SlideShare una empresa de Scribd logo
1 de 69
Descargar para leer sin conexión
Realisatie kerndoelen een 
onmogelijke opgave? 
Een onderzoek naar ‘good practices’ 
op kleine basisscholen 
Frederik Smit 
Linda Sontag 
Bibi van Wolput
REALISATIE KERNDOELEN EEN ONMOGELIJKE OPGAVE?
ii
Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? 
Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen 
Frederik Smit 
Linda Sontag 
Bibi van Wolput 
juni 2002
De particuliere prijs van deze uitgave is ¼ 12,- 
Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00. 
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG 
Smit, Frederik 
Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? / Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi 
van Wolput - Nijmegen: ITS 
ISBN 90 – 5554 - 190 - 0 
NUGI 722 
 2002 Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) van de Stichting Katholieke Universiteit 
te Nijmegen 
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze 
uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of 
op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de 
voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijme-gen. 
No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any 
other means without written permission from the publisher. 
iv
v 
Voorwoord 
In het najaar van 2000 konden scholen en andere instellingen in het veld onder-zoeksvragen 
indienen in het kader van kortlopend onderzoek van de Landelijke Pedago-gische 
Centra. Vragen van de directeur, Harm Gelling, van de Christelijke Basisschool 
‘De Wegwijzer’ te Bellingwolde (Groningen) hadden betrekking op de realisatie van 
kerndoelen op kleine basisscholen: 
- Is het aantal vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden en (aspecten van) vakken 
haalbaar te onderwijzen op de kleine basisschool? 
- Welke scenario’s hanteren scholen die - naar eigen zeggen - er in slagen aandacht te 
schenken aan alle (aspecten van) vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden? 
De antwoorden op die vragen vormen de voorliggende brochure. 
De opdracht voor dit onderzoek is verleend door de Beleidsgroep onderwijsonderzoek 
van de Landelijke Pedagogische Centra. De Beleidsgroep heeft van het ministerie van 
OCenW de taak gekregen het kortlopend onderzoek te coördineren. Het onderzoek is 
gericht op de directe toepassing in de onderwijspraktijk. De gerichtheid op praktische 
toepassing laat natuurlijk onverlet dat het onderzoek op wetenschappelijk verantwoorde 
wijze is uitgevoerd. 
Het onderzoek is uitgevoerd door het ITS en het IVA, onder verantwoordelijkheid van de 
alliantie ‘De Nijmegen-Amsterdam-connectie’, waarin participeren het genoemde ITS te 
Nijmegen, het SCO-Kohnstamm Instituut te Amsterdam en de leerstoel Onderwijsrecht 
van de Juridische faculteit KU Nijmegen. Het team heeft bestaan uit Frederik Smit, Linda 
Sontag, Bibi van Wolput, Nico van Kessel, Jos van Kuijk en Marjan Vermeulen. 
Er zijn gesprekken gevoerd met directies en leraren en begeleiders van kleine basisscho-len. 
Wij zijn allen zeer erkentelijk voor de bereidwillige medewerking aan het onderzoek. 
Nico van Kessel 
Coördinator alliantie ‘De Nijmegen-Amsterdam-connectie’
vi
vii 
Inhoudsopgave 
Voorwoord v 
1. Achtergronden van het onderzoek 1 
1.1 Inleiding 1 
1.2 Achtergronden van kerndoelen 1 
1.2.1 Formele aspecten 1 
1.2.2 Organisatorische aspecten 4 
1.2.3 Realisatie van kerndoelen 7 
1.2.4 Beleidsmatig aspecten 7 
1.3 Aanleiding en doel van het onderzoek 8 
1.4 Verdere opbouw van het rapport 9 
2. Probleemstelling, onderzoeksopzet en -uitvoering 11 
2.1 Inleiding 11 
2.2 Probleemstelling, selectie van scholen, respons en verloop van het veldwerk 11 
3. Functioneren kerndoelen 15 
3.1 Inleiding 15 
3.2 De beschrijving van organisatorische aspecten van de kerndoelen 15 
3.3 Verschijningsvormen en realisatie van de kerndoelen 19 
3.3.1 Hoe gaan scholen met de kerndoelen om? 19 
3.3.2 Concrete vormgeving van het leerstofaanbod in de alledaagse 
praktijk 20 
3.4 Analyse functioneren kerndoelen op beleidsmatige aspecten 22 
3.5 Balans van de beschrijvende kenmerken 24 
4. Scenario’s, bevorderende factoren en werkwijzen 27 
4.1 Inleiding 27 
4.2 Beantwoording onderzoeksvragen 27 
4.3 Bevorderende factoren en werkwijzen 30 
4.4 Stappenplan realisatie kerndoelen 33 
4.5 Samenvattend 34 
Bijlage 37
viii
1 
1 Achtergronden van het onderzoek 
1.1 Inleiding 
In dit rapport wordt het onderzoek beschreven naar de realisatie van kerndoelen in het 
basisonderwijs. 
Paragraaf 1.2 geeft een beschrijving van de achtergronden van kerndoelen binnen het 
leerstofaanbod in het basisonderwijs. In paragraaf 1.3 komt de aanleiding en het doel van 
het onderzoek aan de orde. Paragraaf 1.4 schetst de verdere opbouw van het rapport. 
1.2 Achtergronden van kerndoelen 
1.2.1 Formele aspecten 
De wettelijk voorgeschreven doelen voor het basisonderwijs bestaan uit algemene doel-stellingen 
en kerndoelen. 
Algemene doelstellingen 
Als algemene doelstelling voor het basisonderwijs is vastgesteld dat dit onderwijs de 
grondslag moet leggen voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs1. Het basis-onderwijs 
moet worden afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen 
en in elk geval worden gericht op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, op 
het ontwikkelen van creativiteit, het verwerven van de noodzakelijke kennis en van 
sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden. Daarbij moet er van worden uitgegaan 
dat leerlingen opgroeien in een multiculturele samenleving. Ten aanzien van leerlingen 
die extra zorg behoeven, is het onderwijs gericht op individuele begeleiding die is afge-stemd 
op de behoeften van de leerling. De algemene doelstellingen in de Wet op het 
primair onderwijs hebben een breed en omvattend karakter. Er wordt geen na te streven 
resultaat omschreven. Of de algemene doelen worden bereikt, is daardoor niet of nauwe-lijks 
vast te stellen. 
1 WPO: Wet op het primair onderwijs: Staatsblad 1998, nr. 495, artikel 9, artikel 2.
Kerndoelen 
Kerndoelen geven een beschrijving van kwaliteiten van leerlingen op schoolniveau op het 
gebied van kennis, inzicht en vaardigheden. De kerndoelen zijn bij algemene maatregel 
van bestuur vastgesteld1. Scholen moeten de kerndoelen hanteren als aan het eind van het 
basisonderwijs te bereiken doelstellingen2. In de structuur van de kerndoelen worden zes 
leergebied specifieke kerndoelen onderscheiden: Nederlandse taal (Friese taal geldt voor 
scholen in de provincie Friesland), Engelse taal, rekenen/wiskunde, oriëntatie op mens en 
wereld3, lichamelijke opvoeding en kunstzinnige oriëntatie4. De kerndoelen hebben niet 
alleen betrekking op kennisinhouden, maar ook op persoonlijke vaardigheden in leerge-biedoverstijgende 
2 
kerndoelen die gegroepeerd zijn rond de thema’s: werkhouding, wer-ken 
volgens een plan, gebruik van uiteenlopende leerstrategieën, zelfbeeld, sociaal 
gedrag en nieuwe media. Indirect hebben de kerndoelen ook invloed op pedagogisch-didactische 
werkvormen. Zo schrijven de leergebiedoverstijgende kerndoelen voor dat 
leerlingen plezier hebben en houden in leeractiviteiten, gericht deelnemen aan groepsac-tiviteiten, 
respectvol met anderen kunnen omgaan en over voldoende zelfvertrouwen 
beschikken5. 
Kwaliteit onderwijs 
De kwaliteit van het onderwijs wordt in belangrijke mate bepaald door de wijze waarop 
scholen hun leerstofaanbod inrichten. De kerndoelen vormen hierin een belangrijk 
element6. Deze kerndoelen zijn in 1998 herzien en in de nieuwe versie niet alleen aan de 
nieuwe ontwikkelingen aangepast, maar ook aangescherpt en nadrukkelijk omschreven 
in termen van eisen die aan het eind van het basisonderwijs aan de leerlingen kunnen 
worden gesteld: leerlingen moeten bijvoorbeeld iets kennen, kunnen, begrijpen of verkla-ren. 
Geprobeerd is om scholen opbrengst gerichter te laten werken. De herziene kerndoe-len 
zijn weliswaar in outputtermen beschreven, maar er wordt geen (minimaal of wense-lijk) 
beheersingsniveau aangegeven. 
1 Een bevoegd gezag van een bijzondere school kan eventueel eigen kerndoelen voor de school vaststellen. 
Deze kerndoelen behoren van een gelijk niveau te zijn en moeten aan de inspectie ter beoordeling worden 
voorgelegd. 
2 WPO: Wet op het primair onderwijs: Staatsblad 1998, nr. 495, artikel 9, lid 6. 
3 Oriëntatie op mens en wereld is onderverdeeld in: aardrijkskunde, geschiedenis, samenleving, techniek, 
milieu, gezond en redzaam gedrag, natuuronderwijs. 
4 Kunstzinnige oriëntatie is onderverdeeld in: tekenen en handvaardigheid, muziek, spel, bevordering van het 
taalgebruik en beweging. 
5 Besluit kerndoelen basisonderwijs 1998, Staatsblad 1998, nr. 354. 
6 Letschert, J.F.M. (1998). Wieden in een geheime tuin. Een studie naar kerndoelen in het Nederlandse 
basisonderwijs. Enschede: SLO.
Van goed functionerende scholen is volgens de inspectie sprake als de kwaliteit van het 
leerstofaanbod voldoende dekkend is voor de kerndoelen bij Nederlandse taal, rekenen 
en wiskunde, en aangeboden tot en met het niveau van groep 8. Op ruim 60 procent van 
de scholen dekt het aanbod voor Nederlandse taal de kerndoelen in voldoende mate. Voor 
rekenen en wiskunde is dat op bijna 90 procent van de scholen het geval. Opvallend is 
dat bijna een tiende van de scholen er niet in slaagt in voldoende mate leerstof aan te 
bieden wat betreft taal en rekenen tot en met het niveau van groep 81. 
Kwaliteitsbeleid 
Met de invoering van de kerndoelen en de recente aanpassing van de verantwoor-dingsplicht 
van scholen in het kader van het kwaliteitsbeleid is een nieuw type deugde-lijkheidseisen 
geïntroduceerd. De kerndoelen basisonderwijs gelden als een 
‘inspanningsverplichting’ voor scholen. De kerndoelen leggen, zoals gezegd, geen niveau 
vast dat door de leerlingen moet worden bereikt. Zij zijn zodanig geformuleerd dat de 
school er een eigen invulling en uitwerking aan kan geven. Kerndoelen zijn daardoor niet 
eenvoudig als basis voor een minimumkwaliteit van de school te beschouwen. Bij andere 
deugdelijkheidseisen is het in principe zo dat een school wel of niet aan de eisen voldoet; 
bij de kerndoelen zullen de manieren waarop scholen de kerndoelen uitwerken sterk 
kunnen verschillen2. 
Documenten kwaliteitsbeleid 
Elke school dient een kwaliteitsbeleid te ontwikkelen en daarover verantwoording af te 
leggen aan de ouders over de doelstellingen en de resultaten ervan3. Basisscholen zijn 
verplicht om het beleid met betrekking tot de kwaliteit van de school in een schoolplan te 
beschrijven4. De schoolgids basisonderwijs bevat voor ouders, voogden, verzorgers en 
leerlingen informatie over de missie c.q. onderwijsvisie van de school: de doelen van het 
onderwijs, de wijze waarop de zorg voor het jonge kind en de zorg voor leerlingen met 
specifieke onderwijsbehoeften wordt vormgegeven, de wijze waarop de verplichte on-derwijstijd 
wordt benut, de geldelijke bijdrage, de rechten en plichten van de ouders, de 
verzorgers, de leerlingen en het bevoegd gezag waaronder informatie over de klachtenre-geling 
5. Per augustus 1999 is een verantwoording over de resultaten van het onderwijs 
voorgeschreven6. Verantwoording wordt ook afgelegd in het zogenaamde zorgplan1. De 
1 Inspectie van het onderwijs (2000). Onderwijsverslag over het jaar 1999. 
2 Onderwijsraad, Schoolkwaliteit in beeld. Voorstellen voor een verantwoorde openbaarmaking van gegevens 
over de kwaliteit van scholen, adviesnr. 990487/368, p. 17, 
3 Staatsblad 1998, nr. 398. 
4 WPO, artikel 12, lid 4. 
5 WPO, artikel 13. 
6 De Wet van 18 juni 1998 tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met onder meer de 
invoering van het schoolplan, de schoolgids en het klachtrecht (Staatsblad 1998, nr. 398, artikel V). 
3
verantwoording over de besteding van de extra middelen voor het bestrijden van onder-wijsachterstanden 
4 
moeten scholen geven in het onderwijsachterstandenplan. Dit plan 
wordt, na op overeenstemming gericht overleg met de bevoegde gezagsorganen, vastge-steld 
door de gemeenteraad2. 
1.2.2 Organisatorische aspecten 
Uit onderzoek naar het functioneren van effectieve scholen blijkt dat behalve de school-organisatie, 
ook de onderwijsvisie , organisatiecultuur en onderwijskundige vormgeving 
invloed hebben op de onderwijsopbrengsten3. De mate waarin de kerndoelen gerealiseerd 
worden zegt iets over de mate van effectiviteit van de school. 
Schoolorganisatie 
Onder de schoolorganisatie van de school verstaan we de afspraken die gemaakt zijn en 
de maatregelen die zijn genomen om het onderwijs op school mogelijk te maken, bij-voorbeeld 
wat betreft de vaststelling van de schooltijden, de groepsindeling en de 
huisvestingsvoorzieningen. Kleine scholen hebben doorgaans te weinig leerlingen voor 
het formeren van acht aparte jaargroepen. Deze scholen zijn daardoor veelal noodge-dwongen 
leerlingen van twee of meer jaargroepen bij elkaar in één klas te plaatsen in 
zogenaamde combinatieklassen. Meestal bestaan combinatieklassen uit een samenvoe-ging 
van twee jaargroepen4. 
Onderwijsvisie 
Door de grotere autonomie van scholen en de noodzaak om zich ten opzichte van ouders 
te verantwoorden, zijn scholen steeds meer genoodzaakt eigen beleid te voeren op basis 
van een missie c.q. onderwijsvisie: een specifiek cluster van algemene doelen dat in 
relatie staat tot overtuigingen, attitudes en activiteiten5. Voor iedere school is het van 
levensbelang te weten wat zijn klanten willen. Een eigen visie is te bepalen op basis van 
de beantwoording van de vragen van wat men als doelstellingen voor de komende jaren 
wil realiseren. De doelen moeten vervolgens vertaald worden in een praktische aanpak, 
1 WPO, artikel 19. 
2 WPO, artikel 166. 
3 Edmonds, R. (1979). A discussion of the literature and issues related to effective schooling. Cambridge: 
Center for Urban Studies. Harvard Graduate School of Education. 
Rosenholtz, S.J. & Simpson, C. (1990). Workplace conditions and the rise and fall of teachers’ commitment. 
Sociology of Education, 63, 241-257. 
4 Zie: Kral, M. (1997), Instructie en leren in combinatieklassen. Een onderzoek naar de effectiviteitsverschillen 
tussen combinatieklassen en enkelvoudige klassen in het basisonderwijs. Ubbergen: Tandem Felix, p. 4-5. 
5 Hoyle, E. (1986), The politics of school management. London: Hodder and Stoughton, p. 112.
zeg maar vaststelling van speerpunten, die op korte en (middel)lange termijn te realiseren 
is. Het vaststellen van de sterke en zwakke kanten van de school is een eerste stap in het 
proces van doelformulering bij het verbeteren van de kwaliteit van de prestaties van de 
school. Uiteraard dient te worden nagegaan wat dit betekent voor alle betrokkenen bij het 
onderwijs. 
Organisatiecultuur 
Onder de organisatiecultuur of het organisatieklimaat verstaan we het geheel van waar-den, 
normen en verwachtingen die richtinggevend zijn voor de activiteiten van de leden 
van het schoolteam en voor de manier van vormgeving van die activiteiten. Waarden, 
normen en verwachtingen hebben te maken met interactie(s) en met verantwoordelijk-heden 
1. De organisatiecultuur - met dimensies als leiderschapstijl, besluitvormingsat-titude, 
relaties tussen personen, interne openheid - wordt meestal niet gerelateerd aan de 
leerprestaties van de leerlingen, maar veeleer aan de betrokkenheid, de werkmotivatie 
van leerkrachten/directies, de arbeidsbevrediging van betrokkenen op school, de inno-vatiebereidheid 
en het probleemoplossend vermogen2. Leerkrachten op kleine scholen 
blijken meer betrokken te zijn bij de beleidsvorming dan leerkrachten op grote scholen. 
Op kleine scholen blijkt daarentegen minder sprake te zijn van een prestatiegerichte sfeer 
dan op grote scholen3. 
Onderwijskundige vormgeving 
De onderwijskundige vormgeving van het onderwijs is de wijze waarop scholen de 
onderwijsprogramma’s zo inrichten opdat de wettelijk vastgelegde kerndoelen bereikbaar 
zijn. De scholen zijn hierin vrij. Meningen verschillen of de school met name een ‘leerin-stituut’ 
5 
of een ‘leefgemeenschap’ moet zijn4. 
De meer traditionele opvatting hierover kan inhoudelijk worden omschreven als leerstof-gericht 
onderwijs. De leerstofgerichtheid bestaat uit een patroon van opvattingen met een 
nadruk op voorbereiding op het voortgezet onderwijs, een beroep als doel van het onder-wijs, 
nadruk op een ordelijk en gestructureerd leerklimaat, aandacht voor basisvakken, de 
leertijd effectief te besteden en een accent op prestaties en diploma’s. 
De moderne opvatting hierover kan omschreven worden als leerlinggericht onderwijs. 
Dit onderwijs bestaat uit een patroon van opvattingen met een nadruk op vorming als 
1 Mahieu en Dietvorst (1989). Scholen gelijmd. In: Organisatiecultuur van scholen (red. C. Dietvorst & P. 
Mahieu). Samsom H.D. Tjeenk Willink, p. 13. 
2 Vilsteren, C. van & B. Witziers. Schoolcultuur. In: Organisatiecultuur van scholen (red. C. Dietvorst & P. 
Mahieu). Samsom H.D. Tjeenk Willink, p. 53. 
3 Zie: Kral, M. (1997), Instructie en leren in combinatieklassen. Een onderzoek naar de effectiviteitsverschillen 
tussen combinatieklassen en enkelvoudige klassen in het basisonderwijs. Ubbergen: Tandem Felix, p. 199. 
4 Denessen, E. (1999). Opvattingen over onderwijs: Leerstofgerichtheid en leerlinggerichtheid in Neder-land. 
Leuven: Garant.
doel van het onderwijs, een nadruk op een democratische inrichting van het onderwijs, 
aandacht voor sociale en creatieve vakken en accent op individuele leeractiviteiten1. 
Kerndoelen beschrijven datgene wat in het basisonderwijs op basis van een onderwijs-visie 
6 
moet en kan worden gerealiseerd in het onderwijs. De doelen hebben een hybride 
karakter2: geformuleerd als eisen aan leerlingen, stelt het intentioneel ook eisen aan de 
onderwijskundige vormgeving van het onderwijs (bijvoorbeeld de keuze voor het be-vorderen 
van prestaties in de vakken taal, rekenen en lezen en het gebruik van toetsen), 
de organisatiecultuur (onderlinge verhoudingen) en de schoolorganisatie (voor kleine 
scholen: de aanpak van het werken met combinatieklassen). 
De mate waarin de vier begrippen (onderwijsvisie, organisatiecultuur, schoolorganisatie 
en onderwijskundige vormgeving) elkaar stimuleren dan wel tegenwerken bij de realisa-tie 
van kerndoelen, zou mede kunnen worden bepaald door omgevingsfactoren als de 
inschakeling van een schoolbegeleidingsdienst. Zie schema 1.3. 
Schema 1.3 - Relatie tussen realisatie van kerndoelen, onderwijsvisie, organisatiecultuur, 
schoolorganisatie en onderwijskundige vormgeving van het onderwijs 
onderwijs-visie 
organisatie-cultuur 
oommggeevviinngg 
realisatie 
kerndoelen 
school-organisatie 
onderwijskundige 
vormgeving 
1 Denessen, a.h.w., p. 26. 
2 Letschert, J.F.M. (1998). Wieden in een geheime tuin. Een studie naar kerndoelen in het Nederlandse 
basisonderwijs. Enschede: SLO, p. 126.
7 
1.2.3 Realisatie van kerndoelen 
De rijksoverheid geeft door het vaststellen van kerndoelen sturing aan de inhoud van het 
onderwijs. Schrijvers van schoolboeken gebruiken de kerndoelen bij het vervaardigen 
van nieuwe leerboeken en ander lesmateriaal. Toetsinstituten als het Cito hanteren de 
kerndoelen als richtlijn bij het opstellen van tussentijdse toetsen en eindtoetsen. Scholen 
worden vooral langs deze indirecte wegen (gebruik van schoolboeken, en toetsmateriaal) 
beïnvloed de kerndoelen te hanteren1. Van de scholen mag worden verwacht dat zij 
voldoende onderwijstijd plannen voor het aanleren van basisvaardigheden in Nederlandse 
taal en rekenen en wiskunde2. De aandacht die leerkrachten aan vakken besteden hangt 
dan ook voor een belangrijk deel af van de aandacht die daarvoor in de methoden is 
ingeruimd3. Om goede resultaten te kunnen boeken is de kwaliteit van het handelen van 
leerkrachten cruciaal. Belangrijk is in dit verband dat vorderingen regelmatig worden 
geregistreerd, geëvalueerd en teruggekoppeld naar de leerlingen. Daardoor wordt de 
onderwijsaanpak ook minder vrijblijvend en meer gestructureerd. Vooral voor zwakke 
leerlingen wordt met name de rekentijd soms verlengd door ze huiswerk mee te geven4. 
Het leerstofaanbod blijkt op ruim 80 procent van de scholen voldoende afgestemd te zijn 
op relevante verschillen tussen leerlingen, vooral dankzij de aanschaf (en goed gebruik) 
van nieuwe methoden met begeleiding van onderwijsbegeleidingsdiensten5. 
1.2.4 Beleidsmatige aspecten 
Kerndoelen geven een beschrijving van kwaliteiten van leerlingen op het gebied van 
kennis, inzicht en vaardigheden. De wetgever ziet het realiseren van de kerndoelen als 
een inspanningsverplichting voor scholen. In de kerndoelen worden echter geen niveaus 
vastgelegd die leerlingen moeten bereiken. De doelen zijn zo geformuleerd dat scholen - 
binnen zekere grenzen - er een eigen invulling aan kunnen geven. Dit betekent dat direc-ties 
en leerkrachten over de feitelijke realisatie van de kerndoelen met elkaar van gedach-ten 
moeten wisselen en besluit en dienen te nemen ten aanzien van welke aspecten de 
kerndoelen in het schoolbeleid een plaats krijgen. 
1 Bronneman-Helmers, H.M. (1999), Scholen onder druk: Op zoek naar de taak van de school in een veran-derende 
samenleving, SCP, Den Haag. 
2 Inspectie van het onderwijs (2000). Onderwijsverslag over het jaar 1999. p. 60. 
3 Zie: Aarnoutse (1998); Hofman & Guldemond, (1999). 
4 Wang e.a. (1990). 
5 Inspectie van het onderwijs, a.h.w., 2000.
We onderscheiden de volgende vijf beleidsmatige aspecten in verband met het werken 
met de kerndoelen: 
1. evaluerend vermogen1: de mate waarin scholen gebruik maken van standaardtoetsen 
en de wijze waarop wordt omgegaan met toetsresultaten; 
2. vermogen tot zorgverbreding2: de mate waarin het beleid en de praktijk van de school 
is afgestemd op de opvang van zwakke en begaafde leerlingen; 
3. beleidsvormend vermogen3: de mate van betrokkenheid en samenwerking van directie, 
leerkrachten en ouders bij de realisatie van de kerndoelen; 
4. centraliteit kerndoelen in het schoolbeleid: waargenomen positie van kerndoe-lenrealisatie 
8 
en functioneren ervan temidden van andere beleidspunten; 
5. functioneren kerndoelen in evaluatiecyclus: rol van de kerndoelen in de relatie tot de 
kwaliteitsbewaking van het onderwijs: de mate waarin men de afstand vaststelt tussen 
de door de school geformuleerde missie (uitgangspunten, doelstellingen, eindtermen, 
operationele doelen) en de onderwijsrealiteit. 
1.3 Aanleiding en doel van het onderzoek 
De laatste tien à vijftien jaar zijn de condities waaronder basisscholen moeten werken 
sterk veranderd: toenemende concurrentie tussen scholen, mondiger worden van ouders 
en veranderingen in de leerlingenpopulatie. Ook de eisen met betrekking tot de inhoud 
van het onderwijs en de pedagogisch-didactische aanpak zijn toegenomen. Gesignaleerde 
tegenstrijdigheden betreft het Weer-Samen-Naar-School-beleid en het daarbij behorende 
onderwijs-op-maat dat leerlinggericht is versus het leerstofgerichte beleid dat wordt 
ingegeven door Cito-toetsen en inspectie-oordelen. Er zijn daarnaast grote verschillen in 
populatie en daarmee van de aanpak die scholen voorstaan. Scholen kiezen doorgaans zo 
veel mogelijk voor een eigen invulling van vakken en het curriculum wordt waar moge-lijk 
volgens eigen principes (vrijheid van onderwijs) ingevuld4. 
1 Veenman, S. (1996a). Cognitieve en niet-cognitieve leeruitkomsten van leerlingen in combinatieklassen: een 
‘best evidence’-synthese. Nijmegen. Vakgroep Onderwijskunde KUN. 
Veenman, S. (1996b). Effects of multigrade and multi-age classes reconsidered. Review of Educational Re-search, 
66, (3), 323-340. 
2 Veenman, S., Lem, P. et al. (1996). Effectieve instructie en doelmatig klassemanagement: Een schoolver-beteringsprogramma 
voor enkelvoudige en combinatieklassen (zesde druk). Amsterdam/Lisse: Swets & 
Zeitlinger. 
Veenman, S., & Raemaekers, J. (1996). Retentie-effecten van een nascholingsprogramma voor effectieve 
instructie en klassemanagement. Pedagogische Studiën 73, 357-371. 
3 Sleegers, P.J.C. (1991). School en Beleidsvoering. Een onderzoek naar de relatie tussen het beleidsvoerend 
vermogen van scholen en het benutten van de beleidsruimte door scholen. Nijmegen: Katholieke Universiteit. 
4 Bronneman, a.h.w., 1999.
Scholen verschillen niet alleen in het soort onderwijsresultaten dat zij nastreven, maar 
ook in de wijze waarop zij die resultaten trachten te bereiken. Kleinere scholen hebben 
vaker dan grotere scholen een opbrengst die lager is dan mag worden verwacht in com-binatie 
met essentiële tekortkomingen in het onderwijsleerproces. Scholen met honderd 
9 
of minder leerlingen functioneren minder vaak naar behoren dan grotere scholen1. 
Als gevolg van de toegenomen maatschappelijke eisen kampt het basisonderwijs met een 
overladen onderwijsprogramma. De Commissie Evaluatie Basisonderwijs concludeert in 
1994 dat ‘het huidige aanbod in het basisonderwijs door scholen niet gerealiseerd kan 
worden binnen de beschikbare hoeveelheid onderwijstijd’2. Na de herziening van de 
kerndoelen in 1998 lijkt de haalbaarheid echter niet verbeterd. De Onderwijsraad consta-teert 
in haar advies over de herziene kerndoelen ‘dat deze soms onrealistisch hoog ge-steld 
zijn en door het merendeel van de leerlingen niet bereikt zullen worden’3. 
Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe kleine scholen er, naar eigen zeggen, 
wél in slagen de kerndoelen te realiseren. 
1.4 Verdere opbouw van het rapport 
In het volgende hoofdstuk komt de probleemstelling, de onderzoeksopzet en -uitvoering 
aan de orde. In hoofdstuk 3 bespreken we de resultaten van de casestudies en wordt een 
voorlopige balans opgemaakt. In hoofdstuk 4 worden bevorderende factoren en werkwij-zen 
beschreven voor scholen die gericht aan de slag willen met de kerndoelen. 
1 Inspectie van het Onderwijs, a.h.w., 2000. 
2 CEB (1994). Zicht op kwaliteit. Evaluatie van het basisonderwijs. Den Haag: SDU. 
3 Onderwijsraad (1997). Advies kerndoelen basisonderwijs en basisvorming. Den Haag.
10
11 
2 Probleemstelling, onderzoeksopzet en -uitvoering 
2.1 Inleiding 
Paragraaf 2.2 geeft een beschrijving van de probleemstelling, de selectie van scholen, 
respons en verloop van het veldwerk. 
2.2 Probleemstelling, selectie van scholen, respons en verloop van het veldwerk 
De probleemstelling van het onderzoek sluit aan bij de vragen van de aanvrager van het 
onderzoek: de directeur van de Christelijke Basisschool ‘De Wegwijzer’ te Bellingwolde 
(Groningen). 
Als hoofdvragen gelden: 
1. Is het aantal vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden en (aspecten van) vakken 
haalbaar te onderwijzen op de kleine basisschool? 
2. Welke scenario’s hanteren scholen die - naar eigen zeggen - er in slagen aandacht te 
schenken aan alle (aspecten van) vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden? 
Onderzoeksopzet 
Gestart is met een gesprek met de aanvrager. Ter beantwoording van de onder-zoeksvragen 
zijn vanaf mei 2001 tot augustus 2001 casestudies uitgevoerd. In totaal zijn 
17 cases bestudeerd. De belangrijkste criteria voor de selectie van de scholen waren: 
1. de mate waarin de school voldeed aan voorwaarden voor ´good practices´; 
2. het aantal leerlingen dat de school telde; 
3. de spreiding met betrekking tot leerlingenpopulatie, regio, denominatie en onderwijs-kundige 
inrichting. 
In tabel 2.1 en tabel 2.2 (zie bijlage) wordt dieper ingegaan op de selectie van de cases. 
In tabel 2.3 staat een overzicht van de scholen die hebben deelgenomen aan het onder-zoek.
Tabel 2.3 - Geselecteerde cases (inclusief de school van de aanvrager) naar leerlingen-aantal, 
12 
regio, denominatie en onderwijskundige inrichting 
leerlingen-aantal 
Provincie denominatie onderwijskundige 
inrichting 
1 83 Friesland openbaar Jenaplan/Freinet-elementen 
2 54 Friesland P.-C. Jenaplan/Dalton-elementen 
3 83 Gelderland P.-C. 
4 98 Friesland R.-K. 
5 42 Drenthe openbaar 
6 33 Drenthe openbaar Jenaplan/Freinet-elementen 
7 90 Friesland openbaar 
8 51 Friesland openbaar Jenaplan-elemen-ten 
9 98 Noord-Brabant P.-C. 
10* 116 Zeeland R.-K. 
11 80 Noord-Brabant R.-K. 
12 75 Noord-Brabant openbaar 
13 98 Zeeland P.-C. 
14 81 Utrecht P.-C. 
15 73 Utrecht openbaar 
16* 113 Utrecht openbaar 
17** 63 Groningen P.-C. 
* Scholen geselecteerd uit het bestand van scholen met meer dan 100 leerlingen, omdat er geen 
scholen aanwezig waren met de gewenste kenmerken in de categorie scholen met 100 of minder 
leerlingen of groeischool. 
* * School van de aanvrager. 
Het gemiddeld aantal leerlingen op de 17 kleine scholen uit de onderzoeksgroep bedraagt 
78. De kleinste school telt slechts 33 leerlingen en de grootste 116 leerlingen. 
Op de meeste scholen hebben zich in de in de vijf jaren voorafgaand aan het onderzoek 
geen belangrijke wijzigingen in de samenstelling van de leerlingenpopulatie voorgedaan. 
In twee gevallen deed zich een (forse) stijging van het leerlingenaantal voor. Op twee 
scholen is sprake van een dalend aantal leerlingen.
Opzet van de cases 
Per case zijn relevante (beleids)documenten van de school bestudeerd1 en is op locatie 
een gesprek gevoerd met de directie. Daarnaast zijn er (groeps)gesprekken gevoerd met 2 
à 3 leerkrachten (bovenbouw, middenbouw en onderbouw)2 . Indien relevant is de 
schoolbegeleider die de betreffende school heeft geadviseerd in verband met de vorm-geving 
van kerndoelen en de keuzes van methoden ook geïnterviewd. Er zijn gesprekken 
13 
gevoerd met in totaal 17 directieleden, 58 leerkrachten en 8 schoolbegeleiders. 
Ten behoeve van de gesprekken zijn topiclijsten ontworpen. In de topiclijst voorgelegd 
aan de directies lag het accent op schoolkenmerken, de visie van het management op het 
omgaan met kerndoelen en het beleid inzake de vormgeving van de kerndoelen. In de 
topiclijsten voor de individuele leerkrachten lag het accent op de taakopvattingen, typen 
resultaten die men nastreeft, ervaringen en wensen wat betreft overleg en samenwerking 
tussen leerkrachten, directie en schoolbegeleidingsdienst (knelpunten, verbeterpunten) en 
de ervaringen en wensen wat betreft de afstemming tussen (discrepanties in) aanbod en 
kerndoelen vanuit de eigen optiek. In de topiclijsten voor de schoolbegeleiders lag het 
accent op de gemaakte keuzes bij de methoden en de aard van de begeleiding die is 
gegeven (zie schema 2.4). 
Schema 2.4 - Gevraagde informatie 
Schoolleiders: 
- algemene schoolgegevens 
- gemaakte keuzes en eigen kerndoelen voor de school 
- hoe kerndoelen worden bereikt 
- hoe het management zicht heeft op de bereikte kerndoelen 
- gemaakte keuzes en prioriteiten om te voldoen aan de kerndoelen 
- hoe de directie richting geeft aan het team opdat het onderwijsaanbod verantwoord is 
- hoe de concrete vormgeving van het leerstofaanbod in de alledaagse onderwijspraktijk plaats 
vindt 
- of verwachtingen over de invoering van kerndoelen zijn uitgekomen 
- visies op onderwijs en taakopvatting van de school 
- nagestreefde resultaten 
- gesignaleerde managementproblemen, gevonden oplossingen en rol van de leerkrachten hier-bij 
1 Schoolplan, schoolgids, klachtenregeling, zorgplan, onderwijsachterstandenplan. 
2 Er zijn geen (groeps)gesprekken gevoerd met de leerkrachten van de school van de aanvrager, omdat hiervoor 
geen toestemming werd verleend door de nieuw aangestelde locatieleider.
Leerkrachten: 
- bekendheid kerndoelen 
- welke kerndoelen wel en niet aan de orde komen 
- aandacht voor etnische en culturele verscheidenheid schoolpopulatie 
- differentiatie naar behoeftes van leerlingen 
- vakinhoudelijke en vakdidactische opvattingen/groeperingsvormen 
- relatie tussen vakken, kerndoelen, gehanteerde methoden, werkwijzen en activiteiten 
- taakopvatting 
- (check) nagestreefde resultaten 
- gesignaleerde problemen en gevonden oplossingen 
Schoolbegeleiders: 
- bekendheid met kerndoelen betreffende school 
- aandacht voor kerndoelen in gesprekken met de school 
- rol begeleider 
- gesignaleerde problemen en gevonden oplossingen 
De interviews zijn door de onderzoekers afgenomen. De concepten van de topiclijsten en 
het concepteindrapport zijn ter bespreking voorgelegd aan de aanvrager. 
14
15 
3 Functioneren kerndoelen 
3.1 Inleiding 
We bespreken in dit hoofdstuk de resultaten van onze bezoeken aan de scholen. De 
gegevens worden daartoe geordend volgens een aantal aspecten van kerndoelen die in 
hoofdstuk 1 zijn beschreven. In paragraaf 3.2 wordt aan de hand van de schooldocumen-ten 
een beschrijving gegeven van de scholen op organisatorische aspecten van de kern-doelen: 
missie c.q. onderwijsvisie, schoolorganisatie, organisatiecultuur en 
onderwijskundige vormgeving. In paragraaf 3.3 worden aan de hand van de gesprekken 
de manier waarop binnen de scholen de realisatie van de kerndoelen plaatsvindt 
weergegeven. Ten slotte wordt in paragraaf 3.4 elk van de onderzochte scholen getypeerd 
aan de hand van een vijftal beleidsmatige factoren die belangrijk zijn in verband met het 
werken met de kerndoelen: evaluerend vermogen, vermogen tot zorgverbreding, 
beleidsvormend vermogen, centraliteit kerndoelen in het schoolbeleid en het functioneren 
van de kerndoelen in de evaluatiecyclus. Dit zal gebeuren op basis van de door ons 
gevoerde gesprekken en de beschikbare schooldocumenten. In paragraaf 3.5 maken we 
de balans op van de informatie uit de casestudies. 
3.2 De beschrijving van organisatorische aspecten van de kerndoelen 
De manier waarop scholen kerndoelen kunnen realiseren zouden (mede) kunnen worden 
bepaald door de visie, de cultuur, de organisatie en de onderwijskundige vormgeving van 
het onderwijs. In paragraaf 1.2.2 is het begrip missie/onderwijsvisie, omschreven als een 
voor een bepaalde school specifiek cluster van algemene doelen die in relatie staan tot 
overtuigingen, attitudes en activiteiten. De organisatiecultuur is de wijze waarop leer-krachten 
en leerlingen met elkaar omgaan in het streven naar productieve en goede 
intermenselijke verhoudingen. Het concept schoolorganisatie is gedefinieerd als de 
afspraken die gemaakt zijn en maatregelen die zijn genomen om het onderwijs op school 
mogelijk te maken, bijvoorbeeld wat betreft de groepsindeling. Onder het begrip onder-wijskundige 
vormgeving verstaan we de wijze waarop scholen de onderwijsprogramma’s 
zo inrichten opdat de wettelijk vastgelegde kerndoelen bereikt worden. 
De organisatorische aspecten van kerndoelen zijn door de scholen beschreven in de 
schooldocumenten. In overzicht 3.1 (zie bijlage) is een beschrijving opgenomen van de 
onderwijsvisie, organisatiecultuur, schoolorganisatie en onderwijskundige vormgeving 
van de onderzochte scholen zoals wij die in de schooldocumenten zijn tegengekomen. 
Hieronder volgt per aspect een overzicht daarvan.
Missie/onderwijsvisie 
In de geformuleerde missies c.q. onderwijsvisies van de 17 scholen is doorgaans diffuus 
en vaag geformuleerd hoe het schoolteam aankijkt tegen wat men wil bereiken met het 
onderwijs. De verwoorde missies hebben veelal betrekking op de volgende functies van 
de school1: 
- leerfunctie: het belangrijkste uitgangspunt voor de scholen is het streven de leerlingen 
een ononderbroken leerproces c.q. ontwikkelingsgang te laten doorlopen. Leerlingen 
wordt kennis bijgebracht over de traditionele kennisgebieden, maar ook staan vaak de 
kennis en vaardigheden op sociaal gebied centraal (‘als kinderen maar goed in hun vel 
zitten, ontspannen zijn, vrij zijn, dan willen ze wel met je mee bewegen, dan willen ze 
wel dingen leren’); 
Een aantal scholen benadrukt in hun missie dat elk kind verschillend is en zijn eigen 
ontwikkeling doormaakt: ‘onderlinge verschillen worden geaccepteerd’, ‘de basis van 
het ontwikkelingsproces ligt in het kind zelf’, ‘kinderen zijn nieuwsgierig en zoeken 
steeds een uitdaging’, ‘uit het kind halen wat er in zit’. 
Een enkele school benoemt als speerpunt in hun missie de kwaliteit van het onderwijs. 
Dit wordt uitgedrukt in termen van: 
. onderwijsaanbod (‘adequaat’, ‘leerlingvolgend’, ‘op maat’, ‘veilig leer- en werk-klimaat’); 
. begeleiding (‘effectief’, ‘duidelijke structuur en organisatie’); 
. eisen aan leerlingen (‘leerlingen worden uitgedaagd om vanuit een hoge betrok-kenheid 
16 
zich te ontwikkelen’); 
- kwalificatiefunctie: de school bereidt leerlingen voor op het voortgezet onderwijs, en 
wel zodanig dat de leerlingen voldoende basis bezitten om het voortgezet onderwijs te 
volgen. Ook de voorbereiding op de toekomst (na het voortgezet onderwijs) wordt 
vaak in de missie genoemd: ‘mede vormen tot toekomstige volwassenen’, ‘voorberei-den 
op de maatschappij’ en ‘toerusten voor volwaardige plaats in de samenleving’. 
- socialisatiefunctie: de scholen zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid voor de 
socialisering van de leerlingen. De scholen streven er naar dat alle leerlingen zich vei-lig 
en thuis voelen en dat zij met plezier naar school gaan. Men tracht dit streven te 
verwezenlijken door de leerlingen van jongs af aan respect voor elkaar aan te leren. Dit 
doen zij bijvoorbeeld door onder andere in de kleutergroepen niet altijd de vriendjes of 
vriendinnetjes samen een werkje te laten maken, maar juist met een klasgenootje waar 
de leerling weinig of niet mee omgaat. Zodoende leren zij dat medeleerlingen andere 
gedachten, gewoonten, uitgangspunten en grenzen hebben. Op de P.-C. en R.-K scho-len 
wordt in de missie nadrukkelijk aandacht besteed aan waarden en normen vanuit de 
christelijke en katholieke geloofstradities. 
1 Dalin, P., (1989). Organisatieontwikkeling in school en onderwijs. Alpen aan den Rijn: Samsom Uitgeverij.
Schoolorganisatie 
De scholen in het onderzoek hebben gemiddeld vier groepen. Het kleinste aantal dat voor 
komt bedraagt drie en het grootste aantal vijf. Deze kleine scholen hebben dus allemaal 
gecombineerde groepen. Om praktische overwegingen betreft het doorgaans de combina-ties 
van twee (bijvoorbeeld groep 3 en 4) of drie leerjaren (bijvoorbeeld groep 6, 7 en 8). 
Bij de samenstelling van de gecombineerde groepen wordt op sommige scholen bewust 
rekening gehouden met leerlingkenmerken. De basisopstelling in combinatiegroepen 
bestaat doorgaans uit groepjes leerlingen die per jaargroep bij elkaar zitten. De jaargroe-pen 
functioneren als het ware als gescheiden groepen, die om beurten les krijgen1. Op 
maar een paar scholen wordt met jaargroep-overstijgende niveau-/subgroepen gewerkt 
die variëren per vakken. 
De meeste groepen hebben twee vaste leerkrachten (parttimers). Het merendeel van de 
leerkrachten op de door ons bezochte scholen is vrouw. Op vier van de scholen is een 
vrouwelijke directeur. Meestal is de directeur ook groepsleraar of vervangt deze bij ADV 
of ziekte. De directeuren hebben zo’n anderhalf à twee dagen in de week tijd voor de 
uitoefening van directietaken (taakrealisatie). 
De scholen hebben over het algemeen ondersteuning (gehad) van de onderwijsbegelei-dingsdienst 
bij de introductie van nieuwe lesmethoden na de invoering van de kerndoe-len. 
Meestal blijft het bij advisering over de meest geschikte methoden. Op bijna alle 
scholen zijn intensieve contacten met ouders. Op de meeste scholen verrichten de ouders 
ondersteunende activiteiten ten behoeve van het onderwijsleerproces, zoals assisteren bij 
het leesonderwijs. 
Organisatiecultuur 
De begrippen organisatieklimaat en organisatiecultuur worden nogal eens door elkaar 
gebruikt en hebben doorgaans betrekking op de wijze waarop men met elkaar op school 
omgaat. Bijna alle bezochte scholen hebben in hun schoolgidsen een duidelijk standpunt 
bepaald over hoe een werkelijk gevoel van ‘lidmaatschap’ van de schoolgemeenschap 
kan worden gecreëerd, over hoe de leerkrachten als team (willen) samenwerken, welke 
mogelijkheden er zijn om invloed uit te oefenen op het beleid van de school, welke 
manier van werken op school gewenst is, welke procedures voor probleem- en conflict-oplossingen 
er zijn en hoe aan een ‘eigen’ cultuur wordt gewerkt. Gezien het geringe 
aantal leerkrachten op scholen is er een grote betrokkenheid van het schoolteam bij het 
beleid. Doordat het in dit onderzoek om kleine scholen in kleine gemeenschappen gaat, 
vervullen de scholen veelal een buurtfunctie. Daardoor is er ook een grote betrokkenheid 
van de ouders bij het onderwijs. 
Met name bij de nieuwe scholen is in de regel heel duidelijk sprake van een visie waar 
het hele team achter staat. Er wordt bij het aantrekken van nieuwe leerkrachten - voor 
zover de scholen daar enige zeggenschap over hebben én de krappe arbeidsmarkt dat 
17
toelaat - op gelet dat deze passen binnen het team. Voor het team werkt het doorgaans 
heel motiverend dat men het idee heeft iets met elkaar aan het opbouwen te zijn. 
Op één van de scholen had het team ooit in een teamvergadering de opdracht gekregen 
om hun droomschool te beschrijven. Het was opvallend dat alle leerkrachten in hun 
beschrijving de focus hadden gelegd op de beleving van het kind en het bieden van 
adaptief onderwijs en niet op hoge prestaties of een goede uitstroom. Op deze school 
werd de samenwerking binnen het team als zeer positief ervaren. Leerkrachten hadden 
het gevoel dat zij altijd bij elkaar konden aankloppen en vonden hun overeenkomst in 
visie bijna vanzelfsprekend. Zo uitgesproken homogeen waren niet alle teams, maar wij 
troffen op de scholen vaak een gemotiveerd team aan dat goed met elkaar kon opschieten 
en bereid was om extra inspanningen te verrichten voor de school (zelf materiaal maken 
e.d.). Op vier scholen was het team ook bereid om buiten de lesuren om dingen te doen 
en elkaar te ontlasten. 
Onderwijskundige vormgeving 
Gemiddeld zitten er in de groepen rond de 20 leerlingen, maar er zijn ook hele kleine 
groepen van maar zeven à acht leerlingen en grote groepen van wel 30 leerlingen. Een 
klein aantal leerlingen biedt leerkrachten (redelijk veel) mogelijkheden extra begeleiding 
te geven aan elk kind. Daar staat tegenover dat de aandacht verdeeld moet worden over 
verschillende groepen. Er wordt meestal een alternerende instructie gegeven aan de ene 
en aan de andere jaargroep. In gecombineerde groepen wordt vaak afwisselend met 
leerlingen uit de ene en leerlingen uit de andere aanwezige jaargroep gewerkt. De leer-lingen 
18 
die niet betrokken zijn, doen doorgaans individueel werk. 
De leerkrachten proberen zo veel mogelijk te differentiëren in hun onderwijs. Ze zeggen 
rekening te houden met de individuele mogelijkheden van een kind. Daartoe beschikken 
ze in de regel over een uitgebreide testbatterij met methodegebonden toetsen en Cito-toetsen. 
Enkele scholen geven expliciet aan dat zij streven naar het geven van adaptief 
onderwijs. Een paar scholen kenmerken zich door een klassikale aanpak met veel struc-tuur. 
In paragraaf 3.3 beschrijven we eerst de verschijningsvormen en ontwikkeling van de 
kerndoelen aan de hand van de gemaakte keuzes bij de vaststelling van de kerndoelen. 
Vervolgens krijgt de concrete vormgeving van het leerstofaanbod in de alledaagse 
schoolpraktijk aandacht. 
1 Zie ook: Veenman, S., Lem, P., Voeten, M., Winkelmolen, G. & Lassche, H. (1986). Onderwijs in combina-tieklassen. 
‘s - Gravenhage: Instituut voor Onderzoek van het Onderwijs.
19 
3.3 Verschijningsvormen en realisatie van de kerndoelen 
In deze paragraaf wordt beschreven op welke manier de scholen zijn omgegaan met de 
invoering van de kerndoelen en veranderingen met betrekking tot de kerndoelen. Verder 
gaan we in op de manier waarop zij de kerndoelen in hun onderwijs vormgeven. 
3.3.1 Hoe gaan scholen met de kerndoelen om? 
De scholen hebben na het vaststellen van de kerndoelen door het ministerie op verschil-lende 
manieren hiervan kennis genomen, meestal via de brochure van het ministerie, 
maar in een enkel geval ook via de schoolbegeleidingsdienst. Een enkele school heeft een 
boekje aangeschaft over de kerndoelen. De verwachtingen ten aanzien van de kerndoelen 
waren overigens niet hoog gespannen, enkele directeuren en leerkrachten vonden zelfs 
dat de eisen aan de geformuleerde kerndoelen erg laag gesteld waren: ‘Je moet als school 
wel heel slecht zijn om daaronder te blijven’. Over het algemeen heeft de invoering van 
de kerndoelen niet geleid tot grote veranderingen in het onderwijsprogramma van de 
door ons bezochte scholen. Op deze scholen was het leerstofaanbod volgens de onder-wijsinspectie 
voor Nederlandse taal, rekenen en wiskunde dekkend voor de kerndoelen. 
Bij de invoering heeft elke school ongeveer hetzelfde proces doorlopen. Eerst heeft het 
team kennis genomen van de kerndoelen, vervolgens zijn de methoden bekeken op het 
feit of zij voldeden aan de kerndoelen. Bij de ene school gebeurde dit grondiger dan bij 
de andere school. Als methoden niet (geheel) voldeden, werd in sommige gevallen 
aanvullend materiaal gezocht of gemaakt. Het niet voldoen van de methoden was voor de 
scholen geen aanleiding om direct andere methoden aan te schaffen. Dit was financieel 
doorgaans geen haalbare kaart. In de meeste gevallen bleken de scholen echter al op een 
zodanige manier te werken dat aanpassing van het onderwijsaanbod niet of nauwelijks 
noodzakelijk was. Volgens de meeste directies verwoorden de kerndoelen wat zij eigen-lijk 
al die tijd op hun school aan de leerlingen onderwezen. Voor slechts een enkele 
school was de invoering van de kerndoelen aanleiding om de door hen gebruikte metho-den 
uitvoerig onder de loep te nemen en zonodig aan te passen. 
De aanschaf van een nieuwe methode is veelal de aanleiding om na te gaan of deze 
methoden nog wel voldoen aan de kerndoelen. Docenten en directies zijn zich, volgens 
hun zeggen, bewuster geworden van hetgeen op hun school aan de orde komt. De school 
is een soort spiegel voorgehouden of de leerstof die ze aanbieden wel passend is. 
Op sommige scholen is het de bedoeling dat de kerndoelen regelmatig in de teamverga-deringen 
ter sprake komen om problemen te signaleren en hiervoor oplossingen te be-denken. 
Vaak blijft het bij goede voornemens als scholen hun aandacht richten op het 
verbeteren van de teamvorming (zeker met een relatief nieuw team). Een veelgehoord
excuus is dat er al zoveel dingen op de leerkrachten af komen dat er niet veel tijd meer 
voor over blijft. 
3.3.2 Concrete vormgeving van het leerstofaanbod in de alledaagse praktijk 
De vormgeving van het leerstofaanbod op basis van de kerndoelen wordt in alle scholen 
bepaald door de aanwezigheid van methoden. Welke methoden dat zijn, voor welke 
vakken deze aangeschaft worden en de manier waarop de methode gebruikt wordt ver-schilt 
20 
echter per school, en per leerkracht. 
Aanwezigheid methoden 
Op de meeste scholen werd al methodisch gewerkt voordat de kerndoelen werden vastge-steld. 
In de kleutergroepen wordt vaak met voorlopers van methoden voor Nederlandse 
taal en rekenen/wiskunde gewerkt. De meeste scholen die we bezochten, werken niet 
alleen met methoden voor Nederlandse taal en rekenen/wiskunde, maar ook voor andere 
leergebieden (zoals schrijven en wereldoriëntatie). Eén van de scholen vindt het echter 
niet zinvol om een methode aan te schaffen voor wereldoriëntatie, omdat deze snel 
verouderd zou zijn. Deze school verzorgt dit onderwijs liever via projecten: ‘zo blijf je 
goed bij de tijd’. 
Vakken met betrekking tot kunstzinnige oriëntatie (bijvoorbeeld tekenen en muziek) 
leveren de scholen de nodige hoofdbrekens op wanneer hiervoor een methode wordt 
aangeschaft. Zeker bij deze vakken worden eventueel aangeschafte methoden vaak niet 
integraal gebruikt, maar vooral als ideeënbron gehanteerd. 
Volgens de scholen komen de leergebiedoverstijgende kerndoelen door de verschillende 
gehanteerde methoden heen aan de orde. Ook deze kerndoelen stellen de scholen soms 
voor problemen: ze zijn niet goed meetbaar en er zijn geen of nauwelijks methoden voor. 
Een enkele school probeert door middel van nascholing (bijvoorbeeld een cursus zelf-standig 
werken) meer te leren over het onderwijzen van deze vaardigheden. 
Nieuwe methode 
Wanneer een methode aan vervanging toe is, spelen op de door ons bezochte scholen 
meestal drie criteria een rol bij de keuze van een nieuwe methode, in willekeurige volg-orde 
zijn dit: 1. de bruikbaarheid van de methode in een combinatiegroep, 2. de dekking 
van de kerndoelen in de methode en 3. of de nieuwe methode past het binnen de onder-wijskundige 
visie van de school. Volgens een aantal schoolleiders is het niet meer nodig 
om bij de aanschaf van een nieuwe methode te bekijken of deze voldoet aan de kerndoe-len, 
omdat zij er op vertrouwen dat de auteurs van de nieuwe methoden dit toch wel zelf 
zullen doen. Als bij de keuze van een nieuwe methode het advies van de schoolbegelei-dingsdienst 
wordt gevraagd, richt zich dit meestal op vragen over de manier waarop je 
naar een methode kunt kijken en hoe je methoden met elkaar kunt vergelijken om tot een 
verantwoorde beslissing te komen.
De keuze van een nieuwe methode verloopt op de scholen doorgaans in de volgende 
stappen: 
a. Inventarisatie en bundelen van ervaringen met methoden. Nadat in de perso-neelsvergadering 
aan de orde is geweest om een bepaalde methode te vervangen, in-ventariseert 
men wat verbeterpunten moeten zijn bij de invoering van de nieuwe me-thode 
en aan de hand hiervan wordt een lijst met aandachtspunten opgesteld en crite-ria 
geformuleerd waaraan een methode dient te voldoen: bijvoorbeeld zelfstandig mee 
kunnen werken in combinatiegroepen. De directies/schoolteams vragen vervolgens 
methoden ter inzage, die door betrokken leerkrachten worden bestudeerd. Zo moge-lijk 
maakt men gebruik van bestaande beoordelingen en wordt informatie bij gebrui-kers 
(eventueel bij de schoolbegeleidingsdienst) ingewonnen. 
b. Keuze maken. In de personeelsvergadering wordt een keuze gemaakt voor de aan-schaf 
21 
van de methode (soms met hulp van de schoolbegeleidingsdienst). 
c. Opstellen van een plan. Tenslotte stelt de directeur of het gehele team een invoe-ringstraject 
op. 
Gebruik methoden 
Het is opvallend dat de leerkrachten van (bijna) alle scholen vanaf groep 3 zich nauwge-zet 
houden aan de aanwijzingen die in de handleidingen van de methoden worden gege-ven. 
In veel gevallen wordt de methode helemaal gevolgd (‘dan weet je zeker dat je alles 
gedaan hebt’). Het komt voor dat niet alle onderdelen van een methode worden aangebo-den 
in verband met tijdgebrek. Soms vervalt een onderdeel en vervangt de leerkracht de 
lesinhoud door ander (zelfgemaakt) materiaal. Wat minder ervaren leerkrachten zijn 
soms wat huiverig om onderdelen van een methode te missen, omdat zij bang zijn om 
belangrijke onderdelen over te slaan. Meer ervaren leerkrachten merken op dat zij be-paalde 
methoden zo goed kennen dat zij precies weten wat ze over kunnen slaan en wat 
niet. Ook worden onderdelen wel naar volgende leerjaren overgeheveld. Het maken van 
eigen materiaal wordt overigens niet door alle scholen aangemoedigd, één directeur 
vraagt zich af of de leerlingen, wanneer van de methode afgeweken wordt, zich nog wel 
alle leerstof eigen maken. In de kleutergroepen worden voorlopers van methoden, door-gaans 
als ideeënbron gebruikt. 
Volgens een groot aantal leerkrachten moeten zij prioriteiten stellen in het programma: 
‘Als je alles precies zou moeten doen volgens de methode, zou je veel te veel niet klaar 
krijgen, we zouden zeven dagen les moeten geven om alles helemaal te kunnen doen’. 
Over het algemeen trachten de scholen de onderwijstijd zo effectief mogelijk in te vullen 
zonder de ‘leuke’ dingen uit het oog te verliezen. De keuzes die gemaakt worden wan-neer 
het programma te vol is, zijn lang niet altijd ten gunste van taal, rekenen of de 
zaakvakken. De leerkrachten vinden het over het algemeen ook heel belangrijk dat ook 
de creatieve vakken aan bod komen. Maar in de meeste gevallen houden ze er toch wel 
rekening mee dat de kernvakken uiteindelijk niet echt in het gedrang komen.
Het is echter niet altijd duidelijk hoe de leerkrachten prioriteiten stellen in het leer-stofaanbod, 
22 
welke keuzes zij maken bij een tekort aan tijd, op basis van welke informatie 
zij een beslissing nemen, of zij dat zelfstandig doen of in overleg met de schoolleiding. 
Op twee relatief nieuwe scholen zijn hierover wel duidelijk afspraken gemaakt binnen 
het team. 
3.4 Analyse functioneren kerndoelen op beleidsmatige aspecten 
In deze paragraaf gaan we aan de hand van een aantal beleidsmatige aspecten van de 
kerndoelen na wat de betekenis daarvan is voor het functioneren van het onderwijsaanbod 
van de onderzochte basisscholen. 
In hoofdstuk 1 werd onderscheid gemaakt naar vijf beleidsmatige aspecten in verband 
met het werken met de kerndoelen: 
1. evaluerend vermogen1; 
2. vermogen tot zorgverbreding2; 
3. beleidsvormend vermogen3; 
4. centraliteit kerndoelen in het schoolbeleid; 
5. functioneren kerndoelen in evaluatiecyclus. 
De criteria zijn toegepast op basis van (subjectieve) informatie die in de gesprekken is 
verstrekt door de betrokkenen en door middel van de objectieve gegevens in de be-schikbare 
schooldocumenten. In matrix 3.2 (zie bijlage) zijn onze bevindingen schema-tisch 
weergegeven. Hieronder worden de bevindingen uit de analyse per kenmerk of 
factor samengevat. 
Evaluerend vermogen 
Nagenoeg alle scholen nemen systematisch toetsen af voor het volgen van de vorderingen 
van de leerlingen. Verreweg het grootste gedeelte van de scholen maakt voor het toetsen 
gebruik van een leerlingvolgsysteem waarin methode-onafhankelijke toetsen zijn opge- 
1 Veenman, S. (1996a). Cognitieve en niet-cognitieve leeruitkomsten van leerlingen in combinatieklassen: een 
‘best evidence’-synthese. Nijmegen. Vakgroep Onderwijskunde KUN. 
Veenman, S. (1996b). Effects of multigrade and multi-age classes reconsidered. Review of Educational 
Research, 66, (3), 323-340. 
2 Veenman, S., Lem, P. et al. (1996). Effectieve instructie en doelmatig klassemanagement: Een schoolver-beteringsprogramma 
voor enkelvoudige en combinatieklassen (zesde druk). Amsterdam/Lisse: Swets & 
Zeitlinger. 
Veenman, S., & Raemaekers, J. (1996). Retentie-effecten van een nascholingsprogramma voor effectieve 
instructie en klassemanagement. Pedagogische Studiën 73, 357-371. 
3 Sleegers, P.J.C. (1991). School en Beleidsvoering. Een onderzoek naar de relatie tussen het beleidsvoerend 
vermogen van scholen en het benutten van de beleidsruimte door scholen. Nijmegen: Katholieke Universi-teit.
nomen. De meeste scholen geven aan (een deel van) het Cito leerlingvolgsysteem te 
gebruiken. Dit systeem is vooral een instrument voor het volgen van de ontwikkeling in 
de basisvaardigheden (lezen, taal, rekenen) en heeft als doel om kinderen die een leer-probleem 
hebben of dreigen te krijgen vroegtijdig te herkennen en te helpen. In veel 
mindere mate komt het voor dat scholen ook de ontwikkeling van de leerlingen op soci-aal- 
emotioneel gebied (gaan) volgen. Eén school gaat verder dan het sec vastleggen van 
verworven vaardigheden en probeert ook vast te stellen in hoeverre de resultaten die 
leerlingen hebben bereikt door de omgang met de onderwijsgevenden en door de omgang 
met de methoden kunnen worden bepaald. 
Vermogen tot zorgverbreding 
Alle scholen in ons onderzoek hebben procedures voor het omgaan met leerlingen die 
extra zorg behoeven om de kerndoelen te kunnen halen. Bij de meeste scholen is deze 
procedure vastgelegd in de schoolgids. Het zorgsysteem van een school treedt meestal in 
werking wanneer problemen in de klas gesignaleerd worden of wanneer uit de resultaten 
op de toetsen van het leerlingvolgsysteem blijkt dat leerlingen uitvallen. Naar aanleiding 
van leerlingbesprekingen, worden hulpvragen vastgesteld, handelingsplannen opgesteld 
en het onderwijs afgestemd op de individuele behoeften. De zorg neemt op de scholen 
diverse vormen aan, variërend van een individuele of groepsgewijze aanpak, in de klas tot 
specifieke hulp van een remedial teacher. Bij de ‘zwaardere’ gevallen kan overwogen 
worden tot kleuterschoolverlenging, zitten blijven, een speciaal programma, of aanmel-ding 
bij de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) teneinde verwijzing naar het 
speciaal onderwijs in gang te zetten. 
Enkele scholen vallen op doordat zij op een iets andere manier vorm geven aan de zorg-verbreding. 
Zij hebben bijvoorbeeld een ‘zorgteam’ samengesteld dat op afstand de 
school begeleidt; zij richten hun aandacht op preventieve zorgverbreding, proberen de 
voordelen van combinatiegroepen uit te buiten (leerlingen van verschillende leeftijden en 
niveaus die elkaar helpen) en begeleiden leerlingen die terug verwezen zijn vanuit het 
speciaal onderwijs. 
Onderdelen waar sommige scholen moeite mee hebben bij de zorgverbreding zijn: de 
evaluatie van handelingsplannen, het aanpassen van leerstof en instructie op basis van 
handelingsplannen en het vertalen van toetsgegevens in groeps- en/of handelingsplannen. 
Beleidsvormend vermogen 
De term beleid gebruiken scholen veelal om een geheel van beleidsbeslissingen aan te 
duiden en verwijst naar de doelen die men nastreeft en de wegen die men daartoe wil 
bewandelen. De beleidsvorming is dan al het werk - zoals studies, overleg en onderhan-deling- 
dat verricht moeten worden om tot beleidsbeslissingen te komen. Op (bijna) alle 
bezochte scholen is een (sterk) ‘gevoel’ van gezamenlijkheid aanwezig welke zichtbaar is 
in een grote betrokkenheid van de leerkrachten bij het reilen en zeilen van de school. 
In de communicatieprocessen tussen leerkrachten en directies zijn bij de door ons be-zochte 
23 
kleine scholen een tweetal stijlen van communiceren dominant:
- Leerkrachten functioneren als klankbord en sparringpartner van de directie. De di-rectie 
24 
wil zich best door de leerkrachtenteam laten beïnvloeden, als het maar binnen 
bepaalde grenzen blijft. Zo’n leerkrachtenteam is doorgaans een hechte groep. De be-sluitvorming 
binnen de school verloopt soepel. Directie en leerkrachten hebben maar 
een half woord nodig om begrepen te worden. Argumentatie en discussie vinden plaats 
vanuit het idee om er samen uit te komen. Binnen het team bestaat een hoge mate van 
consensus. 
- Leerkrachten binnen het team functioneren als kritische overhoorders en ‘counterparts’ 
van de directie. De meeste leerkrachten hebben een lange staat van dienst, zijn deskun-dig 
en hebben voor de directie/bestuur een meerwaarde. Zij kunnen als ‘tegenspelers’ 
van het management optreden, omdat ze veel ervaring hebben en soms een stevig net-werk 
hebben opgebouwd binnen en buiten de school. 
Deze leerkrachtenteams kijken graag mee over de schouders van de directies om in-vloed 
te kunnen hebben op de keuze- en beslissingsmomenten van de directies. De 
leerkrachten in deze teams proberen in een zo vroeg mogelijk stadium van de besluit-vorming 
hun ideeën duidelijk te maken. 
Schoolteams hebben veelal geen overleg met ouders over de realisatie van de kerndoelen. 
Centraliteit kerndoelen in het schoolbeleid 
De realisatie van de kerndoelen temidden van andere beleidspunten vormt een belangrijk 
terugkerend thema bij de teamvergaderingen. De mate waarin de kerndoelen richtingge-vend 
zijn voor het beleid verschilt per school. De kerndoelen worden als richtsnoer 
gebruikt bij aanschaf van methoden. In het schoolplan en soms ook in de schoolgids 
wordt aangegeven welke methoden worden gebruikt en of ze voldoen aan de kerndoelen. 
De methoden worden doorgaans veelal planmatig na een aantal jaren tegen het licht 
gehouden of ze nog de toets der kritiek kunnen doorstaan. 
Functioneren kerndoelen in evaluatiecyclus 
Scholen hebben veelal een globaal beeld van welke kerndoelen door welke leerlingen 
precies gehaald worden. Dit komt omdat de kerndoelen globaal zijn omschreven, zodat 
ook onduidelijk is wat beheersing van deze doelen precies inhoudt. Het is opvallend dat 
ouders als direct belanghebbenden meestal niet betrokken worden bij discussies over de 
kerndoelen en het afstemmen van het onderwijsaanbod op de behoeften van leerlingen. 
3.5 Balans van de beschrijvende kenmerken 
In deze paragraaf wordt de balans opgemaakt van de beschrijvingen van de scholen op 
basis van organisatorische aspecten van de kerndoelen, de manier waarop de scholen de 
kerndoelen in de praktijk vormgeven en de vijf beleidsmatige aspecten.
Tussen scholen zijn enige verschillen in hun missie/onderwijsvisie op het onderwijs. 
Schoolteams hebben doorgaans een leerstofgerichte benadering met daarnaast oog voor 
de behoeften van de individuele leerlingen. Bijna alle scholen streven ernaar een opti-maal 
pedagogisch klimaat te realiseren, vormen van ondersteuning te bieden, optimale 
begeleiding van leerlingen te organiseren, adequate voorzieningen ten behoeve van alle 
leerlingen te treffen, een goed geoutilleerde leeromgeving aan te bieden en een prettige 
leef- en werksfeer in een pluriforme omgeving te creëren. De attitude is veelal: ‘we wil-len 
25 
het gewoon goed doen en er voor zorgen dat er geen terugval komt’. 
De meeste scholen werken vanwege hun omvang met combinatiegroepen van twee of 
drie leerjaren. Binnen deze groepen wordt meestal in het aanbod ‘van nature’ gedifferen-tieerd. 
De behoeftes van de leerlingen worden onderscheiden in ‘middle of the road’ 
leerlingen, zorgleerlingen en hoogbegaafde leerlingen. In de aanpak wordt er rekening 
mee gehouden dat ‘kinderen krijgen wat ze nodig hebben’. 
Op de scholen heerst vaak een gevoel van ´lidmaatschap´ van de schoolgemeenschap. De 
betrokkenheid van leerkrachten bij het reilen en zeilen van de school is groot. Op de 
meeste scholen is er overeenstemming in het team over de manier van werken op school 
en is men, ook buiten schooluren, bereid om dingen te doen en elkaar te ontlasten. 
De invoering van de kerndoelen heeft niet geleid tot veel verandering in het onderwijs-programma. 
Het leerstofaanbod (voor taal, rekenen, wiskunde) is op de bezochte scholen 
dekkend voor de kerndoelen. Het realiseren van de kerndoelen is op alle bezochte scho-len 
mogelijk door het gebruik van methoden. Voor de keuze en aanschaf van nieuwe 
methoden hebben de scholen een aantal belangrijke criteria. Het gebruik van de metho-den 
verschilt tussen scholen en leerkrachten, maar over het algemeen worden de metho-den 
vrij nauwgezet gevolgd. 
Wat betreft de beleidsmatige aspecten van de kerndoelen lijken de scholen in ons onder-zoek 
zich te kenmerken door: 
- een open en constructieve communicatie tussen directie en personeelsleden; 
- het consequent gebruik van testen en toetsen; 
- een strakke planning van het leerstofaanbod; 
- het durven maken van keuzes in het onderwijsaanbod. 
De meeste scholen hebben een goed systeem van leerlingzorg: zij volgen de leerlingen 
met methode-afhankelijke en methode-onafhankelijke toetsen, signaleren uitvallers, 
stellen handelingsplannen op en remediëren ten behoeve van alle op een voor de inspec-tie 
aanvaardbare wijze.
26
27 
4 Scenario’s, bevorderende factoren en werkwijzen 
4.1. Inleiding 
In dit hoofdstuk geven we allereerst een antwoord op de vragen die in hoofdstuk 1 zijn 
geformuleerd. Vervolgens zullen de resultaten van ons onderzoek vertaald worden in een 
aantal aanbevelingen voor de praktijk. We sluiten het hoofdstuk af met een samenvat-ting. 
4.2 Beantwoording onderzoeksvragen 
Op basis van de onderzoeksgegevens komen we tot de volgende conclusies: 
1. Is het aantal vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden en (aspecten van) vakken 
haalbaar te onderwijzen op de basisschool? 
De meeste door ons bezochte scholen zeggen dat zij er in slagen hun leerlingen te 
laten voldoen aan de kerndoelen met betrekking tot taal en rekenen. Een enkele 
school heeft leerlingen die dit niet (op alle gebieden) halen, deze leerlingen volgen 
soms een aangepast programma. Men kan niet altijd aangeven of men er ook in 
slaagt kerndoelen met betrekking tot de andere leergebieden te realiseren. Met name 
als ervoor bepaalde vakken geen methoden worden gebruikt, blijkt dat lastiger te 
zijn. Het merendeel van de scholen ontleent informatie over het behalen van de 
kerndoelen aan het leerlingvolgsysteem. Als de Cito scores voldoende zijn, dan ‘zit 
het wel goed met de kerndoelen’ is de algemeen geldende mening. 
Er zijn voor de afnemers van het onderwijs (ouders) geen waarborgen dat de school 
de leerlingen, ongeacht hun capaciteiten, tenminste de basistoerusting biedt die voor 
een aanvaardbaar minimumperspectief onmisbaar zijn. 
Hoewel de meeste scholen een goed zorgsysteem hebben, is daarmee nog niet 
gezegd dat de kerndoelen ook worden gerealiseerd. De kerndoelen komen volgens 
de schoolleiders en leerkrachten doorgaans voldoende aan bod, maar het is voor hen 
veelal onduidelijk voor welke leergebieden de kerndoelen wel of niet voldoende 
naar voren komen en welke leerlingen de kerndoelen wel of niet halen. Volgens de 
geïnterviewden zal een deel van de leerlingen ook niet alle kerndoelen kunnen halen, 
omdat ze daarvoor niet de capaciteiten hebben. We kunnen hieruit concluderen dat 
de realisatie van de kerndoelen in hun volle breedte voor alle leerlingen op alle scho-len 
onhaalbaar is. 
De bezochte scholen zijn – volgens hun eigen perceptie – in staat de kerndoelen aan 
te bieden, omdat ze doorgaans een leerstofgerichte benadering hebben (men houdt
28 
zich doorgaans strikt aan hetgeen de methoden voorschrijven), met daarnaast ook 
aandacht voor de behoeften van de individuele leerlingen. Ervaren leerkrachten gaan 
veelal losser met de methoden om en durven veelal gemakkelijker elementen weg te 
laten in hun onderwijsaanbod dan hun jongeren collega’s. Scholen hebben zelden 
eigen kerndoelen toegevoegd aan hetgeen het ministerie voorschrijft. De directies 
hebben doorgaans traditionele opvattingen over de onderwijskundige vormgeving 
van het onderwijs. Het management gaat er vanuit dat de kerndoelen bereikt worden 
als men zich ‘gewoon’ houdt aan de methoden en het lesprogramma afwerkt. De 
kerndoelen kunnen volgens de schoolteams worden bereikt door voor zoveel moge-lijk 
vakken een methode te hanteren waarvan bekend is dat die aan de kwaliteitseisen 
van de onderwijsinspectie of de schoolbegeleidingsdienst voldoet. Directies hebben 
feitelijk niet een duidelijk beeld of alle leerlingen de kerndoelen halen. De Cito-scores 
zijn voor de meeste directies een indicatie of de kerndoelen zijn gerealiseerd. 
(Bijna) alle scholen hebben er voor gekozen om eerst voor de vakken taal, lezen en 
rekenen goede methoden aan te schaffen met hulp van onderwijsbegeleidingsdien-sten 
en langzamerhand (afhankelijk van de financiële mogelijkheden) voor alle vak-ken 
nieuwe methoden te introduceren die er op gericht zijn de kerndoelen te realise-ren. 
Tijdens teamvergaderingen stellen directies soms de kerndoelen aan de orde, 
maar veel tijd besteed men er niet aan. De concrete vormgeving van het leerstofaan-bod 
wordt aan de leerkrachten overgelaten. Schoolbegeleidingsdiensten worden in-geschakeld 
bij problemen. Ouders worden (bijna) niet betrokken bij onderwerpen die 
de kerndoelen aangaan. 
De bezochte scholen zijn voor hun idee niet veel anders gaan werken sinds de invoe-ring 
van de kerndoelen, omdat ze altijd al in het onderwijs de leerstof (methode) cen-traal 
stelden. De meeste directeuren zijn van mening dat hun school een goede voor-bereiding 
dient te zijn op het vervolgonderwijs. Men streeft er naar om behalve de 
intellectuele kwaliteiten van leerlingen, ook de sociale en emotionele ontwikkeling 
van leerlingen te stimuleren. 
Als managementproblemen wat betreft de realisatie van een optimaal onderwijsaan-bod 
worden genoemd: geen invloed kunnen uitoefenen op de keuze van leerkrachten 
bij vacatures en (geen) geld hebben om een voor alle vakken nieuwe methoden te 
kunnen aanschaffen. Leerkrachten worden door de directie gestimuleerd zelf (extra) 
materiaal te maken en extra inspanningen te leveren buiten de schooltijden ten be-hoeve 
van het optimaliseren van het onderwijsaanbod. 
Samenvattend. De bezochte kleine basisscholen met honderd of minder leerlingen, 
scoren volgens de onderwijsinspectie goed in de mate waarin het leerstofaanbod 
maatschappelijk relevant, eigentijds en onderwijskundig verantwoord is. Uit het on-derzoek 
blijkt dat deze scholen er vanuit gaan dat de meeste leerlingen de kerndoe-len 
voor taal, lezen en rekenen halen als ze zich houden aan de aanwijzingen in de 
methoden. Deze methoden zijn in samenspraak met een onderwijsbegeleidingsdienst 
gekozen. In het onderwijsprogramma van deze scholen ligt de nadruk op een ordelijk
en gestructureerd leerklimaat en is de aandacht met name gericht op de basisvakken 
(taal, lezen, rekenen). Het realiseren van de kerndoelen is voor deze geselecteerde 
kleine scholen niet echt een opgave, omdat voorafgaande aan de invoering van de 
kerndoelen de nadruk van het onderwijs lag op effectieve besteding van de leertijd en 
een optimale voorbereiding op het voortgezet onderwijs. Deze lijn heeft men doorge-trokken 
met behulp van nieuwe methoden, die dekkend zijn voor de kerndoelen. 
2. Welke scenario’s hanteren scholen die - naar eigen zeggen - er in slagen aandacht te 
29 
schenken aan alle vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden? 
De leerkrachten van de bezochte scholen zijn in het algemeen bekend met de kern-doelen 
en welke kerndoelen wel en niet aan de orde komen tijdens de lessen. Voor de 
meeste leerkrachten is het niet noodzakelijk (veel) aandacht te schenken aan de etni-sche 
en culturele verscheidenheid van de schoolpopulatie, omdat de geselecteerde 
scholen veelal weinig of geen achterstandsleerlingen hebben. De leerkrachten zijn in 
de praktijk niet alleen gericht op de kernvakken lezen, schijven en rekenen, maar 
vinden de creatieve en sociale vakken ook van belang om daar aandacht aan te 
schenken. De meeste leerkrachten op de bezochte scholen werken met gecombineer-de 
groepen, die in jaargroepen bij elkaar zitten omdat te weinig leerlingen de school 
bezoeken. Men tracht in het onderwijsaanbod in de regel zoveel mogelijk te differen-tiëren 
naar behoeftes van leerlingen, systematisch de leervorderingen te toetsen en 
zich zorgvuldig te houden aan de procedures voor het omgaan met leerlingen die ex-tra 
zorg behoeven. Het zelfstandig werken van leerlingen wordt nadrukkelijk gesti-muleerd 
om de verschillende jaargroepen die samen in één klas zitten om beurten les 
te kunnen geven. Leerkrachten proberen doorgaans op schoolniveau in een vroeg 
stadium van de besluitvorming de keuze- en beslissingsmomenten van directies te 
beïnvloeden. 
De methoden worden meestal na een paar jaren doorgelicht of ze nog aan de moder-ne 
eisen voldoen. Bij minder dan de helft van de bezochte scholen ligt sterk de na-druk 
op het leveren van prestaties en het systematisch afnemen van gestandaardi-seerde 
toetsen voor een of meer vakken (veelal taal, lezen en rekenen). De vorderin-gen 
van de leerlingen op deze scholen worden regelmatig getoetst en de resultaten 
van de toetsen worden verwerkt in het leerlingvolgsysteem. Dit met als doel om kin-deren 
die een leerprobleem hebben of dreigen te krijgen vroegtijdig te herkennen en 
te helpen. De leerprestaties worden op (bijna) alle scholen voortdurend gemonitord. 
Dit houdt in dat de leerkrachten steeds op de hoogte zijn van de leerprestaties van 
leerlingen en zonodig gepaste hulp kunnen bieden. Gesignaleerde problemen hebben 
met name betrekking op overladen programma en het gebrek aan tijd om buiten het 
lesprogramma ‘spontaan’ aandacht te besteden aan actuele onderwerpen. Ouders 
spelen (bijna) geen rol van betekenis bij de realisatie van de kerndoelen.
Samenvattend. Kleine scholen die, naar eigen zeggen, er in slagen aandacht te schenken 
aan alle vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden, hanteren een leerstofgericht scena-rio 
30 
met nadruk op een ordelijk en gestructureerd leerklimaat en aandacht voor de basis-vakken. 
Men probeert meestal zoveel mogelijk maatwerk te leveren in het onderwijs-aanbod. 
Dat betekent dat de schoolteams in hun programma’s in de regel zoveel moge-lijk 
proberen te differentiëren naar behoeftes van leerlingen, de leervorderingen syste-matisch 
trachten te monitoren en zich inspannen leerlingen extra zorg te geven die dat 
nodig hebben. Leerkrachten stimuleren nadrukkelijk leerlingen van jongs af aan zelf-standig 
te leren werken. Men besteedt in het onderwijsprogramma echter relatief weinig 
aandacht aan de actualiteit. Ouders worden veelal niet (intensief) betrokken bij discus-sies 
over de realisatie van kerndoelen en het afstemmen van het onderwijsaanbod op de 
behoeften van leerlingen. 
4.3 Bevorderende factoren en werkwijzen 
Aan de hand van onze bevindingen zal een aantal bevorderende factoren en werkwijzen 
voor de praktijk worden geformuleerd. Wij hebben ervoor gekozen om dit te doen aan 
de hand van de vijf beleidsmatige aspecten van de realisatie van kerndoelen omdat deze, 
meer dan organisatorische aspecten, beïnvloed en veranderd kunnen worden. 
Vergroten evaluerend vermogen en vermogen tot zorgverbreding 
Scholen kunnen moeite hebben met het vaststellen van de mate waarin zij de kerndoelen 
daadwerkelijk realiseren. Voor de kernvakken en (in iets mindere mate) de zaakvakken 
zijn ruimschoots methoden voorhanden die gebaseerd zijn op de kerndoelen. In elke 
methode zitten controletaken die gerelateerd zijn aan de kerndoelen. Door het afnemen 
van deze taken kan vrij eenvoudig bepaald worden welke leerlingen achter blijven en 
extra hulp behoeven. In de methoden zijn veelal voorzieningen opgenomen in de vorm 
van herhalingsstof om deze leerlingen op het gewenste niveau te brengen. Scholen 
schakelen vaak onderwijsbegeleidingsdiensten in om hen te begeleiden bij de keuze van 
een geschikte methode1. 
Door het gebruik van de controletaken en genormeerde toetsen kan redelijk objectief 
worden vastgesteld in welk mate de kerndoelen behaald worden. 
Daarnaast verdient het aanbeveling om gebruik te maken van genormeerde, methode-onafhankelijke 
toetsen. Het voordeel van het gebruik van deze toetsen is dat de resulta-ten 
vergeleken kunnen worden met de prestaties van een landelijke groep leerlingen en 
dat de school zo haar positie kan bepalen ten opzichte van een groep vergelijkbare 
1 De onderwijsraad ondersteunt het idee om op grond van een aantal (nader te bepalen) kwaliteitscriteria 
waarvan het beoordelingscriterium ‘dekkend voor de kerndoelen’ er een is, alle gepubliceerde onderwijs-methoden 
in kaart te brengen. 
Onderwijsraad (2002), De kern van het doel. Reactie op het advies van de commissie Wijnen over de 
kerndoelen basisonderwijs. Den Haag: Onderwijsraad.
scholen. Zulk soort toetsen worden bijvoorbeeld ontwikkeld door het Cito. Ook de 
instrumenten in het Cito leerlingvolgsysteem gaan uit van hetgeen in de kerndoelen 
beschreven staat. 
Door het opstellen van een toetskalender weten leerkrachten, ouders en leerlingen welke 
leervorderingen worden vastgesteld, wanneer en waarmee. 
Schoolteams vinden het problematisch hoe zij de ontwikkeling van de leerlingen in de 
creatieve vakken kunnen toetsen of de kerndoelen gerealiseerd zijn. Zij zeggen daarvoor 
niet over de instrumenten te beschikken. 
Vergroten beleidsvormend vermogen 
Schoolteams hebben een grote vrijheid in hoe zij de kerndoelen op hun school vorm 
willen geven. De omgang tussen teamleden en directieleden hangt samen met de hou-ding 
van de leerkrachten (zijn zij actief en zoeken zij zelf contact met de directie, 
collega’s en ouders over het bereiken van de kerndoelen of zijn zij passief en komen zij 
nooit tot het formuleren van voorstellen), de houding van de directie (stelt het manage-ment 
er prijs op dat vanuit de leerkrachten wordt meegedacht over het onderwijskundig 
beleid), de taakopvatting van de leerkrachten (zijn zij gericht op belangen van perso-neelsleden 
of leerlingen die zij onder hun hoede hebben, of zijn zij gericht op het belang 
van de gehele school), de taakopvatting van het management (streeft het management 
een grote bemoeienis na van leerkrachten en ouders op school of zet het hen juist op 
afstand). 
Suggesties die genoemd zijn door geïnterviewden om een optimale werkrelatie tussen 
leerkrachten en directie te realiseren: 
- stel onvrede over de wijze van omgaan tussen leerkrachten en directie aan de orde en 
stel veranderingen voor in de omgangspatronen; 
- bespreek de gewenste veranderingen en peil de bereidheid bij betrokkenen om in een 
open discussie naar elkaar toe te groeien; 
- maak de overlegvergaderingen tussen leerkrachten en directie effectiever door be-halve 
de inhoud van het werk ook het proces van samenwerken tot onderwerp van 
bespreking te maken; 
- wees open en geef duidelijk aan wat men van elkaar en van de directie verwacht; 
- benadruk dat u in overleg en in samenwerking tot oplossingen wilt kunnen komen en 
dat leerkrachten en directie elkaar nodig hebben; 
- tracht oplossingsgericht te denken in plaats van te zoeken naar de schuldige; 
- streef naar overeenstemming met alle betrokkenen. 
De waarde van het overleg schuilt in de uitnodiging richting direct betrokkenen om zich 
periodiek tegenover elkaar te verantwoorden. 
Op basis van de bevindingen op scholen zouden schoolteams en ouders zouden meer als 
partners kunnen gaan functioneren bij het realisatie van de kerndoelen. Dat wil onder 
meer zeggen: 
31
- zich bewust worden dat men elkaar nodig heeft; 
- vaststellen wat de wederzijdse verwachtingen van elkaar zijn ten aanzien van (de 
realisatie van) het onderwijsaanbod en hoe men als ‘natuurlijke bondgenoten’ kan 
gaan samenwerken om de kwaliteit van het onderwijsaanbod te verbeteren; 
- op school- en groepsniveau afspraken maken over de informatie-uitwisseling, de 
afstemming van opvattingen, wensen en verantwoordelijkheden die de verschillende 
partijen hebben aan de orde te stellen; 
- elkaar (gaan) aanspreken op eigen capaciteiten en verantwoordelijkheden. 
Versterken centraliteit kerndoelen in het schoolbeleid 
Scholen worden steeds meer verantwoordelijk gehouden voor hun eigen kwaliteit. 
Onderwijs heeft kwaliteit als de school haar beloftes waar maakt. ‘Goed’ onderwijs 
houdt in dat de school leerlingen aflevert die de beoogde vaardigheden en attitudes 
hebben aangeleerd zoals vastgelegd in de kerndoelen. 
De kwaliteit van het onderwijs hangt nauw samen met het gebruik van het lesmateriaal 
door de leerkrachten. Leerkrachten dienen op basis van een duidelijk signaleringsysteem 
aanwijzingen te krijgen welke hulp zij aan leerlingen dienen te verstrekken zodat alle 
leerlingen zo optimaal mogelijk kunnen presteren. Leerlingvolgsystemen kunnen alleen 
goed functioneren als leerkrachten de beschikbare informatie over het al of niet realise-ren 
32 
van de kerndoelen aan elkaar doorgeven. Dat veronderstelt dat ze niet alleen bereid 
moeten zijn tot overleg over de ontwikkeling van hun leerlingen, maar ook over hun 
eigen rol daarbij. Directies zouden ervoor zorg kunnen dragen dat alle betrokkenen over 
de informatie beschikken die nodig is om samen te kunnen functioneren binnen een 
team, en een klimaat te scheppen dat iedereen zich mede verantwoordelijk voelt voor het 
werk op de school. 
Een systematische en goed voorbereide keuze van methoden en implementatie van 
methoden, systematische screening van leerlingvorderingen en systematische aandacht 
voor de kerndoelen in teamvergaderingen is daarbij van groot belang. 
Versterken functioneren kerndoelen in beleidscyclus1 
Scholen zijn zelf verantwoordelijk voor hun resultaten: zij moeten zorgen voor een 
goede interne kwaliteitsbewaking. De samenleving mag scholen aanspreken op hun 
resultaten. Hierbij past overleg met ‘checks and balances’ binnen het schoolteam én 
overleg met de ouders als afnemers van het onderwijs. Scholen zouden richting ouders 
uitgangspunten kunnen formuleren wat zij onder ‘goed’ onderwijs verstaan. 
1 Zie: Cees Bos: Kwaliteitszorg: hoe doe je dat? Het opzetten van een systeem voor kwaliteitszorg dat is 
afgestemd op het Toetsingskader Voortgezet Onderwijs (inspectie). In: Meso-Magazine 21e jaargang num-mer 
16, pp. 16-20. 
Letschert, J.F.M. (1998). Wieden in een geheime tuin. Een studie naar kerndoelen in het Nederlandse 
basisonderwijs. Enschede: SLO.
33 
4.4 Stappenplan realisatie kerndoelen 
In een ‘stappenplan realisatie kerndoelen’ zou het schoolteam kunnen aangeven op 
welke wijze zij de kwaliteit van het onderwijsaanbod waarborgt. Het beleidsvormend 
vermogen van scholen met betrekking tot de realisatie van de kerndoelen kan worden 
vergroot door ouders te laten participeren in zo’n plan van aanpak. 
Stap 1: Kerndoelen bespreken 
- inventarisatie: wat doen we wel of niet goed (sterkte/zwakte analyse)? 
- reflectie op de huidige situatie: welke kerndoelen komen voldoende aan bod en hoe-veel 
leerlingen halen de kerndoelen? 
- diagnose: welke onderwerpen moeten prioriteit hebben? 
- verbeterplan voor de lange termijn vaststellen: op basis van duidelijke en beargumen-teerde 
keuzes, met een groot draagvlak onder schoolteam en ouders. 
Stap 2: Kerndoelen beschrijven 
- wat streven wij na (doelen)? welke (typen) leerlingen moeten welke kerndoelen 
halen? 
- ontwikkelen en formuleren van een visie: formuleren van beginselen van ‘goed’ 
onderwijs; 
- wat beloven we ouders (haalbaarheid en daarbij passende condities)? 
Stap 3 Kerndoelen realiseren 
- doen wat we beloven: toepassen in de praktijk; 
- (beter) samenwerken, samen leren, van elkaar leren; 
- ontwikkelen van een schoolorganisatie waarbij de kerndoelen voldoende rich-tinggevend 
kunnen zijn en op enigerlei wijze toetsbaar zijn: maak duidelijk wat be-heersing 
van kerndoelen zou moeten inhouden. 
Stap 4 Haalbaarheid kerndoelen beoordelen of laten beoordelen 
- vinden wij zelf, dat wij doen wat we beloofd hebben? (interne beoordeling van de 
kerndoelen); 
- vinden anderen, dat wij doen wat we beloofd hebben? (externe beoordeling kerndoe-len 
door ouders, schoolbegeleidingsdienst); 
- controleren, bewaken. 
Stap 5 Functioneren kerndoelen evalueren 
- gegeven beoordelingen inventariseren; 
- beoordelingsgegevens analyseren; 
- conclusies trekken en voorleggen ter bespreking.
Stap 6 Functioneren kerndoelen waarborgen 
- hoe houden we onze kwaliteit vast? 
- bepalen wat er vastgelegd moet worden. 
Stap 7 Kwaliteit kerndoelen verbeteren 
- wat moet er verbeterd worden? 
- verbeterplan opstellen. 
Stap 8 Verbeteringen evalueren 
- verbeteringen gerealiseerd? 
- reflectie: wat gaat er wel of niet goed? 
- bijstellen (zie andermaal stap 1 en 2). 
4.5 Samenvattend 
De onderwijsinspectie heeft een aantal jaren geleden vastgesteld dat kleinere basisscho-len 
34 
(met honderd of minder leerlingen) minder vaak naar behoren functioneren dan 
grotere scholen. De opbrengst van de kleinere scholen is doorgaans lager dan mag 
worden verwacht in combinatie met essentiële tekortkomingen in het onderwijsleerpro-ces 
1. Hoe realiseren schoolteams kerndoelen op kleine scholen die volgens die volgens 
de onderwijsinspectie wél goed scoren in de mate waarin het leerstofaanbod maat-schappelijk 
relevant, eigentijds en onderwijskundig verantwoord is? Op basis van de 
onderzoeksgegevens kunnen we het volgende beeld schetsen: 
In het algemeen kan men stellen dat kleine scholen, naar eigen zeggen, in staat zijn de 
kerndoelen te realiseren als zij in samenspraak met onderwijsbegeleidingsdiensten 
methoden gebruiken die gebaseerd zijn op de kerndoelen. De realisatie van kerndoelen 
komt veelal niet aan de orde tijdens teamvergaderingen, omdat het onderwerp slechts op 
de achtergrond een rol speelt bij de inrichting van het onderwijsprogramma. De invoe-ring 
van de kerndoelen heeft niet geleid tot veel verandering in het onderwijsprogram-ma. 
Het leerstofaanbod (voor taal, rekenen, wiskunde) is op de bezochte scholen dek-kend 
voor de kerndoelen. 
Inrichting onderwijsprogramma: 
- met het realiseren van de kerndoelen heeft men, voor zover men dat zelf kan inschat-ten, 
weinig problemen. De schoolteams van de onderzochte kleine scholen besteden 
de leertijd zo effectief mogelijk teneinde de leerlingen zo optimaal mogelijk voor te 
bereiden op het voortgezet onderwijs. 
1 Inspectie van het onderwijs (2000). Onderwijsverslag over het jaar 1999.
Aandacht voor vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden: 
- de onderzochte scholen proberen meestal zoveel mogelijk maatwerk te leveren in het 
onderwijsaanbod wat betreft de vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden door te 
differentiëren naar behoeftes van leerlingen, de leervorderingen systematisch te moni-toren 
en leerlingen extra zorg te geven die dat nodig hebben. Men besteedt aan de 
35 
actualiteit in het onderwijsprogramma relatief weinig aandacht. 
Bevorderende factoren en werkwijzen realisatie kerndoelen: 
- het evaluerend vermogen en het vermogen tot zorgverbreding van kleine basisscholen 
kan worden vergroot door bij de lessen effectief gebruik te maken van controletaken, 
genormeerde toetsen en methode-onafhankelijke toetsen. Het opstellen van een toets-kalender 
geeft leerkrachten, ouders en leerlingen houvast bij het vaststellen van de 
leervorderingen; 
- schoolleiding en leerkrachten kunnen het beleidsvormend vermogen van kleine 
basisscholen wat betreft de omgang met kerndoelen vergroten door ouders te 
betrekken bij de realisatie van de kwaliteit van de kerndoelen; 
- de centraliteit van kerndoelen in het schoolbeleid kan worden versterkt door een 
weloverwogen methodenkeuze, systematische aandacht voor de omgang met de kern-doelen 
en regelmatige bespreking van de vorderingen van leerlingen in teamvergade-ringen; 
- de kerndoelen kunnen een prominenter plaats krijgen in de beleidscyclus door de 
realisatie van de kerndoelen vaker op de agenda te zetten bij teamvergaderingen en in 
het overleg met de medezeggenschapsraad. Scholen zouden uitgangspunten kunnen 
formuleren wat men onder ‘optimaal’ onderwijs verstaat en ouders laten participeren 
in een ‘stappenplan realisatie kerndoelen’.
36
37 
Bijlage 
Bijlage bij hoofdstuk 2 
Selectie van de cases 
Ten behoeve van de selectie van de cases zijn drie informatiebronnen aangeboord: het 
bestand Integraal Schooltoezicht (IST, 2000) van de onderwijsinspectie, gesprekken met 
onderwijsinspecteurs en directeuren van basisscholen. We selecteerden op basis van het 
IST-bestand in eerste instantie 30 basisscholen (met honderd of minder leerlingen) die 
goed scoren in de mate waarin het leerstofaanbod maatschappelijk relevant, eigentijds en 
onderwijskundig verantwoord is1. Vervolgens is op basis van de bestudeerde IST-verslagen 
(en bij een deel van de scholen ook op basis van informatie van de directeu-ren), 
uiteindelijk twintig scholen gekozen. 
Bij de selectie heeft de nadruk gelegen op ‘good practices’ van kleine basisscholen. 
We hebben niet gezocht naar een representatief beeld over hoeveel scholen het wel of 
niet halen. 
1 De inspectie gaat na in hoeverre de kerndoelen in het onderwijsaanbod van scholen tot uiting komen. De 
bevindingen van de inspectie op dit punt geven een belangrijke indicatie van de wijze waarop scholen zich 
inspannen om de kerndoelen bij leerlingen te realiseren. Zij geven echter geen, of maar in beperkte mate, een 
beeld van de uitkomsten van die inspanningen, in de zin van resultaten die bij leerlingen worden bereikt. Het 
is daardoor niet goed mogelijk om vast te stellen hoe doeltreffend een school is bij het realiseren van de 
kerndoelen.
‘Good practices’ zijn scholen waar volgens de inspectie: 
a. de kwaliteit van het leerstofaanbod voldoende is: dekkend voor de kerndoelen bij 
Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, en aangeboden tot en met het niveau van 
groep 8 én; 
b. de kwaliteit van het didactisch handelen van leerkrachten voldoende is: leerkrachten 
geven duidelijke uitleg, houden de leerlingen betrokken bij de les en organiseren het 
onderwijsleerproces doelmatig én; 
c. de kwaliteit van de leerlingenzorg voldoende is: de ontwikkeling van leerlingen wordt 
systematisch gevolgd en voor zorgleerlingen zijn handelingsplannen beschikbaar; 
d. de gemiddelde leerlingscores op de toets aan het eind van de basisschool liggen de 
laatste drie jaren ten minste op het niveau dat op grond van de samenstelling van de 
leerlingenpopulatie mag worden verwacht (Onderwijsinspectie, 2000). 
Op verzoek van de aanvrager is ook als selectiecriterium toegevoegd om scholen te 
kiezen die trachten elementen van (traditionele) onderwijsvernieuwingsscholen te realise-ren 
38 
als Montessori, Freinet, Dalton, Jenaplan en Vrije Scholen. 
De directies van 20 scholen hebben een uitnodiging ontvangen voor deelname aan het 
onderzoek. Vier schoolleiders wilden niet dat hun school aan het onderzoek zou deelne-men 
in verband met de werkdruk voor het personeel of zegden af vanwege andere 
omstandigheden. Uiteindelijk bleven 16 scholen over. Zie tabel 2.1 en tabel 2.2. 
Tabel 2.1 - Steekproefomvang kleine scholen (honderd of minder leerlingen) met ‘good 
practices’ 
basisscholen 
Omvang steekproef* n % 
populatie scholen basisonderwijs 6978 100 
populatie kleine scholen 686 10 
kleine scholen met ‘good practices’ 162 2 
kleine scholen met ‘good practices’ in geselecteerde regio’s 97 1 
* Bron: Scholenbestand Onderwijsinspectie
39 
Tabel 2.2 - Selectie steekproefomvang, naar geselecteerde regio’s 
basisscholen 
Omvang steekproef* n % 
kleine scholen met ‘good practices’ in geselecteerde regio’s 97 100 
kleine scholen met ‘good practices’ in Noord Nederland 82 100 
kleine scholen met ‘good practices’ in Zuid en Midden Nederland 15 100 
selectie kleine scholen met ‘good practices’ in Noord Nederland 8 10 
selectie kleine scholen met ‘good practices’ in Zuid en Midden Neder-land 
8 53 
* Bron: Scholenbestand Onderwijsinspectie 
Onderzoekers van het ITS bezochten 8 scholen in de rurale gebieden van de provincies 
Friesland, Drenthe en Gelderland. Het gaat om de basisscholen: De Bernebregge in 
Opeinde, Christelijke basisschool in Neerynen, ’t Echtenest in Echten, Lytse Wiman in 
Twyzel, Sinnehonk in Aldtsjerk, Sint Jozef in Heeg, Skoalfinne in Balk en OBS Wapser-veen 
in Wapserveen. 
Onderzoekers van het IVA bekeken 8 scholen in de provincies Limburg, Zeeland, Noord- 
Brabant en Utrecht basisscholen: het Baken in IJsselstein, de Eevliet in Poortvliet, de 
Linde in Macharen, Oventje in Zeeland (provincie Noord Brabant), Ridderspoor in 
Houten, de Schute in Biggekerke, Ds. Swildenschool in Gemert en de Zuidwend in 
Eemnes. 
We kozen alleen kleine scholen omdat de vormgeving van kerndoelen op kleine scholen 
niet vergelijkbaar is met grotere scholen én omdat een directeur van een kleine school de 
aanvrager is.
Bijlage bij hoofdstuk 3 
Overzicht 3.1 - Onderwijsvisie, organisatiecultuur en onderwijskundige vormgeving van 
de zeventien onderzochte basisscholen 
Basisschool 1 
Missie/onderwijsvisie. Goed onderwijs bieden wat elk afzonderlijk kind nodig heeft. Wij willen dat 
kinderen zich individueel kunnen ontwikkelen en rekening leren te houden met anderen. Dat 
kinderen zich leren verantwoordelijk te voelen voor hun werk en gedrag. Ouders worden zo veel 
mogelijk bij activiteiten betrokken. 
Schoolorganisatie. Een kleine basisschool die de laatste jaren is gegroeid van drie naar vier 
combinatiegroepen van in totaal 80 leerlingen. De groepsgrootte bedraagt gemiddeld zo'n 20 
kinderen per combinatiegroep (groepen 2, 3, 4/5, 6/7/8). 
Organisatiecultuur. Directeur richt zich op het ontwikkelen van een ‘wij-gevoel’ en dat betekent 
veel tijd besteden aan vieringen, ruzies beslechten, activiteiten organiseren waardoor leerlingen 
zelfvertrouwen krijgen. 
Onderwijskundige vormgeving. De school heeft gekozen voor een kindgerichte benadering: het kind 
en zijn/haar wereld staat centraal, wordt serieus genomen en krijgt de ruimte. Over en weer is er 
sprake van respect in een open situatie. Het kind kan zich individueel ontwikkelen en leert rekening 
te houden met anderen. Kinderen leren zich verantwoordelijk te voelen voor eigen gedrag door te 
werken met weektaken en ‘takenbordjes’. Onderlinge samenwerking wordt aangemoedigd. De 
leerkracht wordt gezien als stimulator en begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen. 
Basisschool 2 
Missie/onderwijsvisie. De kinderen (bege)leiden in hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en 
rekening houdend met verschillen in aanleg, intelligentie, werktempo en verschillen op sociaal en 
emotioneel vlak. Dit in samenspraak met de ouders. 
Schoolorganisatie. De 54 leerlingen zijn opgesplitst in jaargroepen 1,2, groep 3,4,5, en groep 6,7,8, 
Leerlingen werken op eigen niveau en zitten bij elkaar in groepjes die dezelfde stof krijgen aange-boden. 
40 
Ouderparticipatie vindt plaats bij technisch lezen, beeldende vorming, werken met meetlijn, 
kleuteractiviteiten, de organisatie en begeleiding tijdens het schoolkamp. Sterke punten: een hecht 
schoolteam en visie op de ‘ideale’ school. 
Organisatiecultuur. Openheid naar de omgeving en proberen een veilige school te zijn waarbij niet 
alleen het leren voorop staat, maar ook het omgaan met elkaar. De omgang met ouders wordt zeer 
belangrijk gevonden: hen er bij betrekken en van hen leren geeft de school kansen om leerlingen 
(nog) beter te begeleiden. 
Onderwijskundige vormgeving. Het onderwijs is zo ingericht dat elk kind op zijn/haar niveau wordt 
aangesproken en uitgedaagd om zich nieuwe leerstof eigen te maken.
Basisschool 3 
Missie/onderwijsvisie. Het onderwijs de kinderen zodanig in hun groei naar volwassenheid be-geleiden 
dat zij zich goed op die taak voorbereiden in een omgeving waar zij zich thuis voelen. 
(‘We doen er alles aan om uit uw kind te halen wat er in zit.’). De ouders spelen daarbij een stimule-rende 
41 
rol. 
Schoolorganisatie. Het onderwijs aan de 83 leerlingen wordt gegeven in de combinatieklassen van 
groepen 1/2, 3/4, 5/6, 7/8. De leerlingen krijgen de leerstof in jaargroepen aangeboden. 
Organisatiecultuur. Grote betrokkenheid van leerkrachten bij reilen en zeilen van de school. In de 
school moet het klimaat !sjalom  zijn: je moet in vrede met elkaar, met je omgeving, met je Schep-per, 
maar ook met jezelf om kunnen gaan. In zo n klimaat ontstaan relaties die wederkerig zijn. Als 
ouders een klacht hebben over het personeel of het bevoegd gezag, is men altijd bereid daarover te 
praten en een oplossing voor de problemen te zoeken. 
Onderwijskundige vormgeving. Het onderwijs is zo georganiseerd dat er voor elk kind wat te leren 
valt op zijn/haar niveau. Kinderen worden uitgedaagd zich een gefundeerde mening te vormen over 
allerlei onderwerpen, waarbij het standpunt van de ander als waardevol beschouwd moet worden. 
Basisschool 4 
Missie/onderwijsvisie. Een open katholieke school waar iedere leerling van gelijke waarde is. De 
kinderen worden geleerd zich te ontwikkelen tot weerbare burgers die ook zorg willen dragen voor 
elkaar. 
Schoolorganisatie. Het onderwijs aan de 98 leerlingen wordt gegeven in 4 combinatiegroepen, de 
groepsgrootte varieert van 28 tot 40 leerlingen. Het leerlingenaantal is redelijk stabiel, met een 
lichte neiging tot groei. 
Organisatiecultuur. De school is een oefenplaats waarin de ander niet een tegenstander is, maar een 
medemens. Kinderen moeten zich thuis kunnen voelen in een groep. Het gaat erom vanuit de eigen 
verantwoordelijkheid en mogelijkheden een bijdrage te leveren aan een menswaardig leefmilieu. 
Leerkrachten zijn nauw betrokken bij de beleidsvorming en innovaties. 
Onderwijskundige vormgeving. Leerlingen worden in werksituaties uitgedaagd en geholpen hun 
kwaliteiten te leren kennen en ontwikkelen. Soms wordt voor klassikale instructie gekozen, ook 
krijgen de kinderen individuele- en groepsopdrachten (in groepen met kinderen van verschillende 
leeftijden). De kinderen leren elkaar te helpen en te stimuleren binnen de groep. De school wil bij 
de kinderen gemeenschapszin ontwikkelen: waarden en normen zoals solidariteit, respect spelen 
hierbij een belangrijke rol.
Basisschool 5 
Missie/onderwijsvisie. Elk kind uit het dorp een goede plek op de school geven waardoor het op 
zijn/haar niveau zo breed mogelijk kan ontwikkelen tot een zelfstandig, sociaal en kritisch denkend 
persoon in een multiculturele samenleving. 
Schoolorganisatie. Leerlingen van dezelfde leeftijd zitten bij elkaar in de klas (jaarklassensysteem). 
De 42 leerlingen zijn verdeeld over de groepen 1/2, 3/4, 5/6, 7/8. 
Organisatiecultuur. Gestreefd wordt om een stimulerend pedagogisch klimaat te creëren: een open, 
ontspannen sfeer met respect voor elkaar waarbij leerlingen zich thuis voelen. Democratische 
besluitvormingsprocedures, teamgeest en een goed oudercontact zijn daarbij van belang. 
Onderwijskundige vormgeving. Ieder kind via een ononderbroken leer- en ontwikkelingsproces 
kennis en vaardigheden laten verwerven zoals beschreven in de kerndoelen. Veel aandacht voor het 
versterken en verbeteren van het klassen- en schoolklimaat (sociaal gedrag) en voor de leergebied-overstijgende 
42 
kerndoelen, zoals werkhouding, werken volgens een plan, gebruik maken van uiteen-lopende 
leerstrategieën en nieuwe media. De in gebruik zijnde en nog aan te schaffen onderwijsleer-pakketten 
waarborgen de leerprocessen en maken het mogelijk te voldoen aan de wettelijke plicht de 
kerndoelen te realiseren. 
Basisschool 6 
Missie/onderwijsvisie. Het onderwijs zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de mogelijkheden en 
beperkingen van de leerlingen. 
Schoolorganisatie. De 33 leerlingen zijn verdeeld over de groepen 1/2, 3/4/5/, 6/7/8. 
Organisatiecultuur. Scheppen van een klimaat opdat leerkrachten zich optimaal kunnen richten op 
hun taken. Naast het aanbieden van basisvaardigheden taal, lezen, schrijven en rekenen staat hoog in 
het vaandel dat leerlingen lekker in hun vel (gaan) zitten, een zelfstandige leerhouding ontwikkelen 
en leren samenwerken. 
Onderwijskundige vormgeving. Het zelfstandig werken neemt een belangrijke plaats in binnen de 
klassenorganisatie. Bij de kleuters wordt met een planbord gewerkt, de groepen 3 tot en met 5 
werken aan een dagtaak en de groepen 6 tot en met 8 werken met een weektaak. 
Basisschool 7 
Missie/onderwijsvisie. Het onderwijs is erop gericht om de leerlingen de nodige algemene en 
levensbeschouwelijke kennis, creativiteit, instrumentele en lichamelijke vaardigheden eigen te laten 
maken. Het doel is bij de leerlingen een actieve en zelfstandige leerhouding aan te kweken. 
Schoolorganisatie. De 90 leerlingen zijn opgedeeld in de groepen 1/2, 3/4, 5/6, 7/8 waarbij de 
leerstof wordt afgestemd op het ontwikkelingsniveau van het kind. 
Organisatiecultuur. Een collegiale samenwerking (in samenspraak met de ouders) gericht op het 
creëren van een leersituaties die een continue ontwikkeling bij de kinderen bewerkstelligt. 
Onderwijskundige vormgeving. Het onderwijs zo organiseren dat elk kind op individueel- of 
groepsniveau de leerstof krijgt aangeboden die bij zijn of haar ontwikkeling past via ervarings-gericht 
werken, milieuverrijking en ervaringsgerichte dialoog. Binnen klassikaal onderwijs wordt 
gedifferentieerd naar inhoud en tempo (aandacht voor zelfstandig werken en taakwerk).
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen
Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput  (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen

Más contenido relacionado

La actualidad más candente

Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...Driessen Research
 
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...Driessen Research
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...Frederik Smit
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...Frederik Smit
 
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...Driessen Research
 
Geert Driessen (2013) De bestrijding van onderwijsachterstanden
 Geert Driessen (2013) De bestrijding van onderwijsachterstanden Geert Driessen (2013) De bestrijding van onderwijsachterstanden
Geert Driessen (2013) De bestrijding van onderwijsachterstandenDriessen Research
 

La actualidad más candente (7)

Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2002) Ouders en educatieve voo...
 
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Het functioneren van het voortge...
 
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006). Literatuurstudie oud...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002). Allochtone ouders en de pedagogische f...
 
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
Adrie Claassen, Geert Driessen et al. (2009). Naar meer leertijd voor Rotterd...
 
Passend onderwijs (PAMAOK002)
Passend onderwijs (PAMAOK002)Passend onderwijs (PAMAOK002)
Passend onderwijs (PAMAOK002)
 
Geert Driessen (2013) De bestrijding van onderwijsachterstanden
 Geert Driessen (2013) De bestrijding van onderwijsachterstanden Geert Driessen (2013) De bestrijding van onderwijsachterstanden
Geert Driessen (2013) De bestrijding van onderwijsachterstanden
 

Destacado

Rapportconferentiemeedoen10maart2007versie2004071[1]
Rapportconferentiemeedoen10maart2007versie2004071[1]Rapportconferentiemeedoen10maart2007versie2004071[1]
Rapportconferentiemeedoen10maart2007versie2004071[1]Gerda Sordam
 
Naar een nieuwe taal voor verandering nyenrode thesis
Naar een nieuwe taal voor verandering   nyenrode thesisNaar een nieuwe taal voor verandering   nyenrode thesis
Naar een nieuwe taal voor verandering nyenrode thesisEric van Loon MSc BICT
 
Analyse Van Probleem En Behoefte Brede School ABC Kattenbroek
Analyse Van Probleem En Behoefte Brede School ABC KattenbroekAnalyse Van Probleem En Behoefte Brede School ABC Kattenbroek
Analyse Van Probleem En Behoefte Brede School ABC KattenbroekAnneke Duit
 
Naar een user generated state. De impact van nieuwe media voor overheid en op...
Naar een user generated state. De impact van nieuwe media voor overheid en op...Naar een user generated state. De impact van nieuwe media voor overheid en op...
Naar een user generated state. De impact van nieuwe media voor overheid en op...Twittercrisis
 
Verslag Live Sessie - Sport & Voeding- Carlien Harms
Verslag Live Sessie - Sport & Voeding- Carlien HarmsVerslag Live Sessie - Sport & Voeding- Carlien Harms
Verslag Live Sessie - Sport & Voeding- Carlien HarmsArkoSportsMedia
 
Bedrijfsoriëntatie Getronics
Bedrijfsoriëntatie GetronicsBedrijfsoriëntatie Getronics
Bedrijfsoriëntatie GetronicsPatrick Mackaaij
 

Destacado (7)

IT-Auditing in het archiefwezen
IT-Auditing in het archiefwezenIT-Auditing in het archiefwezen
IT-Auditing in het archiefwezen
 
Rapportconferentiemeedoen10maart2007versie2004071[1]
Rapportconferentiemeedoen10maart2007versie2004071[1]Rapportconferentiemeedoen10maart2007versie2004071[1]
Rapportconferentiemeedoen10maart2007versie2004071[1]
 
Naar een nieuwe taal voor verandering nyenrode thesis
Naar een nieuwe taal voor verandering   nyenrode thesisNaar een nieuwe taal voor verandering   nyenrode thesis
Naar een nieuwe taal voor verandering nyenrode thesis
 
Analyse Van Probleem En Behoefte Brede School ABC Kattenbroek
Analyse Van Probleem En Behoefte Brede School ABC KattenbroekAnalyse Van Probleem En Behoefte Brede School ABC Kattenbroek
Analyse Van Probleem En Behoefte Brede School ABC Kattenbroek
 
Naar een user generated state. De impact van nieuwe media voor overheid en op...
Naar een user generated state. De impact van nieuwe media voor overheid en op...Naar een user generated state. De impact van nieuwe media voor overheid en op...
Naar een user generated state. De impact van nieuwe media voor overheid en op...
 
Verslag Live Sessie - Sport & Voeding- Carlien Harms
Verslag Live Sessie - Sport & Voeding- Carlien HarmsVerslag Live Sessie - Sport & Voeding- Carlien Harms
Verslag Live Sessie - Sport & Voeding- Carlien Harms
 
Bedrijfsoriëntatie Getronics
Bedrijfsoriëntatie GetronicsBedrijfsoriëntatie Getronics
Bedrijfsoriëntatie Getronics
 

Similar a Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen

Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Driessen Research
 
Brochure_Meerwaarde_van_eigentijds_onderwijs_-_Kennisnet_2014
Brochure_Meerwaarde_van_eigentijds_onderwijs_-_Kennisnet_2014Brochure_Meerwaarde_van_eigentijds_onderwijs_-_Kennisnet_2014
Brochure_Meerwaarde_van_eigentijds_onderwijs_-_Kennisnet_2014Jasmijn Kester MEM
 
Frederik Smit, Jos van Kuijk & Hans van Gennip (2006). Leren zonder last. Pre...
Frederik Smit, Jos van Kuijk & Hans van Gennip (2006). Leren zonder last. Pre...Frederik Smit, Jos van Kuijk & Hans van Gennip (2006). Leren zonder last. Pre...
Frederik Smit, Jos van Kuijk & Hans van Gennip (2006). Leren zonder last. Pre...Frederik Smit
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
 Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f... Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...Driessen Research
 
Jan Doesborgh, Geert Driessen & Lia Mulder (1997) Didactische werkwijze van l...
Jan Doesborgh, Geert Driessen & Lia Mulder (1997) Didactische werkwijze van l...Jan Doesborgh, Geert Driessen & Lia Mulder (1997) Didactische werkwijze van l...
Jan Doesborgh, Geert Driessen & Lia Mulder (1997) Didactische werkwijze van l...Driessen Research
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Frederik Smit
 
Leren met ict - Het digitaliseren van leren - Jurgen Marechal, OSH 2015
Leren met ict - Het digitaliseren van leren - Jurgen Marechal, OSH 2015Leren met ict - Het digitaliseren van leren - Jurgen Marechal, OSH 2015
Leren met ict - Het digitaliseren van leren - Jurgen Marechal, OSH 2015Jurgen Marechal
 
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Driessen Research
 
Voet2010
Voet2010Voet2010
Voet2010sofie
 
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Driessen Research
 
Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...
Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...
Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...Driessen Research
 
Nieuwe vormen van onderwijs. Leiden ze tot verhoging kwaliteit?
Nieuwe vormen van onderwijs. Leiden ze tot verhoging kwaliteit?Nieuwe vormen van onderwijs. Leiden ze tot verhoging kwaliteit?
Nieuwe vormen van onderwijs. Leiden ze tot verhoging kwaliteit?Frederik Smit
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Frederik Smit
 
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...Frederik Smit
 
Les 2 - Praktijkonderzoek in de school
Les 2 - Praktijkonderzoek in de schoolLes 2 - Praktijkonderzoek in de school
Les 2 - Praktijkonderzoek in de schoolAnneliesMON
 
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...Driessen Research
 

Similar a Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen (20)

Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
Frederik Smit, Roderick Sluiter & Geert Driessen (2006) Literatuurstudie oude...
 
Brochure_Meerwaarde_van_eigentijds_onderwijs_-_Kennisnet_2014
Brochure_Meerwaarde_van_eigentijds_onderwijs_-_Kennisnet_2014Brochure_Meerwaarde_van_eigentijds_onderwijs_-_Kennisnet_2014
Brochure_Meerwaarde_van_eigentijds_onderwijs_-_Kennisnet_2014
 
Frederik Smit, Jos van Kuijk & Hans van Gennip (2006). Leren zonder last. Pre...
Frederik Smit, Jos van Kuijk & Hans van Gennip (2006). Leren zonder last. Pre...Frederik Smit, Jos van Kuijk & Hans van Gennip (2006). Leren zonder last. Pre...
Frederik Smit, Jos van Kuijk & Hans van Gennip (2006). Leren zonder last. Pre...
 
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
 Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f... Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
Frederik Smit & Geert Driessen (2002) Allochtone ouders en de pedagogische f...
 
Jan Doesborgh, Geert Driessen & Lia Mulder (1997) Didactische werkwijze van l...
Jan Doesborgh, Geert Driessen & Lia Mulder (1997) Didactische werkwijze van l...Jan Doesborgh, Geert Driessen & Lia Mulder (1997) Didactische werkwijze van l...
Jan Doesborgh, Geert Driessen & Lia Mulder (1997) Didactische werkwijze van l...
 
Presentatie ii nov2010
Presentatie ii nov2010Presentatie ii nov2010
Presentatie ii nov2010
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
 
Leren met ict - Het digitaliseren van leren - Jurgen Marechal, OSH 2015
Leren met ict - Het digitaliseren van leren - Jurgen Marechal, OSH 2015Leren met ict - Het digitaliseren van leren - Jurgen Marechal, OSH 2015
Leren met ict - Het digitaliseren van leren - Jurgen Marechal, OSH 2015
 
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
Geert Driessen et al. (2014). Zittenblijven in het Nederlandse basisonderwijs...
 
Voet2010
Voet2010 Voet2010
Voet2010
 
Voet2010
Voet2010Voet2010
Voet2010
 
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
Geert Driessen (1996) Voor- en vroegschoolse programma's kinderopvang en onde...
 
Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...
Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...
Guuske Ledoux, Geert Driessen et al. (2015) Het onderwijsachterstandenbeleid ...
 
Nieuwe vormen van onderwijs. Leiden ze tot verhoging kwaliteit?
Nieuwe vormen van onderwijs. Leiden ze tot verhoging kwaliteit?Nieuwe vormen van onderwijs. Leiden ze tot verhoging kwaliteit?
Nieuwe vormen van onderwijs. Leiden ze tot verhoging kwaliteit?
 
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
Adrie Claassen, Geert Driessen & Frederik Smit (2009). Naar meer leertijd voo...
 
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...
Rapport literatuurstudie ouderbetrokkenheid in internationaal perspectief (Sm...
 
Les 2 - Praktijkonderzoek in de school
Les 2 - Praktijkonderzoek in de schoolLes 2 - Praktijkonderzoek in de school
Les 2 - Praktijkonderzoek in de school
 
OIG rapport professionalisering_vo_v1.0
OIG rapport professionalisering_vo_v1.0OIG rapport professionalisering_vo_v1.0
OIG rapport professionalisering_vo_v1.0
 
OIG rapport professionalisering_po_v1.0
OIG rapport professionalisering_po_v1.0OIG rapport professionalisering_po_v1.0
OIG rapport professionalisering_po_v1.0
 
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...
Frederik Smit, Geert Driessen & Jan Doesborgh (2005) Opvattingen van allochto...
 

Más de Frederik Smit

Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame SchoolOmslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame SchoolFrederik Smit
 
Omslag LR_MRM05_2023.pdf
Omslag LR_MRM05_2023.pdfOmslag LR_MRM05_2023.pdf
Omslag LR_MRM05_2023.pdfFrederik Smit
 
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdfMR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdfFrederik Smit
 
Cover MR magazine, nr. 3, 2023. pdf
Cover MR magazine, nr. 3,  2023. pdfCover MR magazine, nr. 3,  2023. pdf
Cover MR magazine, nr. 3, 2023. pdfFrederik Smit
 
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters KluwerOmslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters KluwerFrederik Smit
 
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdf
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdfOmslag MR magazine nr 1 2023.pdf
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdfFrederik Smit
 
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...Frederik Smit
 
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...Frederik Smit
 
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...Frederik Smit
 
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...Frederik Smit
 
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...Frederik Smit
 
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...Frederik Smit
 
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?Frederik Smit
 
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...Frederik Smit
 
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...Frederik Smit
 
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? Frederik Smit
 
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisNaar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisFrederik Smit
 
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...Frederik Smit
 
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapMiljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapFrederik Smit
 
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Frederik Smit
 

Más de Frederik Smit (20)

Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame SchoolOmslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
Omslag MR magazine, maart 2024, Vreedzame School
 
Omslag LR_MRM05_2023.pdf
Omslag LR_MRM05_2023.pdfOmslag LR_MRM05_2023.pdf
Omslag LR_MRM05_2023.pdf
 
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdfMR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
MR magazine, juni 2023, Wolters Kluwer.pdf
 
Cover MR magazine, nr. 3, 2023. pdf
Cover MR magazine, nr. 3,  2023. pdfCover MR magazine, nr. 3,  2023. pdf
Cover MR magazine, nr. 3, 2023. pdf
 
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters KluwerOmslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
Omslag MR magazine, nr 2, 2023, Wolters Kluwer
 
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdf
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdfOmslag MR magazine nr 1 2023.pdf
Omslag MR magazine nr 1 2023.pdf
 
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
Klimaatverandering: eco op school. Actiegerichte participatie van leerlingen ...
 
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
Onderwijsinspectie: meer focus op basisvaardigheden. Vergroot vakinhoudelijke...
 
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
Sociaal veiligheidsbeleid een papieren tijger? De school als werkplek van geb...
 
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
Gelijke onderwijskansen een uitdaging? Laat leerlingen ontdekken wat ze écht ...
 
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwondering,...
 
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
Cover Onderwijs als een avontuurlijke reis. Hoe geef je ruim baan aan verwond...
 
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en werkgeluk?
 
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
Cover De opmars van de schoolhond. Zorgt Charlie voor meer vrolijkheid en wer...
 
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
Vertsterking van het onderwijs in burgerschap. Naar meer tegenmacht van leerl...
 
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
 
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisisNaar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
Naar het nieuwe normaal. Hoe het onderwijs opkrabbelt uit de coronacrisis
 
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
Naar meer democratische besluitvorming. 'Geef ouders zeggenschap in plaats va...
 
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschapMiljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
Miljardeninjectie in het onderwijs en sleutelrol medezeggenschap
 
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
Gespreid leiderschap: benut de aanwezige expertise. Trend in onderwijs én med...
 

Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput (2002). Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen

  • 1. Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen Frederik Smit Linda Sontag Bibi van Wolput
  • 2. REALISATIE KERNDOELEN EEN ONMOGELIJKE OPGAVE?
  • 3. ii
  • 4. Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? Een onderzoek naar ‘good practices’ op kleine basisscholen Frederik Smit Linda Sontag Bibi van Wolput juni 2002
  • 5. De particuliere prijs van deze uitgave is ¼ 12,- Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00. CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG Smit, Frederik Realisatie kerndoelen een onmogelijke opgave? / Frederik Smit, Linda Sontag & Bibi van Wolput - Nijmegen: ITS ISBN 90 – 5554 - 190 - 0 NUGI 722  2002 Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen (ITS) van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Stichting Katholieke Universiteit te Nijme-gen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. iv
  • 6. v Voorwoord In het najaar van 2000 konden scholen en andere instellingen in het veld onder-zoeksvragen indienen in het kader van kortlopend onderzoek van de Landelijke Pedago-gische Centra. Vragen van de directeur, Harm Gelling, van de Christelijke Basisschool ‘De Wegwijzer’ te Bellingwolde (Groningen) hadden betrekking op de realisatie van kerndoelen op kleine basisscholen: - Is het aantal vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden en (aspecten van) vakken haalbaar te onderwijzen op de kleine basisschool? - Welke scenario’s hanteren scholen die - naar eigen zeggen - er in slagen aandacht te schenken aan alle (aspecten van) vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden? De antwoorden op die vragen vormen de voorliggende brochure. De opdracht voor dit onderzoek is verleend door de Beleidsgroep onderwijsonderzoek van de Landelijke Pedagogische Centra. De Beleidsgroep heeft van het ministerie van OCenW de taak gekregen het kortlopend onderzoek te coördineren. Het onderzoek is gericht op de directe toepassing in de onderwijspraktijk. De gerichtheid op praktische toepassing laat natuurlijk onverlet dat het onderzoek op wetenschappelijk verantwoorde wijze is uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd door het ITS en het IVA, onder verantwoordelijkheid van de alliantie ‘De Nijmegen-Amsterdam-connectie’, waarin participeren het genoemde ITS te Nijmegen, het SCO-Kohnstamm Instituut te Amsterdam en de leerstoel Onderwijsrecht van de Juridische faculteit KU Nijmegen. Het team heeft bestaan uit Frederik Smit, Linda Sontag, Bibi van Wolput, Nico van Kessel, Jos van Kuijk en Marjan Vermeulen. Er zijn gesprekken gevoerd met directies en leraren en begeleiders van kleine basisscho-len. Wij zijn allen zeer erkentelijk voor de bereidwillige medewerking aan het onderzoek. Nico van Kessel Coördinator alliantie ‘De Nijmegen-Amsterdam-connectie’
  • 7. vi
  • 8. vii Inhoudsopgave Voorwoord v 1. Achtergronden van het onderzoek 1 1.1 Inleiding 1 1.2 Achtergronden van kerndoelen 1 1.2.1 Formele aspecten 1 1.2.2 Organisatorische aspecten 4 1.2.3 Realisatie van kerndoelen 7 1.2.4 Beleidsmatig aspecten 7 1.3 Aanleiding en doel van het onderzoek 8 1.4 Verdere opbouw van het rapport 9 2. Probleemstelling, onderzoeksopzet en -uitvoering 11 2.1 Inleiding 11 2.2 Probleemstelling, selectie van scholen, respons en verloop van het veldwerk 11 3. Functioneren kerndoelen 15 3.1 Inleiding 15 3.2 De beschrijving van organisatorische aspecten van de kerndoelen 15 3.3 Verschijningsvormen en realisatie van de kerndoelen 19 3.3.1 Hoe gaan scholen met de kerndoelen om? 19 3.3.2 Concrete vormgeving van het leerstofaanbod in de alledaagse praktijk 20 3.4 Analyse functioneren kerndoelen op beleidsmatige aspecten 22 3.5 Balans van de beschrijvende kenmerken 24 4. Scenario’s, bevorderende factoren en werkwijzen 27 4.1 Inleiding 27 4.2 Beantwoording onderzoeksvragen 27 4.3 Bevorderende factoren en werkwijzen 30 4.4 Stappenplan realisatie kerndoelen 33 4.5 Samenvattend 34 Bijlage 37
  • 10. 1 1 Achtergronden van het onderzoek 1.1 Inleiding In dit rapport wordt het onderzoek beschreven naar de realisatie van kerndoelen in het basisonderwijs. Paragraaf 1.2 geeft een beschrijving van de achtergronden van kerndoelen binnen het leerstofaanbod in het basisonderwijs. In paragraaf 1.3 komt de aanleiding en het doel van het onderzoek aan de orde. Paragraaf 1.4 schetst de verdere opbouw van het rapport. 1.2 Achtergronden van kerndoelen 1.2.1 Formele aspecten De wettelijk voorgeschreven doelen voor het basisonderwijs bestaan uit algemene doel-stellingen en kerndoelen. Algemene doelstellingen Als algemene doelstelling voor het basisonderwijs is vastgesteld dat dit onderwijs de grondslag moet leggen voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs1. Het basis-onderwijs moet worden afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen en in elk geval worden gericht op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, op het ontwikkelen van creativiteit, het verwerven van de noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden. Daarbij moet er van worden uitgegaan dat leerlingen opgroeien in een multiculturele samenleving. Ten aanzien van leerlingen die extra zorg behoeven, is het onderwijs gericht op individuele begeleiding die is afge-stemd op de behoeften van de leerling. De algemene doelstellingen in de Wet op het primair onderwijs hebben een breed en omvattend karakter. Er wordt geen na te streven resultaat omschreven. Of de algemene doelen worden bereikt, is daardoor niet of nauwe-lijks vast te stellen. 1 WPO: Wet op het primair onderwijs: Staatsblad 1998, nr. 495, artikel 9, artikel 2.
  • 11. Kerndoelen Kerndoelen geven een beschrijving van kwaliteiten van leerlingen op schoolniveau op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden. De kerndoelen zijn bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld1. Scholen moeten de kerndoelen hanteren als aan het eind van het basisonderwijs te bereiken doelstellingen2. In de structuur van de kerndoelen worden zes leergebied specifieke kerndoelen onderscheiden: Nederlandse taal (Friese taal geldt voor scholen in de provincie Friesland), Engelse taal, rekenen/wiskunde, oriëntatie op mens en wereld3, lichamelijke opvoeding en kunstzinnige oriëntatie4. De kerndoelen hebben niet alleen betrekking op kennisinhouden, maar ook op persoonlijke vaardigheden in leerge-biedoverstijgende 2 kerndoelen die gegroepeerd zijn rond de thema’s: werkhouding, wer-ken volgens een plan, gebruik van uiteenlopende leerstrategieën, zelfbeeld, sociaal gedrag en nieuwe media. Indirect hebben de kerndoelen ook invloed op pedagogisch-didactische werkvormen. Zo schrijven de leergebiedoverstijgende kerndoelen voor dat leerlingen plezier hebben en houden in leeractiviteiten, gericht deelnemen aan groepsac-tiviteiten, respectvol met anderen kunnen omgaan en over voldoende zelfvertrouwen beschikken5. Kwaliteit onderwijs De kwaliteit van het onderwijs wordt in belangrijke mate bepaald door de wijze waarop scholen hun leerstofaanbod inrichten. De kerndoelen vormen hierin een belangrijk element6. Deze kerndoelen zijn in 1998 herzien en in de nieuwe versie niet alleen aan de nieuwe ontwikkelingen aangepast, maar ook aangescherpt en nadrukkelijk omschreven in termen van eisen die aan het eind van het basisonderwijs aan de leerlingen kunnen worden gesteld: leerlingen moeten bijvoorbeeld iets kennen, kunnen, begrijpen of verkla-ren. Geprobeerd is om scholen opbrengst gerichter te laten werken. De herziene kerndoe-len zijn weliswaar in outputtermen beschreven, maar er wordt geen (minimaal of wense-lijk) beheersingsniveau aangegeven. 1 Een bevoegd gezag van een bijzondere school kan eventueel eigen kerndoelen voor de school vaststellen. Deze kerndoelen behoren van een gelijk niveau te zijn en moeten aan de inspectie ter beoordeling worden voorgelegd. 2 WPO: Wet op het primair onderwijs: Staatsblad 1998, nr. 495, artikel 9, lid 6. 3 Oriëntatie op mens en wereld is onderverdeeld in: aardrijkskunde, geschiedenis, samenleving, techniek, milieu, gezond en redzaam gedrag, natuuronderwijs. 4 Kunstzinnige oriëntatie is onderverdeeld in: tekenen en handvaardigheid, muziek, spel, bevordering van het taalgebruik en beweging. 5 Besluit kerndoelen basisonderwijs 1998, Staatsblad 1998, nr. 354. 6 Letschert, J.F.M. (1998). Wieden in een geheime tuin. Een studie naar kerndoelen in het Nederlandse basisonderwijs. Enschede: SLO.
  • 12. Van goed functionerende scholen is volgens de inspectie sprake als de kwaliteit van het leerstofaanbod voldoende dekkend is voor de kerndoelen bij Nederlandse taal, rekenen en wiskunde, en aangeboden tot en met het niveau van groep 8. Op ruim 60 procent van de scholen dekt het aanbod voor Nederlandse taal de kerndoelen in voldoende mate. Voor rekenen en wiskunde is dat op bijna 90 procent van de scholen het geval. Opvallend is dat bijna een tiende van de scholen er niet in slaagt in voldoende mate leerstof aan te bieden wat betreft taal en rekenen tot en met het niveau van groep 81. Kwaliteitsbeleid Met de invoering van de kerndoelen en de recente aanpassing van de verantwoor-dingsplicht van scholen in het kader van het kwaliteitsbeleid is een nieuw type deugde-lijkheidseisen geïntroduceerd. De kerndoelen basisonderwijs gelden als een ‘inspanningsverplichting’ voor scholen. De kerndoelen leggen, zoals gezegd, geen niveau vast dat door de leerlingen moet worden bereikt. Zij zijn zodanig geformuleerd dat de school er een eigen invulling en uitwerking aan kan geven. Kerndoelen zijn daardoor niet eenvoudig als basis voor een minimumkwaliteit van de school te beschouwen. Bij andere deugdelijkheidseisen is het in principe zo dat een school wel of niet aan de eisen voldoet; bij de kerndoelen zullen de manieren waarop scholen de kerndoelen uitwerken sterk kunnen verschillen2. Documenten kwaliteitsbeleid Elke school dient een kwaliteitsbeleid te ontwikkelen en daarover verantwoording af te leggen aan de ouders over de doelstellingen en de resultaten ervan3. Basisscholen zijn verplicht om het beleid met betrekking tot de kwaliteit van de school in een schoolplan te beschrijven4. De schoolgids basisonderwijs bevat voor ouders, voogden, verzorgers en leerlingen informatie over de missie c.q. onderwijsvisie van de school: de doelen van het onderwijs, de wijze waarop de zorg voor het jonge kind en de zorg voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften wordt vormgegeven, de wijze waarop de verplichte on-derwijstijd wordt benut, de geldelijke bijdrage, de rechten en plichten van de ouders, de verzorgers, de leerlingen en het bevoegd gezag waaronder informatie over de klachtenre-geling 5. Per augustus 1999 is een verantwoording over de resultaten van het onderwijs voorgeschreven6. Verantwoording wordt ook afgelegd in het zogenaamde zorgplan1. De 1 Inspectie van het onderwijs (2000). Onderwijsverslag over het jaar 1999. 2 Onderwijsraad, Schoolkwaliteit in beeld. Voorstellen voor een verantwoorde openbaarmaking van gegevens over de kwaliteit van scholen, adviesnr. 990487/368, p. 17, 3 Staatsblad 1998, nr. 398. 4 WPO, artikel 12, lid 4. 5 WPO, artikel 13. 6 De Wet van 18 juni 1998 tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met onder meer de invoering van het schoolplan, de schoolgids en het klachtrecht (Staatsblad 1998, nr. 398, artikel V). 3
  • 13. verantwoording over de besteding van de extra middelen voor het bestrijden van onder-wijsachterstanden 4 moeten scholen geven in het onderwijsachterstandenplan. Dit plan wordt, na op overeenstemming gericht overleg met de bevoegde gezagsorganen, vastge-steld door de gemeenteraad2. 1.2.2 Organisatorische aspecten Uit onderzoek naar het functioneren van effectieve scholen blijkt dat behalve de school-organisatie, ook de onderwijsvisie , organisatiecultuur en onderwijskundige vormgeving invloed hebben op de onderwijsopbrengsten3. De mate waarin de kerndoelen gerealiseerd worden zegt iets over de mate van effectiviteit van de school. Schoolorganisatie Onder de schoolorganisatie van de school verstaan we de afspraken die gemaakt zijn en de maatregelen die zijn genomen om het onderwijs op school mogelijk te maken, bij-voorbeeld wat betreft de vaststelling van de schooltijden, de groepsindeling en de huisvestingsvoorzieningen. Kleine scholen hebben doorgaans te weinig leerlingen voor het formeren van acht aparte jaargroepen. Deze scholen zijn daardoor veelal noodge-dwongen leerlingen van twee of meer jaargroepen bij elkaar in één klas te plaatsen in zogenaamde combinatieklassen. Meestal bestaan combinatieklassen uit een samenvoe-ging van twee jaargroepen4. Onderwijsvisie Door de grotere autonomie van scholen en de noodzaak om zich ten opzichte van ouders te verantwoorden, zijn scholen steeds meer genoodzaakt eigen beleid te voeren op basis van een missie c.q. onderwijsvisie: een specifiek cluster van algemene doelen dat in relatie staat tot overtuigingen, attitudes en activiteiten5. Voor iedere school is het van levensbelang te weten wat zijn klanten willen. Een eigen visie is te bepalen op basis van de beantwoording van de vragen van wat men als doelstellingen voor de komende jaren wil realiseren. De doelen moeten vervolgens vertaald worden in een praktische aanpak, 1 WPO, artikel 19. 2 WPO, artikel 166. 3 Edmonds, R. (1979). A discussion of the literature and issues related to effective schooling. Cambridge: Center for Urban Studies. Harvard Graduate School of Education. Rosenholtz, S.J. & Simpson, C. (1990). Workplace conditions and the rise and fall of teachers’ commitment. Sociology of Education, 63, 241-257. 4 Zie: Kral, M. (1997), Instructie en leren in combinatieklassen. Een onderzoek naar de effectiviteitsverschillen tussen combinatieklassen en enkelvoudige klassen in het basisonderwijs. Ubbergen: Tandem Felix, p. 4-5. 5 Hoyle, E. (1986), The politics of school management. London: Hodder and Stoughton, p. 112.
  • 14. zeg maar vaststelling van speerpunten, die op korte en (middel)lange termijn te realiseren is. Het vaststellen van de sterke en zwakke kanten van de school is een eerste stap in het proces van doelformulering bij het verbeteren van de kwaliteit van de prestaties van de school. Uiteraard dient te worden nagegaan wat dit betekent voor alle betrokkenen bij het onderwijs. Organisatiecultuur Onder de organisatiecultuur of het organisatieklimaat verstaan we het geheel van waar-den, normen en verwachtingen die richtinggevend zijn voor de activiteiten van de leden van het schoolteam en voor de manier van vormgeving van die activiteiten. Waarden, normen en verwachtingen hebben te maken met interactie(s) en met verantwoordelijk-heden 1. De organisatiecultuur - met dimensies als leiderschapstijl, besluitvormingsat-titude, relaties tussen personen, interne openheid - wordt meestal niet gerelateerd aan de leerprestaties van de leerlingen, maar veeleer aan de betrokkenheid, de werkmotivatie van leerkrachten/directies, de arbeidsbevrediging van betrokkenen op school, de inno-vatiebereidheid en het probleemoplossend vermogen2. Leerkrachten op kleine scholen blijken meer betrokken te zijn bij de beleidsvorming dan leerkrachten op grote scholen. Op kleine scholen blijkt daarentegen minder sprake te zijn van een prestatiegerichte sfeer dan op grote scholen3. Onderwijskundige vormgeving De onderwijskundige vormgeving van het onderwijs is de wijze waarop scholen de onderwijsprogramma’s zo inrichten opdat de wettelijk vastgelegde kerndoelen bereikbaar zijn. De scholen zijn hierin vrij. Meningen verschillen of de school met name een ‘leerin-stituut’ 5 of een ‘leefgemeenschap’ moet zijn4. De meer traditionele opvatting hierover kan inhoudelijk worden omschreven als leerstof-gericht onderwijs. De leerstofgerichtheid bestaat uit een patroon van opvattingen met een nadruk op voorbereiding op het voortgezet onderwijs, een beroep als doel van het onder-wijs, nadruk op een ordelijk en gestructureerd leerklimaat, aandacht voor basisvakken, de leertijd effectief te besteden en een accent op prestaties en diploma’s. De moderne opvatting hierover kan omschreven worden als leerlinggericht onderwijs. Dit onderwijs bestaat uit een patroon van opvattingen met een nadruk op vorming als 1 Mahieu en Dietvorst (1989). Scholen gelijmd. In: Organisatiecultuur van scholen (red. C. Dietvorst & P. Mahieu). Samsom H.D. Tjeenk Willink, p. 13. 2 Vilsteren, C. van & B. Witziers. Schoolcultuur. In: Organisatiecultuur van scholen (red. C. Dietvorst & P. Mahieu). Samsom H.D. Tjeenk Willink, p. 53. 3 Zie: Kral, M. (1997), Instructie en leren in combinatieklassen. Een onderzoek naar de effectiviteitsverschillen tussen combinatieklassen en enkelvoudige klassen in het basisonderwijs. Ubbergen: Tandem Felix, p. 199. 4 Denessen, E. (1999). Opvattingen over onderwijs: Leerstofgerichtheid en leerlinggerichtheid in Neder-land. Leuven: Garant.
  • 15. doel van het onderwijs, een nadruk op een democratische inrichting van het onderwijs, aandacht voor sociale en creatieve vakken en accent op individuele leeractiviteiten1. Kerndoelen beschrijven datgene wat in het basisonderwijs op basis van een onderwijs-visie 6 moet en kan worden gerealiseerd in het onderwijs. De doelen hebben een hybride karakter2: geformuleerd als eisen aan leerlingen, stelt het intentioneel ook eisen aan de onderwijskundige vormgeving van het onderwijs (bijvoorbeeld de keuze voor het be-vorderen van prestaties in de vakken taal, rekenen en lezen en het gebruik van toetsen), de organisatiecultuur (onderlinge verhoudingen) en de schoolorganisatie (voor kleine scholen: de aanpak van het werken met combinatieklassen). De mate waarin de vier begrippen (onderwijsvisie, organisatiecultuur, schoolorganisatie en onderwijskundige vormgeving) elkaar stimuleren dan wel tegenwerken bij de realisa-tie van kerndoelen, zou mede kunnen worden bepaald door omgevingsfactoren als de inschakeling van een schoolbegeleidingsdienst. Zie schema 1.3. Schema 1.3 - Relatie tussen realisatie van kerndoelen, onderwijsvisie, organisatiecultuur, schoolorganisatie en onderwijskundige vormgeving van het onderwijs onderwijs-visie organisatie-cultuur oommggeevviinngg realisatie kerndoelen school-organisatie onderwijskundige vormgeving 1 Denessen, a.h.w., p. 26. 2 Letschert, J.F.M. (1998). Wieden in een geheime tuin. Een studie naar kerndoelen in het Nederlandse basisonderwijs. Enschede: SLO, p. 126.
  • 16. 7 1.2.3 Realisatie van kerndoelen De rijksoverheid geeft door het vaststellen van kerndoelen sturing aan de inhoud van het onderwijs. Schrijvers van schoolboeken gebruiken de kerndoelen bij het vervaardigen van nieuwe leerboeken en ander lesmateriaal. Toetsinstituten als het Cito hanteren de kerndoelen als richtlijn bij het opstellen van tussentijdse toetsen en eindtoetsen. Scholen worden vooral langs deze indirecte wegen (gebruik van schoolboeken, en toetsmateriaal) beïnvloed de kerndoelen te hanteren1. Van de scholen mag worden verwacht dat zij voldoende onderwijstijd plannen voor het aanleren van basisvaardigheden in Nederlandse taal en rekenen en wiskunde2. De aandacht die leerkrachten aan vakken besteden hangt dan ook voor een belangrijk deel af van de aandacht die daarvoor in de methoden is ingeruimd3. Om goede resultaten te kunnen boeken is de kwaliteit van het handelen van leerkrachten cruciaal. Belangrijk is in dit verband dat vorderingen regelmatig worden geregistreerd, geëvalueerd en teruggekoppeld naar de leerlingen. Daardoor wordt de onderwijsaanpak ook minder vrijblijvend en meer gestructureerd. Vooral voor zwakke leerlingen wordt met name de rekentijd soms verlengd door ze huiswerk mee te geven4. Het leerstofaanbod blijkt op ruim 80 procent van de scholen voldoende afgestemd te zijn op relevante verschillen tussen leerlingen, vooral dankzij de aanschaf (en goed gebruik) van nieuwe methoden met begeleiding van onderwijsbegeleidingsdiensten5. 1.2.4 Beleidsmatige aspecten Kerndoelen geven een beschrijving van kwaliteiten van leerlingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden. De wetgever ziet het realiseren van de kerndoelen als een inspanningsverplichting voor scholen. In de kerndoelen worden echter geen niveaus vastgelegd die leerlingen moeten bereiken. De doelen zijn zo geformuleerd dat scholen - binnen zekere grenzen - er een eigen invulling aan kunnen geven. Dit betekent dat direc-ties en leerkrachten over de feitelijke realisatie van de kerndoelen met elkaar van gedach-ten moeten wisselen en besluit en dienen te nemen ten aanzien van welke aspecten de kerndoelen in het schoolbeleid een plaats krijgen. 1 Bronneman-Helmers, H.M. (1999), Scholen onder druk: Op zoek naar de taak van de school in een veran-derende samenleving, SCP, Den Haag. 2 Inspectie van het onderwijs (2000). Onderwijsverslag over het jaar 1999. p. 60. 3 Zie: Aarnoutse (1998); Hofman & Guldemond, (1999). 4 Wang e.a. (1990). 5 Inspectie van het onderwijs, a.h.w., 2000.
  • 17. We onderscheiden de volgende vijf beleidsmatige aspecten in verband met het werken met de kerndoelen: 1. evaluerend vermogen1: de mate waarin scholen gebruik maken van standaardtoetsen en de wijze waarop wordt omgegaan met toetsresultaten; 2. vermogen tot zorgverbreding2: de mate waarin het beleid en de praktijk van de school is afgestemd op de opvang van zwakke en begaafde leerlingen; 3. beleidsvormend vermogen3: de mate van betrokkenheid en samenwerking van directie, leerkrachten en ouders bij de realisatie van de kerndoelen; 4. centraliteit kerndoelen in het schoolbeleid: waargenomen positie van kerndoe-lenrealisatie 8 en functioneren ervan temidden van andere beleidspunten; 5. functioneren kerndoelen in evaluatiecyclus: rol van de kerndoelen in de relatie tot de kwaliteitsbewaking van het onderwijs: de mate waarin men de afstand vaststelt tussen de door de school geformuleerde missie (uitgangspunten, doelstellingen, eindtermen, operationele doelen) en de onderwijsrealiteit. 1.3 Aanleiding en doel van het onderzoek De laatste tien à vijftien jaar zijn de condities waaronder basisscholen moeten werken sterk veranderd: toenemende concurrentie tussen scholen, mondiger worden van ouders en veranderingen in de leerlingenpopulatie. Ook de eisen met betrekking tot de inhoud van het onderwijs en de pedagogisch-didactische aanpak zijn toegenomen. Gesignaleerde tegenstrijdigheden betreft het Weer-Samen-Naar-School-beleid en het daarbij behorende onderwijs-op-maat dat leerlinggericht is versus het leerstofgerichte beleid dat wordt ingegeven door Cito-toetsen en inspectie-oordelen. Er zijn daarnaast grote verschillen in populatie en daarmee van de aanpak die scholen voorstaan. Scholen kiezen doorgaans zo veel mogelijk voor een eigen invulling van vakken en het curriculum wordt waar moge-lijk volgens eigen principes (vrijheid van onderwijs) ingevuld4. 1 Veenman, S. (1996a). Cognitieve en niet-cognitieve leeruitkomsten van leerlingen in combinatieklassen: een ‘best evidence’-synthese. Nijmegen. Vakgroep Onderwijskunde KUN. Veenman, S. (1996b). Effects of multigrade and multi-age classes reconsidered. Review of Educational Re-search, 66, (3), 323-340. 2 Veenman, S., Lem, P. et al. (1996). Effectieve instructie en doelmatig klassemanagement: Een schoolver-beteringsprogramma voor enkelvoudige en combinatieklassen (zesde druk). Amsterdam/Lisse: Swets & Zeitlinger. Veenman, S., & Raemaekers, J. (1996). Retentie-effecten van een nascholingsprogramma voor effectieve instructie en klassemanagement. Pedagogische Studiën 73, 357-371. 3 Sleegers, P.J.C. (1991). School en Beleidsvoering. Een onderzoek naar de relatie tussen het beleidsvoerend vermogen van scholen en het benutten van de beleidsruimte door scholen. Nijmegen: Katholieke Universiteit. 4 Bronneman, a.h.w., 1999.
  • 18. Scholen verschillen niet alleen in het soort onderwijsresultaten dat zij nastreven, maar ook in de wijze waarop zij die resultaten trachten te bereiken. Kleinere scholen hebben vaker dan grotere scholen een opbrengst die lager is dan mag worden verwacht in com-binatie met essentiële tekortkomingen in het onderwijsleerproces. Scholen met honderd 9 of minder leerlingen functioneren minder vaak naar behoren dan grotere scholen1. Als gevolg van de toegenomen maatschappelijke eisen kampt het basisonderwijs met een overladen onderwijsprogramma. De Commissie Evaluatie Basisonderwijs concludeert in 1994 dat ‘het huidige aanbod in het basisonderwijs door scholen niet gerealiseerd kan worden binnen de beschikbare hoeveelheid onderwijstijd’2. Na de herziening van de kerndoelen in 1998 lijkt de haalbaarheid echter niet verbeterd. De Onderwijsraad consta-teert in haar advies over de herziene kerndoelen ‘dat deze soms onrealistisch hoog ge-steld zijn en door het merendeel van de leerlingen niet bereikt zullen worden’3. Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe kleine scholen er, naar eigen zeggen, wél in slagen de kerndoelen te realiseren. 1.4 Verdere opbouw van het rapport In het volgende hoofdstuk komt de probleemstelling, de onderzoeksopzet en -uitvoering aan de orde. In hoofdstuk 3 bespreken we de resultaten van de casestudies en wordt een voorlopige balans opgemaakt. In hoofdstuk 4 worden bevorderende factoren en werkwij-zen beschreven voor scholen die gericht aan de slag willen met de kerndoelen. 1 Inspectie van het Onderwijs, a.h.w., 2000. 2 CEB (1994). Zicht op kwaliteit. Evaluatie van het basisonderwijs. Den Haag: SDU. 3 Onderwijsraad (1997). Advies kerndoelen basisonderwijs en basisvorming. Den Haag.
  • 19. 10
  • 20. 11 2 Probleemstelling, onderzoeksopzet en -uitvoering 2.1 Inleiding Paragraaf 2.2 geeft een beschrijving van de probleemstelling, de selectie van scholen, respons en verloop van het veldwerk. 2.2 Probleemstelling, selectie van scholen, respons en verloop van het veldwerk De probleemstelling van het onderzoek sluit aan bij de vragen van de aanvrager van het onderzoek: de directeur van de Christelijke Basisschool ‘De Wegwijzer’ te Bellingwolde (Groningen). Als hoofdvragen gelden: 1. Is het aantal vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden en (aspecten van) vakken haalbaar te onderwijzen op de kleine basisschool? 2. Welke scenario’s hanteren scholen die - naar eigen zeggen - er in slagen aandacht te schenken aan alle (aspecten van) vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden? Onderzoeksopzet Gestart is met een gesprek met de aanvrager. Ter beantwoording van de onder-zoeksvragen zijn vanaf mei 2001 tot augustus 2001 casestudies uitgevoerd. In totaal zijn 17 cases bestudeerd. De belangrijkste criteria voor de selectie van de scholen waren: 1. de mate waarin de school voldeed aan voorwaarden voor ´good practices´; 2. het aantal leerlingen dat de school telde; 3. de spreiding met betrekking tot leerlingenpopulatie, regio, denominatie en onderwijs-kundige inrichting. In tabel 2.1 en tabel 2.2 (zie bijlage) wordt dieper ingegaan op de selectie van de cases. In tabel 2.3 staat een overzicht van de scholen die hebben deelgenomen aan het onder-zoek.
  • 21. Tabel 2.3 - Geselecteerde cases (inclusief de school van de aanvrager) naar leerlingen-aantal, 12 regio, denominatie en onderwijskundige inrichting leerlingen-aantal Provincie denominatie onderwijskundige inrichting 1 83 Friesland openbaar Jenaplan/Freinet-elementen 2 54 Friesland P.-C. Jenaplan/Dalton-elementen 3 83 Gelderland P.-C. 4 98 Friesland R.-K. 5 42 Drenthe openbaar 6 33 Drenthe openbaar Jenaplan/Freinet-elementen 7 90 Friesland openbaar 8 51 Friesland openbaar Jenaplan-elemen-ten 9 98 Noord-Brabant P.-C. 10* 116 Zeeland R.-K. 11 80 Noord-Brabant R.-K. 12 75 Noord-Brabant openbaar 13 98 Zeeland P.-C. 14 81 Utrecht P.-C. 15 73 Utrecht openbaar 16* 113 Utrecht openbaar 17** 63 Groningen P.-C. * Scholen geselecteerd uit het bestand van scholen met meer dan 100 leerlingen, omdat er geen scholen aanwezig waren met de gewenste kenmerken in de categorie scholen met 100 of minder leerlingen of groeischool. * * School van de aanvrager. Het gemiddeld aantal leerlingen op de 17 kleine scholen uit de onderzoeksgroep bedraagt 78. De kleinste school telt slechts 33 leerlingen en de grootste 116 leerlingen. Op de meeste scholen hebben zich in de in de vijf jaren voorafgaand aan het onderzoek geen belangrijke wijzigingen in de samenstelling van de leerlingenpopulatie voorgedaan. In twee gevallen deed zich een (forse) stijging van het leerlingenaantal voor. Op twee scholen is sprake van een dalend aantal leerlingen.
  • 22. Opzet van de cases Per case zijn relevante (beleids)documenten van de school bestudeerd1 en is op locatie een gesprek gevoerd met de directie. Daarnaast zijn er (groeps)gesprekken gevoerd met 2 à 3 leerkrachten (bovenbouw, middenbouw en onderbouw)2 . Indien relevant is de schoolbegeleider die de betreffende school heeft geadviseerd in verband met de vorm-geving van kerndoelen en de keuzes van methoden ook geïnterviewd. Er zijn gesprekken 13 gevoerd met in totaal 17 directieleden, 58 leerkrachten en 8 schoolbegeleiders. Ten behoeve van de gesprekken zijn topiclijsten ontworpen. In de topiclijst voorgelegd aan de directies lag het accent op schoolkenmerken, de visie van het management op het omgaan met kerndoelen en het beleid inzake de vormgeving van de kerndoelen. In de topiclijsten voor de individuele leerkrachten lag het accent op de taakopvattingen, typen resultaten die men nastreeft, ervaringen en wensen wat betreft overleg en samenwerking tussen leerkrachten, directie en schoolbegeleidingsdienst (knelpunten, verbeterpunten) en de ervaringen en wensen wat betreft de afstemming tussen (discrepanties in) aanbod en kerndoelen vanuit de eigen optiek. In de topiclijsten voor de schoolbegeleiders lag het accent op de gemaakte keuzes bij de methoden en de aard van de begeleiding die is gegeven (zie schema 2.4). Schema 2.4 - Gevraagde informatie Schoolleiders: - algemene schoolgegevens - gemaakte keuzes en eigen kerndoelen voor de school - hoe kerndoelen worden bereikt - hoe het management zicht heeft op de bereikte kerndoelen - gemaakte keuzes en prioriteiten om te voldoen aan de kerndoelen - hoe de directie richting geeft aan het team opdat het onderwijsaanbod verantwoord is - hoe de concrete vormgeving van het leerstofaanbod in de alledaagse onderwijspraktijk plaats vindt - of verwachtingen over de invoering van kerndoelen zijn uitgekomen - visies op onderwijs en taakopvatting van de school - nagestreefde resultaten - gesignaleerde managementproblemen, gevonden oplossingen en rol van de leerkrachten hier-bij 1 Schoolplan, schoolgids, klachtenregeling, zorgplan, onderwijsachterstandenplan. 2 Er zijn geen (groeps)gesprekken gevoerd met de leerkrachten van de school van de aanvrager, omdat hiervoor geen toestemming werd verleend door de nieuw aangestelde locatieleider.
  • 23. Leerkrachten: - bekendheid kerndoelen - welke kerndoelen wel en niet aan de orde komen - aandacht voor etnische en culturele verscheidenheid schoolpopulatie - differentiatie naar behoeftes van leerlingen - vakinhoudelijke en vakdidactische opvattingen/groeperingsvormen - relatie tussen vakken, kerndoelen, gehanteerde methoden, werkwijzen en activiteiten - taakopvatting - (check) nagestreefde resultaten - gesignaleerde problemen en gevonden oplossingen Schoolbegeleiders: - bekendheid met kerndoelen betreffende school - aandacht voor kerndoelen in gesprekken met de school - rol begeleider - gesignaleerde problemen en gevonden oplossingen De interviews zijn door de onderzoekers afgenomen. De concepten van de topiclijsten en het concepteindrapport zijn ter bespreking voorgelegd aan de aanvrager. 14
  • 24. 15 3 Functioneren kerndoelen 3.1 Inleiding We bespreken in dit hoofdstuk de resultaten van onze bezoeken aan de scholen. De gegevens worden daartoe geordend volgens een aantal aspecten van kerndoelen die in hoofdstuk 1 zijn beschreven. In paragraaf 3.2 wordt aan de hand van de schooldocumen-ten een beschrijving gegeven van de scholen op organisatorische aspecten van de kern-doelen: missie c.q. onderwijsvisie, schoolorganisatie, organisatiecultuur en onderwijskundige vormgeving. In paragraaf 3.3 worden aan de hand van de gesprekken de manier waarop binnen de scholen de realisatie van de kerndoelen plaatsvindt weergegeven. Ten slotte wordt in paragraaf 3.4 elk van de onderzochte scholen getypeerd aan de hand van een vijftal beleidsmatige factoren die belangrijk zijn in verband met het werken met de kerndoelen: evaluerend vermogen, vermogen tot zorgverbreding, beleidsvormend vermogen, centraliteit kerndoelen in het schoolbeleid en het functioneren van de kerndoelen in de evaluatiecyclus. Dit zal gebeuren op basis van de door ons gevoerde gesprekken en de beschikbare schooldocumenten. In paragraaf 3.5 maken we de balans op van de informatie uit de casestudies. 3.2 De beschrijving van organisatorische aspecten van de kerndoelen De manier waarop scholen kerndoelen kunnen realiseren zouden (mede) kunnen worden bepaald door de visie, de cultuur, de organisatie en de onderwijskundige vormgeving van het onderwijs. In paragraaf 1.2.2 is het begrip missie/onderwijsvisie, omschreven als een voor een bepaalde school specifiek cluster van algemene doelen die in relatie staan tot overtuigingen, attitudes en activiteiten. De organisatiecultuur is de wijze waarop leer-krachten en leerlingen met elkaar omgaan in het streven naar productieve en goede intermenselijke verhoudingen. Het concept schoolorganisatie is gedefinieerd als de afspraken die gemaakt zijn en maatregelen die zijn genomen om het onderwijs op school mogelijk te maken, bijvoorbeeld wat betreft de groepsindeling. Onder het begrip onder-wijskundige vormgeving verstaan we de wijze waarop scholen de onderwijsprogramma’s zo inrichten opdat de wettelijk vastgelegde kerndoelen bereikt worden. De organisatorische aspecten van kerndoelen zijn door de scholen beschreven in de schooldocumenten. In overzicht 3.1 (zie bijlage) is een beschrijving opgenomen van de onderwijsvisie, organisatiecultuur, schoolorganisatie en onderwijskundige vormgeving van de onderzochte scholen zoals wij die in de schooldocumenten zijn tegengekomen. Hieronder volgt per aspect een overzicht daarvan.
  • 25. Missie/onderwijsvisie In de geformuleerde missies c.q. onderwijsvisies van de 17 scholen is doorgaans diffuus en vaag geformuleerd hoe het schoolteam aankijkt tegen wat men wil bereiken met het onderwijs. De verwoorde missies hebben veelal betrekking op de volgende functies van de school1: - leerfunctie: het belangrijkste uitgangspunt voor de scholen is het streven de leerlingen een ononderbroken leerproces c.q. ontwikkelingsgang te laten doorlopen. Leerlingen wordt kennis bijgebracht over de traditionele kennisgebieden, maar ook staan vaak de kennis en vaardigheden op sociaal gebied centraal (‘als kinderen maar goed in hun vel zitten, ontspannen zijn, vrij zijn, dan willen ze wel met je mee bewegen, dan willen ze wel dingen leren’); Een aantal scholen benadrukt in hun missie dat elk kind verschillend is en zijn eigen ontwikkeling doormaakt: ‘onderlinge verschillen worden geaccepteerd’, ‘de basis van het ontwikkelingsproces ligt in het kind zelf’, ‘kinderen zijn nieuwsgierig en zoeken steeds een uitdaging’, ‘uit het kind halen wat er in zit’. Een enkele school benoemt als speerpunt in hun missie de kwaliteit van het onderwijs. Dit wordt uitgedrukt in termen van: . onderwijsaanbod (‘adequaat’, ‘leerlingvolgend’, ‘op maat’, ‘veilig leer- en werk-klimaat’); . begeleiding (‘effectief’, ‘duidelijke structuur en organisatie’); . eisen aan leerlingen (‘leerlingen worden uitgedaagd om vanuit een hoge betrok-kenheid 16 zich te ontwikkelen’); - kwalificatiefunctie: de school bereidt leerlingen voor op het voortgezet onderwijs, en wel zodanig dat de leerlingen voldoende basis bezitten om het voortgezet onderwijs te volgen. Ook de voorbereiding op de toekomst (na het voortgezet onderwijs) wordt vaak in de missie genoemd: ‘mede vormen tot toekomstige volwassenen’, ‘voorberei-den op de maatschappij’ en ‘toerusten voor volwaardige plaats in de samenleving’. - socialisatiefunctie: de scholen zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid voor de socialisering van de leerlingen. De scholen streven er naar dat alle leerlingen zich vei-lig en thuis voelen en dat zij met plezier naar school gaan. Men tracht dit streven te verwezenlijken door de leerlingen van jongs af aan respect voor elkaar aan te leren. Dit doen zij bijvoorbeeld door onder andere in de kleutergroepen niet altijd de vriendjes of vriendinnetjes samen een werkje te laten maken, maar juist met een klasgenootje waar de leerling weinig of niet mee omgaat. Zodoende leren zij dat medeleerlingen andere gedachten, gewoonten, uitgangspunten en grenzen hebben. Op de P.-C. en R.-K scho-len wordt in de missie nadrukkelijk aandacht besteed aan waarden en normen vanuit de christelijke en katholieke geloofstradities. 1 Dalin, P., (1989). Organisatieontwikkeling in school en onderwijs. Alpen aan den Rijn: Samsom Uitgeverij.
  • 26. Schoolorganisatie De scholen in het onderzoek hebben gemiddeld vier groepen. Het kleinste aantal dat voor komt bedraagt drie en het grootste aantal vijf. Deze kleine scholen hebben dus allemaal gecombineerde groepen. Om praktische overwegingen betreft het doorgaans de combina-ties van twee (bijvoorbeeld groep 3 en 4) of drie leerjaren (bijvoorbeeld groep 6, 7 en 8). Bij de samenstelling van de gecombineerde groepen wordt op sommige scholen bewust rekening gehouden met leerlingkenmerken. De basisopstelling in combinatiegroepen bestaat doorgaans uit groepjes leerlingen die per jaargroep bij elkaar zitten. De jaargroe-pen functioneren als het ware als gescheiden groepen, die om beurten les krijgen1. Op maar een paar scholen wordt met jaargroep-overstijgende niveau-/subgroepen gewerkt die variëren per vakken. De meeste groepen hebben twee vaste leerkrachten (parttimers). Het merendeel van de leerkrachten op de door ons bezochte scholen is vrouw. Op vier van de scholen is een vrouwelijke directeur. Meestal is de directeur ook groepsleraar of vervangt deze bij ADV of ziekte. De directeuren hebben zo’n anderhalf à twee dagen in de week tijd voor de uitoefening van directietaken (taakrealisatie). De scholen hebben over het algemeen ondersteuning (gehad) van de onderwijsbegelei-dingsdienst bij de introductie van nieuwe lesmethoden na de invoering van de kerndoe-len. Meestal blijft het bij advisering over de meest geschikte methoden. Op bijna alle scholen zijn intensieve contacten met ouders. Op de meeste scholen verrichten de ouders ondersteunende activiteiten ten behoeve van het onderwijsleerproces, zoals assisteren bij het leesonderwijs. Organisatiecultuur De begrippen organisatieklimaat en organisatiecultuur worden nogal eens door elkaar gebruikt en hebben doorgaans betrekking op de wijze waarop men met elkaar op school omgaat. Bijna alle bezochte scholen hebben in hun schoolgidsen een duidelijk standpunt bepaald over hoe een werkelijk gevoel van ‘lidmaatschap’ van de schoolgemeenschap kan worden gecreëerd, over hoe de leerkrachten als team (willen) samenwerken, welke mogelijkheden er zijn om invloed uit te oefenen op het beleid van de school, welke manier van werken op school gewenst is, welke procedures voor probleem- en conflict-oplossingen er zijn en hoe aan een ‘eigen’ cultuur wordt gewerkt. Gezien het geringe aantal leerkrachten op scholen is er een grote betrokkenheid van het schoolteam bij het beleid. Doordat het in dit onderzoek om kleine scholen in kleine gemeenschappen gaat, vervullen de scholen veelal een buurtfunctie. Daardoor is er ook een grote betrokkenheid van de ouders bij het onderwijs. Met name bij de nieuwe scholen is in de regel heel duidelijk sprake van een visie waar het hele team achter staat. Er wordt bij het aantrekken van nieuwe leerkrachten - voor zover de scholen daar enige zeggenschap over hebben én de krappe arbeidsmarkt dat 17
  • 27. toelaat - op gelet dat deze passen binnen het team. Voor het team werkt het doorgaans heel motiverend dat men het idee heeft iets met elkaar aan het opbouwen te zijn. Op één van de scholen had het team ooit in een teamvergadering de opdracht gekregen om hun droomschool te beschrijven. Het was opvallend dat alle leerkrachten in hun beschrijving de focus hadden gelegd op de beleving van het kind en het bieden van adaptief onderwijs en niet op hoge prestaties of een goede uitstroom. Op deze school werd de samenwerking binnen het team als zeer positief ervaren. Leerkrachten hadden het gevoel dat zij altijd bij elkaar konden aankloppen en vonden hun overeenkomst in visie bijna vanzelfsprekend. Zo uitgesproken homogeen waren niet alle teams, maar wij troffen op de scholen vaak een gemotiveerd team aan dat goed met elkaar kon opschieten en bereid was om extra inspanningen te verrichten voor de school (zelf materiaal maken e.d.). Op vier scholen was het team ook bereid om buiten de lesuren om dingen te doen en elkaar te ontlasten. Onderwijskundige vormgeving Gemiddeld zitten er in de groepen rond de 20 leerlingen, maar er zijn ook hele kleine groepen van maar zeven à acht leerlingen en grote groepen van wel 30 leerlingen. Een klein aantal leerlingen biedt leerkrachten (redelijk veel) mogelijkheden extra begeleiding te geven aan elk kind. Daar staat tegenover dat de aandacht verdeeld moet worden over verschillende groepen. Er wordt meestal een alternerende instructie gegeven aan de ene en aan de andere jaargroep. In gecombineerde groepen wordt vaak afwisselend met leerlingen uit de ene en leerlingen uit de andere aanwezige jaargroep gewerkt. De leer-lingen 18 die niet betrokken zijn, doen doorgaans individueel werk. De leerkrachten proberen zo veel mogelijk te differentiëren in hun onderwijs. Ze zeggen rekening te houden met de individuele mogelijkheden van een kind. Daartoe beschikken ze in de regel over een uitgebreide testbatterij met methodegebonden toetsen en Cito-toetsen. Enkele scholen geven expliciet aan dat zij streven naar het geven van adaptief onderwijs. Een paar scholen kenmerken zich door een klassikale aanpak met veel struc-tuur. In paragraaf 3.3 beschrijven we eerst de verschijningsvormen en ontwikkeling van de kerndoelen aan de hand van de gemaakte keuzes bij de vaststelling van de kerndoelen. Vervolgens krijgt de concrete vormgeving van het leerstofaanbod in de alledaagse schoolpraktijk aandacht. 1 Zie ook: Veenman, S., Lem, P., Voeten, M., Winkelmolen, G. & Lassche, H. (1986). Onderwijs in combina-tieklassen. ‘s - Gravenhage: Instituut voor Onderzoek van het Onderwijs.
  • 28. 19 3.3 Verschijningsvormen en realisatie van de kerndoelen In deze paragraaf wordt beschreven op welke manier de scholen zijn omgegaan met de invoering van de kerndoelen en veranderingen met betrekking tot de kerndoelen. Verder gaan we in op de manier waarop zij de kerndoelen in hun onderwijs vormgeven. 3.3.1 Hoe gaan scholen met de kerndoelen om? De scholen hebben na het vaststellen van de kerndoelen door het ministerie op verschil-lende manieren hiervan kennis genomen, meestal via de brochure van het ministerie, maar in een enkel geval ook via de schoolbegeleidingsdienst. Een enkele school heeft een boekje aangeschaft over de kerndoelen. De verwachtingen ten aanzien van de kerndoelen waren overigens niet hoog gespannen, enkele directeuren en leerkrachten vonden zelfs dat de eisen aan de geformuleerde kerndoelen erg laag gesteld waren: ‘Je moet als school wel heel slecht zijn om daaronder te blijven’. Over het algemeen heeft de invoering van de kerndoelen niet geleid tot grote veranderingen in het onderwijsprogramma van de door ons bezochte scholen. Op deze scholen was het leerstofaanbod volgens de onder-wijsinspectie voor Nederlandse taal, rekenen en wiskunde dekkend voor de kerndoelen. Bij de invoering heeft elke school ongeveer hetzelfde proces doorlopen. Eerst heeft het team kennis genomen van de kerndoelen, vervolgens zijn de methoden bekeken op het feit of zij voldeden aan de kerndoelen. Bij de ene school gebeurde dit grondiger dan bij de andere school. Als methoden niet (geheel) voldeden, werd in sommige gevallen aanvullend materiaal gezocht of gemaakt. Het niet voldoen van de methoden was voor de scholen geen aanleiding om direct andere methoden aan te schaffen. Dit was financieel doorgaans geen haalbare kaart. In de meeste gevallen bleken de scholen echter al op een zodanige manier te werken dat aanpassing van het onderwijsaanbod niet of nauwelijks noodzakelijk was. Volgens de meeste directies verwoorden de kerndoelen wat zij eigen-lijk al die tijd op hun school aan de leerlingen onderwezen. Voor slechts een enkele school was de invoering van de kerndoelen aanleiding om de door hen gebruikte metho-den uitvoerig onder de loep te nemen en zonodig aan te passen. De aanschaf van een nieuwe methode is veelal de aanleiding om na te gaan of deze methoden nog wel voldoen aan de kerndoelen. Docenten en directies zijn zich, volgens hun zeggen, bewuster geworden van hetgeen op hun school aan de orde komt. De school is een soort spiegel voorgehouden of de leerstof die ze aanbieden wel passend is. Op sommige scholen is het de bedoeling dat de kerndoelen regelmatig in de teamverga-deringen ter sprake komen om problemen te signaleren en hiervoor oplossingen te be-denken. Vaak blijft het bij goede voornemens als scholen hun aandacht richten op het verbeteren van de teamvorming (zeker met een relatief nieuw team). Een veelgehoord
  • 29. excuus is dat er al zoveel dingen op de leerkrachten af komen dat er niet veel tijd meer voor over blijft. 3.3.2 Concrete vormgeving van het leerstofaanbod in de alledaagse praktijk De vormgeving van het leerstofaanbod op basis van de kerndoelen wordt in alle scholen bepaald door de aanwezigheid van methoden. Welke methoden dat zijn, voor welke vakken deze aangeschaft worden en de manier waarop de methode gebruikt wordt ver-schilt 20 echter per school, en per leerkracht. Aanwezigheid methoden Op de meeste scholen werd al methodisch gewerkt voordat de kerndoelen werden vastge-steld. In de kleutergroepen wordt vaak met voorlopers van methoden voor Nederlandse taal en rekenen/wiskunde gewerkt. De meeste scholen die we bezochten, werken niet alleen met methoden voor Nederlandse taal en rekenen/wiskunde, maar ook voor andere leergebieden (zoals schrijven en wereldoriëntatie). Eén van de scholen vindt het echter niet zinvol om een methode aan te schaffen voor wereldoriëntatie, omdat deze snel verouderd zou zijn. Deze school verzorgt dit onderwijs liever via projecten: ‘zo blijf je goed bij de tijd’. Vakken met betrekking tot kunstzinnige oriëntatie (bijvoorbeeld tekenen en muziek) leveren de scholen de nodige hoofdbrekens op wanneer hiervoor een methode wordt aangeschaft. Zeker bij deze vakken worden eventueel aangeschafte methoden vaak niet integraal gebruikt, maar vooral als ideeënbron gehanteerd. Volgens de scholen komen de leergebiedoverstijgende kerndoelen door de verschillende gehanteerde methoden heen aan de orde. Ook deze kerndoelen stellen de scholen soms voor problemen: ze zijn niet goed meetbaar en er zijn geen of nauwelijks methoden voor. Een enkele school probeert door middel van nascholing (bijvoorbeeld een cursus zelf-standig werken) meer te leren over het onderwijzen van deze vaardigheden. Nieuwe methode Wanneer een methode aan vervanging toe is, spelen op de door ons bezochte scholen meestal drie criteria een rol bij de keuze van een nieuwe methode, in willekeurige volg-orde zijn dit: 1. de bruikbaarheid van de methode in een combinatiegroep, 2. de dekking van de kerndoelen in de methode en 3. of de nieuwe methode past het binnen de onder-wijskundige visie van de school. Volgens een aantal schoolleiders is het niet meer nodig om bij de aanschaf van een nieuwe methode te bekijken of deze voldoet aan de kerndoe-len, omdat zij er op vertrouwen dat de auteurs van de nieuwe methoden dit toch wel zelf zullen doen. Als bij de keuze van een nieuwe methode het advies van de schoolbegelei-dingsdienst wordt gevraagd, richt zich dit meestal op vragen over de manier waarop je naar een methode kunt kijken en hoe je methoden met elkaar kunt vergelijken om tot een verantwoorde beslissing te komen.
  • 30. De keuze van een nieuwe methode verloopt op de scholen doorgaans in de volgende stappen: a. Inventarisatie en bundelen van ervaringen met methoden. Nadat in de perso-neelsvergadering aan de orde is geweest om een bepaalde methode te vervangen, in-ventariseert men wat verbeterpunten moeten zijn bij de invoering van de nieuwe me-thode en aan de hand hiervan wordt een lijst met aandachtspunten opgesteld en crite-ria geformuleerd waaraan een methode dient te voldoen: bijvoorbeeld zelfstandig mee kunnen werken in combinatiegroepen. De directies/schoolteams vragen vervolgens methoden ter inzage, die door betrokken leerkrachten worden bestudeerd. Zo moge-lijk maakt men gebruik van bestaande beoordelingen en wordt informatie bij gebrui-kers (eventueel bij de schoolbegeleidingsdienst) ingewonnen. b. Keuze maken. In de personeelsvergadering wordt een keuze gemaakt voor de aan-schaf 21 van de methode (soms met hulp van de schoolbegeleidingsdienst). c. Opstellen van een plan. Tenslotte stelt de directeur of het gehele team een invoe-ringstraject op. Gebruik methoden Het is opvallend dat de leerkrachten van (bijna) alle scholen vanaf groep 3 zich nauwge-zet houden aan de aanwijzingen die in de handleidingen van de methoden worden gege-ven. In veel gevallen wordt de methode helemaal gevolgd (‘dan weet je zeker dat je alles gedaan hebt’). Het komt voor dat niet alle onderdelen van een methode worden aangebo-den in verband met tijdgebrek. Soms vervalt een onderdeel en vervangt de leerkracht de lesinhoud door ander (zelfgemaakt) materiaal. Wat minder ervaren leerkrachten zijn soms wat huiverig om onderdelen van een methode te missen, omdat zij bang zijn om belangrijke onderdelen over te slaan. Meer ervaren leerkrachten merken op dat zij be-paalde methoden zo goed kennen dat zij precies weten wat ze over kunnen slaan en wat niet. Ook worden onderdelen wel naar volgende leerjaren overgeheveld. Het maken van eigen materiaal wordt overigens niet door alle scholen aangemoedigd, één directeur vraagt zich af of de leerlingen, wanneer van de methode afgeweken wordt, zich nog wel alle leerstof eigen maken. In de kleutergroepen worden voorlopers van methoden, door-gaans als ideeënbron gebruikt. Volgens een groot aantal leerkrachten moeten zij prioriteiten stellen in het programma: ‘Als je alles precies zou moeten doen volgens de methode, zou je veel te veel niet klaar krijgen, we zouden zeven dagen les moeten geven om alles helemaal te kunnen doen’. Over het algemeen trachten de scholen de onderwijstijd zo effectief mogelijk in te vullen zonder de ‘leuke’ dingen uit het oog te verliezen. De keuzes die gemaakt worden wan-neer het programma te vol is, zijn lang niet altijd ten gunste van taal, rekenen of de zaakvakken. De leerkrachten vinden het over het algemeen ook heel belangrijk dat ook de creatieve vakken aan bod komen. Maar in de meeste gevallen houden ze er toch wel rekening mee dat de kernvakken uiteindelijk niet echt in het gedrang komen.
  • 31. Het is echter niet altijd duidelijk hoe de leerkrachten prioriteiten stellen in het leer-stofaanbod, 22 welke keuzes zij maken bij een tekort aan tijd, op basis van welke informatie zij een beslissing nemen, of zij dat zelfstandig doen of in overleg met de schoolleiding. Op twee relatief nieuwe scholen zijn hierover wel duidelijk afspraken gemaakt binnen het team. 3.4 Analyse functioneren kerndoelen op beleidsmatige aspecten In deze paragraaf gaan we aan de hand van een aantal beleidsmatige aspecten van de kerndoelen na wat de betekenis daarvan is voor het functioneren van het onderwijsaanbod van de onderzochte basisscholen. In hoofdstuk 1 werd onderscheid gemaakt naar vijf beleidsmatige aspecten in verband met het werken met de kerndoelen: 1. evaluerend vermogen1; 2. vermogen tot zorgverbreding2; 3. beleidsvormend vermogen3; 4. centraliteit kerndoelen in het schoolbeleid; 5. functioneren kerndoelen in evaluatiecyclus. De criteria zijn toegepast op basis van (subjectieve) informatie die in de gesprekken is verstrekt door de betrokkenen en door middel van de objectieve gegevens in de be-schikbare schooldocumenten. In matrix 3.2 (zie bijlage) zijn onze bevindingen schema-tisch weergegeven. Hieronder worden de bevindingen uit de analyse per kenmerk of factor samengevat. Evaluerend vermogen Nagenoeg alle scholen nemen systematisch toetsen af voor het volgen van de vorderingen van de leerlingen. Verreweg het grootste gedeelte van de scholen maakt voor het toetsen gebruik van een leerlingvolgsysteem waarin methode-onafhankelijke toetsen zijn opge- 1 Veenman, S. (1996a). Cognitieve en niet-cognitieve leeruitkomsten van leerlingen in combinatieklassen: een ‘best evidence’-synthese. Nijmegen. Vakgroep Onderwijskunde KUN. Veenman, S. (1996b). Effects of multigrade and multi-age classes reconsidered. Review of Educational Research, 66, (3), 323-340. 2 Veenman, S., Lem, P. et al. (1996). Effectieve instructie en doelmatig klassemanagement: Een schoolver-beteringsprogramma voor enkelvoudige en combinatieklassen (zesde druk). Amsterdam/Lisse: Swets & Zeitlinger. Veenman, S., & Raemaekers, J. (1996). Retentie-effecten van een nascholingsprogramma voor effectieve instructie en klassemanagement. Pedagogische Studiën 73, 357-371. 3 Sleegers, P.J.C. (1991). School en Beleidsvoering. Een onderzoek naar de relatie tussen het beleidsvoerend vermogen van scholen en het benutten van de beleidsruimte door scholen. Nijmegen: Katholieke Universi-teit.
  • 32. nomen. De meeste scholen geven aan (een deel van) het Cito leerlingvolgsysteem te gebruiken. Dit systeem is vooral een instrument voor het volgen van de ontwikkeling in de basisvaardigheden (lezen, taal, rekenen) en heeft als doel om kinderen die een leer-probleem hebben of dreigen te krijgen vroegtijdig te herkennen en te helpen. In veel mindere mate komt het voor dat scholen ook de ontwikkeling van de leerlingen op soci-aal- emotioneel gebied (gaan) volgen. Eén school gaat verder dan het sec vastleggen van verworven vaardigheden en probeert ook vast te stellen in hoeverre de resultaten die leerlingen hebben bereikt door de omgang met de onderwijsgevenden en door de omgang met de methoden kunnen worden bepaald. Vermogen tot zorgverbreding Alle scholen in ons onderzoek hebben procedures voor het omgaan met leerlingen die extra zorg behoeven om de kerndoelen te kunnen halen. Bij de meeste scholen is deze procedure vastgelegd in de schoolgids. Het zorgsysteem van een school treedt meestal in werking wanneer problemen in de klas gesignaleerd worden of wanneer uit de resultaten op de toetsen van het leerlingvolgsysteem blijkt dat leerlingen uitvallen. Naar aanleiding van leerlingbesprekingen, worden hulpvragen vastgesteld, handelingsplannen opgesteld en het onderwijs afgestemd op de individuele behoeften. De zorg neemt op de scholen diverse vormen aan, variërend van een individuele of groepsgewijze aanpak, in de klas tot specifieke hulp van een remedial teacher. Bij de ‘zwaardere’ gevallen kan overwogen worden tot kleuterschoolverlenging, zitten blijven, een speciaal programma, of aanmel-ding bij de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) teneinde verwijzing naar het speciaal onderwijs in gang te zetten. Enkele scholen vallen op doordat zij op een iets andere manier vorm geven aan de zorg-verbreding. Zij hebben bijvoorbeeld een ‘zorgteam’ samengesteld dat op afstand de school begeleidt; zij richten hun aandacht op preventieve zorgverbreding, proberen de voordelen van combinatiegroepen uit te buiten (leerlingen van verschillende leeftijden en niveaus die elkaar helpen) en begeleiden leerlingen die terug verwezen zijn vanuit het speciaal onderwijs. Onderdelen waar sommige scholen moeite mee hebben bij de zorgverbreding zijn: de evaluatie van handelingsplannen, het aanpassen van leerstof en instructie op basis van handelingsplannen en het vertalen van toetsgegevens in groeps- en/of handelingsplannen. Beleidsvormend vermogen De term beleid gebruiken scholen veelal om een geheel van beleidsbeslissingen aan te duiden en verwijst naar de doelen die men nastreeft en de wegen die men daartoe wil bewandelen. De beleidsvorming is dan al het werk - zoals studies, overleg en onderhan-deling- dat verricht moeten worden om tot beleidsbeslissingen te komen. Op (bijna) alle bezochte scholen is een (sterk) ‘gevoel’ van gezamenlijkheid aanwezig welke zichtbaar is in een grote betrokkenheid van de leerkrachten bij het reilen en zeilen van de school. In de communicatieprocessen tussen leerkrachten en directies zijn bij de door ons be-zochte 23 kleine scholen een tweetal stijlen van communiceren dominant:
  • 33. - Leerkrachten functioneren als klankbord en sparringpartner van de directie. De di-rectie 24 wil zich best door de leerkrachtenteam laten beïnvloeden, als het maar binnen bepaalde grenzen blijft. Zo’n leerkrachtenteam is doorgaans een hechte groep. De be-sluitvorming binnen de school verloopt soepel. Directie en leerkrachten hebben maar een half woord nodig om begrepen te worden. Argumentatie en discussie vinden plaats vanuit het idee om er samen uit te komen. Binnen het team bestaat een hoge mate van consensus. - Leerkrachten binnen het team functioneren als kritische overhoorders en ‘counterparts’ van de directie. De meeste leerkrachten hebben een lange staat van dienst, zijn deskun-dig en hebben voor de directie/bestuur een meerwaarde. Zij kunnen als ‘tegenspelers’ van het management optreden, omdat ze veel ervaring hebben en soms een stevig net-werk hebben opgebouwd binnen en buiten de school. Deze leerkrachtenteams kijken graag mee over de schouders van de directies om in-vloed te kunnen hebben op de keuze- en beslissingsmomenten van de directies. De leerkrachten in deze teams proberen in een zo vroeg mogelijk stadium van de besluit-vorming hun ideeën duidelijk te maken. Schoolteams hebben veelal geen overleg met ouders over de realisatie van de kerndoelen. Centraliteit kerndoelen in het schoolbeleid De realisatie van de kerndoelen temidden van andere beleidspunten vormt een belangrijk terugkerend thema bij de teamvergaderingen. De mate waarin de kerndoelen richtingge-vend zijn voor het beleid verschilt per school. De kerndoelen worden als richtsnoer gebruikt bij aanschaf van methoden. In het schoolplan en soms ook in de schoolgids wordt aangegeven welke methoden worden gebruikt en of ze voldoen aan de kerndoelen. De methoden worden doorgaans veelal planmatig na een aantal jaren tegen het licht gehouden of ze nog de toets der kritiek kunnen doorstaan. Functioneren kerndoelen in evaluatiecyclus Scholen hebben veelal een globaal beeld van welke kerndoelen door welke leerlingen precies gehaald worden. Dit komt omdat de kerndoelen globaal zijn omschreven, zodat ook onduidelijk is wat beheersing van deze doelen precies inhoudt. Het is opvallend dat ouders als direct belanghebbenden meestal niet betrokken worden bij discussies over de kerndoelen en het afstemmen van het onderwijsaanbod op de behoeften van leerlingen. 3.5 Balans van de beschrijvende kenmerken In deze paragraaf wordt de balans opgemaakt van de beschrijvingen van de scholen op basis van organisatorische aspecten van de kerndoelen, de manier waarop de scholen de kerndoelen in de praktijk vormgeven en de vijf beleidsmatige aspecten.
  • 34. Tussen scholen zijn enige verschillen in hun missie/onderwijsvisie op het onderwijs. Schoolteams hebben doorgaans een leerstofgerichte benadering met daarnaast oog voor de behoeften van de individuele leerlingen. Bijna alle scholen streven ernaar een opti-maal pedagogisch klimaat te realiseren, vormen van ondersteuning te bieden, optimale begeleiding van leerlingen te organiseren, adequate voorzieningen ten behoeve van alle leerlingen te treffen, een goed geoutilleerde leeromgeving aan te bieden en een prettige leef- en werksfeer in een pluriforme omgeving te creëren. De attitude is veelal: ‘we wil-len 25 het gewoon goed doen en er voor zorgen dat er geen terugval komt’. De meeste scholen werken vanwege hun omvang met combinatiegroepen van twee of drie leerjaren. Binnen deze groepen wordt meestal in het aanbod ‘van nature’ gedifferen-tieerd. De behoeftes van de leerlingen worden onderscheiden in ‘middle of the road’ leerlingen, zorgleerlingen en hoogbegaafde leerlingen. In de aanpak wordt er rekening mee gehouden dat ‘kinderen krijgen wat ze nodig hebben’. Op de scholen heerst vaak een gevoel van ´lidmaatschap´ van de schoolgemeenschap. De betrokkenheid van leerkrachten bij het reilen en zeilen van de school is groot. Op de meeste scholen is er overeenstemming in het team over de manier van werken op school en is men, ook buiten schooluren, bereid om dingen te doen en elkaar te ontlasten. De invoering van de kerndoelen heeft niet geleid tot veel verandering in het onderwijs-programma. Het leerstofaanbod (voor taal, rekenen, wiskunde) is op de bezochte scholen dekkend voor de kerndoelen. Het realiseren van de kerndoelen is op alle bezochte scho-len mogelijk door het gebruik van methoden. Voor de keuze en aanschaf van nieuwe methoden hebben de scholen een aantal belangrijke criteria. Het gebruik van de metho-den verschilt tussen scholen en leerkrachten, maar over het algemeen worden de metho-den vrij nauwgezet gevolgd. Wat betreft de beleidsmatige aspecten van de kerndoelen lijken de scholen in ons onder-zoek zich te kenmerken door: - een open en constructieve communicatie tussen directie en personeelsleden; - het consequent gebruik van testen en toetsen; - een strakke planning van het leerstofaanbod; - het durven maken van keuzes in het onderwijsaanbod. De meeste scholen hebben een goed systeem van leerlingzorg: zij volgen de leerlingen met methode-afhankelijke en methode-onafhankelijke toetsen, signaleren uitvallers, stellen handelingsplannen op en remediëren ten behoeve van alle op een voor de inspec-tie aanvaardbare wijze.
  • 35. 26
  • 36. 27 4 Scenario’s, bevorderende factoren en werkwijzen 4.1. Inleiding In dit hoofdstuk geven we allereerst een antwoord op de vragen die in hoofdstuk 1 zijn geformuleerd. Vervolgens zullen de resultaten van ons onderzoek vertaald worden in een aantal aanbevelingen voor de praktijk. We sluiten het hoofdstuk af met een samenvat-ting. 4.2 Beantwoording onderzoeksvragen Op basis van de onderzoeksgegevens komen we tot de volgende conclusies: 1. Is het aantal vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden en (aspecten van) vakken haalbaar te onderwijzen op de basisschool? De meeste door ons bezochte scholen zeggen dat zij er in slagen hun leerlingen te laten voldoen aan de kerndoelen met betrekking tot taal en rekenen. Een enkele school heeft leerlingen die dit niet (op alle gebieden) halen, deze leerlingen volgen soms een aangepast programma. Men kan niet altijd aangeven of men er ook in slaagt kerndoelen met betrekking tot de andere leergebieden te realiseren. Met name als ervoor bepaalde vakken geen methoden worden gebruikt, blijkt dat lastiger te zijn. Het merendeel van de scholen ontleent informatie over het behalen van de kerndoelen aan het leerlingvolgsysteem. Als de Cito scores voldoende zijn, dan ‘zit het wel goed met de kerndoelen’ is de algemeen geldende mening. Er zijn voor de afnemers van het onderwijs (ouders) geen waarborgen dat de school de leerlingen, ongeacht hun capaciteiten, tenminste de basistoerusting biedt die voor een aanvaardbaar minimumperspectief onmisbaar zijn. Hoewel de meeste scholen een goed zorgsysteem hebben, is daarmee nog niet gezegd dat de kerndoelen ook worden gerealiseerd. De kerndoelen komen volgens de schoolleiders en leerkrachten doorgaans voldoende aan bod, maar het is voor hen veelal onduidelijk voor welke leergebieden de kerndoelen wel of niet voldoende naar voren komen en welke leerlingen de kerndoelen wel of niet halen. Volgens de geïnterviewden zal een deel van de leerlingen ook niet alle kerndoelen kunnen halen, omdat ze daarvoor niet de capaciteiten hebben. We kunnen hieruit concluderen dat de realisatie van de kerndoelen in hun volle breedte voor alle leerlingen op alle scho-len onhaalbaar is. De bezochte scholen zijn – volgens hun eigen perceptie – in staat de kerndoelen aan te bieden, omdat ze doorgaans een leerstofgerichte benadering hebben (men houdt
  • 37. 28 zich doorgaans strikt aan hetgeen de methoden voorschrijven), met daarnaast ook aandacht voor de behoeften van de individuele leerlingen. Ervaren leerkrachten gaan veelal losser met de methoden om en durven veelal gemakkelijker elementen weg te laten in hun onderwijsaanbod dan hun jongeren collega’s. Scholen hebben zelden eigen kerndoelen toegevoegd aan hetgeen het ministerie voorschrijft. De directies hebben doorgaans traditionele opvattingen over de onderwijskundige vormgeving van het onderwijs. Het management gaat er vanuit dat de kerndoelen bereikt worden als men zich ‘gewoon’ houdt aan de methoden en het lesprogramma afwerkt. De kerndoelen kunnen volgens de schoolteams worden bereikt door voor zoveel moge-lijk vakken een methode te hanteren waarvan bekend is dat die aan de kwaliteitseisen van de onderwijsinspectie of de schoolbegeleidingsdienst voldoet. Directies hebben feitelijk niet een duidelijk beeld of alle leerlingen de kerndoelen halen. De Cito-scores zijn voor de meeste directies een indicatie of de kerndoelen zijn gerealiseerd. (Bijna) alle scholen hebben er voor gekozen om eerst voor de vakken taal, lezen en rekenen goede methoden aan te schaffen met hulp van onderwijsbegeleidingsdien-sten en langzamerhand (afhankelijk van de financiële mogelijkheden) voor alle vak-ken nieuwe methoden te introduceren die er op gericht zijn de kerndoelen te realise-ren. Tijdens teamvergaderingen stellen directies soms de kerndoelen aan de orde, maar veel tijd besteed men er niet aan. De concrete vormgeving van het leerstofaan-bod wordt aan de leerkrachten overgelaten. Schoolbegeleidingsdiensten worden in-geschakeld bij problemen. Ouders worden (bijna) niet betrokken bij onderwerpen die de kerndoelen aangaan. De bezochte scholen zijn voor hun idee niet veel anders gaan werken sinds de invoe-ring van de kerndoelen, omdat ze altijd al in het onderwijs de leerstof (methode) cen-traal stelden. De meeste directeuren zijn van mening dat hun school een goede voor-bereiding dient te zijn op het vervolgonderwijs. Men streeft er naar om behalve de intellectuele kwaliteiten van leerlingen, ook de sociale en emotionele ontwikkeling van leerlingen te stimuleren. Als managementproblemen wat betreft de realisatie van een optimaal onderwijsaan-bod worden genoemd: geen invloed kunnen uitoefenen op de keuze van leerkrachten bij vacatures en (geen) geld hebben om een voor alle vakken nieuwe methoden te kunnen aanschaffen. Leerkrachten worden door de directie gestimuleerd zelf (extra) materiaal te maken en extra inspanningen te leveren buiten de schooltijden ten be-hoeve van het optimaliseren van het onderwijsaanbod. Samenvattend. De bezochte kleine basisscholen met honderd of minder leerlingen, scoren volgens de onderwijsinspectie goed in de mate waarin het leerstofaanbod maatschappelijk relevant, eigentijds en onderwijskundig verantwoord is. Uit het on-derzoek blijkt dat deze scholen er vanuit gaan dat de meeste leerlingen de kerndoe-len voor taal, lezen en rekenen halen als ze zich houden aan de aanwijzingen in de methoden. Deze methoden zijn in samenspraak met een onderwijsbegeleidingsdienst gekozen. In het onderwijsprogramma van deze scholen ligt de nadruk op een ordelijk
  • 38. en gestructureerd leerklimaat en is de aandacht met name gericht op de basisvakken (taal, lezen, rekenen). Het realiseren van de kerndoelen is voor deze geselecteerde kleine scholen niet echt een opgave, omdat voorafgaande aan de invoering van de kerndoelen de nadruk van het onderwijs lag op effectieve besteding van de leertijd en een optimale voorbereiding op het voortgezet onderwijs. Deze lijn heeft men doorge-trokken met behulp van nieuwe methoden, die dekkend zijn voor de kerndoelen. 2. Welke scenario’s hanteren scholen die - naar eigen zeggen - er in slagen aandacht te 29 schenken aan alle vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden? De leerkrachten van de bezochte scholen zijn in het algemeen bekend met de kern-doelen en welke kerndoelen wel en niet aan de orde komen tijdens de lessen. Voor de meeste leerkrachten is het niet noodzakelijk (veel) aandacht te schenken aan de etni-sche en culturele verscheidenheid van de schoolpopulatie, omdat de geselecteerde scholen veelal weinig of geen achterstandsleerlingen hebben. De leerkrachten zijn in de praktijk niet alleen gericht op de kernvakken lezen, schijven en rekenen, maar vinden de creatieve en sociale vakken ook van belang om daar aandacht aan te schenken. De meeste leerkrachten op de bezochte scholen werken met gecombineer-de groepen, die in jaargroepen bij elkaar zitten omdat te weinig leerlingen de school bezoeken. Men tracht in het onderwijsaanbod in de regel zoveel mogelijk te differen-tiëren naar behoeftes van leerlingen, systematisch de leervorderingen te toetsen en zich zorgvuldig te houden aan de procedures voor het omgaan met leerlingen die ex-tra zorg behoeven. Het zelfstandig werken van leerlingen wordt nadrukkelijk gesti-muleerd om de verschillende jaargroepen die samen in één klas zitten om beurten les te kunnen geven. Leerkrachten proberen doorgaans op schoolniveau in een vroeg stadium van de besluitvorming de keuze- en beslissingsmomenten van directies te beïnvloeden. De methoden worden meestal na een paar jaren doorgelicht of ze nog aan de moder-ne eisen voldoen. Bij minder dan de helft van de bezochte scholen ligt sterk de na-druk op het leveren van prestaties en het systematisch afnemen van gestandaardi-seerde toetsen voor een of meer vakken (veelal taal, lezen en rekenen). De vorderin-gen van de leerlingen op deze scholen worden regelmatig getoetst en de resultaten van de toetsen worden verwerkt in het leerlingvolgsysteem. Dit met als doel om kin-deren die een leerprobleem hebben of dreigen te krijgen vroegtijdig te herkennen en te helpen. De leerprestaties worden op (bijna) alle scholen voortdurend gemonitord. Dit houdt in dat de leerkrachten steeds op de hoogte zijn van de leerprestaties van leerlingen en zonodig gepaste hulp kunnen bieden. Gesignaleerde problemen hebben met name betrekking op overladen programma en het gebrek aan tijd om buiten het lesprogramma ‘spontaan’ aandacht te besteden aan actuele onderwerpen. Ouders spelen (bijna) geen rol van betekenis bij de realisatie van de kerndoelen.
  • 39. Samenvattend. Kleine scholen die, naar eigen zeggen, er in slagen aandacht te schenken aan alle vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden, hanteren een leerstofgericht scena-rio 30 met nadruk op een ordelijk en gestructureerd leerklimaat en aandacht voor de basis-vakken. Men probeert meestal zoveel mogelijk maatwerk te leveren in het onderwijs-aanbod. Dat betekent dat de schoolteams in hun programma’s in de regel zoveel moge-lijk proberen te differentiëren naar behoeftes van leerlingen, de leervorderingen syste-matisch trachten te monitoren en zich inspannen leerlingen extra zorg te geven die dat nodig hebben. Leerkrachten stimuleren nadrukkelijk leerlingen van jongs af aan zelf-standig te leren werken. Men besteedt in het onderwijsprogramma echter relatief weinig aandacht aan de actualiteit. Ouders worden veelal niet (intensief) betrokken bij discus-sies over de realisatie van kerndoelen en het afstemmen van het onderwijsaanbod op de behoeften van leerlingen. 4.3 Bevorderende factoren en werkwijzen Aan de hand van onze bevindingen zal een aantal bevorderende factoren en werkwijzen voor de praktijk worden geformuleerd. Wij hebben ervoor gekozen om dit te doen aan de hand van de vijf beleidsmatige aspecten van de realisatie van kerndoelen omdat deze, meer dan organisatorische aspecten, beïnvloed en veranderd kunnen worden. Vergroten evaluerend vermogen en vermogen tot zorgverbreding Scholen kunnen moeite hebben met het vaststellen van de mate waarin zij de kerndoelen daadwerkelijk realiseren. Voor de kernvakken en (in iets mindere mate) de zaakvakken zijn ruimschoots methoden voorhanden die gebaseerd zijn op de kerndoelen. In elke methode zitten controletaken die gerelateerd zijn aan de kerndoelen. Door het afnemen van deze taken kan vrij eenvoudig bepaald worden welke leerlingen achter blijven en extra hulp behoeven. In de methoden zijn veelal voorzieningen opgenomen in de vorm van herhalingsstof om deze leerlingen op het gewenste niveau te brengen. Scholen schakelen vaak onderwijsbegeleidingsdiensten in om hen te begeleiden bij de keuze van een geschikte methode1. Door het gebruik van de controletaken en genormeerde toetsen kan redelijk objectief worden vastgesteld in welk mate de kerndoelen behaald worden. Daarnaast verdient het aanbeveling om gebruik te maken van genormeerde, methode-onafhankelijke toetsen. Het voordeel van het gebruik van deze toetsen is dat de resulta-ten vergeleken kunnen worden met de prestaties van een landelijke groep leerlingen en dat de school zo haar positie kan bepalen ten opzichte van een groep vergelijkbare 1 De onderwijsraad ondersteunt het idee om op grond van een aantal (nader te bepalen) kwaliteitscriteria waarvan het beoordelingscriterium ‘dekkend voor de kerndoelen’ er een is, alle gepubliceerde onderwijs-methoden in kaart te brengen. Onderwijsraad (2002), De kern van het doel. Reactie op het advies van de commissie Wijnen over de kerndoelen basisonderwijs. Den Haag: Onderwijsraad.
  • 40. scholen. Zulk soort toetsen worden bijvoorbeeld ontwikkeld door het Cito. Ook de instrumenten in het Cito leerlingvolgsysteem gaan uit van hetgeen in de kerndoelen beschreven staat. Door het opstellen van een toetskalender weten leerkrachten, ouders en leerlingen welke leervorderingen worden vastgesteld, wanneer en waarmee. Schoolteams vinden het problematisch hoe zij de ontwikkeling van de leerlingen in de creatieve vakken kunnen toetsen of de kerndoelen gerealiseerd zijn. Zij zeggen daarvoor niet over de instrumenten te beschikken. Vergroten beleidsvormend vermogen Schoolteams hebben een grote vrijheid in hoe zij de kerndoelen op hun school vorm willen geven. De omgang tussen teamleden en directieleden hangt samen met de hou-ding van de leerkrachten (zijn zij actief en zoeken zij zelf contact met de directie, collega’s en ouders over het bereiken van de kerndoelen of zijn zij passief en komen zij nooit tot het formuleren van voorstellen), de houding van de directie (stelt het manage-ment er prijs op dat vanuit de leerkrachten wordt meegedacht over het onderwijskundig beleid), de taakopvatting van de leerkrachten (zijn zij gericht op belangen van perso-neelsleden of leerlingen die zij onder hun hoede hebben, of zijn zij gericht op het belang van de gehele school), de taakopvatting van het management (streeft het management een grote bemoeienis na van leerkrachten en ouders op school of zet het hen juist op afstand). Suggesties die genoemd zijn door geïnterviewden om een optimale werkrelatie tussen leerkrachten en directie te realiseren: - stel onvrede over de wijze van omgaan tussen leerkrachten en directie aan de orde en stel veranderingen voor in de omgangspatronen; - bespreek de gewenste veranderingen en peil de bereidheid bij betrokkenen om in een open discussie naar elkaar toe te groeien; - maak de overlegvergaderingen tussen leerkrachten en directie effectiever door be-halve de inhoud van het werk ook het proces van samenwerken tot onderwerp van bespreking te maken; - wees open en geef duidelijk aan wat men van elkaar en van de directie verwacht; - benadruk dat u in overleg en in samenwerking tot oplossingen wilt kunnen komen en dat leerkrachten en directie elkaar nodig hebben; - tracht oplossingsgericht te denken in plaats van te zoeken naar de schuldige; - streef naar overeenstemming met alle betrokkenen. De waarde van het overleg schuilt in de uitnodiging richting direct betrokkenen om zich periodiek tegenover elkaar te verantwoorden. Op basis van de bevindingen op scholen zouden schoolteams en ouders zouden meer als partners kunnen gaan functioneren bij het realisatie van de kerndoelen. Dat wil onder meer zeggen: 31
  • 41. - zich bewust worden dat men elkaar nodig heeft; - vaststellen wat de wederzijdse verwachtingen van elkaar zijn ten aanzien van (de realisatie van) het onderwijsaanbod en hoe men als ‘natuurlijke bondgenoten’ kan gaan samenwerken om de kwaliteit van het onderwijsaanbod te verbeteren; - op school- en groepsniveau afspraken maken over de informatie-uitwisseling, de afstemming van opvattingen, wensen en verantwoordelijkheden die de verschillende partijen hebben aan de orde te stellen; - elkaar (gaan) aanspreken op eigen capaciteiten en verantwoordelijkheden. Versterken centraliteit kerndoelen in het schoolbeleid Scholen worden steeds meer verantwoordelijk gehouden voor hun eigen kwaliteit. Onderwijs heeft kwaliteit als de school haar beloftes waar maakt. ‘Goed’ onderwijs houdt in dat de school leerlingen aflevert die de beoogde vaardigheden en attitudes hebben aangeleerd zoals vastgelegd in de kerndoelen. De kwaliteit van het onderwijs hangt nauw samen met het gebruik van het lesmateriaal door de leerkrachten. Leerkrachten dienen op basis van een duidelijk signaleringsysteem aanwijzingen te krijgen welke hulp zij aan leerlingen dienen te verstrekken zodat alle leerlingen zo optimaal mogelijk kunnen presteren. Leerlingvolgsystemen kunnen alleen goed functioneren als leerkrachten de beschikbare informatie over het al of niet realise-ren 32 van de kerndoelen aan elkaar doorgeven. Dat veronderstelt dat ze niet alleen bereid moeten zijn tot overleg over de ontwikkeling van hun leerlingen, maar ook over hun eigen rol daarbij. Directies zouden ervoor zorg kunnen dragen dat alle betrokkenen over de informatie beschikken die nodig is om samen te kunnen functioneren binnen een team, en een klimaat te scheppen dat iedereen zich mede verantwoordelijk voelt voor het werk op de school. Een systematische en goed voorbereide keuze van methoden en implementatie van methoden, systematische screening van leerlingvorderingen en systematische aandacht voor de kerndoelen in teamvergaderingen is daarbij van groot belang. Versterken functioneren kerndoelen in beleidscyclus1 Scholen zijn zelf verantwoordelijk voor hun resultaten: zij moeten zorgen voor een goede interne kwaliteitsbewaking. De samenleving mag scholen aanspreken op hun resultaten. Hierbij past overleg met ‘checks and balances’ binnen het schoolteam én overleg met de ouders als afnemers van het onderwijs. Scholen zouden richting ouders uitgangspunten kunnen formuleren wat zij onder ‘goed’ onderwijs verstaan. 1 Zie: Cees Bos: Kwaliteitszorg: hoe doe je dat? Het opzetten van een systeem voor kwaliteitszorg dat is afgestemd op het Toetsingskader Voortgezet Onderwijs (inspectie). In: Meso-Magazine 21e jaargang num-mer 16, pp. 16-20. Letschert, J.F.M. (1998). Wieden in een geheime tuin. Een studie naar kerndoelen in het Nederlandse basisonderwijs. Enschede: SLO.
  • 42. 33 4.4 Stappenplan realisatie kerndoelen In een ‘stappenplan realisatie kerndoelen’ zou het schoolteam kunnen aangeven op welke wijze zij de kwaliteit van het onderwijsaanbod waarborgt. Het beleidsvormend vermogen van scholen met betrekking tot de realisatie van de kerndoelen kan worden vergroot door ouders te laten participeren in zo’n plan van aanpak. Stap 1: Kerndoelen bespreken - inventarisatie: wat doen we wel of niet goed (sterkte/zwakte analyse)? - reflectie op de huidige situatie: welke kerndoelen komen voldoende aan bod en hoe-veel leerlingen halen de kerndoelen? - diagnose: welke onderwerpen moeten prioriteit hebben? - verbeterplan voor de lange termijn vaststellen: op basis van duidelijke en beargumen-teerde keuzes, met een groot draagvlak onder schoolteam en ouders. Stap 2: Kerndoelen beschrijven - wat streven wij na (doelen)? welke (typen) leerlingen moeten welke kerndoelen halen? - ontwikkelen en formuleren van een visie: formuleren van beginselen van ‘goed’ onderwijs; - wat beloven we ouders (haalbaarheid en daarbij passende condities)? Stap 3 Kerndoelen realiseren - doen wat we beloven: toepassen in de praktijk; - (beter) samenwerken, samen leren, van elkaar leren; - ontwikkelen van een schoolorganisatie waarbij de kerndoelen voldoende rich-tinggevend kunnen zijn en op enigerlei wijze toetsbaar zijn: maak duidelijk wat be-heersing van kerndoelen zou moeten inhouden. Stap 4 Haalbaarheid kerndoelen beoordelen of laten beoordelen - vinden wij zelf, dat wij doen wat we beloofd hebben? (interne beoordeling van de kerndoelen); - vinden anderen, dat wij doen wat we beloofd hebben? (externe beoordeling kerndoe-len door ouders, schoolbegeleidingsdienst); - controleren, bewaken. Stap 5 Functioneren kerndoelen evalueren - gegeven beoordelingen inventariseren; - beoordelingsgegevens analyseren; - conclusies trekken en voorleggen ter bespreking.
  • 43. Stap 6 Functioneren kerndoelen waarborgen - hoe houden we onze kwaliteit vast? - bepalen wat er vastgelegd moet worden. Stap 7 Kwaliteit kerndoelen verbeteren - wat moet er verbeterd worden? - verbeterplan opstellen. Stap 8 Verbeteringen evalueren - verbeteringen gerealiseerd? - reflectie: wat gaat er wel of niet goed? - bijstellen (zie andermaal stap 1 en 2). 4.5 Samenvattend De onderwijsinspectie heeft een aantal jaren geleden vastgesteld dat kleinere basisscho-len 34 (met honderd of minder leerlingen) minder vaak naar behoren functioneren dan grotere scholen. De opbrengst van de kleinere scholen is doorgaans lager dan mag worden verwacht in combinatie met essentiële tekortkomingen in het onderwijsleerpro-ces 1. Hoe realiseren schoolteams kerndoelen op kleine scholen die volgens die volgens de onderwijsinspectie wél goed scoren in de mate waarin het leerstofaanbod maat-schappelijk relevant, eigentijds en onderwijskundig verantwoord is? Op basis van de onderzoeksgegevens kunnen we het volgende beeld schetsen: In het algemeen kan men stellen dat kleine scholen, naar eigen zeggen, in staat zijn de kerndoelen te realiseren als zij in samenspraak met onderwijsbegeleidingsdiensten methoden gebruiken die gebaseerd zijn op de kerndoelen. De realisatie van kerndoelen komt veelal niet aan de orde tijdens teamvergaderingen, omdat het onderwerp slechts op de achtergrond een rol speelt bij de inrichting van het onderwijsprogramma. De invoe-ring van de kerndoelen heeft niet geleid tot veel verandering in het onderwijsprogram-ma. Het leerstofaanbod (voor taal, rekenen, wiskunde) is op de bezochte scholen dek-kend voor de kerndoelen. Inrichting onderwijsprogramma: - met het realiseren van de kerndoelen heeft men, voor zover men dat zelf kan inschat-ten, weinig problemen. De schoolteams van de onderzochte kleine scholen besteden de leertijd zo effectief mogelijk teneinde de leerlingen zo optimaal mogelijk voor te bereiden op het voortgezet onderwijs. 1 Inspectie van het onderwijs (2000). Onderwijsverslag over het jaar 1999.
  • 44. Aandacht voor vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden: - de onderzochte scholen proberen meestal zoveel mogelijk maatwerk te leveren in het onderwijsaanbod wat betreft de vormings-, leer- en ontwikkelingsgebieden door te differentiëren naar behoeftes van leerlingen, de leervorderingen systematisch te moni-toren en leerlingen extra zorg te geven die dat nodig hebben. Men besteedt aan de 35 actualiteit in het onderwijsprogramma relatief weinig aandacht. Bevorderende factoren en werkwijzen realisatie kerndoelen: - het evaluerend vermogen en het vermogen tot zorgverbreding van kleine basisscholen kan worden vergroot door bij de lessen effectief gebruik te maken van controletaken, genormeerde toetsen en methode-onafhankelijke toetsen. Het opstellen van een toets-kalender geeft leerkrachten, ouders en leerlingen houvast bij het vaststellen van de leervorderingen; - schoolleiding en leerkrachten kunnen het beleidsvormend vermogen van kleine basisscholen wat betreft de omgang met kerndoelen vergroten door ouders te betrekken bij de realisatie van de kwaliteit van de kerndoelen; - de centraliteit van kerndoelen in het schoolbeleid kan worden versterkt door een weloverwogen methodenkeuze, systematische aandacht voor de omgang met de kern-doelen en regelmatige bespreking van de vorderingen van leerlingen in teamvergade-ringen; - de kerndoelen kunnen een prominenter plaats krijgen in de beleidscyclus door de realisatie van de kerndoelen vaker op de agenda te zetten bij teamvergaderingen en in het overleg met de medezeggenschapsraad. Scholen zouden uitgangspunten kunnen formuleren wat men onder ‘optimaal’ onderwijs verstaat en ouders laten participeren in een ‘stappenplan realisatie kerndoelen’.
  • 45. 36
  • 46. 37 Bijlage Bijlage bij hoofdstuk 2 Selectie van de cases Ten behoeve van de selectie van de cases zijn drie informatiebronnen aangeboord: het bestand Integraal Schooltoezicht (IST, 2000) van de onderwijsinspectie, gesprekken met onderwijsinspecteurs en directeuren van basisscholen. We selecteerden op basis van het IST-bestand in eerste instantie 30 basisscholen (met honderd of minder leerlingen) die goed scoren in de mate waarin het leerstofaanbod maatschappelijk relevant, eigentijds en onderwijskundig verantwoord is1. Vervolgens is op basis van de bestudeerde IST-verslagen (en bij een deel van de scholen ook op basis van informatie van de directeu-ren), uiteindelijk twintig scholen gekozen. Bij de selectie heeft de nadruk gelegen op ‘good practices’ van kleine basisscholen. We hebben niet gezocht naar een representatief beeld over hoeveel scholen het wel of niet halen. 1 De inspectie gaat na in hoeverre de kerndoelen in het onderwijsaanbod van scholen tot uiting komen. De bevindingen van de inspectie op dit punt geven een belangrijke indicatie van de wijze waarop scholen zich inspannen om de kerndoelen bij leerlingen te realiseren. Zij geven echter geen, of maar in beperkte mate, een beeld van de uitkomsten van die inspanningen, in de zin van resultaten die bij leerlingen worden bereikt. Het is daardoor niet goed mogelijk om vast te stellen hoe doeltreffend een school is bij het realiseren van de kerndoelen.
  • 47. ‘Good practices’ zijn scholen waar volgens de inspectie: a. de kwaliteit van het leerstofaanbod voldoende is: dekkend voor de kerndoelen bij Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, en aangeboden tot en met het niveau van groep 8 én; b. de kwaliteit van het didactisch handelen van leerkrachten voldoende is: leerkrachten geven duidelijke uitleg, houden de leerlingen betrokken bij de les en organiseren het onderwijsleerproces doelmatig én; c. de kwaliteit van de leerlingenzorg voldoende is: de ontwikkeling van leerlingen wordt systematisch gevolgd en voor zorgleerlingen zijn handelingsplannen beschikbaar; d. de gemiddelde leerlingscores op de toets aan het eind van de basisschool liggen de laatste drie jaren ten minste op het niveau dat op grond van de samenstelling van de leerlingenpopulatie mag worden verwacht (Onderwijsinspectie, 2000). Op verzoek van de aanvrager is ook als selectiecriterium toegevoegd om scholen te kiezen die trachten elementen van (traditionele) onderwijsvernieuwingsscholen te realise-ren 38 als Montessori, Freinet, Dalton, Jenaplan en Vrije Scholen. De directies van 20 scholen hebben een uitnodiging ontvangen voor deelname aan het onderzoek. Vier schoolleiders wilden niet dat hun school aan het onderzoek zou deelne-men in verband met de werkdruk voor het personeel of zegden af vanwege andere omstandigheden. Uiteindelijk bleven 16 scholen over. Zie tabel 2.1 en tabel 2.2. Tabel 2.1 - Steekproefomvang kleine scholen (honderd of minder leerlingen) met ‘good practices’ basisscholen Omvang steekproef* n % populatie scholen basisonderwijs 6978 100 populatie kleine scholen 686 10 kleine scholen met ‘good practices’ 162 2 kleine scholen met ‘good practices’ in geselecteerde regio’s 97 1 * Bron: Scholenbestand Onderwijsinspectie
  • 48. 39 Tabel 2.2 - Selectie steekproefomvang, naar geselecteerde regio’s basisscholen Omvang steekproef* n % kleine scholen met ‘good practices’ in geselecteerde regio’s 97 100 kleine scholen met ‘good practices’ in Noord Nederland 82 100 kleine scholen met ‘good practices’ in Zuid en Midden Nederland 15 100 selectie kleine scholen met ‘good practices’ in Noord Nederland 8 10 selectie kleine scholen met ‘good practices’ in Zuid en Midden Neder-land 8 53 * Bron: Scholenbestand Onderwijsinspectie Onderzoekers van het ITS bezochten 8 scholen in de rurale gebieden van de provincies Friesland, Drenthe en Gelderland. Het gaat om de basisscholen: De Bernebregge in Opeinde, Christelijke basisschool in Neerynen, ’t Echtenest in Echten, Lytse Wiman in Twyzel, Sinnehonk in Aldtsjerk, Sint Jozef in Heeg, Skoalfinne in Balk en OBS Wapser-veen in Wapserveen. Onderzoekers van het IVA bekeken 8 scholen in de provincies Limburg, Zeeland, Noord- Brabant en Utrecht basisscholen: het Baken in IJsselstein, de Eevliet in Poortvliet, de Linde in Macharen, Oventje in Zeeland (provincie Noord Brabant), Ridderspoor in Houten, de Schute in Biggekerke, Ds. Swildenschool in Gemert en de Zuidwend in Eemnes. We kozen alleen kleine scholen omdat de vormgeving van kerndoelen op kleine scholen niet vergelijkbaar is met grotere scholen én omdat een directeur van een kleine school de aanvrager is.
  • 49. Bijlage bij hoofdstuk 3 Overzicht 3.1 - Onderwijsvisie, organisatiecultuur en onderwijskundige vormgeving van de zeventien onderzochte basisscholen Basisschool 1 Missie/onderwijsvisie. Goed onderwijs bieden wat elk afzonderlijk kind nodig heeft. Wij willen dat kinderen zich individueel kunnen ontwikkelen en rekening leren te houden met anderen. Dat kinderen zich leren verantwoordelijk te voelen voor hun werk en gedrag. Ouders worden zo veel mogelijk bij activiteiten betrokken. Schoolorganisatie. Een kleine basisschool die de laatste jaren is gegroeid van drie naar vier combinatiegroepen van in totaal 80 leerlingen. De groepsgrootte bedraagt gemiddeld zo'n 20 kinderen per combinatiegroep (groepen 2, 3, 4/5, 6/7/8). Organisatiecultuur. Directeur richt zich op het ontwikkelen van een ‘wij-gevoel’ en dat betekent veel tijd besteden aan vieringen, ruzies beslechten, activiteiten organiseren waardoor leerlingen zelfvertrouwen krijgen. Onderwijskundige vormgeving. De school heeft gekozen voor een kindgerichte benadering: het kind en zijn/haar wereld staat centraal, wordt serieus genomen en krijgt de ruimte. Over en weer is er sprake van respect in een open situatie. Het kind kan zich individueel ontwikkelen en leert rekening te houden met anderen. Kinderen leren zich verantwoordelijk te voelen voor eigen gedrag door te werken met weektaken en ‘takenbordjes’. Onderlinge samenwerking wordt aangemoedigd. De leerkracht wordt gezien als stimulator en begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen. Basisschool 2 Missie/onderwijsvisie. De kinderen (bege)leiden in hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en rekening houdend met verschillen in aanleg, intelligentie, werktempo en verschillen op sociaal en emotioneel vlak. Dit in samenspraak met de ouders. Schoolorganisatie. De 54 leerlingen zijn opgesplitst in jaargroepen 1,2, groep 3,4,5, en groep 6,7,8, Leerlingen werken op eigen niveau en zitten bij elkaar in groepjes die dezelfde stof krijgen aange-boden. 40 Ouderparticipatie vindt plaats bij technisch lezen, beeldende vorming, werken met meetlijn, kleuteractiviteiten, de organisatie en begeleiding tijdens het schoolkamp. Sterke punten: een hecht schoolteam en visie op de ‘ideale’ school. Organisatiecultuur. Openheid naar de omgeving en proberen een veilige school te zijn waarbij niet alleen het leren voorop staat, maar ook het omgaan met elkaar. De omgang met ouders wordt zeer belangrijk gevonden: hen er bij betrekken en van hen leren geeft de school kansen om leerlingen (nog) beter te begeleiden. Onderwijskundige vormgeving. Het onderwijs is zo ingericht dat elk kind op zijn/haar niveau wordt aangesproken en uitgedaagd om zich nieuwe leerstof eigen te maken.
  • 50. Basisschool 3 Missie/onderwijsvisie. Het onderwijs de kinderen zodanig in hun groei naar volwassenheid be-geleiden dat zij zich goed op die taak voorbereiden in een omgeving waar zij zich thuis voelen. (‘We doen er alles aan om uit uw kind te halen wat er in zit.’). De ouders spelen daarbij een stimule-rende 41 rol. Schoolorganisatie. Het onderwijs aan de 83 leerlingen wordt gegeven in de combinatieklassen van groepen 1/2, 3/4, 5/6, 7/8. De leerlingen krijgen de leerstof in jaargroepen aangeboden. Organisatiecultuur. Grote betrokkenheid van leerkrachten bij reilen en zeilen van de school. In de school moet het klimaat !sjalom zijn: je moet in vrede met elkaar, met je omgeving, met je Schep-per, maar ook met jezelf om kunnen gaan. In zo n klimaat ontstaan relaties die wederkerig zijn. Als ouders een klacht hebben over het personeel of het bevoegd gezag, is men altijd bereid daarover te praten en een oplossing voor de problemen te zoeken. Onderwijskundige vormgeving. Het onderwijs is zo georganiseerd dat er voor elk kind wat te leren valt op zijn/haar niveau. Kinderen worden uitgedaagd zich een gefundeerde mening te vormen over allerlei onderwerpen, waarbij het standpunt van de ander als waardevol beschouwd moet worden. Basisschool 4 Missie/onderwijsvisie. Een open katholieke school waar iedere leerling van gelijke waarde is. De kinderen worden geleerd zich te ontwikkelen tot weerbare burgers die ook zorg willen dragen voor elkaar. Schoolorganisatie. Het onderwijs aan de 98 leerlingen wordt gegeven in 4 combinatiegroepen, de groepsgrootte varieert van 28 tot 40 leerlingen. Het leerlingenaantal is redelijk stabiel, met een lichte neiging tot groei. Organisatiecultuur. De school is een oefenplaats waarin de ander niet een tegenstander is, maar een medemens. Kinderen moeten zich thuis kunnen voelen in een groep. Het gaat erom vanuit de eigen verantwoordelijkheid en mogelijkheden een bijdrage te leveren aan een menswaardig leefmilieu. Leerkrachten zijn nauw betrokken bij de beleidsvorming en innovaties. Onderwijskundige vormgeving. Leerlingen worden in werksituaties uitgedaagd en geholpen hun kwaliteiten te leren kennen en ontwikkelen. Soms wordt voor klassikale instructie gekozen, ook krijgen de kinderen individuele- en groepsopdrachten (in groepen met kinderen van verschillende leeftijden). De kinderen leren elkaar te helpen en te stimuleren binnen de groep. De school wil bij de kinderen gemeenschapszin ontwikkelen: waarden en normen zoals solidariteit, respect spelen hierbij een belangrijke rol.
  • 51. Basisschool 5 Missie/onderwijsvisie. Elk kind uit het dorp een goede plek op de school geven waardoor het op zijn/haar niveau zo breed mogelijk kan ontwikkelen tot een zelfstandig, sociaal en kritisch denkend persoon in een multiculturele samenleving. Schoolorganisatie. Leerlingen van dezelfde leeftijd zitten bij elkaar in de klas (jaarklassensysteem). De 42 leerlingen zijn verdeeld over de groepen 1/2, 3/4, 5/6, 7/8. Organisatiecultuur. Gestreefd wordt om een stimulerend pedagogisch klimaat te creëren: een open, ontspannen sfeer met respect voor elkaar waarbij leerlingen zich thuis voelen. Democratische besluitvormingsprocedures, teamgeest en een goed oudercontact zijn daarbij van belang. Onderwijskundige vormgeving. Ieder kind via een ononderbroken leer- en ontwikkelingsproces kennis en vaardigheden laten verwerven zoals beschreven in de kerndoelen. Veel aandacht voor het versterken en verbeteren van het klassen- en schoolklimaat (sociaal gedrag) en voor de leergebied-overstijgende 42 kerndoelen, zoals werkhouding, werken volgens een plan, gebruik maken van uiteen-lopende leerstrategieën en nieuwe media. De in gebruik zijnde en nog aan te schaffen onderwijsleer-pakketten waarborgen de leerprocessen en maken het mogelijk te voldoen aan de wettelijke plicht de kerndoelen te realiseren. Basisschool 6 Missie/onderwijsvisie. Het onderwijs zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de mogelijkheden en beperkingen van de leerlingen. Schoolorganisatie. De 33 leerlingen zijn verdeeld over de groepen 1/2, 3/4/5/, 6/7/8. Organisatiecultuur. Scheppen van een klimaat opdat leerkrachten zich optimaal kunnen richten op hun taken. Naast het aanbieden van basisvaardigheden taal, lezen, schrijven en rekenen staat hoog in het vaandel dat leerlingen lekker in hun vel (gaan) zitten, een zelfstandige leerhouding ontwikkelen en leren samenwerken. Onderwijskundige vormgeving. Het zelfstandig werken neemt een belangrijke plaats in binnen de klassenorganisatie. Bij de kleuters wordt met een planbord gewerkt, de groepen 3 tot en met 5 werken aan een dagtaak en de groepen 6 tot en met 8 werken met een weektaak. Basisschool 7 Missie/onderwijsvisie. Het onderwijs is erop gericht om de leerlingen de nodige algemene en levensbeschouwelijke kennis, creativiteit, instrumentele en lichamelijke vaardigheden eigen te laten maken. Het doel is bij de leerlingen een actieve en zelfstandige leerhouding aan te kweken. Schoolorganisatie. De 90 leerlingen zijn opgedeeld in de groepen 1/2, 3/4, 5/6, 7/8 waarbij de leerstof wordt afgestemd op het ontwikkelingsniveau van het kind. Organisatiecultuur. Een collegiale samenwerking (in samenspraak met de ouders) gericht op het creëren van een leersituaties die een continue ontwikkeling bij de kinderen bewerkstelligt. Onderwijskundige vormgeving. Het onderwijs zo organiseren dat elk kind op individueel- of groepsniveau de leerstof krijgt aangeboden die bij zijn of haar ontwikkeling past via ervarings-gericht werken, milieuverrijking en ervaringsgerichte dialoog. Binnen klassikaal onderwijs wordt gedifferentieerd naar inhoud en tempo (aandacht voor zelfstandig werken en taakwerk).