1. Welkom
Voorganger ds Douma –
v/d Molen
Organist Johannes de Vries
Thema: “Leid ons niet in
verzoeking…”
2. VDD ELB 223 – 1, 2, 5
Ga niet alleen door 't leven,
3. 1 Ga niet alleen door 't leven,
die last is u te zwaar.
Laat Eén u sterkte geven,
ga tot uw Middelaar!
Daar is zoveel te klagen,
daar is zoveel geween,
en zoveel leed te dragen,
Ga niet alleen!
En zoveel leed te dragen,
Ga niet alleen!
4. 2 Ga niet alleen, uw Koning
wil komen in uw hart.
Ach, geef het Hem ter woning,
hoe stilt Hij dan uw smart.
Wie kan er tranen drogen
als Jezus? Immers geen!
Richt dan de treurende ogen
naar Jezus heen!
Richt dan de treurende ogen
naar Jezus heen!
5. 5 Welzalig, die 't ervaren,
dat Hij hun alles is;
dan kennen z' in gevaren
bezorgdheid noch gemis.
Hij draagt dan in Zijn armen,
door alle nood hen heen.
Wie steunt op Zijn ontfermen,
is nooit alleen!
Wie steunt op Zijn ontfermen,
is nooit alleen!
6. Welkom
Voorganger ds Douma –
v/d Molen
Organist Johannes de Vries
Thema: “Leid ons niet in
verzoeking…”
7. P 118 – 8, 9
De steen die door de
tempelbouwers
12. Stil gebed
Votum en groet
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,
En van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen.
17. 14 Nu wij dan een grote Hoge-
priester hebben, Die de hemelen is
doorgegaan, namelijk Jezus, de
Zoon van God, laten wij aan deze
belijdenis vasthouden. 15 Want wij
hebben geen Hogepriester Die geen
medelijden kan hebben met onze
zwakheden, maar Een Die in alles
op dezelfde wijze als wij is verzocht,
18. maar zonder zonde.
16 Laten wij dan met vrijmoedigheid
naderen tot de troon van de
genade, opdat wij barmhartigheid
verkrijgen en genade vinden om
geholpen te worden op het juiste
tijdstip.
23. 1 Wie heeft onze prediking geloofd,
en aan wie is de arm van de HEERE
geopenbaard?
2 Want Hij is als een loot opgeschoten
voor Zijn aangezicht,
als een wortel uit dorre aarde.
Gestalte of glorie had Hij niet;
als wij Hem aanzagen, was er geen
gedaante dat wij Hem begeerd zouden
hebben.
24. 3 Hij was veracht, de onwaardigste
onder de mensen, een Man van smarten,
bekend met ziekte, en als iemand voor
wie men het gezicht verbergt; Hij was
veracht en wij hebben Hem niet geacht.
4 Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op
Zich genomen,ons leed heeft Hij
gedragen.
25. Wíj hielden Hem echter voor een
geplaagde, door God geslagen en
verdrukt.5 Maar Hij is om onze
overtredingen verwond, om onze
ongerechtigheden verbrijzeld. De straf
die ons de vrede aanbrengt, was op
Hem, en door Zijn striemen is er voor
ons genezing gekomen. 6 Wij dwaalden
allen als schapen,wij keerden ons ieder
naar zijn eigen weg.
26. Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid
van ons allenop Hem doen neerkomen.
7 Toen betaling geëist werd, werd Híj
verdrukt, maar Hij deed Zijn mond niet
open.
Als een lam werd Hij ter slachting geleid;
als een schaap dat stom is voor zijn
scheerders, zo deed Hij Zijn mond niet
open.
30. 32 Ieder dan die Mij belijden zal voor de
mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn
Vader, Die in de hemelen is.
33 Maar wie Mij verloochenen zal voor
de mensen, die zal Ik ook verloochenen
voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.
Jezus brengt verdeeldheid
31. 34 Denk niet dat Ik gekomen ben om
vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet
gekomen om vrede te brengen, maar het
zwaard. 35 Want Ik ben gekomen om
tweedracht te brengen tussen een man en
zijn vader, en tussen een dochter en haar
moeder, en tussen een schoondochter en
haar schoonmoeder;
36 en iemands huisgenoten zullen zijn
vijanden zijn.
32. 37 Wie vader of moeder liefheeft boven
Mij, is Mij niet waard; en wie zoon of
dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet
waard.
38 En wie zijn kruis niet op zich neemt
en Mij navolgt, is Mij niet waard.
39 Wie zijn leven vindt, zal het
verliezen; en wie zijn leven verliest
omwille van Mij, zal het vinden.
43. 1 Toen werd Jezus door de Geest
weggeleid naar de woestijn om verzocht
te worden door de duivel.
2 En nadat Hij veertig dagen en veertig
nachten had gevast, kreeg Hij ten slotte
honger.
3 En de verzoeker kwam bij Hem en zei:
Als U Gods Zoon bent, zeg dan dat deze
stenen broden worden.
4 Maar Hij antwoordde en zei: Er staat
geschreven:
44. : De mens zal niet van brood alleen
leven, maar van elk woord dat uit de
mond van God komt. 5 Toen nam de
duivel Hem mee naar de heilige stad en
zette Hem op het hoogste gedeelte van
de tempel, 6 en hij zei tegen Hem: Als U
de Zoon van God bent, werp Uzelf dan
naar beneden, want er staat
geschreven dat Hij Zijn engelen voor U
bevel zal geven, en dat zij U op de
handen zullen dragen,
45. en dat zij U op de handen zullen dragen,
opdat U Uw voet niet misschien aan een
steen stoot.
7 Jezus zei tegen hem: Er staat
eveneens geschreven: U zult de Heere,
uw God, niet verzoeken.
8 Opnieuw nam de duivel Hem mee, nu
naar een zeer hoge berg, en hij liet Hem
al de koninkrijken van de wereld zien,
met hun heerlijkheid,
46. 9 en zei tegen Hem: Dit alles zal ik U
geven, als U knielt en mij aanbidt.
10 Toen zei Jezus tegen hem: Ga weg,
satan, want er staat geschreven: De
Heere, uw God, zult u aanbidden en Hem
alleen dienen.
11 Toen liet de duivel Hem gaan; en zie,
engelen kwamen en dienden Hem.
51. 39 En de voorbijgangers lasterden
Hem, schudden hun hoofd,
40 en zeiden: U Die de tempel afbreekt
en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelf.
Als U de Zoon van God bent, kom dan
van het kruis af!
41 En evenzo spotten ook de
overpriesters, samen met de
schriftgeleerden en de oudsten en de
Farizeeën, en zij zeiden:
52. 42 Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf
kan Hij niet verlossen. Als Hij de Koning
van Israël is, laat Hij nu van het kruis
afkomen en wij zullen Hem geloven.
43 Hij heeft op God vertrouwd; laat Die
Hem nu verlossen als Hij Hem welgezind
is,want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods
Zoon.