SlideShare una empresa de Scribd logo
1 de 12
ICT in het Onderwijs


    Hoe kan de oudere docent in het MBO meer enthousiast gemaakt worden voor
                         het gebruik van ICT1 middelen?




'I just cannot accept excuses about technology being optional, whether it's from someone who
is new to teaching or others who are close to retirement. There are children in those
classrooms every day who deserve the best education we can offer them, and it is completely
unfair if that education is less than it should be because someone wants to pick and choose
which aspects of their job they feel are important. No child should have to put up with out of
date learning experience just because their close-to-retirement teacher is "taxiing to the
hangar".'

Chris Betcher

Australische Docent

Genomineerd voor beste Edublog 2010

Tekst aangeleverd door collega in LinkedIn discussie.




1
 De term ICT moet in deze paper zo ruim mogelijk worden geïnterpreteerd: computers, het internet, games, profielsites en multimedia zoals
mobiele telefoon, digitale camera’s, videocamera’s en interactieve schoolborden kan men hiertoe rekenen.


Marcel Moekotte
AOb academie - juli 2011                                            1
Inleiding.
Uitgangspunt:
Het uitgangspunt van deze paper is te benoemen waarom het merendeel van de leraren, die nu
tussen 40 en 65 jaar oud zijn, die men tot het oudste deel van de “generatie X” (tot 55 jaar
oud) en tot de “protestgeneratie“ (55 tot 65 jaar) mag rekenen, minder vaardig zijn in het
gebruik van ICT bij hun werkzaamheden en waarom die vaardigheid ook niet verder of
slechts zeer traag ontwikkeld wordt.
        Voor een deel probeer ik dit te verklaren vanuit bestaande generatieverschillen. Voor
een deel ook uit de verschillen in veranderbereidheid van onderwijzend personeel, voor een
ander deel vanuit gebrekkige professionalisering van onderwijspersoneel. Als laatste vanuit de
haperende inzichten en bewijzen over de meerwaarde van ICT middelen voor het onderwijs
        Daaruit volgend is het zaak een advies te formuleren voor de Algemene
Onderwijsbond, waarmee de bond maatregelen kan benoemen in overleg met werkgevers en
vast kan laten leggen in CAO’s om de ICT vaardigheden van deze groep medewerkers te
bevorderen en daarnaast bijeenkomsten voor medewerkers, leden dus, kan organiseren
waarbij onderwijsinhoudelijk goede voorbeelden uitgewisseld worden en de meerwaarde van
ICT aangegeven wordt.

Werksituatie:
Bij mijn werk als docent aan een Regionaal Opleidingen Centrum (ROC) is het tijdens lessen
en andere werkzaamheden, zoals voorbereiding van lessen en communicatie met studenten en
collega’s buiten lessen om, onontkoombaar geworden een PC te gebruiken. Het dagelijks
communiceren met collega’s en studenten vindt bijvoorbeeld voor een groot deel plaats via e-
mail. De PC heeft in de omgeving waarin ik werk, het onderwijsteam recreatie, zelfs de vorm
van een laptop aangenomen. Op dit moment maakt mijn team deel uit van een “laptop-pilot”
Zowel student als docent werken met een laptop. Dit heeft vooral als voornaamste voordeel
dat men mobieler zijn werkzaamheden kan verrichten. Hiermee ben ik altijd mobiel inzetbaar
en ook, binnen de gebouwen van dit ROC, verbonden met het netwerk van de werkgever, het
intranet, en verder met het internet. Buiten het ROC, zoals thuis en elders kan ik ook gebruik
maken van het netwerk van de werkgever middels een VPN (Virtual Private Network)
verbinding. Wat betreft deze VPN verbinding ben ik deel van een minderheid. De meeste
leraren maken nog geen gebruik van een rechtstreekse verbinding met de servers van de
werkgever buiten de schoolgebouwen en buiten de reguliere werktijden. Een onderzoekje bij
de Servicedesk ICT van mijn ROC leert dat momenteel ongeveer 20% van het Onderwijzend
Personeel (OP) een VPN verbinding gebruikt.

Praktische ervaringen:
Wat mijzelf hierbij opvalt in de praktijk en wat een bevestiging van bovenstaande is, is dat
zowel de technische kennis van het gebruik van de laptop, als het gebruik van de software die
op deze laptop staat bij de meerderheid van mijn collega’s gering is. Een aantal collega’s
moet “op weg geholpen” worden met de vaardigheden. Zij redden zich dan vervolgens met de
werkzaamheden die digitaal gebeuren moeten, zoals e-mail en presentieregistratie. Is er iets
nieuws aan de orde, dan moeten zij meteen weer ondersteuning van een collega of student
vragen. Het gebruik van middelen als de computer of het smartboard om eigen gemaakte
lesstof te presenteren, het construeren, blijft achterwege. Het gebruik van deze middelen is
beperkt tot “substitutie” (vervanging) van middelen. (Een PowerPoint presentatie op een
smartboard weergeven i.p.v. op een wit scherm) Studenten geven aan dat juist hiermee ver
betering te behalen is. Volgens hen kunnen docenten meer laten zien via internet en kunnen ze
meer met beeld les geven (ROC de Leijgraaf, 2011).

Marcel Moekotte
AOb academie - juli 2011                      2
Generatieverschillen:
Vanuit de dagelijkse praktijk is er ook een verschil aan te geven tussen enerzijds de groep
collega’s van 25 tot 40 jaar oud en anderzijds collega’s die in de categorie 40 tot 65 jaar
vallen. De eerste groep kan zich redelijk zelfstandig redden met de faciliteiten, hardware en
software, die op school aanwezig zijn. Vanuit mijn directe omgeving zijn er collega’s tussen
de 25 en 40 jaar die ook al veel natuurlijker, meer vanzelfsprekend de computer gebruiken bij
hun werkzaamheden en daarbij ook meer vaardigheden vertonen. Ook zie ik deze collega
mobiele telefoons gebruiken en dan de geavanceerde vorm, zogenoemde smartphones,
waarmee men dus ook eenvoudig kan mailen, internetten etc.
De collega’s die behoren tot de leeftijdsgroep 40 tot 65 moeten vaak “op weg geholpen”
worden, zoals boven omschreven. Deze laatsten zijn mensen die niet met de computer
opgegroeid zijn zoals de tegenwoordige jeugd dat wel is. Hoewel de jeugd, ook wel
netgeneratie (Oblinger en Oblinger, 2005), Homo Zappiens (Veen & Vrakking, 2006) of
generatie Einstein (Boschma en Groen, 2006) genoemd, volop gebruik maakt van ICT en
media, zien zij deze middelen niet als nieuwe technologie. De jeugd denkt meer in activiteiten
die je met die middelen kunt doen. (Kral, 2010).

                                      Theoretisch kader.

Generatiekenmerken en verschillen.
Generatie-indeling.
De volgende generatie-indeling heb ik als uitgangspunt genomen (Becker, 1992). Mensen
geboren tussen 1941 en 1955 behoren tot de Protestgeneratie. Zij zijn in het onderwijs nu
tussen 55 en 65 jaar oud. Mensen geboren tussen 1956 en 1970 behoren tot de Generatie X.
Zij zijn tussen de 40 en 55 jaar oud. Mensen geboren tussen 1971 en 1985 behoren tot de
Pragmatische generatie. Zij zijn nu tussen de 25 en 40 jaar oud. De jongere generatie, de
Generatie Y, geboren tussen 1986 en 2000 zijn tussen de 10 en 25 jaar oud. De gemiddelde
leeftijd van mijn collega’s die onderwijs verzorgen is momenteel 52 jaar (P&O-ROC van
Twente, 2011).

Generatieverschillen.
De 60+ ers, onderdeel van de protestgeneratie en altijd nog een aanzienlijk deel van het
personeelsbestand in MBO scholen, zoeken de samenwerking meer op, zijn ook geneigd te
luisteren. Ze zoeken naar hun toegevoegde waarde. Waaraan kunnen ze met hun ervaring nog
bijdragen? Ze willen waardering van hun managers. De 60+ ers hebben door hun enorme
inhoudelijke kennis van zaken de mogelijkheid tot super specialiseren en kennisoverdracht.
Maar..er zijn ook kwetsbare kanten. Ze hebben de buik vol van het (management) sturen in
een richting die ze niet willen. Ze sluiten zich gemakkelijk af, waardoor het lijkt dat ze niets
meer willen (Bontekoning, 2010).
        Dan het momenteel grootste deel van de werkenden in het MBO: de generatie X
(geboren tussen 1955 en 1970) Deze groep zit in de levensfase “onderweg naar de
leiderschapsfase”. Ze zijn tussen de 45 en 60 jaar oud. Kenmerkend voor deze groep
medewerkers is dat ze met elkaar meedenken en luisteren naar elkaar. Ze zoeken naar de
balans tussen inhoud en proces. Ze hebben een constructieve grondhouding. Ze benutten
verschillen in kennis en vaardigheden. Ze willen mensen bewust laten zijn van wat er speelt
en hen zo activeren er zelf iets aan te doen. Verder is deze groep gericht op het positief
benutten van multiculturele verschillen. Ze verbeteren de kwaliteit van processen en van
professies. De generatie X is voornamelijk op anderen gericht, niet op zichzelf. Maar…ook
deze groep heeft kwetsbare kanten: ze willen graag gewaardeerd worden om wat ze zijn
zonder dat van de daken te schreeuwen. Ze worden door andere generaties als grijze muizen
Marcel Moekotte
AOb academie - juli 2011                       3
afgeschilderd, juist omdat ze zich niet laten horen. Er is vooralsnog minder vertrouwen in het
leiderschap van deze X’ers (Bontekoning, 2010).
        Vervolgens noem ik de pragmatische generatie, de generatie in het arbeidsproces die
tussen de 30 en 45 jaar oud is. Deze groep is nog in de minderheid t.o.v. de generatie X maar
al wel duidelijk aanwezig. De kenmerken van deze groep zijn dat het netwerkende individuen
zijn, die voortduren zoeken naar pragmatisch samenwerkingsverbanden. Eigen belang en
organisatiebelang zijn hetzelfde. Ze willen kwaliteit en kennis van mensen benutten, het liefst
meteen. Ze zoeken graag de interactie op, zijn concreet, open, direct en persoonlijk. Ze willen
een goede procesvorm om snel tot concrete resultaten te kunnen komen. Ze willen positief
gestimuleerd worden en waarderen een goede werksfeer. Maar ook deze groep heeft
kwetsbare kanten…Ze lijken gevangen in de bestaande cultuur. De moed om zich te bewegen
buiten de bestaande paden lijkt gering. Ze worden dan braaf, en volgzaam en lijken
ontmoedigd, met als gevolg verlies aan werkenergie. Dit gevaar is latent aanwezig aangezien
de oudere generaties meestal de toon zetten en de cultuur bepalen, waarbij de jongere
generaties verwacht worden zich aan te passen. Als ze vastlopen hebben ze de neiging om
achterover te hangen en kritisch te wijzen naar oudere generaties. Ze hebben juist steun nodig
van andere generaties, maar stralen helaas uit dat ze het zelf wel kunnen. Ze moeten nog leren
naar de ratio te luisteren. (Bontekoning, 2010).
        Als laatste noem ik de generatieY, ook wel screenagers of generatie Einstein genoemd.
Voor deze werknemers is werken een prettig tijdverdrijf. Het samenwerken moet voldoening
opleveren en zin hebben. Op alle gebieden en m.n. op gebied van ICT leren ze in
multiculturele netwerken en ze verkeren in verschillende sociale netwerken. Ze willen
zinvolle contacten. Ze zijn mediasmart of mediawijs en kunnen goed multitasken en zijn ook
gewend aan en gewapend tegen snelle technologische veranderingen (Bontekoning, 2010).

Veranderende rollen:
Dat ik mij bij deze paper beperk tot de MBO docent heeft als reden dat de rollen die een
docent vervult bij het onderwijsproces in de verschillende sectoren, PO, VO en MBO,
aanzienlijk verschillen. Dit is onderzocht, ook in opdracht van de Algemene Onderwijsbond,
door van Leeuwen (2008). Zij gaat in haar onderzoeksrapport uit van 5 verschillende rollen
die leraren kunnen hebben: uitvoerder, ontwerper, onderzoeker, teamlid/begeleider en lerende
professional. De navolgende zaken hebben betrekking op de rollen van leraren in het MBO.
        Van Leeuwen vermeldt in dit rapport, waarin met name onderzocht is hoe deze
docentrollen veranderen door het gebruik van ICT, dat de docent als uitvoerder ontlast zal
worden door ICT, waarbij hij meer als coach in taakgerichtheid van de student zal moeten
optreden. In zijn rol als ontwerper is er een groot verschil tussen een docent in ontwikkeling
en een gevorderde docent. Hoe vaardiger de docent wordt hoe meer hij de computer zal
gebruiken in deze rol. Als onderzoeker zet de docent de computer blijkbaar in bij het
analyseren van gedragsproblemen bij studenten. Ook bij deze rol bepaalt de vaardigheid de
mate van gebruik. Wanneer men het beziet vanuit de rol van teamlid/begeleider dan wordt
deze rol prominenter voor de MBO docent vanwege het feit dat onderwijs steeds meer
integratief wordt in het MBO. Men geeft niet meer alleen een vak. Het team verzorgt samen
een opleiding. Als lerende professional blijkt de docent open te staan voor hulp van collega’s
en studenten. Hierbij wordt aangenomen dat een docent met meer computervaardigheden ook
meer plezier beleeft aan het gebruik van ICT.
        Een leuk voorbeeld van dit laatste is het initiatief van studenten van een ICT
opleiding van het ROC van Twente om de leraren wegwijs te maken in het gebruik van
sociale media.


Marcel Moekotte
AOb academie - juli 2011                      4
Indeling perioden ontwikkeling ICT in onderwijs.
Als we de periode indeling van Marijke Kral (eerste lector bij de HAN, praktijkgericht
onderzoek betreffende zinvolle integratie ICT in onderwijs - in vijftien jaar onderwijs en ICT
in vogelvlucht - 2010) aanhouden kunnen we de tot het volgende overzicht komen.
         De periode tot 2000: technologie en voorzieningen staan centraal. De Personal
computer deed rond 1985 zijn intrede in het onderwijs. Allereerst als “stand alone”, niet in
een netwerk verbonden dus. Tot 1995 wordt er geïnvesteerd in netwerkarchitectuur- het
intranet. Vanaf 1995 wordt het “World Wide Web” uitgerold in het onderwijs. Intranet
(schoolgebonden) en extranet (zoals Internet) worden uitgebouwd. De verbinding met de
buitenwereld komt tot stand.
         De periode van 2000 tot 2005: de aandacht komt in deze periode te liggen op het
leren en het didactisch handelen van de docent d.m.v. het gebruik van ICT middelen. De
meest leraren worden hier geconfronteerd met het Digitaal Rijbewijs. De docent wordt dan
daarna helemaal afhankelijk van de ICT ondersteuning, de zogenoemde servicedesks of
helpdesks. De netwerkbeheerders en ICT coördinatoren doen hun intrede. Deze gaan ook
steeds meer de infrastructuur bepalen en sturen daarmee onbedoeld het onderwijsproces. Een
tendens die sinds kort onderkend wordt en die men probeert bij te sturen. Managers
verwachten dat kennisconstructie met ICT een veel belangrijker rol gaat spelen in de
toekomst. Voor leraren is dit veel minder vanzelfsprekend. (Kennisnet, 2010). Uitgangspunt
bij dit alles moet blijven dat de docent gevraagd wordt wat hij nodig heeft voor het
onderwijsproces. (Kennisnet/Zenc, 2011)
         De periode na 2005: de student en de rol van ICT in zijn leefwereld staan voorop. In
deze laatstgenoemde periode zitten wij nu. Momenteel vinden er in een onnavolgbare
versnelling ontwikkelingen plaats op ICT gebied. De sociale media nemen een prominente
plaats in op het Internet en bepalen het digitale spectrum. Voorbeelden hiervoor zijn
toepassingen als Hyves, Facebook, Twitter, LinkedIn etc. Dit zijn toepassingen waarbij
(vooral) jongeren met elkaar communiceren en socialiseren.

Competenties van leraren.
Volgens de “Vier in Balans Monitor 2010” van Kennisnet moet de leraar naast
vakinhoudelijke kennis en didactische vaardigheden ook beschikken over ICT vaardigheden.
Hierbij worden deze laatste opgedeeld in basis ICT vaardigheden, zoals omgaan met
standaard toepassingen als tekstverwerken en e-mail en didactische ICT vaardigheden,
waarmee ICT als hulpmiddel in leersituaties kan worden ingezet. Dit laatste kan opgesplitst
worden in het lesstof arrangeren (het bekende “knippen en plakken”, nu dan digitaal) en
lesstof construeren (het zelf ontwerpen van lesstof). Het zou wat betreft professionalisering
het meest ideaal zijn als alle leraren digitaal zouden kunnen construeren. Ik besef daarbij dat
de meeste leraren niet goed zijn in het construeren van lesstof, of dat nu digitaal is of niet.
Bovendien willen veel leraren helemaal geen lesstof construeren. Zij laten dit liever over aan
uitgeverijen. Ook leerlingen vinden dat docenten kennis moeten hebben van de werking van
ICT middelen en minimaal met de software om moeten kunnen gaan die op school gebruikt
wordt. Ervaring is, als dat niet het geval is, dat er teveel onderwijstijd verloren gaat (ROC de
Leijgraaf, 2011). De ideale situatie levert leraren op die door een volledige ondersteuning van
ICT middelen in staat zijn hun (les)tijd efficiënter te gebruiken, meer met de
studiebegeleiding van leerlingen bezig kunnen zijn en daarmee de kwaliteit van het onderwijs
kunnen verbeteren.
        De ICT voorzieningen in de scholen zijn behoorlijk op orde en de meeste docenten
beschikken over basisvaardigheden om met ICT om te gaan. Het gebruik in de les is echter
beperkt (Kral, 2010). Het gebruik van ICT middelen ten behoeve van pedagogisch didactische
ondersteuning is een ontwikkeling die niet erg snel gaat. Dit is iets waarover men zich
Marcel Moekotte
AOb academie - juli 2011                       5
internationaal ook zorgen maakt. (ELFE 2, 2009). Een pluspunt mag genoemd worden dat
leraren de wens om geschoold te worden op ICT gebied op de tweede plaats hebben staan, na
scholing op speciale onderwijsbehoeften voor leerlingen met leerproblemen. Daarbij staat ICT
op de tweede plaats van de 11 onderwerpen voor scholing. (OECD,Talis 2009). De dreigende
achterstand van het onderwijspersoneel op het gebied van ICT vaardigheden wordt al de
nieuwe digitale kloof genoemd. (Kral, 2010). Uitgangspunt hierbij is dat kennis steeds sneller
verouderd en dat er meer en meer actuele kennis en informatie nodig is om te innoveren.
Statische kennisstructuren als boeken en wetenschappelijke tijdschriften voldoen niet meer.
Kennis wordt nu gedragen in een wereldwijde conversatie. Het leren bestaat uit het bouwen
en onderhouden van netwerken. In zijn boek “Knowing Knowledge” benoemt Siemens, 2006,
een set aan competenties, zoals patronen herkennen en filteren van informatie, die een lerende
en een docent nodig heeft om deel te kunnen nemen aan deze wereldwijde conversatie en te
kunnen participeren in kennisnetwerken. Deze competenties hebben te maken met
“multimediale geletterdheid”



                         Advies aan de Algemene Onderwijsbond.
Rol voor vakbond
De snelle veranderingen op het gebied van ICT nodigen ook de vakbond uit hier aandacht aan
te schenken en hiervan de voordelen voor het onderwijs te onderkennen en te onderzoeken.
De onlangs opgerichte onderwijscoöperatie kan hierin een belangrijke rol spelen.

Scholing.
De scholing c.q. de ontwikkeling van medewerkers is niet in de laatste plaats ook een
verantwoordelijkheid voor de werkgever. De werkgever kan de medewerker entameren om
zich te ontwikkelen. Op het gebied van het gebruik van ICT middelen is hier nog veel winst te
behalen. De winst is niet alleen aanwezig voor de medewerker – hij kan efficiënter werken,
heeft daardoor meer tijd over om andere zaken te doen en zich in te zetten voor kwalitatief
beter onderwijs. De winst is ook zeker aanwezig voor de werkgever. De werkgever heeft
medewerkers in dienst die studenten beter kunnen volgen, die beter in staat zijn de computer
in te zetten bij hun werkzaamheden, die minder snel gefrustreerd raken vanwege gebrekkige
computervaardigheden, die daardoor ook minder werkdruk zullen ervaren. Dit laatste echter
alleen mits docenten de gewonnen tijd kunnen inzetten voor eigen scholing, het verder
ontwikkelen van digitale lesstof en het intensiever begeleiden van studenten en niet wanneer
docenten andere taken, die niet direct bijdragen aan onderwijsproces of
onderwijsontwikkelingen, toegeschoven krijgen door de werkgever.

Vertalen naar arrangementen.
        De scholing moet zeker niet als een eenheidsworst gezien worden zoals eerder het
digitaal rijbewijs aangeboden is. De verschillende generaties in hun verschillende levensfasen
hebben behoefte aan verschillende benadering: Hoe kan dit vertaald worden naar ICT
scholingvoor de protestgeneratie (60+) in een organisatie? Met deze generatie praten, de
uitgangspunten van de organisatie bespreken in voortgangsgesprekken, als werkgever een
goed scholingsplan ter beschikking hebben, vastleggen wat deze werknemer nog kan
betekenen voor de organisatie, inzetten voor interne scholing aan jongere collega’s, met name
om kennisoverdracht en overdracht van rijke ervaring zeker te stellen. Leraar van deze leeftijd
ook vooral rol van eerder genoemde lerende professional geven. Versnelde
professionalisering mogelijk maken. Deze groep nog op het niveau proberen brengen van het
digitaal arrangeren van lesstof. (het digitaal knippen en plakken) Uit internationaal onderzoek
Marcel Moekotte
AOb academie - juli 2011                       6
blijkt dat deze categorie de minste (bij)scholing ontvangt, gemiddeld maar 14 dagen per jaar.
Dit tegen 21 dagen gemiddeld voor leraren onder de 30 jaar. (OECD, talis 2009) Als men
uitgaat van 10% scholing – gangbaar in de meeste CAO’s – dan zou in de BVE 20 dagen per
jaar het uitgangspunt moeten zijn voor alle docenten!
        Hoe kan dit voor de generatie X vertaald worden naar ICT scholing in een organisatie?
Aangezien deze groep de grootste is in het werknemersveld en gezien de veranderende
pensioenleeftijd nog minimaal 11 tot 26 jaar geacht wordt werkzaam te zijn, is het zaak deze
groep gedegen scholingstrajecten aan te kunnen bieden, zonder dat ze erom vragen,
(aangezien ze dat, gelet op bovenstaande generatiekenmerken, niet zullen doen), waarbij zij
op een niveau gebracht worden lesstof te kunnen arrangeren én construeren. Bij dat laatste
moet men zich voorstellen dat zij in staat zijn zelfstandig lesstof vanuit hun vakgebied te
verzamelen en aan te bieden in een digitale omgeving, zoals b.v. het ontwikkelen van een
website (wiki), het kunnen ontwikkelen van een online vragenlijst, het nuttig gebruiken van
een ELO, het studenten laten reflecteren via online enquêtes, het studenten laten bloggen over
hun BPV (stage), het kunnen aanvullen van digitale lesstof met eigen opdrachten
(mogelijkheid wordt door aantal uitgevers al geboden), kortom het onder de knie hebben van
digitale kennisconstructie. Hiermee moet in aan te bieden arrangementen rekening gehouden
worden. Deze groep niet vragen naar behoeften, maar gewoon aanbieden.
        Hoe kan dit voor de pragmatische generatie vertaalt worden naar ICT scholing in een
organisatie? Deze groep heeft wellicht het meest behoefte aan scholing. Uit het laatste MTO
bij het ROC van Twente blijkt dat deze groep (35 tot 45 jaar) ontevreden is over hun
ontwikkelingsmogelijkheden. De heersende cultuur bepaalt de scholingsmogelijkheden.
Leraren uit de oudere generaties vinden dat ze het zo al druk genoeg hebben. Deze zullen hen
niet aansporen zich te ontwikkelen en te scholen. Waarom zouden jongeren zich kunnen
scholen, terwijl ze daar zelf ook nooit de tijd voor genomen hebben? De pragmaten laten dit
teveel over zich heen gaan en eisen de ontwikkelingsmogelijkheden niet op. Nauwelijks zijn
zij zich ook bewust van de mogelijkheden, aangezien de inhoud van de CAO niet bekend is.
Deze groep vragen naar behoeften en vervolgens scholingsarrangementen zo aanbieden dat
deze generatie makkelijk kan opstappen bij trajecten.. Aandachtspunt voor de vakbond om dit
met werkgevers te bespreken. Uit internationaal onderzoek blijkt dat gemiddeld 55% van de
leraren meer ontwikkelingsmogelijkheden willen dan ze nu krijgen. (OECD, Talis 2009)
        Hoe kan dit voor de generatie Y vertaalt worden naar ICT scholing in een organisatie?
Deze groep is opgegroeid met de computer. Het is zaak deze groep constructivistische
trajecten aan te bieden. Ze moeten leren de lesstof digitaal aan te bieden, te construeren, en
dus optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die ICT te bieden heeft. Vervolgens
kunnen zij ingezet worden om de oudere generaties te scholen en bij te spijkeren in het
gebruik van ICT.

Dagelijkse praktijk.
       Vanuit vorige CAO’s was het al gebruikelijk vanuit afspraken in geregelde modellen
tussen werkgever en werknemer, dat de scholingstijd of professionaliseringstijd- altijd zo’n 10
procent van de totale werktijd- voor een deel door de werkgever ingevuld werd, naast het deel
dat de medewerker zelf moest invullen. Scholing op gebied van ICT, net zoals trouwens
scholing op gebied van andere onderwijszaken die vaardigheden van onderwijsmedewerkers
verbeteren, zoals toetsontwikkeling en klassenmanagement, zouden een continue karakter
moeten hebben. Je moet dus als medewerker constant kunnen bijleren, je constant kunnen
ontwikkelen. (OECD, Talis 2009 – Effective professional development is ongoing, includes
training practice and feedback and provides adequate time and follow up support). De
werkgever moet zich inspannen dit te faciliteren. Dit wordt trouwens door zowel werkgevers
als werknemers onderschreven, uitgaande van een NIDI rapport in opdracht van het
Marcel Moekotte
AOb academie - juli 2011                      7
Ministerie van Economische zaken uit 2007, waarin in hoofdstuk 6 uiteengezet wordt hoe
werknemers kennis vergaren en hoe werkgevers kennisbeleid voeren. Zo’n tien jaar geleden is
er door de werkgevers een inhaalslag ingezet door de medewerkers aan te sporen en zelfs te
verplichten, om een “digitaal rijbewijs” te behalen. Kral, Van der Mooren, Van der Neut en
Van Poppel (2002) en Van Kessel, Hulsen en Van der Neut (2005) merken op dat leraren over
het algemeen wel beschikken over de basisvaardigheden op ICT-gebied, maar deze minimaal
inzetten tijdens de lessen. De politieke ontwikkelingen en de onderhandelingen bij CAO’s
hebben ertoe geleid dat de verantwoordelijkheid voor scholing nu alleen bij de medewerkers
ligt. Er staan in de CAO-BVE 2007-2009 een aantal artikelen gewijd aan scholingbeleid en
professionalisering (E-6 e.v.) Hierin is summier terug te vinden dat de werkgever een
scholingsplan moet hebben. In artikel E-9a wordt in deze CAO geëxpliciteerd hoeveel
scholing per organisatorische eenheid beschikbaar moet zijn. De werknemer heeft hierbij dus
de verantwoordelijkheid de scholingsmogelijkheden op te eisen, zowel in tijd als in geld. De
werknemer wil vaak wel, maar hij krijgt geen gelegenheid van de werkgever om redenen dat
er geen ruimte in inzet of begroting is. In verschillende sectorraadsbijeenkomsten BVE van de
AOb is dit al naar voren gekomen. In scholingsplannen verwacht men ook het vermelden van
beschikbare scholingsbudgetten. Vanuit vorige CAO’s had de werkgever door onderlinge
afspraken in geregelde modellen een eigen verantwoordelijkheid die hij in ieder geval moest
nemen en waarop hij aanspreekbaar was, vanuit zijn eigen goed werkgeverschap. De
beschikbare scholingstijd moest vaak voor de helft door de werkgever ingevuld worden. Door
de “eigen verantwoordelijkheid gedachte” - tegenwoordig steeds meer uitgangspunt van de
politiek - wordt de verantwoordelijkheid tot professionalisering volledig bij de werknemer
gelegd, kan de werkgever zich hierachter verschuilen en voelt hijzelf geen directe
verantwoordelijkheid meer. Waar ik als advies naar toe wil is een hernieuwde inzet van
vakbonden op de professionaliteit van werknemers door werkgevers meer
verantwoordelijkheid te geven. Het vroegere systeem van gedeelde verantwoordelijkheid
werkte beter, aangezien de werkgever al 5% van de totale werktijd moest inplannen voor
scholing. De werkgever voelde dus meer de noodzaak scholingsmogelijkheden te organiseren
voor werknemers. Dat destijds deze afspraken niet altijd nagekomen werden,vaak ook door
weinig ruimte in de begroting, doet daar niets aan af. Het ligt voor de hand er opnieuw met
klem bij werkgevers op aan te dringen valide toekomstgerichte scholingsplannen te
ontwikkelen met duidelijke scholingsbudgetten. Daarnaast moeten werkgevers zeker ook de
uitvoering van scholing zelf ter hand nemen, b.v. door middel van door eigen personeel
verzorgde scholingstrajecten, in het eigen instituut. Er is in eigen huis vaak veel expertise die
niet of nauwelijks met elkaar gedeeld wordt.

Onderzoek
Er wordt geconcludeerd dat steeds meer leraren steeds vaker gebruik maken van verschillende
ICT toepassingen.(Kennisnet, Vier in Balans 2010) Dit laatste is een goede ontwikkeling
maar moet echter zeker genuanceerd worden. Uit mijn directe omgeving en vanuit mijn eigen
ervaring betreft dit met name de jongere leraren. Boven de 40 jarige leeftijd lijkt de
verandercapaciteit en veranderbereidheid drastisch af te nemen. Het lijkt alsof de groep die
zoiets heeft van “eerst zien dan geloven” groter wordt met het stijgen van de leeftijd. Dit zou
onderzocht kunnen worden, aangezien deze groep leraren de meerderheid vormt de komende
5 jaren. Het onderwijs heeft behoefte aan good practices, waarmee aangetoond kan worden
dat het gebruik van ICT middelen de kwaliteit van het onderwijs verbetert. Zie in dit kader als
goed voorbeeld ook het onderzoek van een aantal LIO’s van de HAN bij ROC de Leijgraaf
betreffende het gebruik van Laptops. (ROC de Leijgraaf, 2011)


Marcel Moekotte
AOb academie - juli 2011                       8
Conclusie en discussie.

In mijn inleiding heb ik aangegeven dat oudere leraren vaak “op weg geholpen” moeten
worden met hun ICT vaardigheden. Jongeren zijn in het algemeen “digital natives” (Prensky,
2006), mensen voor wie computers en media normale en veelal onmisbare onderdelen van
hun dagelijkse leefomgeving zijn. Dat wil niet zeggen dat alle jongeren van huis uit bedreven
zijn in het gebruik van computers en media. Maar…ze zitten er middenin, waardoor ze zaken
sneller oppakken en van elkaar overnemen.
        Rond 2005 beginnen de effecten en implicaties hiervan door te dringen in het
onderwijs. De manier van omgaan van jongeren met ICT en media heeft invloed op hun
communicatievoorkeuren, leerstijlen en competenties (Prensky, 2001;Kral, 2010) De
dekkingsgraad van mobiele telefoons b.v. is vanaf de leeftijd van 12 jaar 100%, waarbij het
gebruik en de toepassing van dit mobieltje wel verschillend is. De jongsten gebruiken hun
mobiel voor van alles, behalve bellen. Bij van alles moet men denken aan spelletjes spelen,
sms’en, foto’s en video’s maken en muziek luisteren. Het was hierbij onduidelijk of het niet
gebruiken van de bel functie te maken heeft met een gebrek aan geld of met een bewuste
keuze. (Wijngaards, 2010). Ik pleit er bij dit alles wel voor om in het onderwijs lessen
“omgaan met ICT middelen” of digitale vaardigheid (mediawijsheid) (weer) in het
lessenpakket op te nemen. Er wordt momenteel al geconstateerd dat de vermeende aanwezige
mediawijsheid van de jongeren tegenvalt (Boschma en Groen, 2011) De zogenoemde
mediawijsheid duidt op het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee `burgers`
zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en
fundamenteel `gemedialiseerde` wereld." (Raad voor Cultuur-2005).
        De meeste leerlingen (93%) vinden zichzelf echter wel vaardig genoeg in het omgaan
met ICT middelen. Bij doorvragen blijkt echter dat deze vaardigheden breed geïnterpreteerd
worden. Een ICT-vaardighedentoets aan het begin van de opleiding zou een oplossing kunnen
zijn. (ROC de Leijgraaf, 2011). Leerlingen geven ook aan (62%) dat er leraren zijn die niets
kunnen met de laptop. Ook geeft 49% van de leerlingen aan dat ze merken dat leraren het
gebruik van de laptop niet leuk vinden.
        Het vak mediawijsheid wordt momenteel al opgenomen in het curriculum in het
VO.(Thorbecke scholengemeenschap Zwolle) Ook studenten moet geleerd worden hoe deze
toepassingen in het onderwijs te gebruiken en vooral moeten ze in deze voor allen en alles
toegankelijke wereld leren inschatten wat juist en waar is. Advies aan de AOb om aandacht te
besteden aan dit gegeven voor het MBO.
        Naast het generatieverschil is er ook een verschil in adaptatievermogen of
veranderbereidheid bij mensen wanneer er innovaties voorkomen of uitgezet worden.
De leraar, die meestal een leeftijd heeft tussen de 25 en 65 jaar heeft moeite de student te
volgen betreffende de zich snel ontwikkelende ICT omgeving. Deze leraren zijn meestal
“digital immigrants” (Prensky, 2006). Het zijn mensen die zich moeten (laten) scholen in het
gebruik van ICT middelen. Ze zijn er niet mee opgegroeid. Ze moeten zich aanpassen aan hun
omgeving. Vooral de zogenoemde sociale media nemen een ware vlucht de laatste jaren.
Netwerken is de lifestyle voor de jongste generatie. De nieuwe generatie is gericht op
communicatie en participatie in sociale netwerken (Kral, 2010). ICT wordt intensief gebruikt
voor sociale interactie. Het is ondoenlijk en niet meer van deze tijd om studenten te verbieden
sociale media te gebruiken in de les en om sociale media helemaal buiten het onderwijsproces
te laten. De leraar is ook genoodzaakt zijn social awareness, zijn sociaal bewustzijn, te
ontwikkelen. Er ligt hier dus, naast de verantwoordelijkheid van de werkgever, duidelijk een
eigen verantwoordelijkheid van de professional om bij te blijven en zich te ontwikkelen.
        ICT in het onderwijs gebruiken biedt verschillende kansen. De leraar krijgt meer zicht
op de belevingswereld van de leerling, ICT middelen kunnen helpen het onderwijs te
Marcel Moekotte
AOb academie - juli 2011                      9
innoveren, het onderwijs kan attractiever worden voor leerling en leraar, de kwaliteit van het
onderwijs zal verbeteren. Door de rollenverschuiving van de moderne docent (meer
loopbaanbegeleider dan leraar) moet een leraar meer administratief vastleggen, meer
bijhouden over een student. Dit kan alleen effectief door het gebruik van ICT. Hiervoor moet
ICT met name werkdrukverlagend ingezet worden. Daarnaast is het naar mijn mening ook
nog steeds een taak van de werkgever te zorgen dat de leraar een moderne,
goedfunctionerende medewerker is, die zijn mediageletterdheid (het overdragen en verwerven
van kennis, vaardigheden en inzichten omtrent audiovisuele media met als resultaat
mediacompetent gedrag") blijft ontwikkelen, ongeacht geslacht en leeftijd. Er kan een
driedeling gemaakt worden in de fasen van ontwikkeling in het gebruik van ICT middelen in
het onderwijs. (Brummelhuis ten, 1996; ELFE. 2009) De eerste fase is die waarbij ICT
gebruikt wordt om de traditionele onderwijsmethoden te ondersteunen (een
powerpointpresentatie op een smartboard i.p.v. op een wit scherm of witte muur). Het tweede
niveau is het niveau waarbij het vertrouwen van de leraar in het gebruik van ICT toeneemt en
als gevolg ICT gebruikt om te innoveren, teamteaching toe te passen, bij de individuele
begeleiding van studenten in te zetten en ICT gebruikt bij projecten over verschillende
disciplines. Het derde niveau is het niveau waarin de leraar gaat experimenteren met ICT
middelen, de constructivistische vaardigheden inzet (zelf digitale lesstof gaat samenstellen) en
samenwerkend leren ondersteunt. Praktisch gezien zit de ontwikkeling op Europees niveau
nog steeds tussen fase 1 en 2. Er zit, zoals eerder aangegeven, nog te weinig voortgang in de
ontwikkeling van het gebruik van ICT middelen in het onderwijs.
        Een klein onderzoek bij afdeling Personeel & Organisatie bij mijn ROC leert dat de
gemiddelde leeftijd van het OP 52 jaar is. De meest OP’ers behoren al tot de generatie X
(geboren tussen1956 en 1970). Een klein aantal boven de 60 jaar (163) is nog werkzaam als
OP’er. Zij met name dreigen het onderwijsontwikkelingsproces uit het oog te verliezen en
blijven hangen in oude concepten. Daardoor dreigen zij de aansluiting met de student te
verliezen. Men leeft in verschillende werelden, waardoor de communicatie tussen beide
groepen slechter wordt. Bontekoning, 2010, omschrijft dit mooi in zijn boek “Het
generatieraadsel”: “Op het grensvlak van jeugd en volwassenheid wordt de nieuwe mens zich
bewust van wat hij wil transformeren, terwijl de oudere generatie de neiging heeft om te
volharden in haar eigen wereldbeeld” Ook het onderwijs krijgt hierbij aandacht van
Bontekoning: “De vraagstukken van de jeugd komen voort uit een wereldbeeld dat verschilt
van dat van hun leraren. Die spanning is bijna niet te ondervangen, tenzij er optimaal gebruik
gemaakt wordt van de terugwerkende tendens: niet alleen voedt de leraar de leerling op,
maar de leerling voedt ook de leraar op”. In het eerder genoemde NIDI rapport staat op
pagina 65 een interessante insteek, die een werkgever uit de zorg toepast. Het komt er op neer
dat oudere werknemers niet veroordeeld worden als zij aangeven dat zij tegen problemen
aanlopen door de snel veranderende omgeving. Deze werkgever stelt niet de vraag óf de
werknemer scholing wil. Deze werkgever biedt scholing gewoon aan.
        Daarbij zou in een eventueel onderzoek ook gekeken moeten worden naar de
verschillen tussen mannen en vrouwen. Gerelateerd aan de feminisering van het onderwijs,
die in het MBO trouwens sterk samenhangt met de branche waarin men werkzaam is
(technische beroepen worden meestal bevolkt door overwegend mannen, zowel wat betreft
leraren als studenten, verzorgingsopleidingen bestaan meestal voor het merendeel uit
vrouwelijke studenten en leraren) zijn vrouwen opmerkelijk vaak deeltijdwerkers. (CBS,
2008) Dit aspect heeft invloed op het verandermechanisme. Leraren die een kleine
deeltijdbaan hebben, dit wil zeggen minder dan 28 klokuren werken, hebben minder binding
met het werkproces en blijven achter in kennisontwikkeling. (Min. EZ, 2011). Dit zijn
aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het ontwerpen van
professionaliseringsarrangementen.
Marcel Moekotte
AOb academie - juli 2011                      10
Bij deze arrangementen moet ook rekening gehouden worden met levensfases in
generaties. Het aangeven van kenmerken van generaties en verschillen in generaties heeft hier
dus als doel om aan te geven dat bij de professionaliseringsarrangementen rekening gehouden
wordt met deze kenmerken en verschillen. Er moeten “just in time’’scholingsarrangementen
uitgezet worden waarbij elke docent uit elke generatie op elk willekeurig moment kan
instappen.Volgens de innovatietheorie van Rogers moeten verschillende doelgroepen
verschillend benaderd worden. De zogenoemde innovators en early adopters (samen zo’n 16
%) zijn mensen die graag willen experimenteren. De grootste groep (68%) wil gewoon weten
of iets werkt als het toegepast wordt en of het voordelen biedt. Of leerlingen er dus beter van
gaan leren. Het aanleveren van bewijslast, dat ICT in het onderwijs bruikbaar is, is dus erg
belangrijk. Daarbij kunnen de eerste groepen (16%) dus een belangrijke rol spelen.
        Om de benodigde en aanwezige kennis in beeld te krijgen kunnen scholen (MBO
colleges) gebruik maken van een E-coach, die teams ondersteunt bij het in kaart brengen
hiervan, aangeeft waarop leraren zich op ICT gebied moeten scholen en arrangementen kan
uitzetten voor teams en leraren. Deze E-coaches moeten een belangrijke adviserende stem
krijgen in het uitzetten van beleid op ICT gebied, vanuit technologisch maar ook vooral vanuit
het didactisch aspect. E-coaches zouden dan zowel inzicht moeten hebben in de
ontwikkelingen op technologisch als op didactisch gebied. E-coaches zou men ook kunnen
aanduiden als “digitale onderwijskundigen”
Verder moet de scholing het vrijwillige karakter kwijt. Het kan niet zo zijn dat de werkgever
scholingsbudgetten beschikbaar stelt, waarbij vervolgens managers en werknemers geen
“kans” zien om hier gebruik van te maken. Meestal worden scholingsbudgetten aan het eind
van de rit weer gehalveerd aangezien er geen of te weinig gebruik van gemaakt is. Ook moet
de kwaliteit van de scholingstrajecten omhoog. Uit internationaal onderzoek blijkt dat leraren
2 problemen aangeven bij (na)scholingstrajecten: conflict met bestaande roosters en te weinig
geschikte scholingsmogelijkheden. (OECD, Talis 2009) De professionele ontwikkeling van de
werknemer moet voor werkgever en werknemer een voor de hand liggende ontwikkeling zijn,
waaraan geen concessies gedaan kunnen worden. De kwaliteit van het onderwijs moet niet ter
discussie staan. De kwaliteit van het onderwijs moet een vanzelfsprekend gegeven zijn.

Dankwoord:
Deze paper is het product van een jaar professionaliseringstraject bij de Algemene
onderwijsbond te Utrecht. Uitgangspunt bij deze professionalisering is om kaderleden en
mensen van buiten de AOb op te leiden voor functies binnen de AOb. De groep van
”schooljaar” 2010-2011 was zeer divers en zeer prettig om mee samen te werken. De
bijeenkomsten waren inspirerend en leerzaam. Ik wil vooral de cursusleider, mevrouw Brigit
Linssen bedanken voor haar aandacht, inzet en deskundigheid. Daarnaast een woord van dank
aan mijn begeleider vanuit het hoofdbestuur, de heer Bert Imminga, die mij de goede richting
aangegeven heeft en mijn vraagtekens zoveel mogelijk heeft proberen weg te nemen.
Tenslotte wil ik de AOb bedanken voor de geboden mogelijkheid om dit
professionaliseringstraject te volgen.
Ik hoop dat de AOb iets kan met het advies geformuleerd in deze paper. Dit is uiteindelijk het
uitgangspunt van deze inspanning.




Marcel Moekotte
AOb academie - juli 2011                      11
Literatuurlijst:

European Trade Union Committee for Education (2008). Teacher Education in Europe. An
       Etuce policy paper.
European Trade Union Committee for Education (2009). Enhancing pedagogical use of ICT
       in education. European E-learning forum for Education 2.(ELFE 2)
Gerrichhauzen, J. (2007). De lerende en onderzoekende docent: Professionalisering
       versnellen met HRM beleid, afstandsonderwijs en werkplekleren. Open Universiteit
       Nederland.
Leeuwen van, J. (2008). Docentenrollen en ICT. Onderzoek naar de veranderende
       docentenrollen door het gebruik van ICT. Universiteit Utrecht.
Mijland, E. (2011). Ideeënboek sociale media in het onderwijs.
Kennisnet (2010). Vier in balans monitor 2010. ICT in het onderwijs: de stand van zaken.
Geerdink, G. (red) (2010) Het kind, de leerkracht en het onderwijs. Terugblikken en
       vooruitzien. Arnhem: PABO
Bontekoning, A (2011) Het generatieraadsel. Ontdek de kracht van generaties. Mediawerf
VIVES (2011) Vakblad voor (ICT) vernieuwingen in het onderwijs – de leraar moet weer
       leren (114)
Van de Veerdonk en Callaars, 2011. Laptops, Daar weet ik toch alles van? HAN.
OECD (2009) Creating Effective Teaching and Learning Environments- First results from
       TALIS.


Via internet:
http://www.han.nl/start/graduate-school/nieuws/nieuws/han-lector-marijke-kral-o/
Mediageletterdheid nieuwe digitale kloof.
http://www.elearningeuropa.info/files/media/media11563.pdf
Access and use of ICT in European schools 2006.
http://platformleren.wordpress.com/2011/05/26/sociale-media-en-onderwijs/
Sociale media en onderwijs. Platform leren.
http://ernomijland.com/
Sociale media in het onderwijs bij Leraar 24.
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/arbeid-sociale-
         zekerheid/publicaties/artikelen/archief/2009/persbericht-emancipatimonitor.htm
Emancipatiemonitor 2008.
http://overhetnieuwewerken.nl/nieuws/kleine-deeltijdbanen-minder-kennis
Kleine deeltijdbanen, minder kennis.
http://youngmarketing.web-log.nl/youngmarketing/2010/12/boek-generatie-einstein-30-in-10-
         oneliners.html
Recensie Boek “Generatie Einstein 3.0” in 10 oneliners.
http://ltc.umanitoba.ca/wikis/KnowingKnowledge/index.php/Main_Page
Siemens, G. (2006) knowing Knowledge (WIKI) (Online)




Marcel Moekotte
AOb academie - juli 2011                   12

Más contenido relacionado

Destacado

Bachelor paper: how to get free publicity for your advertising campaign
Bachelor paper: how to get free publicity for your advertising campaignBachelor paper: how to get free publicity for your advertising campaign
Bachelor paper: how to get free publicity for your advertising campaignJudithstr
 
Paper sportpsychologie
Paper sportpsychologiePaper sportpsychologie
Paper sportpsychologieLindevanerp
 
Mgo Paper Ord2011 Versie 05062011
Mgo Paper Ord2011 Versie 05062011Mgo Paper Ord2011 Versie 05062011
Mgo Paper Ord2011 Versie 05062011Heks1956
 
Een procesmodel voor de beoordeling van competent handelen
Een procesmodel voor de beoordeling van competent handelenEen procesmodel voor de beoordeling van competent handelen
Een procesmodel voor de beoordeling van competent handelenErik Roelofs
 
Paper over socialiteren: de moderne vorm van solliciteren!
Paper over socialiteren: de moderne vorm van solliciteren!Paper over socialiteren: de moderne vorm van solliciteren!
Paper over socialiteren: de moderne vorm van solliciteren!Josien Harder
 
ERP a research & study paper by ejaz ahmed bhatti
ERP a research & study paper by ejaz ahmed bhattiERP a research & study paper by ejaz ahmed bhatti
ERP a research & study paper by ejaz ahmed bhattiEjaz Bhatti
 

Destacado (8)

Bachelor paper: how to get free publicity for your advertising campaign
Bachelor paper: how to get free publicity for your advertising campaignBachelor paper: how to get free publicity for your advertising campaign
Bachelor paper: how to get free publicity for your advertising campaign
 
Stappenplan
StappenplanStappenplan
Stappenplan
 
Paper sportpsychologie
Paper sportpsychologiePaper sportpsychologie
Paper sportpsychologie
 
Inleiding
InleidingInleiding
Inleiding
 
Mgo Paper Ord2011 Versie 05062011
Mgo Paper Ord2011 Versie 05062011Mgo Paper Ord2011 Versie 05062011
Mgo Paper Ord2011 Versie 05062011
 
Een procesmodel voor de beoordeling van competent handelen
Een procesmodel voor de beoordeling van competent handelenEen procesmodel voor de beoordeling van competent handelen
Een procesmodel voor de beoordeling van competent handelen
 
Paper over socialiteren: de moderne vorm van solliciteren!
Paper over socialiteren: de moderne vorm van solliciteren!Paper over socialiteren: de moderne vorm van solliciteren!
Paper over socialiteren: de moderne vorm van solliciteren!
 
ERP a research & study paper by ejaz ahmed bhatti
ERP a research & study paper by ejaz ahmed bhattiERP a research & study paper by ejaz ahmed bhatti
ERP a research & study paper by ejaz ahmed bhatti
 

Similar a Paper Ict In Het Onderwijs Moekotte Def

Hoe verveel ik mijn toeschouwers dood?
Hoe verveel ik mijn toeschouwers  dood?Hoe verveel ik mijn toeschouwers  dood?
Hoe verveel ik mijn toeschouwers dood?Karin Winters
 
Presentatie visiesessie groene hart mm020610
Presentatie visiesessie groene hart mm020610Presentatie visiesessie groene hart mm020610
Presentatie visiesessie groene hart mm020610Björn Lamet
 
Social Media & Onderwijs: Is kennis nog wel macht?
Social Media & Onderwijs: Is kennis nog wel macht?Social Media & Onderwijs: Is kennis nog wel macht?
Social Media & Onderwijs: Is kennis nog wel macht?Hogeschool Inholland
 
Tablets, vliegwiel onderwijsinnovatie?
Tablets, vliegwiel onderwijsinnovatie? Tablets, vliegwiel onderwijsinnovatie?
Tablets, vliegwiel onderwijsinnovatie? Marcel Kesselring
 
Opdracht visie op ICT docx
Opdracht visie op ICT docxOpdracht visie op ICT docx
Opdracht visie op ICT docxMoriauMarthe
 
Hap Snap presentatie School van de Toekomst en Kennisnet
Hap Snap presentatie School van de Toekomst en KennisnetHap Snap presentatie School van de Toekomst en Kennisnet
Hap Snap presentatie School van de Toekomst en KennisnetWilfredRubens.com
 
De sociale leeromgeving een naadloze overgang van offline naar online en terug
De sociale leeromgeving een naadloze overgang van offline naar online en terugDe sociale leeromgeving een naadloze overgang van offline naar online en terug
De sociale leeromgeving een naadloze overgang van offline naar online en terugFleur Prinsen
 
2015 28 september Dudok Den Haag2
2015 28 september Dudok Den Haag22015 28 september Dudok Den Haag2
2015 28 september Dudok Den Haag2Maaike Miedema
 
ELO's implementeren in het VO
ELO's implementeren in het VOELO's implementeren in het VO
ELO's implementeren in het VOTim Remmers
 
Ict weten-waarom-waartoe
Ict weten-waarom-waartoeIct weten-waarom-waartoe
Ict weten-waarom-waartoeArtevelde - VUB
 
'Internet is een fantastische leeromgeving' - Essay voor Stichting Kennisnet
'Internet is een fantastische leeromgeving' - Essay voor Stichting Kennisnet'Internet is een fantastische leeromgeving' - Essay voor Stichting Kennisnet
'Internet is een fantastische leeromgeving' - Essay voor Stichting KennisnetRinkweijs
 
Essay Kennisnet Internet Is Een Fantastische Leeromgeving!
Essay Kennisnet   Internet Is Een Fantastische Leeromgeving!Essay Kennisnet   Internet Is Een Fantastische Leeromgeving!
Essay Kennisnet Internet Is Een Fantastische Leeromgeving!Homozappiens
 

Similar a Paper Ict In Het Onderwijs Moekotte Def (20)

Hoe verveel ik mijn toeschouwers dood?
Hoe verveel ik mijn toeschouwers  dood?Hoe verveel ik mijn toeschouwers  dood?
Hoe verveel ik mijn toeschouwers dood?
 
Presentatie visiesessie groene hart mm020610
Presentatie visiesessie groene hart mm020610Presentatie visiesessie groene hart mm020610
Presentatie visiesessie groene hart mm020610
 
Social Media & Onderwijs: Is kennis nog wel macht?
Social Media & Onderwijs: Is kennis nog wel macht?Social Media & Onderwijs: Is kennis nog wel macht?
Social Media & Onderwijs: Is kennis nog wel macht?
 
Tablets, vliegwiel onderwijsinnovatie?
Tablets, vliegwiel onderwijsinnovatie? Tablets, vliegwiel onderwijsinnovatie?
Tablets, vliegwiel onderwijsinnovatie?
 
Opdracht visie op ICT docx
Opdracht visie op ICT docxOpdracht visie op ICT docx
Opdracht visie op ICT docx
 
Hap Snap presentatie School van de Toekomst en Kennisnet
Hap Snap presentatie School van de Toekomst en KennisnetHap Snap presentatie School van de Toekomst en Kennisnet
Hap Snap presentatie School van de Toekomst en Kennisnet
 
De sociale leeromgeving een naadloze overgang van offline naar online en terug
De sociale leeromgeving een naadloze overgang van offline naar online en terugDe sociale leeromgeving een naadloze overgang van offline naar online en terug
De sociale leeromgeving een naadloze overgang van offline naar online en terug
 
Visie op ICT.docx
Visie op ICT.docxVisie op ICT.docx
Visie op ICT.docx
 
2015 28 september Dudok Den Haag2
2015 28 september Dudok Den Haag22015 28 september Dudok Den Haag2
2015 28 september Dudok Den Haag2
 
Visie op ICT: 26Sep.docx
Visie op ICT: 26Sep.docxVisie op ICT: 26Sep.docx
Visie op ICT: 26Sep.docx
 
ELO implementeren in het VO
ELO implementeren in het VOELO implementeren in het VO
ELO implementeren in het VO
 
ELO's implementeren in het VO
ELO's implementeren in het VOELO's implementeren in het VO
ELO's implementeren in het VO
 
Art23educatieve
Art23educatieveArt23educatieve
Art23educatieve
 
Ict weten-waarom-waartoe
Ict weten-waarom-waartoeIct weten-waarom-waartoe
Ict weten-waarom-waartoe
 
'Internet is een fantastische leeromgeving' - Essay voor Stichting Kennisnet
'Internet is een fantastische leeromgeving' - Essay voor Stichting Kennisnet'Internet is een fantastische leeromgeving' - Essay voor Stichting Kennisnet
'Internet is een fantastische leeromgeving' - Essay voor Stichting Kennisnet
 
Essay Kennisnet Internet Is Een Fantastische Leeromgeving!
Essay Kennisnet   Internet Is Een Fantastische Leeromgeving!Essay Kennisnet   Internet Is Een Fantastische Leeromgeving!
Essay Kennisnet Internet Is Een Fantastische Leeromgeving!
 
Visie op ICT
Visie op ICTVisie op ICT
Visie op ICT
 
Visie op ICT.docx
Visie op ICT.docxVisie op ICT.docx
Visie op ICT.docx
 
Visie op ICT.docx
Visie op ICT.docxVisie op ICT.docx
Visie op ICT.docx
 
Visie op ICT.docx
Visie op ICT.docxVisie op ICT.docx
Visie op ICT.docx
 

Paper Ict In Het Onderwijs Moekotte Def

  • 1. ICT in het Onderwijs Hoe kan de oudere docent in het MBO meer enthousiast gemaakt worden voor het gebruik van ICT1 middelen? 'I just cannot accept excuses about technology being optional, whether it's from someone who is new to teaching or others who are close to retirement. There are children in those classrooms every day who deserve the best education we can offer them, and it is completely unfair if that education is less than it should be because someone wants to pick and choose which aspects of their job they feel are important. No child should have to put up with out of date learning experience just because their close-to-retirement teacher is "taxiing to the hangar".' Chris Betcher Australische Docent Genomineerd voor beste Edublog 2010 Tekst aangeleverd door collega in LinkedIn discussie. 1 De term ICT moet in deze paper zo ruim mogelijk worden geïnterpreteerd: computers, het internet, games, profielsites en multimedia zoals mobiele telefoon, digitale camera’s, videocamera’s en interactieve schoolborden kan men hiertoe rekenen. Marcel Moekotte AOb academie - juli 2011 1
  • 2. Inleiding. Uitgangspunt: Het uitgangspunt van deze paper is te benoemen waarom het merendeel van de leraren, die nu tussen 40 en 65 jaar oud zijn, die men tot het oudste deel van de “generatie X” (tot 55 jaar oud) en tot de “protestgeneratie“ (55 tot 65 jaar) mag rekenen, minder vaardig zijn in het gebruik van ICT bij hun werkzaamheden en waarom die vaardigheid ook niet verder of slechts zeer traag ontwikkeld wordt. Voor een deel probeer ik dit te verklaren vanuit bestaande generatieverschillen. Voor een deel ook uit de verschillen in veranderbereidheid van onderwijzend personeel, voor een ander deel vanuit gebrekkige professionalisering van onderwijspersoneel. Als laatste vanuit de haperende inzichten en bewijzen over de meerwaarde van ICT middelen voor het onderwijs Daaruit volgend is het zaak een advies te formuleren voor de Algemene Onderwijsbond, waarmee de bond maatregelen kan benoemen in overleg met werkgevers en vast kan laten leggen in CAO’s om de ICT vaardigheden van deze groep medewerkers te bevorderen en daarnaast bijeenkomsten voor medewerkers, leden dus, kan organiseren waarbij onderwijsinhoudelijk goede voorbeelden uitgewisseld worden en de meerwaarde van ICT aangegeven wordt. Werksituatie: Bij mijn werk als docent aan een Regionaal Opleidingen Centrum (ROC) is het tijdens lessen en andere werkzaamheden, zoals voorbereiding van lessen en communicatie met studenten en collega’s buiten lessen om, onontkoombaar geworden een PC te gebruiken. Het dagelijks communiceren met collega’s en studenten vindt bijvoorbeeld voor een groot deel plaats via e- mail. De PC heeft in de omgeving waarin ik werk, het onderwijsteam recreatie, zelfs de vorm van een laptop aangenomen. Op dit moment maakt mijn team deel uit van een “laptop-pilot” Zowel student als docent werken met een laptop. Dit heeft vooral als voornaamste voordeel dat men mobieler zijn werkzaamheden kan verrichten. Hiermee ben ik altijd mobiel inzetbaar en ook, binnen de gebouwen van dit ROC, verbonden met het netwerk van de werkgever, het intranet, en verder met het internet. Buiten het ROC, zoals thuis en elders kan ik ook gebruik maken van het netwerk van de werkgever middels een VPN (Virtual Private Network) verbinding. Wat betreft deze VPN verbinding ben ik deel van een minderheid. De meeste leraren maken nog geen gebruik van een rechtstreekse verbinding met de servers van de werkgever buiten de schoolgebouwen en buiten de reguliere werktijden. Een onderzoekje bij de Servicedesk ICT van mijn ROC leert dat momenteel ongeveer 20% van het Onderwijzend Personeel (OP) een VPN verbinding gebruikt. Praktische ervaringen: Wat mijzelf hierbij opvalt in de praktijk en wat een bevestiging van bovenstaande is, is dat zowel de technische kennis van het gebruik van de laptop, als het gebruik van de software die op deze laptop staat bij de meerderheid van mijn collega’s gering is. Een aantal collega’s moet “op weg geholpen” worden met de vaardigheden. Zij redden zich dan vervolgens met de werkzaamheden die digitaal gebeuren moeten, zoals e-mail en presentieregistratie. Is er iets nieuws aan de orde, dan moeten zij meteen weer ondersteuning van een collega of student vragen. Het gebruik van middelen als de computer of het smartboard om eigen gemaakte lesstof te presenteren, het construeren, blijft achterwege. Het gebruik van deze middelen is beperkt tot “substitutie” (vervanging) van middelen. (Een PowerPoint presentatie op een smartboard weergeven i.p.v. op een wit scherm) Studenten geven aan dat juist hiermee ver betering te behalen is. Volgens hen kunnen docenten meer laten zien via internet en kunnen ze meer met beeld les geven (ROC de Leijgraaf, 2011). Marcel Moekotte AOb academie - juli 2011 2
  • 3. Generatieverschillen: Vanuit de dagelijkse praktijk is er ook een verschil aan te geven tussen enerzijds de groep collega’s van 25 tot 40 jaar oud en anderzijds collega’s die in de categorie 40 tot 65 jaar vallen. De eerste groep kan zich redelijk zelfstandig redden met de faciliteiten, hardware en software, die op school aanwezig zijn. Vanuit mijn directe omgeving zijn er collega’s tussen de 25 en 40 jaar die ook al veel natuurlijker, meer vanzelfsprekend de computer gebruiken bij hun werkzaamheden en daarbij ook meer vaardigheden vertonen. Ook zie ik deze collega mobiele telefoons gebruiken en dan de geavanceerde vorm, zogenoemde smartphones, waarmee men dus ook eenvoudig kan mailen, internetten etc. De collega’s die behoren tot de leeftijdsgroep 40 tot 65 moeten vaak “op weg geholpen” worden, zoals boven omschreven. Deze laatsten zijn mensen die niet met de computer opgegroeid zijn zoals de tegenwoordige jeugd dat wel is. Hoewel de jeugd, ook wel netgeneratie (Oblinger en Oblinger, 2005), Homo Zappiens (Veen & Vrakking, 2006) of generatie Einstein (Boschma en Groen, 2006) genoemd, volop gebruik maakt van ICT en media, zien zij deze middelen niet als nieuwe technologie. De jeugd denkt meer in activiteiten die je met die middelen kunt doen. (Kral, 2010). Theoretisch kader. Generatiekenmerken en verschillen. Generatie-indeling. De volgende generatie-indeling heb ik als uitgangspunt genomen (Becker, 1992). Mensen geboren tussen 1941 en 1955 behoren tot de Protestgeneratie. Zij zijn in het onderwijs nu tussen 55 en 65 jaar oud. Mensen geboren tussen 1956 en 1970 behoren tot de Generatie X. Zij zijn tussen de 40 en 55 jaar oud. Mensen geboren tussen 1971 en 1985 behoren tot de Pragmatische generatie. Zij zijn nu tussen de 25 en 40 jaar oud. De jongere generatie, de Generatie Y, geboren tussen 1986 en 2000 zijn tussen de 10 en 25 jaar oud. De gemiddelde leeftijd van mijn collega’s die onderwijs verzorgen is momenteel 52 jaar (P&O-ROC van Twente, 2011). Generatieverschillen. De 60+ ers, onderdeel van de protestgeneratie en altijd nog een aanzienlijk deel van het personeelsbestand in MBO scholen, zoeken de samenwerking meer op, zijn ook geneigd te luisteren. Ze zoeken naar hun toegevoegde waarde. Waaraan kunnen ze met hun ervaring nog bijdragen? Ze willen waardering van hun managers. De 60+ ers hebben door hun enorme inhoudelijke kennis van zaken de mogelijkheid tot super specialiseren en kennisoverdracht. Maar..er zijn ook kwetsbare kanten. Ze hebben de buik vol van het (management) sturen in een richting die ze niet willen. Ze sluiten zich gemakkelijk af, waardoor het lijkt dat ze niets meer willen (Bontekoning, 2010). Dan het momenteel grootste deel van de werkenden in het MBO: de generatie X (geboren tussen 1955 en 1970) Deze groep zit in de levensfase “onderweg naar de leiderschapsfase”. Ze zijn tussen de 45 en 60 jaar oud. Kenmerkend voor deze groep medewerkers is dat ze met elkaar meedenken en luisteren naar elkaar. Ze zoeken naar de balans tussen inhoud en proces. Ze hebben een constructieve grondhouding. Ze benutten verschillen in kennis en vaardigheden. Ze willen mensen bewust laten zijn van wat er speelt en hen zo activeren er zelf iets aan te doen. Verder is deze groep gericht op het positief benutten van multiculturele verschillen. Ze verbeteren de kwaliteit van processen en van professies. De generatie X is voornamelijk op anderen gericht, niet op zichzelf. Maar…ook deze groep heeft kwetsbare kanten: ze willen graag gewaardeerd worden om wat ze zijn zonder dat van de daken te schreeuwen. Ze worden door andere generaties als grijze muizen Marcel Moekotte AOb academie - juli 2011 3
  • 4. afgeschilderd, juist omdat ze zich niet laten horen. Er is vooralsnog minder vertrouwen in het leiderschap van deze X’ers (Bontekoning, 2010). Vervolgens noem ik de pragmatische generatie, de generatie in het arbeidsproces die tussen de 30 en 45 jaar oud is. Deze groep is nog in de minderheid t.o.v. de generatie X maar al wel duidelijk aanwezig. De kenmerken van deze groep zijn dat het netwerkende individuen zijn, die voortduren zoeken naar pragmatisch samenwerkingsverbanden. Eigen belang en organisatiebelang zijn hetzelfde. Ze willen kwaliteit en kennis van mensen benutten, het liefst meteen. Ze zoeken graag de interactie op, zijn concreet, open, direct en persoonlijk. Ze willen een goede procesvorm om snel tot concrete resultaten te kunnen komen. Ze willen positief gestimuleerd worden en waarderen een goede werksfeer. Maar ook deze groep heeft kwetsbare kanten…Ze lijken gevangen in de bestaande cultuur. De moed om zich te bewegen buiten de bestaande paden lijkt gering. Ze worden dan braaf, en volgzaam en lijken ontmoedigd, met als gevolg verlies aan werkenergie. Dit gevaar is latent aanwezig aangezien de oudere generaties meestal de toon zetten en de cultuur bepalen, waarbij de jongere generaties verwacht worden zich aan te passen. Als ze vastlopen hebben ze de neiging om achterover te hangen en kritisch te wijzen naar oudere generaties. Ze hebben juist steun nodig van andere generaties, maar stralen helaas uit dat ze het zelf wel kunnen. Ze moeten nog leren naar de ratio te luisteren. (Bontekoning, 2010). Als laatste noem ik de generatieY, ook wel screenagers of generatie Einstein genoemd. Voor deze werknemers is werken een prettig tijdverdrijf. Het samenwerken moet voldoening opleveren en zin hebben. Op alle gebieden en m.n. op gebied van ICT leren ze in multiculturele netwerken en ze verkeren in verschillende sociale netwerken. Ze willen zinvolle contacten. Ze zijn mediasmart of mediawijs en kunnen goed multitasken en zijn ook gewend aan en gewapend tegen snelle technologische veranderingen (Bontekoning, 2010). Veranderende rollen: Dat ik mij bij deze paper beperk tot de MBO docent heeft als reden dat de rollen die een docent vervult bij het onderwijsproces in de verschillende sectoren, PO, VO en MBO, aanzienlijk verschillen. Dit is onderzocht, ook in opdracht van de Algemene Onderwijsbond, door van Leeuwen (2008). Zij gaat in haar onderzoeksrapport uit van 5 verschillende rollen die leraren kunnen hebben: uitvoerder, ontwerper, onderzoeker, teamlid/begeleider en lerende professional. De navolgende zaken hebben betrekking op de rollen van leraren in het MBO. Van Leeuwen vermeldt in dit rapport, waarin met name onderzocht is hoe deze docentrollen veranderen door het gebruik van ICT, dat de docent als uitvoerder ontlast zal worden door ICT, waarbij hij meer als coach in taakgerichtheid van de student zal moeten optreden. In zijn rol als ontwerper is er een groot verschil tussen een docent in ontwikkeling en een gevorderde docent. Hoe vaardiger de docent wordt hoe meer hij de computer zal gebruiken in deze rol. Als onderzoeker zet de docent de computer blijkbaar in bij het analyseren van gedragsproblemen bij studenten. Ook bij deze rol bepaalt de vaardigheid de mate van gebruik. Wanneer men het beziet vanuit de rol van teamlid/begeleider dan wordt deze rol prominenter voor de MBO docent vanwege het feit dat onderwijs steeds meer integratief wordt in het MBO. Men geeft niet meer alleen een vak. Het team verzorgt samen een opleiding. Als lerende professional blijkt de docent open te staan voor hulp van collega’s en studenten. Hierbij wordt aangenomen dat een docent met meer computervaardigheden ook meer plezier beleeft aan het gebruik van ICT. Een leuk voorbeeld van dit laatste is het initiatief van studenten van een ICT opleiding van het ROC van Twente om de leraren wegwijs te maken in het gebruik van sociale media. Marcel Moekotte AOb academie - juli 2011 4
  • 5. Indeling perioden ontwikkeling ICT in onderwijs. Als we de periode indeling van Marijke Kral (eerste lector bij de HAN, praktijkgericht onderzoek betreffende zinvolle integratie ICT in onderwijs - in vijftien jaar onderwijs en ICT in vogelvlucht - 2010) aanhouden kunnen we de tot het volgende overzicht komen. De periode tot 2000: technologie en voorzieningen staan centraal. De Personal computer deed rond 1985 zijn intrede in het onderwijs. Allereerst als “stand alone”, niet in een netwerk verbonden dus. Tot 1995 wordt er geïnvesteerd in netwerkarchitectuur- het intranet. Vanaf 1995 wordt het “World Wide Web” uitgerold in het onderwijs. Intranet (schoolgebonden) en extranet (zoals Internet) worden uitgebouwd. De verbinding met de buitenwereld komt tot stand. De periode van 2000 tot 2005: de aandacht komt in deze periode te liggen op het leren en het didactisch handelen van de docent d.m.v. het gebruik van ICT middelen. De meest leraren worden hier geconfronteerd met het Digitaal Rijbewijs. De docent wordt dan daarna helemaal afhankelijk van de ICT ondersteuning, de zogenoemde servicedesks of helpdesks. De netwerkbeheerders en ICT coördinatoren doen hun intrede. Deze gaan ook steeds meer de infrastructuur bepalen en sturen daarmee onbedoeld het onderwijsproces. Een tendens die sinds kort onderkend wordt en die men probeert bij te sturen. Managers verwachten dat kennisconstructie met ICT een veel belangrijker rol gaat spelen in de toekomst. Voor leraren is dit veel minder vanzelfsprekend. (Kennisnet, 2010). Uitgangspunt bij dit alles moet blijven dat de docent gevraagd wordt wat hij nodig heeft voor het onderwijsproces. (Kennisnet/Zenc, 2011) De periode na 2005: de student en de rol van ICT in zijn leefwereld staan voorop. In deze laatstgenoemde periode zitten wij nu. Momenteel vinden er in een onnavolgbare versnelling ontwikkelingen plaats op ICT gebied. De sociale media nemen een prominente plaats in op het Internet en bepalen het digitale spectrum. Voorbeelden hiervoor zijn toepassingen als Hyves, Facebook, Twitter, LinkedIn etc. Dit zijn toepassingen waarbij (vooral) jongeren met elkaar communiceren en socialiseren. Competenties van leraren. Volgens de “Vier in Balans Monitor 2010” van Kennisnet moet de leraar naast vakinhoudelijke kennis en didactische vaardigheden ook beschikken over ICT vaardigheden. Hierbij worden deze laatste opgedeeld in basis ICT vaardigheden, zoals omgaan met standaard toepassingen als tekstverwerken en e-mail en didactische ICT vaardigheden, waarmee ICT als hulpmiddel in leersituaties kan worden ingezet. Dit laatste kan opgesplitst worden in het lesstof arrangeren (het bekende “knippen en plakken”, nu dan digitaal) en lesstof construeren (het zelf ontwerpen van lesstof). Het zou wat betreft professionalisering het meest ideaal zijn als alle leraren digitaal zouden kunnen construeren. Ik besef daarbij dat de meeste leraren niet goed zijn in het construeren van lesstof, of dat nu digitaal is of niet. Bovendien willen veel leraren helemaal geen lesstof construeren. Zij laten dit liever over aan uitgeverijen. Ook leerlingen vinden dat docenten kennis moeten hebben van de werking van ICT middelen en minimaal met de software om moeten kunnen gaan die op school gebruikt wordt. Ervaring is, als dat niet het geval is, dat er teveel onderwijstijd verloren gaat (ROC de Leijgraaf, 2011). De ideale situatie levert leraren op die door een volledige ondersteuning van ICT middelen in staat zijn hun (les)tijd efficiënter te gebruiken, meer met de studiebegeleiding van leerlingen bezig kunnen zijn en daarmee de kwaliteit van het onderwijs kunnen verbeteren. De ICT voorzieningen in de scholen zijn behoorlijk op orde en de meeste docenten beschikken over basisvaardigheden om met ICT om te gaan. Het gebruik in de les is echter beperkt (Kral, 2010). Het gebruik van ICT middelen ten behoeve van pedagogisch didactische ondersteuning is een ontwikkeling die niet erg snel gaat. Dit is iets waarover men zich Marcel Moekotte AOb academie - juli 2011 5
  • 6. internationaal ook zorgen maakt. (ELFE 2, 2009). Een pluspunt mag genoemd worden dat leraren de wens om geschoold te worden op ICT gebied op de tweede plaats hebben staan, na scholing op speciale onderwijsbehoeften voor leerlingen met leerproblemen. Daarbij staat ICT op de tweede plaats van de 11 onderwerpen voor scholing. (OECD,Talis 2009). De dreigende achterstand van het onderwijspersoneel op het gebied van ICT vaardigheden wordt al de nieuwe digitale kloof genoemd. (Kral, 2010). Uitgangspunt hierbij is dat kennis steeds sneller verouderd en dat er meer en meer actuele kennis en informatie nodig is om te innoveren. Statische kennisstructuren als boeken en wetenschappelijke tijdschriften voldoen niet meer. Kennis wordt nu gedragen in een wereldwijde conversatie. Het leren bestaat uit het bouwen en onderhouden van netwerken. In zijn boek “Knowing Knowledge” benoemt Siemens, 2006, een set aan competenties, zoals patronen herkennen en filteren van informatie, die een lerende en een docent nodig heeft om deel te kunnen nemen aan deze wereldwijde conversatie en te kunnen participeren in kennisnetwerken. Deze competenties hebben te maken met “multimediale geletterdheid” Advies aan de Algemene Onderwijsbond. Rol voor vakbond De snelle veranderingen op het gebied van ICT nodigen ook de vakbond uit hier aandacht aan te schenken en hiervan de voordelen voor het onderwijs te onderkennen en te onderzoeken. De onlangs opgerichte onderwijscoöperatie kan hierin een belangrijke rol spelen. Scholing. De scholing c.q. de ontwikkeling van medewerkers is niet in de laatste plaats ook een verantwoordelijkheid voor de werkgever. De werkgever kan de medewerker entameren om zich te ontwikkelen. Op het gebied van het gebruik van ICT middelen is hier nog veel winst te behalen. De winst is niet alleen aanwezig voor de medewerker – hij kan efficiënter werken, heeft daardoor meer tijd over om andere zaken te doen en zich in te zetten voor kwalitatief beter onderwijs. De winst is ook zeker aanwezig voor de werkgever. De werkgever heeft medewerkers in dienst die studenten beter kunnen volgen, die beter in staat zijn de computer in te zetten bij hun werkzaamheden, die minder snel gefrustreerd raken vanwege gebrekkige computervaardigheden, die daardoor ook minder werkdruk zullen ervaren. Dit laatste echter alleen mits docenten de gewonnen tijd kunnen inzetten voor eigen scholing, het verder ontwikkelen van digitale lesstof en het intensiever begeleiden van studenten en niet wanneer docenten andere taken, die niet direct bijdragen aan onderwijsproces of onderwijsontwikkelingen, toegeschoven krijgen door de werkgever. Vertalen naar arrangementen. De scholing moet zeker niet als een eenheidsworst gezien worden zoals eerder het digitaal rijbewijs aangeboden is. De verschillende generaties in hun verschillende levensfasen hebben behoefte aan verschillende benadering: Hoe kan dit vertaald worden naar ICT scholingvoor de protestgeneratie (60+) in een organisatie? Met deze generatie praten, de uitgangspunten van de organisatie bespreken in voortgangsgesprekken, als werkgever een goed scholingsplan ter beschikking hebben, vastleggen wat deze werknemer nog kan betekenen voor de organisatie, inzetten voor interne scholing aan jongere collega’s, met name om kennisoverdracht en overdracht van rijke ervaring zeker te stellen. Leraar van deze leeftijd ook vooral rol van eerder genoemde lerende professional geven. Versnelde professionalisering mogelijk maken. Deze groep nog op het niveau proberen brengen van het digitaal arrangeren van lesstof. (het digitaal knippen en plakken) Uit internationaal onderzoek Marcel Moekotte AOb academie - juli 2011 6
  • 7. blijkt dat deze categorie de minste (bij)scholing ontvangt, gemiddeld maar 14 dagen per jaar. Dit tegen 21 dagen gemiddeld voor leraren onder de 30 jaar. (OECD, talis 2009) Als men uitgaat van 10% scholing – gangbaar in de meeste CAO’s – dan zou in de BVE 20 dagen per jaar het uitgangspunt moeten zijn voor alle docenten! Hoe kan dit voor de generatie X vertaald worden naar ICT scholing in een organisatie? Aangezien deze groep de grootste is in het werknemersveld en gezien de veranderende pensioenleeftijd nog minimaal 11 tot 26 jaar geacht wordt werkzaam te zijn, is het zaak deze groep gedegen scholingstrajecten aan te kunnen bieden, zonder dat ze erom vragen, (aangezien ze dat, gelet op bovenstaande generatiekenmerken, niet zullen doen), waarbij zij op een niveau gebracht worden lesstof te kunnen arrangeren én construeren. Bij dat laatste moet men zich voorstellen dat zij in staat zijn zelfstandig lesstof vanuit hun vakgebied te verzamelen en aan te bieden in een digitale omgeving, zoals b.v. het ontwikkelen van een website (wiki), het kunnen ontwikkelen van een online vragenlijst, het nuttig gebruiken van een ELO, het studenten laten reflecteren via online enquêtes, het studenten laten bloggen over hun BPV (stage), het kunnen aanvullen van digitale lesstof met eigen opdrachten (mogelijkheid wordt door aantal uitgevers al geboden), kortom het onder de knie hebben van digitale kennisconstructie. Hiermee moet in aan te bieden arrangementen rekening gehouden worden. Deze groep niet vragen naar behoeften, maar gewoon aanbieden. Hoe kan dit voor de pragmatische generatie vertaalt worden naar ICT scholing in een organisatie? Deze groep heeft wellicht het meest behoefte aan scholing. Uit het laatste MTO bij het ROC van Twente blijkt dat deze groep (35 tot 45 jaar) ontevreden is over hun ontwikkelingsmogelijkheden. De heersende cultuur bepaalt de scholingsmogelijkheden. Leraren uit de oudere generaties vinden dat ze het zo al druk genoeg hebben. Deze zullen hen niet aansporen zich te ontwikkelen en te scholen. Waarom zouden jongeren zich kunnen scholen, terwijl ze daar zelf ook nooit de tijd voor genomen hebben? De pragmaten laten dit teveel over zich heen gaan en eisen de ontwikkelingsmogelijkheden niet op. Nauwelijks zijn zij zich ook bewust van de mogelijkheden, aangezien de inhoud van de CAO niet bekend is. Deze groep vragen naar behoeften en vervolgens scholingsarrangementen zo aanbieden dat deze generatie makkelijk kan opstappen bij trajecten.. Aandachtspunt voor de vakbond om dit met werkgevers te bespreken. Uit internationaal onderzoek blijkt dat gemiddeld 55% van de leraren meer ontwikkelingsmogelijkheden willen dan ze nu krijgen. (OECD, Talis 2009) Hoe kan dit voor de generatie Y vertaalt worden naar ICT scholing in een organisatie? Deze groep is opgegroeid met de computer. Het is zaak deze groep constructivistische trajecten aan te bieden. Ze moeten leren de lesstof digitaal aan te bieden, te construeren, en dus optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die ICT te bieden heeft. Vervolgens kunnen zij ingezet worden om de oudere generaties te scholen en bij te spijkeren in het gebruik van ICT. Dagelijkse praktijk. Vanuit vorige CAO’s was het al gebruikelijk vanuit afspraken in geregelde modellen tussen werkgever en werknemer, dat de scholingstijd of professionaliseringstijd- altijd zo’n 10 procent van de totale werktijd- voor een deel door de werkgever ingevuld werd, naast het deel dat de medewerker zelf moest invullen. Scholing op gebied van ICT, net zoals trouwens scholing op gebied van andere onderwijszaken die vaardigheden van onderwijsmedewerkers verbeteren, zoals toetsontwikkeling en klassenmanagement, zouden een continue karakter moeten hebben. Je moet dus als medewerker constant kunnen bijleren, je constant kunnen ontwikkelen. (OECD, Talis 2009 – Effective professional development is ongoing, includes training practice and feedback and provides adequate time and follow up support). De werkgever moet zich inspannen dit te faciliteren. Dit wordt trouwens door zowel werkgevers als werknemers onderschreven, uitgaande van een NIDI rapport in opdracht van het Marcel Moekotte AOb academie - juli 2011 7
  • 8. Ministerie van Economische zaken uit 2007, waarin in hoofdstuk 6 uiteengezet wordt hoe werknemers kennis vergaren en hoe werkgevers kennisbeleid voeren. Zo’n tien jaar geleden is er door de werkgevers een inhaalslag ingezet door de medewerkers aan te sporen en zelfs te verplichten, om een “digitaal rijbewijs” te behalen. Kral, Van der Mooren, Van der Neut en Van Poppel (2002) en Van Kessel, Hulsen en Van der Neut (2005) merken op dat leraren over het algemeen wel beschikken over de basisvaardigheden op ICT-gebied, maar deze minimaal inzetten tijdens de lessen. De politieke ontwikkelingen en de onderhandelingen bij CAO’s hebben ertoe geleid dat de verantwoordelijkheid voor scholing nu alleen bij de medewerkers ligt. Er staan in de CAO-BVE 2007-2009 een aantal artikelen gewijd aan scholingbeleid en professionalisering (E-6 e.v.) Hierin is summier terug te vinden dat de werkgever een scholingsplan moet hebben. In artikel E-9a wordt in deze CAO geëxpliciteerd hoeveel scholing per organisatorische eenheid beschikbaar moet zijn. De werknemer heeft hierbij dus de verantwoordelijkheid de scholingsmogelijkheden op te eisen, zowel in tijd als in geld. De werknemer wil vaak wel, maar hij krijgt geen gelegenheid van de werkgever om redenen dat er geen ruimte in inzet of begroting is. In verschillende sectorraadsbijeenkomsten BVE van de AOb is dit al naar voren gekomen. In scholingsplannen verwacht men ook het vermelden van beschikbare scholingsbudgetten. Vanuit vorige CAO’s had de werkgever door onderlinge afspraken in geregelde modellen een eigen verantwoordelijkheid die hij in ieder geval moest nemen en waarop hij aanspreekbaar was, vanuit zijn eigen goed werkgeverschap. De beschikbare scholingstijd moest vaak voor de helft door de werkgever ingevuld worden. Door de “eigen verantwoordelijkheid gedachte” - tegenwoordig steeds meer uitgangspunt van de politiek - wordt de verantwoordelijkheid tot professionalisering volledig bij de werknemer gelegd, kan de werkgever zich hierachter verschuilen en voelt hijzelf geen directe verantwoordelijkheid meer. Waar ik als advies naar toe wil is een hernieuwde inzet van vakbonden op de professionaliteit van werknemers door werkgevers meer verantwoordelijkheid te geven. Het vroegere systeem van gedeelde verantwoordelijkheid werkte beter, aangezien de werkgever al 5% van de totale werktijd moest inplannen voor scholing. De werkgever voelde dus meer de noodzaak scholingsmogelijkheden te organiseren voor werknemers. Dat destijds deze afspraken niet altijd nagekomen werden,vaak ook door weinig ruimte in de begroting, doet daar niets aan af. Het ligt voor de hand er opnieuw met klem bij werkgevers op aan te dringen valide toekomstgerichte scholingsplannen te ontwikkelen met duidelijke scholingsbudgetten. Daarnaast moeten werkgevers zeker ook de uitvoering van scholing zelf ter hand nemen, b.v. door middel van door eigen personeel verzorgde scholingstrajecten, in het eigen instituut. Er is in eigen huis vaak veel expertise die niet of nauwelijks met elkaar gedeeld wordt. Onderzoek Er wordt geconcludeerd dat steeds meer leraren steeds vaker gebruik maken van verschillende ICT toepassingen.(Kennisnet, Vier in Balans 2010) Dit laatste is een goede ontwikkeling maar moet echter zeker genuanceerd worden. Uit mijn directe omgeving en vanuit mijn eigen ervaring betreft dit met name de jongere leraren. Boven de 40 jarige leeftijd lijkt de verandercapaciteit en veranderbereidheid drastisch af te nemen. Het lijkt alsof de groep die zoiets heeft van “eerst zien dan geloven” groter wordt met het stijgen van de leeftijd. Dit zou onderzocht kunnen worden, aangezien deze groep leraren de meerderheid vormt de komende 5 jaren. Het onderwijs heeft behoefte aan good practices, waarmee aangetoond kan worden dat het gebruik van ICT middelen de kwaliteit van het onderwijs verbetert. Zie in dit kader als goed voorbeeld ook het onderzoek van een aantal LIO’s van de HAN bij ROC de Leijgraaf betreffende het gebruik van Laptops. (ROC de Leijgraaf, 2011) Marcel Moekotte AOb academie - juli 2011 8
  • 9. Conclusie en discussie. In mijn inleiding heb ik aangegeven dat oudere leraren vaak “op weg geholpen” moeten worden met hun ICT vaardigheden. Jongeren zijn in het algemeen “digital natives” (Prensky, 2006), mensen voor wie computers en media normale en veelal onmisbare onderdelen van hun dagelijkse leefomgeving zijn. Dat wil niet zeggen dat alle jongeren van huis uit bedreven zijn in het gebruik van computers en media. Maar…ze zitten er middenin, waardoor ze zaken sneller oppakken en van elkaar overnemen. Rond 2005 beginnen de effecten en implicaties hiervan door te dringen in het onderwijs. De manier van omgaan van jongeren met ICT en media heeft invloed op hun communicatievoorkeuren, leerstijlen en competenties (Prensky, 2001;Kral, 2010) De dekkingsgraad van mobiele telefoons b.v. is vanaf de leeftijd van 12 jaar 100%, waarbij het gebruik en de toepassing van dit mobieltje wel verschillend is. De jongsten gebruiken hun mobiel voor van alles, behalve bellen. Bij van alles moet men denken aan spelletjes spelen, sms’en, foto’s en video’s maken en muziek luisteren. Het was hierbij onduidelijk of het niet gebruiken van de bel functie te maken heeft met een gebrek aan geld of met een bewuste keuze. (Wijngaards, 2010). Ik pleit er bij dit alles wel voor om in het onderwijs lessen “omgaan met ICT middelen” of digitale vaardigheid (mediawijsheid) (weer) in het lessenpakket op te nemen. Er wordt momenteel al geconstateerd dat de vermeende aanwezige mediawijsheid van de jongeren tegenvalt (Boschma en Groen, 2011) De zogenoemde mediawijsheid duidt op het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee `burgers` zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel `gemedialiseerde` wereld." (Raad voor Cultuur-2005). De meeste leerlingen (93%) vinden zichzelf echter wel vaardig genoeg in het omgaan met ICT middelen. Bij doorvragen blijkt echter dat deze vaardigheden breed geïnterpreteerd worden. Een ICT-vaardighedentoets aan het begin van de opleiding zou een oplossing kunnen zijn. (ROC de Leijgraaf, 2011). Leerlingen geven ook aan (62%) dat er leraren zijn die niets kunnen met de laptop. Ook geeft 49% van de leerlingen aan dat ze merken dat leraren het gebruik van de laptop niet leuk vinden. Het vak mediawijsheid wordt momenteel al opgenomen in het curriculum in het VO.(Thorbecke scholengemeenschap Zwolle) Ook studenten moet geleerd worden hoe deze toepassingen in het onderwijs te gebruiken en vooral moeten ze in deze voor allen en alles toegankelijke wereld leren inschatten wat juist en waar is. Advies aan de AOb om aandacht te besteden aan dit gegeven voor het MBO. Naast het generatieverschil is er ook een verschil in adaptatievermogen of veranderbereidheid bij mensen wanneer er innovaties voorkomen of uitgezet worden. De leraar, die meestal een leeftijd heeft tussen de 25 en 65 jaar heeft moeite de student te volgen betreffende de zich snel ontwikkelende ICT omgeving. Deze leraren zijn meestal “digital immigrants” (Prensky, 2006). Het zijn mensen die zich moeten (laten) scholen in het gebruik van ICT middelen. Ze zijn er niet mee opgegroeid. Ze moeten zich aanpassen aan hun omgeving. Vooral de zogenoemde sociale media nemen een ware vlucht de laatste jaren. Netwerken is de lifestyle voor de jongste generatie. De nieuwe generatie is gericht op communicatie en participatie in sociale netwerken (Kral, 2010). ICT wordt intensief gebruikt voor sociale interactie. Het is ondoenlijk en niet meer van deze tijd om studenten te verbieden sociale media te gebruiken in de les en om sociale media helemaal buiten het onderwijsproces te laten. De leraar is ook genoodzaakt zijn social awareness, zijn sociaal bewustzijn, te ontwikkelen. Er ligt hier dus, naast de verantwoordelijkheid van de werkgever, duidelijk een eigen verantwoordelijkheid van de professional om bij te blijven en zich te ontwikkelen. ICT in het onderwijs gebruiken biedt verschillende kansen. De leraar krijgt meer zicht op de belevingswereld van de leerling, ICT middelen kunnen helpen het onderwijs te Marcel Moekotte AOb academie - juli 2011 9
  • 10. innoveren, het onderwijs kan attractiever worden voor leerling en leraar, de kwaliteit van het onderwijs zal verbeteren. Door de rollenverschuiving van de moderne docent (meer loopbaanbegeleider dan leraar) moet een leraar meer administratief vastleggen, meer bijhouden over een student. Dit kan alleen effectief door het gebruik van ICT. Hiervoor moet ICT met name werkdrukverlagend ingezet worden. Daarnaast is het naar mijn mening ook nog steeds een taak van de werkgever te zorgen dat de leraar een moderne, goedfunctionerende medewerker is, die zijn mediageletterdheid (het overdragen en verwerven van kennis, vaardigheden en inzichten omtrent audiovisuele media met als resultaat mediacompetent gedrag") blijft ontwikkelen, ongeacht geslacht en leeftijd. Er kan een driedeling gemaakt worden in de fasen van ontwikkeling in het gebruik van ICT middelen in het onderwijs. (Brummelhuis ten, 1996; ELFE. 2009) De eerste fase is die waarbij ICT gebruikt wordt om de traditionele onderwijsmethoden te ondersteunen (een powerpointpresentatie op een smartboard i.p.v. op een wit scherm of witte muur). Het tweede niveau is het niveau waarbij het vertrouwen van de leraar in het gebruik van ICT toeneemt en als gevolg ICT gebruikt om te innoveren, teamteaching toe te passen, bij de individuele begeleiding van studenten in te zetten en ICT gebruikt bij projecten over verschillende disciplines. Het derde niveau is het niveau waarin de leraar gaat experimenteren met ICT middelen, de constructivistische vaardigheden inzet (zelf digitale lesstof gaat samenstellen) en samenwerkend leren ondersteunt. Praktisch gezien zit de ontwikkeling op Europees niveau nog steeds tussen fase 1 en 2. Er zit, zoals eerder aangegeven, nog te weinig voortgang in de ontwikkeling van het gebruik van ICT middelen in het onderwijs. Een klein onderzoek bij afdeling Personeel & Organisatie bij mijn ROC leert dat de gemiddelde leeftijd van het OP 52 jaar is. De meest OP’ers behoren al tot de generatie X (geboren tussen1956 en 1970). Een klein aantal boven de 60 jaar (163) is nog werkzaam als OP’er. Zij met name dreigen het onderwijsontwikkelingsproces uit het oog te verliezen en blijven hangen in oude concepten. Daardoor dreigen zij de aansluiting met de student te verliezen. Men leeft in verschillende werelden, waardoor de communicatie tussen beide groepen slechter wordt. Bontekoning, 2010, omschrijft dit mooi in zijn boek “Het generatieraadsel”: “Op het grensvlak van jeugd en volwassenheid wordt de nieuwe mens zich bewust van wat hij wil transformeren, terwijl de oudere generatie de neiging heeft om te volharden in haar eigen wereldbeeld” Ook het onderwijs krijgt hierbij aandacht van Bontekoning: “De vraagstukken van de jeugd komen voort uit een wereldbeeld dat verschilt van dat van hun leraren. Die spanning is bijna niet te ondervangen, tenzij er optimaal gebruik gemaakt wordt van de terugwerkende tendens: niet alleen voedt de leraar de leerling op, maar de leerling voedt ook de leraar op”. In het eerder genoemde NIDI rapport staat op pagina 65 een interessante insteek, die een werkgever uit de zorg toepast. Het komt er op neer dat oudere werknemers niet veroordeeld worden als zij aangeven dat zij tegen problemen aanlopen door de snel veranderende omgeving. Deze werkgever stelt niet de vraag óf de werknemer scholing wil. Deze werkgever biedt scholing gewoon aan. Daarbij zou in een eventueel onderzoek ook gekeken moeten worden naar de verschillen tussen mannen en vrouwen. Gerelateerd aan de feminisering van het onderwijs, die in het MBO trouwens sterk samenhangt met de branche waarin men werkzaam is (technische beroepen worden meestal bevolkt door overwegend mannen, zowel wat betreft leraren als studenten, verzorgingsopleidingen bestaan meestal voor het merendeel uit vrouwelijke studenten en leraren) zijn vrouwen opmerkelijk vaak deeltijdwerkers. (CBS, 2008) Dit aspect heeft invloed op het verandermechanisme. Leraren die een kleine deeltijdbaan hebben, dit wil zeggen minder dan 28 klokuren werken, hebben minder binding met het werkproces en blijven achter in kennisontwikkeling. (Min. EZ, 2011). Dit zijn aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het ontwerpen van professionaliseringsarrangementen. Marcel Moekotte AOb academie - juli 2011 10
  • 11. Bij deze arrangementen moet ook rekening gehouden worden met levensfases in generaties. Het aangeven van kenmerken van generaties en verschillen in generaties heeft hier dus als doel om aan te geven dat bij de professionaliseringsarrangementen rekening gehouden wordt met deze kenmerken en verschillen. Er moeten “just in time’’scholingsarrangementen uitgezet worden waarbij elke docent uit elke generatie op elk willekeurig moment kan instappen.Volgens de innovatietheorie van Rogers moeten verschillende doelgroepen verschillend benaderd worden. De zogenoemde innovators en early adopters (samen zo’n 16 %) zijn mensen die graag willen experimenteren. De grootste groep (68%) wil gewoon weten of iets werkt als het toegepast wordt en of het voordelen biedt. Of leerlingen er dus beter van gaan leren. Het aanleveren van bewijslast, dat ICT in het onderwijs bruikbaar is, is dus erg belangrijk. Daarbij kunnen de eerste groepen (16%) dus een belangrijke rol spelen. Om de benodigde en aanwezige kennis in beeld te krijgen kunnen scholen (MBO colleges) gebruik maken van een E-coach, die teams ondersteunt bij het in kaart brengen hiervan, aangeeft waarop leraren zich op ICT gebied moeten scholen en arrangementen kan uitzetten voor teams en leraren. Deze E-coaches moeten een belangrijke adviserende stem krijgen in het uitzetten van beleid op ICT gebied, vanuit technologisch maar ook vooral vanuit het didactisch aspect. E-coaches zouden dan zowel inzicht moeten hebben in de ontwikkelingen op technologisch als op didactisch gebied. E-coaches zou men ook kunnen aanduiden als “digitale onderwijskundigen” Verder moet de scholing het vrijwillige karakter kwijt. Het kan niet zo zijn dat de werkgever scholingsbudgetten beschikbaar stelt, waarbij vervolgens managers en werknemers geen “kans” zien om hier gebruik van te maken. Meestal worden scholingsbudgetten aan het eind van de rit weer gehalveerd aangezien er geen of te weinig gebruik van gemaakt is. Ook moet de kwaliteit van de scholingstrajecten omhoog. Uit internationaal onderzoek blijkt dat leraren 2 problemen aangeven bij (na)scholingstrajecten: conflict met bestaande roosters en te weinig geschikte scholingsmogelijkheden. (OECD, Talis 2009) De professionele ontwikkeling van de werknemer moet voor werkgever en werknemer een voor de hand liggende ontwikkeling zijn, waaraan geen concessies gedaan kunnen worden. De kwaliteit van het onderwijs moet niet ter discussie staan. De kwaliteit van het onderwijs moet een vanzelfsprekend gegeven zijn. Dankwoord: Deze paper is het product van een jaar professionaliseringstraject bij de Algemene onderwijsbond te Utrecht. Uitgangspunt bij deze professionalisering is om kaderleden en mensen van buiten de AOb op te leiden voor functies binnen de AOb. De groep van ”schooljaar” 2010-2011 was zeer divers en zeer prettig om mee samen te werken. De bijeenkomsten waren inspirerend en leerzaam. Ik wil vooral de cursusleider, mevrouw Brigit Linssen bedanken voor haar aandacht, inzet en deskundigheid. Daarnaast een woord van dank aan mijn begeleider vanuit het hoofdbestuur, de heer Bert Imminga, die mij de goede richting aangegeven heeft en mijn vraagtekens zoveel mogelijk heeft proberen weg te nemen. Tenslotte wil ik de AOb bedanken voor de geboden mogelijkheid om dit professionaliseringstraject te volgen. Ik hoop dat de AOb iets kan met het advies geformuleerd in deze paper. Dit is uiteindelijk het uitgangspunt van deze inspanning. Marcel Moekotte AOb academie - juli 2011 11
  • 12. Literatuurlijst: European Trade Union Committee for Education (2008). Teacher Education in Europe. An Etuce policy paper. European Trade Union Committee for Education (2009). Enhancing pedagogical use of ICT in education. European E-learning forum for Education 2.(ELFE 2) Gerrichhauzen, J. (2007). De lerende en onderzoekende docent: Professionalisering versnellen met HRM beleid, afstandsonderwijs en werkplekleren. Open Universiteit Nederland. Leeuwen van, J. (2008). Docentenrollen en ICT. Onderzoek naar de veranderende docentenrollen door het gebruik van ICT. Universiteit Utrecht. Mijland, E. (2011). Ideeënboek sociale media in het onderwijs. Kennisnet (2010). Vier in balans monitor 2010. ICT in het onderwijs: de stand van zaken. Geerdink, G. (red) (2010) Het kind, de leerkracht en het onderwijs. Terugblikken en vooruitzien. Arnhem: PABO Bontekoning, A (2011) Het generatieraadsel. Ontdek de kracht van generaties. Mediawerf VIVES (2011) Vakblad voor (ICT) vernieuwingen in het onderwijs – de leraar moet weer leren (114) Van de Veerdonk en Callaars, 2011. Laptops, Daar weet ik toch alles van? HAN. OECD (2009) Creating Effective Teaching and Learning Environments- First results from TALIS. Via internet: http://www.han.nl/start/graduate-school/nieuws/nieuws/han-lector-marijke-kral-o/ Mediageletterdheid nieuwe digitale kloof. http://www.elearningeuropa.info/files/media/media11563.pdf Access and use of ICT in European schools 2006. http://platformleren.wordpress.com/2011/05/26/sociale-media-en-onderwijs/ Sociale media en onderwijs. Platform leren. http://ernomijland.com/ Sociale media in het onderwijs bij Leraar 24. http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/arbeid-sociale- zekerheid/publicaties/artikelen/archief/2009/persbericht-emancipatimonitor.htm Emancipatiemonitor 2008. http://overhetnieuwewerken.nl/nieuws/kleine-deeltijdbanen-minder-kennis Kleine deeltijdbanen, minder kennis. http://youngmarketing.web-log.nl/youngmarketing/2010/12/boek-generatie-einstein-30-in-10- oneliners.html Recensie Boek “Generatie Einstein 3.0” in 10 oneliners. http://ltc.umanitoba.ca/wikis/KnowingKnowledge/index.php/Main_Page Siemens, G. (2006) knowing Knowledge (WIKI) (Online) Marcel Moekotte AOb academie - juli 2011 12