1. En
alweer
geen
woord
over
de
leraar.
De
staat
van
het
onderwijs
staat
weer
volop
in
de
belangstelling.
Geschrokken
van
onze
elfde
plaats
op
de
PISA
ranglijst
hebben
de
ministeriële
beleidsmakers
heil
gezocht
in
snel
en
oppervlakkig
herstelwerk.
Leerlingen,
leraren
en
schoolleiders
hebben
het
nakijken.
Beste
Minister,
kom
terug
op
uw
schreden,
ga
in
gesprek
met
scholen
en
zet
daarbij
in
op
vier
verbeterpunten:
bevrijding
van
leraren
uit
de
verlammende
greep
van
de
voorgeschreven
lesmethodes,
elke
leraar
minimaal
een
master
voordat
hij
voor
de
klas
mag,
beloon
leraren
rijkelijk
en
ontwikkel
een
plan
van
aanpak
samen
met
scholen
in
plaats
van
voor
scholen.
Bertrand
Russel
riep
ooit:
“De
moeilijkste
opgave
voor
de
leraar
is:
de
leerling
het
plezier
in
het
leren
niet
te
bederven”.
Geregeld
loop
ik
door
de
school,
kijk
willekeurige
lokalen
in
en
vraag
me
af:
“Hoeveel
plezier
hebben
onze
leerlingen
in
het
leren?”
En:
“Leren
we
onze
leerlingen
(met
plezier)
de
juiste
dingen?”
Bereiden
we
ze
voor
op
een
leven
in
een
samenleving
met
veranderende
religieuze
verhoudingen,
ingewikkelde
economische
ontwikkelingen,
met
een
razendsnelle
digitalisering
van
communicatie
en
informatie,
met
een
verharding
van
omgangsvormen
waardoor
de
roep
om
eerzaam
burgerschap
steeds
luider
klinkt,
met
een
Nederland
dat
steeds
kleiner
wordt
door
de
macht
van
Europa.
Op
de
PISA
ranglijst
zijn
we
inmiddels
gedaald
naar
een
elfde
plaats.
Is
dat
iets
om
ons
grote
zorgen
over
te
maken?
Volgens
mij
niet.
De
PISA-‐ranking
laat
slechts
zien
hoe
we
het
doen
op
het
vlak
van
rekenen,
lezen
en
natuurwetenschappen.
Niet
onbelangrijk,
maar
onbelangrijk
genoeg
om
geen
ingrijpende
beleidswijziging
aan
op
te
hangen.
In
twee
rapporten
uit
2009
schetsen,
nota
bene,
zowel
de
OECD
als
de
EU
de
meervoudige
doelen
van
onderwijs
en
leggen
daarbij
veel
nadruk
op
het
aanleren
van
vaardigheden
om
te
leren,
digitale
competenties,
sociale
en
burgerschapscompetenties,
cultureel
bewustzijn
en
expressievaardigheden.
Stuk
voor
stuk
vaardigheden
die
de
minister
sterk
bagatelliseert
in
haar
voorstel
voor
een
kerncurriculum
in
de
onderbouw
van
het
voortgezet
onderwijs.
Door
haar
aanpak
komen
we
misschien
wel
in
de
top–vijf,
maar
blijft
het
de
vraag
of
we
onze
leerlingen
uiteindelijk
de
juiste
dingen
geleerd
hebben.
De
minister
is
een
coach
van
een
getalenteerd
voetbalteam.
Gedreven
door
snelle
scoringsdrang
traint
ze
echter
slechts
op
het
maken
van
doelpunten
en
vergeet
ze
aandacht
te
besteden
aan
techniek,
snelheid,
inzicht
en
persoonlijke
vorming,
waardoor
haar
team
nooit
tot
de
echte
top
zal
behoren.
Daarnaast
blijft
in
de
voorstellen
de
centrale
rol
van
de
leraar
onbesproken.
Terwijl
zij
toch
de
belangrijkste
schakel
zijn
in
het
verbeteren
van
de
leerresultaten
van
leerlingen.
Daarmee
wordt
de
kans
gemist
om
het
leraarschap,
in
de
geest
van
het
Convenant
LeerKracht,
ook
inhoudelijk
steviger
op
de
kaart
te
zetten.
Uit
onderzoek
blijkt
dat
de
belangrijkste
motivator
voor
een
leraar
zijn
contact
met
leerlingen
is.
Uit
diezelfde
onderzoeken
blijkt
ook
dat
wanneer
leraren
de
kans
krijgen
om
een
eigen
opvatting
te
ontwikkelen
over
lesgeven,
over
hoe
de
leerlingen
de
stof
optimaal
leren,
dan
vanzelf
de
behoefte
ontstaat
om
die
opvatting
verder
te
ontwikkelen
en
zo
een
betere
leraar
te
worden.
Investeren
in
het
leraarschap
vanuit
die
inzichten
zorgt
ervoor
dat
in
de
relatie
tussen
leraar
en
leerling
activiteiten
ontstaan
die
leerlingen
weer
plezier
in
leren
geven.
Op
onze
school
zijn
we
kleinschalig
gestart
met
innovaties
waarin
leraren
weer
moeten
gaan
nadenken
over
hoe
ze
hun
onderwijs
vorm
geven.
Hun
didactiek
en
visie
op
leren
wordt
niet
langer
bepaald
door
een
voorgeschreven
lesmethode.
Ze
gaan
zelf,
op
basis
van
vooraf
vastgestelde
leerdoelen,
leeractiviteiten
ontwerpen
die
leerlingen
uitdagen
en
die
duurzaam
leren
stimuleren.
De
enorme
mogelijkheden
van
ICT
helpen
daarbij.
We
creëren
leerruimtes
in
de
school
waar
leraren
hun
lessen
voor
de
volgende
dag
kunnen
voorbereiden
onder
begeleiding
van
deskundigen,
samen
met
collega’s,
en
liefst
in
samenspraak
met
leerlingen.
Zo
te
moeten
werken
vraagt
veel
van
leraren,
minstens
een
gedegen
vooropleiding.
Stop
daarom
met
het
toegankelijker
en
aantrekkelijker
maken
van
de
lerarenopleiding.
Verlang
van
iedere
leraar
een
master
alvorens
hij
voor
de
klas
mag.
En
met
minder
dan
VWO
mag
geen
student
naar
de
lerarenopleiding.
Onlangs
vertelde
mijn
zoontje,
groep
8,
dat
de
stagiair
niet
wist
hoe
onze
Minister
President
heet.
Ik
hoop
van
harte
dat
deze
stagiair
het
dringende
advies
heeft
gekregen
om
meteen
te
stoppen
met
de
studie
en
zijn
heil
elders
te
zoeken.
Stel
eisen,
inspireer,
daag
uit
en
beloon.
Het
leraarsvak
doet
er
dan
weer
toe.
Moet
je
eens
kijken
wat
er
dan
met
de
leerresultaten
gebeurt.
Jan
Fasen
Voorzitter
Centrale
Directie
Connect
College
December
2010.