2. Als een motor niet wil starten, of anders gezegd niet goed of helemaal niet ronddraait, moet het startsysteem gecontroleerd worden. Om het startsysteem te controleren gaan we te werk volgens een stappenplan. Dit wil zeggen dat we het startsysteem stap voor stap gaan controleren. Hier volgt een voorbeeld.
3. Controle aan de auto Controleer de accuspanning Vervang of laad de accu te laag Controleer de spanning over aansluiting 50 Goed Controleer het circuit vanaf het contactslot tot de startmotor te laag Controleer de startmotor niet goed Repareer de startmotor Goed Controleschema
4. Controle van de accu De accu kan gecontroleerd worden met een multimeter. Deze multimeter geeft alleen de accuspanning aan, maar dat zegt nog niets over de capaciteit van de accu.
5. Controle van de accu Sluit de accutester aan op de accu. Let op + en - !
6. Controle van de accu Stel de juiste teststroom in en druk enkele seconden op de testknop. Lees nu de belaste spanning af
7. Controle van de accu Als de belaste accuspanning te laag is, moet de accu geladen of vervangen worden Is de belaste accuspanning goed, dan gaan we aansluiting 50 van de startmotor controleren.
8. Controle startmotor Als je de startmotor goed wilt meten, mag de motor niet aanslaan. Daarom moet je bij injectiemotoren de inductieve pulsgever losnemen en bij conventionele systemen aansluiting 1 van de contactpunten bij de bobine.
9. Controle aansluiting 50 Controleer met een multimeter of er tijdens het starten spanning op aansluiting 50 van de startmotor staat.
10. Controle aansluiting 50 Als er geen spanning op aansluiting 50 van de startmotor staat, controleer dan of er spanning op aansluiting 50 van het contactslot staat als je start.
11. Controle aansluiting 50 Als op aansluiting 50 van de startmotor de accuspanning staat en de startmotor draait niet, moet de startmotor gerepareerd worden. Als de accuspanning en de spanning op aansluiting 50 goed is en de startmotor draait te langzaam rond, moet de startmotor gecontroleerd worden.
12. Controle startmotor Van de startmotor moeten nu de startstroom en startspanning gemeten worden.
13. Controle startmotor De startstroom kan niet met een gewone ampèremeter gemeten worden. Daarvoor zijn de stromen te groot. Daarom maken we gebruik van een inductieve ampèretang, die het magnetisch veld rond de startkabel meet en omzet in een ampèrewaarde.
14. Controle startmotor Plaats de ampèretang over de startkabel en start de motor. Lees nu de startstroom af.
16. Controle startmotor Vergelijk de startstroom en spanning met de technische gegevens. Als de startspanning goed is en de startstroom te groot, kan dit wijzen op een sluiting in de startmotor. Ga nu over tot het repareren van de startmotor.
17. Als de startspanning te laag is en de capaciteit van de accu is goed, kan er een overgangsweerstand of een breuk in de bedrading opgetreden zijn. Controleer de bedrading en accuklemmen vanaf de startmotor naar de accu en de bedrading vanaf de accu naar massa en het motorblok. Controle startmotor
18. Controle startmotor Let op! Als de bedrading of een aansluiting tijdens het starten warm wordt, is dit een teken van een overgangsweerstand. Vernieuw de beschadigde bedrading of maak de verbinding goed schoon. Veel succes