeeld doorverwezen moet worden
naar de juiste instantie of contactpersoon. Indien deze matrix wordt gebruikt voor externe
partners is zorgvuldigheid met betrekking tot de omschrijving van de kwaliteit van de contacten
(zie 3e regel) een vereiste.
1e regel: frequentie (week, maand, kwartaal, jaar)
2e regel: aard van het onderwerp
3e regel: kwaliteit van de communicatie (++, + , 0 , - , --)
Ketenpartners eigen organisatie
Ketenpartners Buurtagent Buurtagenten in Groepschef Teamchef Maatschap- Jeugd-
in werkgebied cluster en pelijk werk coördinator
unit/team
1 x p 3-maand 1 x p 3 maand 1 x 6 maand Adhoc, gaat Geen Geen
Gebiedsmanager algemene algemene zaken + over op vaste
wijkzaken ++ afspraak
+ +
1 x p. maand 1 x p. maand 1 x p.6 maand Incidenteel Geen Geen
Wijkmanager algemene algemene + Algemene
wijkzaken wijkzaken wijkzaken
++ + +/-
Woningstichting 1 x p. maand 1 x p. maand 1 x p.6 maand Geen 1 x p. week Incidenteel
Huurzaken Huurzaken + problemen Informatie-
++ ++ ++ bron
++
Scholen 1 x p. week 1 x p. week Geen Geen Incidenteel Incidenteel
algemene zaken algemene zaken ++ ++
++ ++
Winkeliers 1 x p. 2 maand Incidenteel Geen Geen Geen Geen
winkelcentrum Algemene zaken +
+
Dienst Stadsbeheer 1 x p. week 1 x p. week tot 1 Geen Contact met Geen Geen
Zaken open- bare x p. maand hoger kader
ruimte -- t/m ++ +
++
Riagg Op aanvraag bij Op aanvraag bij Incidenteel Geen Dagelijks Incidenteel
incidenten incidenten - Interventie +
-- - 0
Voorbeeld van een communicatiematrix
Politieacademie 18
20. 3.5 Te verwachten ontwikkelingen t.a.v. netwerkpartners
Samenwerkingsverbanden zijn nooit statisch maar juist dynamisch van samenstelling, vorm of
frequentie. Enkele voorbeelden die gevolgen kunnen hebben voor de samenwerking in de buurt
zijn:
- een winkeliersvereniging in oprichting van een recent geopend winkelcentrum
- een jaarlijks terugkerend project ‘veilig naar school’ waarvoor de SVO voor de laatste maal
haar medewerking heeft toegezegd
- een interne reorganisatie bij de afdeling volkshuisvesting van de gemeente
- drie woningbouwverenigingen die aan het einde van het jaar zullen fuseren.
4. Aard en omvang van feitelijke inbreuken in de buurt
op basis van cijfers uit politiesystemen
De hoofdstukken 4 t/m 8 beschrijven de inhoud van de buurtscan. De buurtscan bestaat uit de
stappen inventarisatie van de buurtproblemen, onderzoeken en vergelijken van de gegevens uit
die inventarisatie en een advies aan de leiding.
De inventarisatie wordt besproken in de hoofdstukken 4 en 5.
Het proces van onderzoeken en vergelijken komt in hoofdstuk 6 aan bod.
Tot slot wordt in hoofdstuk 8 nader ingegaan op de inhoud van het advies.
Het informatiedeel dat beschreven wordt in hoofdstuk 4 en 5 bestaat uit een tweetal onderdelen,
namelijk:
a. aard en omvang van de feitelijke inbreuken in de buurt
b. gevoelens van onveiligheid in de buurt
In dit hoofdstuk wordt met name die informatie verzameld die onder a. staat benoemd. Het
volgende hoofdstuk besteed aandacht aan de onder b. genoemde informatie.
Het eerste onderdeel in het informatiedeel onderscheidt zich van het andere deel, omdat voor de
politiecijfers deels al een standaardpakket van geautomatiseerde gegevens is ontwikkeld dat
volgens een vaste regelmaat en vaste procedures wordt verzameld en bewerkt (bijvoorbeeld
GIDS of polstat).
Om werkelijk te weten wat er in een buurt speelt, is het van belang goed zicht te krijgen op de
feitelijke onveiligheid.
Onder weten wordt hier verstaan: inzicht hebben in de problemen en oorzaken die met
veiligheid en leefbaarheid te maken hebben en weten waar de inbreuken op de veiligheid
precies (kunnen) plaatsvinden.
Vanzelfsprekend bieden de cijfers uit het bedrijfsprocessensysteem slechts een papieren
werkelijkheid. De beschikbare gegevens zijn immers afhankelijk van de wijze waarop de data
zijn ingevoerd. Daarnaast speelt de aangiftebereidheid van burgers een rol.
Tot voor kort echter werd uitsluitend op basis van deze cijfers beleid ontwikkeld bij politie.
Vanuit de filosofie van gemeenschappelijk veiligheidsaanpak wordt daar een andere, zeker zo
belangrijke, bron van informatie aan toegevoegd, namelijk die van de burger.
In hoofdstuk 5 wordt daar nader op ingegaan.
Politieacademie 19
21. De uitdaging voor de buurtagent is om een zo volledig en betrouwbaar mogelijk beeld te krijgen
van ‘wat er echt speelt of kan gaan spelen in mijn buurt’. Op grond van zijn ervaring (‘zijn
zakboekje’) heeft hij hier uiteraard een mening over. De kunst is om via meerdere methoden te
inventariseren welke problemen er in de buurt spelen op het gebied van veiligheid. Daarbij zal
het niet altijd gaan om hardnekkige problemen die met name via een probleemgerichte methode
eerste geanalyseerd en aangepakt moeten worden. Ook minder ingrijpende en complexe zaken
zullen op de veiligheidsagenda komen te staan. Aan dergelijke aandachtspunten zal de
buurtagent ook gerichte aandacht moeten besteden en daarbij zeker interne partners en mogelijk
ook externe partners bij willen betrekken.
De stappen beschreven in dit en het volgende hoofdstuk vragen van de buurtagent om zich op
een voldoende brede wijze zicht te krijgen op de veiligheidsproblematiek in de buurt.
Schematisch kan dit als volgt weergegeven worden
inventarisatie
5 min.
Politiecijfers Je zakboekje ”: Collega’s: CBA:
Gesprekken Politiemonitor:
1.Woninginbraak 1. Hangende jeud 1.Dronken zwevers 1.Woninginbraken
1.Jeugdoverlast 1. Verkeersoverlast
2. Fietsendiefstal 2. Dronken zwervvers 2.Woninginbraken 2. Fietsendiefstal
2.Woninginbraak 2. Woniraken
3. vandalisme 3.Probleemgezin 3. Vernielingen jeugd 3. autoinbraken
3. Agressief rijden 3. jeugd
Hoe kom je tot een advies:
Onderzoeken en vergelijken
verschillende en ongelijke info
advies
4.1. Aard en omvang van de feitelijke inbreuken
Voor het in kaart brengen van cijfermatige gegevens uit politiesystemen kan gebruik worden
gemaakt van het gehanteerde bedrijfsprocessensysteem waarin meldingen en aangiften zijn
opgenomen. Hiermee wordt een beeld verkregen van aard en omvang van de geregistreerde
strafbare feiten. Ook het nieuwe Polstat biedt een goede mogelijkheid voor het opvragen van
cijfers over feitelijke inbreuken.
Het begint met het formuleren van de datgene wat je wilt weten en waarom je dat wilt weten.
Vervolgens volgt de stap om deze gegevens te verzamelen.
Als buurtagent wil je zo min mogelijk tijd besteden aan het zelf op zoek gaan naar cijfers.
Daarom is het slim om deze vragen voor een deel weg te zetten bij ondersteunende
medewerkers. Er zijn afspraken binnen het korps gemaakt dat:
- Aantal gegevens die in principe voor alle buurten relevant zijn standaard periodiek
worden aangeleverd of opvraagbaar zijn
- De infomakelaar aan aantal zaken desgevraagd kan aanleveren
- De buurtagent in deze module praktische instructie krijgt om zelf gegevens te kunnen
opvragen in o.a. polstat.
Politieacademie 20
22. Een lijst als onderstaand kan worden gehanteerd om de soorten inbreuken te inventariseren. De
codes uit het gehanteerde bedrijfsprocessensysteem die met de onderwerpen corresponderen
moeten nog erbij worden gezocht:
Voorbeeld:
1. Vandalisme
2. Overlast
3. Verkeersonveiligheid
4. Inbraken
5. Diefstal
6. Geweldsdelicten
7. Milieu
8. Openbare veiligheid
9. Evenementen
10. Zware criminaliteit
Een dergelijke lijst moet worden aangepast aan het gehanteerde systeem binnen het eigen
werkgebied. Doel daarbij is te kiezen voor een systeem dat enerzijds recht doet aan de
volledigheid en anderzijds hanteerbaar blijft.
Cijfers alleen zeggen nog weinig. In de maand november zijn er 40 aangiftes van
woninginbraak gedaan. Dit gegeven alleen heeft nog geen waarde. Het is zaak hier meer
betekenis aan te geven.
Dat kan door de meldingen en aangiftes over meerdere jaren te achterhalen. Alleen op deze
wijze kun je de beschikbare cijfers interpreteren en met elkaar vergelijken.
Een voorbeeld is hieronder toegevoegd.
2000 2001 2002
1. Vandalisme Aangiftes: Aangiftes: Aangiftes:
Meldingen: Meldingen: Meldingen:
2. Overlast Aangiftes: Aangiftes: Aangiftes:
Meldingen: Meldingen: Meldingen:
3. Verkeersonveiligheid Aangiftes: Aangiftes: Aangiftes:
Meldingen: Meldingen: Meldingen:
4. Inbraken Aangiftes: Aangiftes: Aangiftes:
Meldingen: Meldingen: Meldingen:
5. Diefstal
Etc.
Voorbeeld overzichtsformulier van aantal meldingen en aangiften over een aantal jaren
Politieacademie 21
23. 4.2. Te verwachten ontwikkelingen t.a.v. 4.1.
Bovenstaande lijst kan desgewenst worden aangevuld met te verwachten ontwikkelingen ten
aanzien van de verzamelde inbreuken. Bijvoorbeeld:
- door de aankomende sloop van wijk A en de geplande nieuwbouw aldaar wordt een
toenemende overlast verwacht vanwege de leegstand van 35 panden.
- Kortgeleden is een groep jongeren opgepakt die een groot aantal bedrijfsinbraken hebben
bekend. De verwachting is dat het aantal bedrijfsinbraken hiermee beduidend zal afnemen.
5. Probleeminventarisatie in de buurt
op basis van informatie van burgers
5.1. De toegevoegde waarde
Welke problemen er spelen en of de bewoners en gebruikers in de buurt daadwerkelijk overlast
ondervinden is met de huidige statistieken moeilijk boven tafel te krijgen. Dit geldt nog sterker
voor het in kaart brengen van de 'gevoelens van onveiligheid' of ervaringen die bewoners
hebben met betrekking tot onveiligheid in de buurt.
Dit heeft een aantal oorzaken:
• Mensen doen niet altijd aangifte. Van alle misdrijven waarvan burgers slachtoffer zijn, wordt
± 40 % gemeld bij de politie.
• De huidige gegevens dekken lang niet het totale terrein van wat de bevolking als aantasting
van de openbare orde en veiligheid ervaart.
• Gegevens ten aanzien van onveiligheid uit de huidige statistieken worden vaak op een grote
schaal geregistreerd (stad of district) en zijn daardoor minder sprekend en dwingen niet als
vanzelf tot acties.
• Onveiligheid is voor burgers vaak een gevoelsmatige zaak, niet gebaseerd op feiten. Wat
voor de één een uiterst bedreigende situatie of omgeving is, hoeft op een ander totaal geen
slechte indruk te maken.
Het is en blijft dus noodzakelijk aandacht te besteden aan een goede informatievoorziening op
buurtniveau voor wat betreft de 'gevoelens van onveiligheid' en ervaringen van buurtbewoners.
Deze wijze van informatie verzamelen dient met de regelmaat van de klok gedaan te worden
daar ook deze gegevens beperkt ‘houdbaar’ in de tijd blijken te zijn. Een reeks van incidenten in
de buurt kan ervoor zorgen dat de gedane meting een totaal ander beeld geeft dan daarvoor. Het
is dus een momentopname.
Deze wijze van informatie verzamelen biedt de buurtagent echter de mogelijkheid om in contact
te komen met zijn buurtbewoners en te verifiëren of de ‘kille’cijfers uit de politiesystemen ook
daadwerkelijk zo ervaren worden op buurtniveau.
Bij veiligheid en leefbaarheid denken we vooral aan de voorzieningen in de buurt, de kwaliteit
van de woonomgeving en de onderlinge contacten tussen de bewoners, maar ook aan
criminaliteit, overlast en veiligheidsgevoelens van de bewoners. Een belangrijk aspect in de
aanpak is de aandacht voor de invloed die de bewoners zelf kunnen uitoefenen op de
leefbaarheid in hun buurt. Op deze wijze kan, in samenwerking met de bewoners en de
maatschappelijke instellingen, een samenhangend lokaal sociaal beleid worden ontwikkeld.
Het inventariseren van dergelijke informatie kan bepaalde verwachtingen oproepen bij
betrokkenen in de buurt. De buurtagent moet dus zorgvuldig communiceren met
belanghebbenden over wat met de verzamelde informatie gedaan wordt.
Politieacademie 22
24. In elke buurt wordt een inventarisatie gehouden waarbij de bewoners / gebruikers en andere
direct betrokkenen de problemen in hun buurt aangeven. Hierbij wordt veel aandacht besteed
aan de gevoelens van leefbaarheid en veiligheid van de bewoners / gebruikers, de beleving van
& ervaring met de problemen, waarbij de bewoners prioriteiten aangeven met betrekking tot de
aanpak van de problemen.
Er wordt grote waarde gehecht aan goed overleg met ketenpartners, en met name aan
participatie en interactieve deelname van de bewoners. Daarom wordt in alle betreffende
buurten contact gezocht met bewoners / gebruikers van de buurt.
De inventarisatie van problemen kan op verschillende manieren gedaan worden. Welke
methode het beste gehanteerd kan worden hangt af van verschillende factoren:
- beschikbare tijd
- beschikbare financiën
- wijze van organisatie buurt en bewoners / gebruikers
- voorkeur werkwijze buurtagent
Deze factoren legitimeren dus in hoge mate de werkwijze. Onderstaande voorbeelden zijn
beproefde methoden om te komen tot een inventarisatie van problemen op basis van gevoelens
van / ervaringen met leefbaarheid en veiligheid door direct betrokkenen.
In overleg met de leidinggevende wordt met behulp van bovenstaande factoren een keuze
gemaakt voor een bepaalde werkwijze.
5.2. Vijf-minuten-gesprekken
Een bekende methode voor buurtagenten is het voeren van korte gesprekken met bewoners uit
de buurt. Deze gesprekken kunnen, in tegenstelling tot een interview, kort duren en gemakkelijk
tijdens het werken in de buurt uitgevoerd worden. De kracht van deze vijf-minuten-gesprekken
is dat een buurtagent in korte tijd de nodige informatie van een wijkbewoner kan verkrijgen en
op deze wijze een beter en vollediger beeld kan krijgen van de problemen en aandachtspunten
in de buurt en de beleving hiervan door de burgers. Daarnaast werkt een buurtagent
tegelijkertijd aan zijn naamsbekendheid. Een dergelijk gesprek vraagt om een korte en gerichte
voorbereiding vooraf en een vorm van vastlegging achteraf.
5.3. Buurtschouw
Met relevante ketenpartners, bewoners en gebruikers in de buurt wordt een buurschouw
georganiseerd. Hiermee wordt een route gelopen langs relevante plaatsen en objecten in de
buurt. Relevante aandachtspunten worden genoteerd en opgenomen.
Specifiek geschikt als middel om in contact te komen met ketenpartners in buurt en
betrokkenheid te creëren. Geschikt in een buurt waar de ketenpartners al op enige wijze
georganiseerd zijn.
5.3. Wijkmeeting
Op deze bijeenkomst wordt aan relevante ketenpartners, met name bewoners, gevraagd welke
langdurige problemen zij ervaren in de buurt. De geschiktheid van deze methode hangt samen
met de grootte en betrokkenheid van de buurt. Indien de buurtagent een geringe opkomst van
bewoners verwacht is een dergelijk instrument minder geschikt.
Specifiek geschikt als methode om een groot aantal bewoners met elkaar in gesprek te laten
komen.
Politieacademie 23
25. 5.4 Enquête
Met behulp van een vragenlijst worden bewoners en gebruikers in de buurt schriftelijk
gevraagd naar de door hen ervaren problemen ten aanzien van veiligheid en leefbaarheid. Het is
aan te raden gebruik te maken van multiple-choice vragen, daar verwerking anders erg
bewerkelijk is. Met open vragen wordt echter meer informatie verkregen. Een combinatie is
natuurlijk altijd mogelijk. Een en ander is mede afhankelijk van het doel van de enquête; met
een open vragenlijst krijg je kwalitatief goede informatie, een voorgeprogrammeerde vragenlijst
echter wordt sneller ingevuld door mensen en vergroot de kans op een goede repons. Sommigen
gemeenten verspreiden eenmaal per 2 jaar een dergelijke enquête in de buurt. Indien het
mogelijk is daarbij aan te sluiten met een aantal vragen verdient dit de voorkeur.
Specifiek geschikt als methode om een groot aantal ketenpartners op hoofdlijnen te bevragen.
5.5. Interview
Met behulp van een aantal interviews met sleutelfiguren in de buurt kan een beeld verkregen
worden van de beleefde problemen ten aanzien van veiligheid en leefbaarheid. Het is van groot
belang dat een zorgvuldige keuze gemaakt wordt ten aanzien van de te interviewen personen of
instanties. Een interview biedt de mogelijkheid tot doorvragen op relevante problemen. Het
uitwerken van interview is echter een tijdrovende klus.
Specifiek geschikt als methode om een klein aantal ketenpartners diepgaand te bevragen op
aspecten ten aanzien van veiligheid en leefbaarheid.
5.6. Fotowedstrijd
Een wat ongebruikelijke maar zeer effectieve methode om in de buurt of aan het bureau
zichtbaar te maken over welke onveilige plekken het in de buurt gaat en hoe dit er uit ziet.
Buurtbewoners kunnen uitgenodigd worden hun foto in te sturen. Deze methode blijkt geschikt
om de betrokkenheid bij ketenpartners voor de buurt te verhogen omdat het visueel en snel
herkenbaar is en het probleem op deze wijze duidelijk bespreekbaar wordt.
5.7. Te verwachten ontwikkelingen
Bovenstaande lijst kan desgewenst worden aangevuld met te verwachten ontwikkelingen ten aanzien
van de verzamelde informatie van bewoners en gebruikers van de buurt.
6 Onderzoeken en vergelijken van de gegevens uit de buurt
6.1. Doel
Alle gegevens die zijn verkregen over de buurt, zowel het cijfermatige materiaal (hoofdstuk 4) als de
informatie uit de buurt (hoofdstuk 5) dienen op hoofdlijnen te worden geïnterpreteerd. Hier komt dan
ook de meerwaarde van de buurtagent om de hoek kijken: hij weet immers als geen ander op welke
wijze de verzamelde gegevens vertaald moeten worden naar een advies dat leidt tot een aanpak van
problemen in een duurzaam resultaat! Hij kent ‘het verhaal achter de cijfers’. Hij heeft zich nu een
beeld van de problematiek in de buurt gevormd aan de hand van verschillende methoden, zowel
gebaseerd op politiecijfers als op de buurtbeleving. Daar waar bij het inventariseren de nadruk ligt op
het proces van verbreden ligt bij deze fase het accent op het onderzoeken en betekenis geven.
Politieacademie 24
26. Het is aan de buurtagent om over de gegevens uit de verschillende bronnen zich een oordeel te vormen
en daar betekenis aan te geven binnen de specifieke context van zijn buurt.. Hiertoe gaat de
verschillende gegevens op een rijtje zetten, onderzoeken en vergelijken. Bij het advies gaat het meer
om het kiezen, het durven kiezen als politie en andere partners in beweging te krijgen.
Schematisch zien deze processen er als volgt uit
Inventarisatie
Kunst van het verbreden
Onderzoeken en vergelijken
Kunst van het interpreteren
Advies
Kunst van het kiezen
vv
6.2 Werkwijze
Politiecijfers
Voor een periode van minimaal twee jaar worden hier de ontwikkelingen aangegeven op basis van
gegevens uit hoofdstuk 4. De gegevens met betrekking tot de aangiftes en meldingen uit voorgaande
ja(a)r(en) worden vergeleken met die uit het laatste jaar.
Dit kan worden aangegeven op basis van een 5 – puntsschaal:
- sterk stijgend
- licht stijgend
- gelijk
- dalend
- sterk dalend
Een voorbeeld illustreert op welke wijze dit zou kunnen:
Het aantal aangiftes van auto-inbraak is in 2002 sterk gestegen ten opzichte van 2001:
Van 21 naar 34, een stijging van bijna 62%.
Politieacademie 25
27. Opbouw
• korte en heldere beschrijving wat de uitkomsten zijn van de verschillende uitgevoerde
methoden (cijfers en buurtbeleving) en
• wat die uitkomsten zeggen over de omvang van het probleem aan de hand van argumenten
van de buurtagent
• korte en logische beschrijving van de aard en achtergrond van het probleem c.q.
aandachtspunt.
Vervolgens worden de verkregen gegevens uit hoofdstuk 5 naast de eerder uitgewerkte
ontwikkelingen gelegd.
Dit kan worden aangegeven op basis van een bevestiging of ontkrachting van de cijfermatige
gegevens door de buurt (eventueel op een 5-puntsschaal):
- duidelijk herkenning
- lichte herkenning
- weet niet
- nauwelijks herkenning
- geen herkenning
Een voorbeeld illustreert op welke wijze dit zou kunnen:
Uit de enquête blijkt dat de meeste buurtbewoners nauwelijks op de hoogte zijn van het
grote aantal auto-inbraken. Het wordt door buurtbewoners niet als een probleem
ervaren
Politieacademie 26
28. 7. De buurtscan als basis voor veiligheidsbeleid
7.1. Relatie buurtscan en wijkveiligheidsplan
In de buurtscan wordt, op basis van een analyse van de problemen in de buurt, een advies
gegeven aan de chef. Het advies betreft de prioriteiten in de aanpak van problemen en de
voorgestelde rol van de politie hierin. Met dit advies vormt de buurtscan een belangrijke basis
voor de beleidsplannen. De chef kan aan de hand van alle buurtscans tezamen uit het gehele
werkgebied in de diverse overlegstructuren aangeven welke problemen al dan geen prioriteit
moeten hebben in de betreffende buurt.
Buurtscan =
input voor:
Voorgesteld
beleid
Werkplan politie Werkplan Werkplan
(teamchef) justitie bestuur
Wijkveiligheidsplan
Jaarplan politie (DMT) Jaarplan Werkplan
justitie bestuur
Regionaal beleidsplan Regionaal Werkplan
politie (RMT) justitie bestuur
Vastgesteld
beleid
Of regionaal
college
De buurtscan is dus geen geïsoleerd document maar moet tweezijdig worden gekoppeld aan
districtelijke en regionale beleidsuitgangspunten. Enerzijds heeft elke regio een regionaal
beleidsplan, dat wordt vertaald naar districtlelijke jaarplannen en vervolgens wordt er een
werkplan per team gemaakt.
Anderzijds leveren de gegevens uit de buurtscan ten aanzien van de buurtproblematiek input
voor districtlelijk en regionaal te benoemen speerpunten. Als samensteller van de buurtscan
zoek je naar de verbindingen tussen deze regionale prioriteiten en de prioriteiten in de buurt. Als
er regionale prioriteiten specifiek in één buurt spelen, heeft de buurtagent de verplichting om er
wat aan te doen. Zo sla je twee vliegen in één klap.
De discrepantie tussen de huidige kerntakendiscussie en lokale politiezorg kan hier
ondubbelzinnig naar voren komen.
De buurtscan is de legitimatie voor het opnemen van speerpunten in een werkplan
respectievelijk districtsplan en regionaal beleidsplan, welke spelen op buurtniveau.
Politieacademie 27
29. In een wijkveiligheidsplan wordt het geheel aan afspraken vastgelegd tussen bestuur,
gemeentelijke diensten, politie en justitie over de gezamenlijke aanpak van problemen op het
gebied van leefbaarheid en problemen op het gebied van openbare orde en veiligheid. Het
wijkveiligheidsplan bevat afspraken voor een afgebakend geografisch gebied, waarbij op lokale
behoeften en wensen wordt ingespeeld.
De vastgelegde afspraken worden verwerkt in de jaarplannen van de betrokken (stedelijke)
diensten.
De gemeente is eerstverantwoordelijk voor het opstellen van wijkveiligheidsplannen. Zij heeft
de regie bij de uitvoering daarvan.
Per buurt wordt een wijkveiligheidsplan opgesteld om de problematiek op het gebied van
‘veiligheid en leefbaarheid’ in kaart te brengen. De politie brengt haar (regionale) prioriteiten
op het gebied van openbare orde en veiligheid in bij het opstellen van het wijkveiligheidsplan,
gebaseerd op de jaarlijks gemaakte buurtscans.
Het wijkveiligheidsplan is kaderstellend voor de activiteiten die door de betrokken diensten en
organisaties dienen te worden uitgevoerd.
Een wijkveiligheidsplan wordt vastgesteld in de gemeenteraad en behoeft afstemming en
instemming met prioriteiten en activiteiten van de politie en het openbaar ministerie.
Het wijkveiligheidsplan wordt na vaststelling ter marginale toetsing voorgelegd aan de
stedelijke Driehoek, te weten Burgemeester, Korpschef regiopolitie en Hoofdofficier van
Justitie.
Om een maximaal effect van de inspanningen van alle partijen te bereiken zijn heldere
afspraken op buurtniveau noodzakelijk en wenselijk. De bedoelde afspraken moeten worden
gemaakt binnen de kaders die centraal door bestuur, politie en justitie zijn / worden vastgesteld
en voor de gehele buurt gelden. Het is wenselijk om de afspraken tussen gemeente, openbaar
ministerie en politie uiteindelijk vast te leggen in een convenant. Per probleem zal het
samenwerkingspatroon weer anders zijn.
8. Advies aan de chef
Inleiding
Het woon- en leefklimaat in een buurt wordt vaak beïnvloed door verschillende vormen van overlast:
vervuiling, fout parkeren, agressie, graffiti, vandalisme, wildplassen, hondenpoep, jongeren- en
horecaoverlast, inbraken en geweld.
Vaak heeft de fysieke omgeving invloed op deze overlast. Op buurtniveau kunnen fysieke ingrepen de
overlast vaak al zonder al te ingrijpende maatregelen verminderen, zoals bijvoorbeeld door het
plaatsen van paaltjes, aanbrengen van meer en betere verlichting of het afsluiten van portieken.
Het opzetten en uitvoeren van een buurtscan is een goed instrument om oorzaken van
overlastproblemen in een buurt te achterhalen, verantwoordelijke ketenpartners in te schakelen en een
structurele aanpak mogelijk te maken.
8.1. Doel
Een buurtscan leidt tot een helder en bondig advies waarin de volgende zaken staan beschreven:
• Welke problemen en aandachtspunten spelen er in de buurt?
• Wat zijn (toekomstige) ontwikkelingen in de buurt?
• Welke prioriteit krijgen de geïnventariseerde problemen en aandachtspunten?
• Welke activiteiten kan de politie ondernemen bij de aanpak daarvan?
• Welke rol en activiteiten kunnen partners op zich nemen bij de aanpak daarvan?
Politieacademie 28
30. Als geheugensteun kan dienen dat een goede buurtscan voldoet aan de 5 P’s:
• Problemen en aandachtspunten van nu
• Problemen en aandachtspunten van morgen
• Prioritering van die problemen en aandachtspunten
• Politie haar rol en bijdrage: interne partners
• Partners hun rol en bijdrage: externe partners
Schematisch ziet het proces tot en met advies er als volgt uit:
inventarisatie
Onderzoeken en vergelijken:
1.Benoemen 5 a 10 problemen/aandachtspunten
2.Argumentatie
3. Aard en achtergrond
Advies:
1. Problemen van nu?
2. Problemen van morgen?
3. Prioriteitsstelling?
4. Partners hun rol ?
5. Politie haar rol ?
8.2. Werkwijze
Opbouw
• Kies 3 a 5 hardnekkige problemen en 3 a 5 aandachtspunten
• Geef argumenten voor de keuze en mogelijke volgorde
– Gebruik hierbij de objectieve en subjectieve info
– Breng jouw mening met argumenten in hierover
– Beschrijf ook wat de gevolgen zijn als de politie niets doet
• Wat zijn de rollen, belangen en taken van de mogelijke externe partners?
– Hoe staat het hun bereidheid om hun aandeel te leveren?
• Wat zijn de rollen, belangen en taken intern voor politie?
-Hoe staat het hun bereidheid om hun aandeel te leveren?
De problemen en aandachtpunten die uit de inventarisatie naar voren zijn gekomen en als probleem
zijn onderschreven door de buurt worden zo concreet mogelijk omschreven, b.v. aan de hand van de
zeven gouden w’s.
Daarnaast wordt aangegeven welke oorzaken het heeft en welke verantwoordelijkheden de betrokken
ketenpartners hebben om de geconstateerde oorzaken aan te pakken.
Politieacademie 29
31. Met duidelijke argumenten wordt door de buurtagent aangegeven waarom juist dit probleem op
termijn door politie aangepakt dient te worden en wat de mogelijke effecten zijn van het niet inzetten
van politie.
9. Individueel actie plan
De buurtagent heeft nu op grond van de buurtscan een voorstel gemaakt waarin de belangrijkste
problemen staan benoemd, vanuit de signalerende en adviserende taak van de politie partners heeft
benoemd en erbij betrokken en heeft voorgesteld welke interventies de politie kan ondernemen.
De uitgevoerde scan levert tevens een goede basis op voor de vraag waar de buurtagent nu zelf
concreet de komende periode gericht aan gaat werken. Dat kunnen hardnekkige problemen zijn die hij
eerst via probleemgericht werken analyseert en vervolgens in een netwerk aan gaat aanpakken. Het
kunnen ook kleinere aandachtspunten betreffen die vooral middels ‘preventief onderhoud’ door hem
en zijn collega’s opgepakt moeten gaan worden. Ook de gerichte aandacht voor veelplegers kan
benoemd worden. Daarnaast zijn er mogelijk specifieke incidenten of evenementen die zijn aandacht
verdienen.
Hij vraagt zich als professional hierbij telkens af:
• Waaraan wil ik concreet werken?
• Welke resultaat wil ik hierbij behalen?
• Welke activiteiten, welke interventies ga ik ondernemen en met wie?
• Hoe meet ik periodiek mijn behaalde resultaten?.
Op deze wijze vraagt de buurtagent zich voortdurend af of hij aan de goede zaken werkt op een juiste
wijze.
Een voorbeeld van een dergelijk individueel actieplan
Individueel actieplan
Waaraan ga ik gericht op welke wijze met wie aan werken?
Stappen individueel
actieplan ‘wat speelt er in mijn buurt?’
uitkomsten ‘buurt in beeld’
Incidenten Problemen aandachtspunten
Waaraan wil ik
werken?
Welk resultaat?
Hoe en met wie?
Hoe meet ik
resultaat?
Politieacademie 30