7. In dit werkboek treft u opdrachten aan behorend
bij de Basisreader Didactische vaardigheden.
6
8. 1 Formuleren van leerdoelen
Individueel (10 minuten)
1 Persoonlijke leerdoelen
Voor deze training is een aantal leerdoelen opgesteld. Het is goed mogelijk dat je zelf nog andere of
specifiekere doelen hebt. Is dat het geval, noteer deze dan hieronder. Aan het eind van de training
evalueer je of en hoe je welke doelen hebt bereikt, maak je de balans op en formuleer je een persoonlijk
actieplan.
Noteer hier je persoonlijke leerdoelen:
1.
2.
3.
4.
5.
7
9. 2 Leerdoelen formulieren
Individueel en in tweetallen/drietallen (totaal 20 minuten)
Bekijk onderstaande leerdoelen en beoordeel of deze correct zijn geformuleerd.
Individueel (5 minuten)
a. ees onderstaande lijst met leerdoelen. Wat is je mening over de bruikbaarheid van de doelen?
L
Zijn ze SMART genoeg of moeten ze worden aangepast? Motiveer je antwoord.
Doel SMART? Ja/nee? Aanpassing nodig? Waarom?
1. Ik wil dat mijn cursisten het proces
begrijpen.
2. e cursisten moeten deze houten
D
constructie in 20 minuten opnieuw
opbouwen.
3. e cursisten zijn in staat om
D
een definitie te geven van het
constructivisme.
4. e cursist weet hoe hij een
D
geïrriteerde klant kan kalmeren.
5. e cursist kan samenwerken in een
D
team.
6. e cursist kan een lekke band
D
repareren binnen een kwartier.
7. e cursist begrijpt wat ‘het MDA’ is.
D
8. De cursisten discussiëren met
elkaar over de verschillende soorten
werkvormen.
9. e cursist kan voorafgaand aan een
D
training de beginsituatie beschrijven
met behulp van de checklist.
8
10. In tweetallen/drietallen (15 minuten)
b. Vergelijk onderling jullie antwoorden. Komen jullie antwoorden overeen? Conclusie?
9
11. 2 Beginsituatie
in kaart brengen
In groepjes van drie of vier (30 minuten)
Als trainer sta je aan de start van een nieuwe training waarin wordt uitgelegd hoe kwalitatief goed
leermateriaal op Wikiwijs gevonden kan worden. Deze training is bedoeld voor docenten binnen het
voortgezet onderwijs.
Doel van de cursus luidt als volgt: Na afloop van deze training is de cursist zelfstandig in staat
kwalitatief goede leermiddelen te zoeken en vinden op Wikiwijs. Om de training zo goed mogelijk te
laten aansluiten bij de doelgroep, wil je de gewenste beginsituatie in kaart brengen.
Bepaal de gewenste beginsituatie van één van onderstaande categorieën:
(1) beginsituatie/-niveau van de cursisten
(2) situationele aspecten
(3) materiële aspecten
Instructie:
- Kies per drie- of viertal een categorie uit (in overleg!).
- Schrijf voor de gekozen categorie op hoe de beginsituatie er in een ideale situatie moet uitzien.
- Schrijf die aspecten op post-its; schrijf op elke kaartje één aspect, in kernwoorden
- Plak de kaartjes op de flap
Vraag:
Hoe belangrijk is de beginsituatie voor de voorbereiding en uitvoering van je onderwijs? Motiveer je
antwoord.
10
12. 3 Leerstof bepalen
en ordenen
In tweetallen (30 minuten)
Leerstof bepalen
Welke leerinhouden moeten aan bod komen bij een training over het zoeken naar leermaterialen op
Wikiwijs? Brainstorm hierover in tweetallen en schrijf alle onderwerpen (kennis) en vaardigheden die
in je opkomen hieronder op.
Lesmaterialen
zoeken met
Wikiwijs
Leerstof ordenen
Hoe kan je leerstof, ook wel content genoemd, ordenen tot een logisch geheel? Er zijn verschillende
ordeningspatronen die je kunt gebruiken om de leerstof te ordenen. Uit onderzoek is gebleken dat:
• Content altijd in samenhang met elkaar gebracht moet worden;
• Verbindingen tussen content zichtbaar moeten zijn;
• Leerlingen geholpen moeten worden die verbindingen te leggen;
• Hoe sterker de verbinding, hoe groter de kans dat de aangeboden informatie kennis wordt;
• Hoe vaker de verbindingen gelegd worden, hoe sterker de verankering in het langetermijngeheugen.
11
13. Er kunnen verschillende patronen gebruikt worden om verbindingen te visualiseren. Hieronder staan
vier patronen: ketting, ster, driehoek en wiel. De laatste twee leggen de meeste verbindingen en zijn
daarom het effectiefst.
Ketting
Ster
Wiel
Driehoek
Orden de leerstof (uitkomst vorige opdracht) aan de hand van één van bovenstaande patronen.
12
14. 4 W
erkvormen kiezen
Individueel en in groepjes van drie of vier (totaal 30 minuten)
Er zijn factoren die de keuze voor een bepaalde didactische werkvorm bepalen:
• de doelen die worden nagestreefd
• elevante kenmerken van
r
- de cursisten
- de trainer
- de onderwijsleersituatie
Individueel (10 minuten)
Formuleer leerdoelen aan de hand van de leerstof, die je in de vorige opdracht hebt opgeschreven.
1.
2.
3.
4.
5.
Individueel (5 minuten)
Bepaal nu met welke relevante situatiekenmerken je rekening moet houden. Doe dit voor de cursisten,
jezelf (als trainer) en de onderwijsleersituatie.
Cursisten:
13
15. Trainer:
Onderwijsleersituatie:
In groepjes (15 minuten)
Kies aan de hand van de leerdoelen en de relevante situatiekenmerken twee mogelijke werkvormen die
je in de training kunt gebruiken. Noem bij elke werkvorm waarom je denkt dat deze geschikt is.
Werkvorm 1:
Werkvorm 2:
14
16. 5 Lesformulier gebruiken
Individueel (50 minuten)
Een lesformulier is een hulpmiddel, aan de hand waarvan je een training kunt voorbereiden.
Alle aspecten van een les, zoals de leerdoelen, leerstof en werkvormen, kun je vastleggen met een
lesformulier. In de bijlage zit een leeg lesformulier, dat je kunt gebruiken voor deze opdracht.
Vul het lesformulier in. De leerdoelen, die je hebt geformuleerd bij de vorige opdracht, vormen het
startpunt. Gebruik het Model Didactische Analyse uit de basisreader ter ondersteuning.
School/ Organisatie:
Opdracht:
Algemene lesdoelen: Beginsituatie (voorkennis, vaardigheden,
houdingen, omstandigheden)
Werkvormen: Leermiddelen/media
Werkvormen: Concrete Leerstof (schematisch Leeractiviteiten
leerdoelen overzicht van hoofdzaken cursisten
van de leerstof)
Evaluatie/ Toetsing: Voorbeeld leeg
lesformulier
15
17. 6 Omgaan met weerstand
Individueel en in drietallen (30 minuten)
Casus ‘een lastig publiek’
Lees onderstaande situatiebeschrijving en beantwoord de vragen.
Linda, trainer bij Biebsearch, geeft sinds enige tijd trainingen aan docenten VO. Ook houdt zij soms
presentaties. Linda heeft inmiddels enige ervaring met trainen en presenteren, maar is beslist nog
geen ‘oude rot in het vak’. Na haar laatste training vertelde zij het volgende.
“Ik was uitgenodigd om bij een docententeam een training te geven over Wikiwijs. Doel was dat ik
de deelnemers een beeld zou geven van de mogelijkheden van Wikiwijs en dat ik iets zou vertellen
over hoe kwaliteit van leermateriaal te herkennen is. Ik had bedacht om allereerst een presentatie
te geven en aansluitend de deelnemers de gelegenheid zou bieden om te oefenen en vragen te
stellen.
In de cursusruimte zaten zo’n 12 personen. Ik was net begonnen aan mijn inleiding, toen er een
paar laatkomers binnenkwamen. Met wat geschuifel gingen ze zitten. Mijn motiverende inleiding
viel daardoor een beetje in het niet. Jammer, want ik had bij mijn voorbereiding vrij veel tijd
besteed aan het vinden van een passende opening van mijn presentatie. Ik ging gewoon door, liet
een paar dia´s zien en gaf er een toelichting bij. Ik had de indruk dat iedereen aandacht had voor
mijn verhaal, het was tenminste rustig. Toen ik vervolgens tips en adviezen gaf over het gebruik van
Wikiwijs, zag ik twee mensen uit het publiek met elkaar fluisteren. Ze keken nogal verontwaardigd.
Een van hen stelde mij toen een kritische vraag over de relevantie van wat ik vertelde.
Ik schrok even, want die vraag had ik niet verwacht. Ik had mij vooral geconcentreerd op de inhoud
en opbouw van mijn verhaal. In mijn antwoord benadrukte ik nogmaals het nut van Wikiwijs en
herhaalde enkele tips en adviezen. Dat riep nieuwe reacties op, vooral van de mensen die al redelijk
wat ervaring in het onderwijs hadden. Ik voelde mij ongemakkelijk en kon ook niet meer adequaat
antwoorden. Met een zeer ontevreden gevoel sloot ik – eindelijk – mijn presentatie af en kondigde
de koffiepauze aan. Ik zag als een berg op tegen het laatste onderdeel: het zelf oefenen door de
cursisten en het beantwoorden van de vragen.”
16
18. Individueel (10 minuten)
Vragen:
Beantwoord onderstaande vragen op basis van de situatiebeschrijving.
1) Wat is er volgens jou gebeurd? Wat is volgens jou het probleem?
2) Hoe beschrijf je het gedrag van Linda?
3) Hoe beschrijf je het gedrag van de deelnemers?
4) Welke adviezen zou je aan Linda geven? Waarom?
In drietallen (15 minuten)
5) Wissel je antwoorden uit in drietallen. Komen jullie tot dezelfde conclusie?
In drietallen
Nog meer lastige situaties
Lees de volgende voorbeelden van “lastig gedrag” en geef aan hoe je zou handelen.
1) Als je een vraag stelt, is het steeds dezelfde persoon die antwoord geeft.
2) ijdens je presentatie word je telkens onderbroken door een van de aanwezigen. Hij heeft dat al
T
“eerder gezien”, hij heeft nog een ander en eigenlijk beter voorbeeld.
3) e geeft in je training een paar praktijkvoorbeelden. De eerste keer valt het nog niet zo op, maar na
J
een paar keer merk je dat een van de aanwezigen steeds met zijn hoofd schudt als je iets over de
praktijk vertelt.
4) ijdens de cursusbijeenkomst zijn er steeds een paar mensen met elkaar aan het praten. Het is
T
weliswaar op fluistertoon, maar toch word je afgeleid.
17
19. 7 Reflecteren
Individueel (30 minuten)
Wat is voor jou het belangrijkste dat je van deze cursus geleerd hebt?
Kijk nog eens terug naar de leerdoelen van de cursus. Welke heb je bereikt?
Noteer de 2 belangrijkste sterke kanten van jou als docent.
o
o
Noteer de 2 belangrijkste ontwikkelpunten/aandachtspunten van jou als docent.
o
o
Beschrijf voor elk ontwikkelpunt/aandachtspunt een concrete activiteit die je vanaf volgende week al
gaat uitvoeren om dit zwakke punt te versterken. Maak voor deze activiteiten een actieplan. Gebruik
hiervoor de Will/do-matrix. Hiermee breng je niet alleen je plannen in kaart, maar noteer je ook de
handelingen die je in het vervolg beter kunt laten. Welke actie is nodig om de verandering te laten
slagen?
18
20. •
Rechtsboven: schrijf hier wat je nu doet en wilt behouden
•
Linksboven: schrijf hierin wat je nu nog doet maar niet langer wilt doen. Neem afscheid van deze
activiteiten.
•
Linksonder: schrijf in dit kwadrant wat je niet doet, maar ook niet wílt doen. Blijf nee zeggen.
•
Rechtsonder: schrijf hier wat je nog niet doet, maar in de nieuwe situatie wilt oppakken. Dit zijn de te
ontwikkelen gebieden, gebruik deze om je trainersrol te verbeteren.
NIET WILLEN WEL WILLEN
Wil ik niet/doe ik (nog steeds) Wil ik/doe ik
DOEN
Wil ik niet/doe ik niet Wil ik/doe ik (nu nog) niet
NIET
DOEN
NIET WILLEN WEL WILLEN
Denker
19
25. Colofon
In opdracht van:
Biebsearch, de Bibliotheek op school
Samenstelling:
CLU Expertisecentrum
Leermiddelenontwikkeling
Vormgeving:
Frank de Wit
Redactie:
OBD, unit Promotie en Cultuur
Biebsearch
biebsearch.nl
info@biebsearch.nl
24
26. Didactische
vaardigheden
Basisreader
Voor meer informatie zie www.biebsearch.nl
of mail naar info@biebsearch.nl
Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt met financiële ondersteuning van de provincie Overijssel