Presentatie grenzen aan vrijwillige inzet - Yvette Wittenberg
1. GRENZEN AAN VRIJWILLIGE INZET!?
Inleiding over de grenzen van vrijwillige inzet in de zorg
27 oktober 2015
drs. Yvette Wittenberg
Lectoraat Community Care
1
3. “Begin niet aan een taakverschuiving van professionals naar
vrijwilligers om uitsluitend financiële redenen. Doorslaggevend moet
zijn dat het een kwalitatieve meerwaarde heeft voor de dienstverlening
of zorg wanneer vrijwilligers een grotere rol gaan spelen” (van Bochove
et al., 2014, p. 141).
3
4. LANDELIJK BELEID
2015: Participatiewet, Wmo 2015, Wlz, Zvw
Nadruk op zelfredzaamheid en meedoen
Zelf de regie over zorg en ondersteuning
Wie dat niet kan, zoekt hulp in het informele circuit
Als die hulp er niet (voldoende) is: professionele hulp
Veel mensen nemen hun verantwoordelijkheid al:
20% is mantelzorger
8% is actief als vrijwilliger in de zorg (verzorging), 15% in buren-,
bejaarden- of gehandicaptenhulp (de Boer & de Klerk, 2013).
4
5. “Taken worden niet óf door professionals óf door vrijwilligers verricht,
het gaat bijna altijd om samenwerkings- en afhankelijkheidsrelaties”
(van Bochove et al., 2014, p. 135).
5
7. SUCCESFACTOREN
• Waardering en betrokkenheid;
• supervisie;
• intervisie;
• cursussen en trainingen;
• grenzen goed bewaken;
• de perfecte match.
Volgens een vrijwilliger:
“Weten wat je zelf kan en wil doen en (…) duidelijk maken wat je taken
wel of niet zijn” (de Klerk et al., 2015, pp. 69-71).
7
8. CONTACT IN DE BUURT
“We constateren dat het niet reëel is om te verwachten dat er spontaan
duurzame, warme relaties tussen burgers met en zonder beperkingen
tot stand komen waarin mensen over en weer aandacht, hulp en zorg
voor elkaar hebben. Elkaar helpen, voor elkaar zorgen en bij elkaar
over de vloer komen komt niet zo veel voor en waar het gebeurt is de
kans op problemen groot” (Bredewold, 2014).
8
10. PRAKTIJKVOORBEELDEN (1)
10
“En als er echt iets gebeurt, dat hij naar zijn bed moet, dat kan je aan
een vrijwilliger niet overlaten. Je moet echt weten hoe je daar mee om
moet gaat.”
“Iedere keer komen er weer andere vrijwilligers. En dat, dan moet je het
weer uit gaan leggen, van wat hij dan wel of niet moet of wil. En wat er
dan, nouja verzorgd moet worden. En dat, dan geef ik het al op. Dan
denk ik, ik doe het zelf wel.”
11. PRAKTIJKVOORBEELDEN (2)
“Ze hebben dan alleen vrijwilligers voor vaste tijden en vaste middagen
en dat, daar heb ik dan niet zo’n behoefte aan.”
“En ze hebben natuurlijk de expertise niet he, die vrijwilligers. Daar blijft
het toch ook op hangen. Als jij gewoon iemand nodig hebt die gezellig
even komt kletsen of een kopje thee drinkt of bij hem blijft zitten terwijl
hij slaapt. Dat is heel wat anders dan dat er een ongelukje gebeurt en
je moet helpen.”
11
13. SPEELRUIMTE GEMEENTEN
Voorbeeld ‘gebruikelijke hulp’:
gemeenten werken beleidsregels anders uit (van algemeen tot heel
specifiek).
Gemeente Amsterdam (2015) over vrijwilligers:
“Door het woord ‘zorg’ te gebruiken in combinatie met vrijwilliger
impliceer je dat vrijwilligers zorgtaken op zich nemen die vaak
geassocieerd worden met lijfgebonden zorg (zoals billen wassen). Dat
is niet wat we willen in het nieuwe Amsterdamse zorgstelsel.”
Gesproken wordt van ‘vrijwilligers informele hulp’.
13
15. BRONNEN
Bochove, M. van, Tonkens, E. & Verplanke, L. (red.) (2014). Kunnen we dat (niet) aan vrijwilligers overlaten?
Nieuwe verhoudingen tussen vrijwilligers en professionals in zorg en welzijn. Den Haag / Amsterdam:
Platform31 / UvA.
Boer, A. de & Klerk, M. de (2013). Informele zorg in Nederland. Een literatuurstudie naar mantelzorg en
vrijwilligerswerk in de zorg. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Bredewold, F. (2014). Lof der oppervlakkigheid. Contact tussen mensen met een verstandelijke of
psychiatrische beperking en buurtbewoners. Amsterdam: van Gennep.
Expertisecentrum Mantelzorg (z.j.). Informele zorg in beeld [online afbeelding]. Gedownload op 20 maart
2015, van http://www.expertisecentrummantelzorg.nl/em/Samenwerken-client-mantelzorger-netwerk-
vrijwilligers.html.
Gemeente Amsterdam, Onderwijs, Jeugd en Zorg (2015). Agenda Informele zorg en Vrijwillige inzet 2015-
2017.
Klerk, M. de, Boer, A. de, Kooiker, S., Plaisier, I. & Schyns, P. (2014). Hulp geboden. Een verkenning van de
mogelijkheden en grenzen van (meer) informele hulp. Den Haag: SCP.
15
Kort Youtube-filmpje (2 minuten) over de inzet van een zorgrobot in een verzorgingshuis in België.
Boodschap is dat ‘de oplossing’ soms ook ergens anders kan liggen dan voor de hand ligt (out of the box).
https://www.youtube.com/watch?v=fWqf8NGo1yM
Bovenstaande is een aanbeveling voor organisaties die vrijwilligers bij hun werk betrekken (van Bochove et al. 2014).
Daar voegt men als aanbeveling aan gemeenten aan toe: “Reken je niet (te) rijk met een verschuiving van taken van professionals naar
vrijwilligers. Werving en begeleiding van vrijwilligers kost noodzakelijkerwijs tijd en geld – vaak juist ook van professionals en hun organisaties.”
Aandacht voor spanningsveld tussen:
3 D’s (transities) en grotere rol voor informele hulp vanuit nieuwe wetten en
de bezuinigingen die tegelijkertijd plaatsvinden. Men moet vrijwilligers in de zorg niet om de verkeerde reden inzetten.
Nederland telt veel mantelzorgers en vrijwilligers in de zorg.
Kenmerkend voor welzijnswerk is dat er een enorme hoeveelheid aan vrijwillige inzet omheen beweegt, denk aan koffie drinken in een buurthuis voor sociaal geïsoleerde ouderen: dat is vaak mogelijk door de vrijwilligers aldaar. Dit geldt minder voor bijv. wijkverpleging.
- - - - -
Opmerking Alwien: Zvw (persoonlijke verzorging en verpleging) is buiten scope van de gemeente. Moeilijkheid in ‘inruilen’ professionele inzet voor vrijwillige inzet (dat is namelijk begeleiding en valt dus onder de Wmo).
Opmerking Ard: Ligt anders. In Wmo is een aanwijzing voor nauwe samenwerking zorgverzekeraars/aanbieders en gemeenten. Begeleiding (professioneel) valt maar voor een heel klein deel onder de Wmo. Begeleiding dmv vrijwillige inzet is geen Wmo-taak in formele zin (niet afdwingbaar, behalve in termen van gebruikelijke zorg) (maar dan is het geen vrijwilligerswerk). Het is heel goed mogelijk om doiie aansluitend te combineren. Sterker, hier ligt een centrale substitutie-opgave, waarbij juist het over de grenzen kijken zo interessant is.
“Deze drie patronen hebben we professionele, gedeelde, en vrijwillige verantwoordelijkheid genoemd. Bij professionele verantwoordelijkheid hebben vrijwilligers vooral aanvullende taken, weinig tot geen beslissingsbevoegdheid, en is er bijna altijd een professional in de buurt. Dit patroon troffen we vooral aan in de verpleegzorg en bij dagbesteding voor mensen met een beperking. Bij gedeelde verantwoordelijkheid zijn het takenpakket en de beslissingsbevoegdheid van vrijwilligers groter, professionals hebben een begeleidende rol op enige afstand. We zagen dit vooral in buurthuizen en speeltuinen. Bij vrijwillige verantwoordelijkheid hebben vrijwilligers vrijwel alle taken van professionals overgenomen. Ze vragen alleen in specifieke gevallen hulp aan professionals, die beperkt aanwezig zijn. Dit patroon vonden we bij enkele speeltuinen en bij de regiegroepen van buurthuizen die beslissen over de besteding van gelden in de wijk. Elk samenwerkingspatroon is aan voorwaarden gebonden en kent voor- en nadelen en risico’s” (van Bochove et al., 2014, p. 136).
Dit figuur laat zien dat informele zorg méér is dan alleen de inzet van mantelzorgers en vrijwilligers. Niet alleen een goed samenspel tussen professionals en vrijwilligers is nodig, het gaat om een goede samenwerking tussen alle betrokken partijen (óók mensen uit het actieve sociale netwerk, enzovoort).
Opmerking van Alwien: bij burgerinitiatieven helpen vooral de zelfredzamen elkaar.
Wat zorgt voor een geoliede machine in het vrijwilligerswerk in zorg en welzijn, oftewel wat zijn de succesfactoren? Punten die vrijwilligers in de groepsgesprekken te berde brengen zijn: (zie sheet)
Inzoomen op ‘grenzen goed bewaken’ (zie citaat eronder)
Onderzoek over contacten tussen mensen met en mensen zónder een verstandelijke of psychiatrische beperking in de buurt.
Voorbeeld uit Zwolle. Psychogeriatrie: (gesloten) instelling in de wijk. Contact met de wijk via een Whatapp groep. Op basis van wederkerigheid: wie heeft er een boormachine te leen, wie wil er sla uit de moestuin van de instelling, wie wil vandaag fietsen met meneer Jansen op de tandem? Enzovoort.
Opmerking Ard: ook leuk bij dit voorbeeld: mensen uit de buurt komen ook de instelling binnen. Gesloten PG (kan niet anders, dementerenden lopen anders weg). Instelling krijgt open karakter, buurtbewoners komen ook naar de ‘belevingstuin’.
Voorkomen van misverstanden: mantelzorgers, vrienden en buren zijn bijvoorbeeld niet verplicht om hulp te bieden (los van de gebruikelijke zorg die mantelzorgers wel geacht worden te geven).
Brug naar casuïstiek die straks besproken zal worden (vanuit verschillende perspectieven).
Er zitten soms knelpunten in samenwerking vrijwilligers met mantelzorgers en in die tussen professionals en vrijwilligers. Wie is eerst aangewezen om daar iets aan te doen? Professionals leren (nog) niet met mantelzorgers samen te werken noch met vrijwilligers… zit daar het knelpunt?
VNG heeft geen modelverordening gemaakt: “eigen voorzieningen = eigen spelregels”
Vraag waarmee ik graag wil afsluiten (niet om met de zaal te beantwoorden, maar om mee te nemen in de casuïstiekbespreking / discussie.
Mogelijk ook bespreken (input Rick):
Vrijwilligerswerk in zorg wordt in huidige discussie beetje verengd naar vrijwilligers die vooral leuke dingen met mensen doen. Die vallen (denk ik) al snel onder verantwoordelijkheid gemeente in kader Wmo. Maar je hebt ook vrijwillige thuiszorg, vrijwilligers in palliatieve zorg etc. Die werken naast/aanvullend op zorg in kader Zvw en mogelijk Wlz (deze vrijwilligers wassen wel de billen van mensen die ze niet kennen...). Onduidelijk is wie daar dan beleidsverantwoordelijkheid voor draagt.
Opmerking Ard: ik denk dat dit een hele kleine groep is, bovendien speciaal opgeleid (zijn het dan nog vrijwilligers?) En wil je wel dat een ‘vrijwilliger’ je billen wast, of wil je dat juist door een professional laten doen…? En kan je als gemeente wel ‘beleidsverantwoordelijkheid dragen’ voor vrijwillige inzet, of frame je het daarmee verkeerd?