3. 1 Omdat Hij leeft, ben ik niet bang voor morgen Omdat Hij leeft, mijn angst is weg. Omdat ik weet, Hij heeft de toekomst. En het leven is het leven waard omdat Hij leeft.
4. 2 Because He lives, I can face tomorrow. Because He lives, my fear is gone. Because I know, He holds the future. And life is worth the living, just because He lives.
5. Welkom Voorganger ds mevr Sijtsma – van Oeveren Organist dhr de Vries Thema: “Bemoediging”
6. P 33 – 1, 8Komt nu met zang en roert de snaren,
7. 1 Komt nu met zang en roert de snaren, gij volk, dat leeft van 's HEREN recht. Hijzelf heeft zijn getrouwe scharen een lofzang in de mond gelegd. Word' als nooit tevoren / door wie Hem behoren 't feestlied ingezet! Meldt de blijde mare / bij de klank der snaren, steekt de loftrompet.
8. 8 Wij wachten stil op Gods ontferming, ons hart heeft zich in Hem verheugd. Hij komt te hulp en geeft bescherming, zijn heilge naam is onze vreugd. Laat te allen tijde / uwe liefd' ons leiden, uw barmhartigheid. God, op wien wij wachten, / geef ons moed en krachten nu en voor altijd.
9. Stil gebed Votum en groet Erezij de Vader en de Zoon En de Heilige Geest, Als in den beginne, nu en immer, En van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
11. 1 Mijn licht, mijn heil is Hij, mijn God en HERE! Waar is het duister dat mij onheil baart? Mijn hoge burcht is Hij, niets kan mij deren, in zijn bescherming ben ik wel bewaard! Of zich de boosheid tegen mij verbindt en op mij loert opdat zij mij verslindt, ik ken geen angst voor nood en overval: het is de HEER die mij behouden zal!
12. 7 O als ik niet met opgeheven hoofde zijn heil van dag tot dag verwachten mocht! O als ik van zijn goedheid niet geloofde, dat Hij te vinden is voor wie Hem zocht!
13. Wees dapper, hart, houd altijd goede moed! Hij is getrouw, de bron van alle goed! Wacht op den HEER, die u in zwakheid schraagt, wacht op den HEER en houd u onversaagd.
16. 12 Wie mat de wateren met zijn holle hand, bepaalde de omvang der hemelen met een span, vatte met een maat het stof der aarde, woog de bergen met een waag en de heuvelen met een weegschaal? 13 Wie bestuurde de Geest des HEREN en onderrichtte Hem als zijn raadsman? 14 Wie raadpleegde Hij, dat deze Hem inzicht zou geven, het rechte pad zou leren, kennis bijbrengen en de weg des verstands doen kennen?
17. 15 Zie, volken zijn geacht als een druppel aan een emmer en als een stofje aan een weegschaal; zie, eilanden zijn als fijn stof, dat uitgestrooid wordt; 16 de Libanon is niet toereikend als brandhout, en zijn wild gedierte niet ten brandoffer. 17 Alle volken zijn als niets voor Hem, zij worden door Hem beschouwd als nietig en ijdel. 18 Met wie dan wilt gij God vergelijken en welke vergelijking op Hem toepassen?
18. 19 Een vakman giet het beeld en een goudsmid overdekt het met goud en smeedt er zilveren ketenen voor. 20 Wie te arm is voor een wijgeschenk, kiest een stuk hout dat niet verrot; hij zoekt zich een kundige vakman om een beeld op te richten, dat niet wankelt. 21 Weet gij het niet? Hebt gij het niet gehoord?
19. Is het u van de aanvang niet verkondigd? Hebt gij geen begrip van de grondvesten der aarde? 22 Hij troont boven het rond der aarde, en haar bewoners zijn als sprinkhanen; Hij breidt de hemel uit als een doek en spant hem uit als een tent waarin men woont. 23 Hij geeft de machthebbers over ter vernietiging, Hij maakt de regeerders der aarde tot ijdelheid;
20. 24 nauwelijks zijn zij geplant, nauwelijks gezaaid, nauwelijks wortelt hun stek in de aarde, of Hij blaast reeds op hen, zodat zij verdorren, en een storm neemt ze op als stoppels. 25 Met wie dan wilt gij Mij vergelijken, dat Ik hem zou gelijk zijn? zegt de Heilige. 26 Heft uw ogen naar omhoog en ziet: wie heeft dit alles geschapen?
21. Hij, die het heer daarvan in groten getale uitleidt en elk daarvan bij name roept door de grootheid zijner sterkte en omdat Hij geweldig van kracht is; er blijft niet één achter. 27 Waarom zegt gij, o Jakob, en spreekt, o Israël: mijn weg is voor de HERE verborgen en mijn recht gaat aan mijn God voorbij?
22. 28 Weet gij het niet, hebt gij het niet gehoord? Een eeuwig God is de HERE, Schepper van de einden der aarde. Hij wordt noch moede noch mat, zijn verstand is niet te doorgronden. 29 Hij geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert Hij sterkte.
23. 30 Jongelingen worden moede en mat, zelfs jonge mannen struikelen, 31 maar wie de HERE verwachten, putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen, maar worden niet moede; zij wandelen, maar worden niet mat.
25. De Heer is God en niemand meer, verheerlijkt Hem gij vromen. Wie is als aller schepslen Heer, zo heerlijk zo volkomen? De Heer is groot, Zijn naam is groot, de luister van Zijn deugden groot oneindig groot Zijn wezen!
26. Waar waren wij, had niet Zijn kracht ons eens gevormd ten leven? Hij kent ons, kent al wat Zijn macht ooit aanzijn heeft gegeven. Bij Hem is wijsheid en verstand, bij Hem is sterkte, Hij omspant de aarde en de hemel.
27. Gij zijt rechtvaardig, heilig, goed, bij reinen wilt Gij wonen. Hem die Uw wil met vreugde doet zult Gij met vreugde kronen. Gij hebt alleen onsterflijkheid, geen ander schenkt ons zaligheid, O rijke bron van vreugde.
28. Of, zou de gloed dier majesteit mij zondaar ook verteren? Neen, nu ’t geloof Uw heerlijkheid in Christus mag vereren, nu klinkt mijn lied: de Heer is groot, De Heer is onuitspreeklijk groot, oneindig groot in liefde
30. G 21 – 1, 2, 4, 7Alles wat adem heeft love de Here,
31. 1 Alles wat adem heeft love de Here, zinge de lof van Isrels God! Zolang ik hier in het licht mag verkeren, roem ik zijn liefde en prijs mijn lot. Die lijf en ziel geschapen heeft worde geloofd door al wat leeft. Halleluja! Halleluja!
32. 2 Vorsten zijn mensen uit aarde geboren, zij keren eens tot aarde weer; rijkdom en macht, het gaat alles verloren, niemand gedenkt hun daden meer. Machtigen wanklen in hun waan, - roepen wij dan de Here aan. Halleluja! Halleluja!
33. 4 Hij is 't, die hemelen, zeeën en aarde, die al wat is tot aanzijn riep, de enige God die zijn macht openbaarde, - Hem is gehoorzaam wat Hij schiep. Hij, die het al heeft in zijn hand, houdt ook ons zwak geloof in stand. Halleluja! Halleluja!
34. 7 Roemt dan, gij mensen, en lofzingt tezamen Hem die zo grote dingen doet. Alles wat adem heeft, roepe nu amen, zinge nu blijde: God is goed! Love dan ieder die Hem vreest Vader en Zoon en Heilge Geest! Halleluja! Halleluja!
37. 1 Geprezen zij de Heer die eeuwig leeft, die vol ontferming ieder troost en alle schuld vergeeft, die al het aards gebeuren vast in handen heeft.
38. Hem zij de glorie, want Hij die overwon zal nooit verlaten wat zijn hand begon. Halleluja, geprezen zij het Lam, dat de schuld der wereld op zich nam.
41. 1 Komt, kinderen, niet dralen, want de avond is nabij! Wij zouden licht verdwalen in deze woestenij. Komt, vatten wij dan moed naar de eeuwigheid te streven, van kracht tot kracht te leven. in 't eind is alles goed.
42. 2 Het zal ons niet berouwen de smalle weg te gaan. Hij riep ons, de Getrouwe, en Hij ging zelf vooraan. Komt en vertrouwt op Hem die u is voorgetogen en richt uw hart en ogen vast op Jeruzalem.
43. 8 Komt, laat ons voortgaan, kindren! De Vader staat ons bij. Zou soms de last ons hindren, Hij gaat aan onze zij. Ja, Hij bemoedigt ons en zendt in de verschrikking zijn zon tot een verkwikking: Hij maakt het goed met ons!
44. Zegen Amen, amen, amen! Dat wij niet beschamen Jezus Christus onze Heer, amen, God, uw naam ter eer!