19. 1 Zingt nu de Heer, stemt allen in met ons die God lofzingen, want Hij deed ons van het begin verrukkelijke dingen. Hij heeft het menselijk geslacht in 't licht geroepen en bedacht met louter zegeningen.
20. 5 Heer Jezus, die ons hebt bezocht, Gij Opgang uit den hoge, die onze ziel hebt vrijgekocht, dat zij U dienen moge, - Gij herder die 't verloorne zoekt, de hemel heeft ons niet vervloekt: God is om ons bewogen.
21. 6 Zingt dan de Heer, stemt allen in met ons die God lof geven: Hij schiep ons voor een nieuw begin, hoeveel wij ook misdreven. Hij riep ons uit de nacht in 't licht van zijn genadig aangezicht. In Christus is ons leven!
26. 2 Maria zong: Mijn lieve God, Hij zag mij zomaar staan Hoe arm en klein ‘k ook wezen mag Hij zet mij toch vooraan. Ik zing voor al het grote dat Hij Isrel heeft gedaan
27. Refrein: Een lied over alles Andersom, andersom. Een lied over alles andersom.
28. 3 Maria zong: Ik wist het wel, Zo is Hij steeds geweest. Wie rijk en machtig willen zijn Verliezen ook het meest. Maar armen richt Hij op Hij maakt Hun leven tot een feest.
29. Refrein: Een lied over alles Andersom, andersom. Een lied over alles andersom.
49. 1 Een psalm, een lied voor de sabbat. 2 Het is goed de HEER te loven, uw naam te bezingen, Allerhoogste, 3 in de morgen te getuigen van uw liefde en in de nacht van uw trouw,
50. 4 bij de klank van de tiensnarige harp en bij het ruisend spel op de lier. 5 U verheugt mij, HEER, met uw daden, ik juich om wat uw hand verricht.
51. 6 Hoe groot zijn uw daden, HEER, hoe peilloos diep uw gedachten. 7 Het dringt tot de dommen niet door en dwazen kunnen het niet vatten:
52. dat de wettelozen als onkruid gedijen en de onrechtvaardigen bloeien alleen om te worden verdelgd, voor altijd. 9 U, HEER, bent eeuwig verheven,
53. 10 maar uw vijanden, HEER, uw vijanden gaan te gronde en wie onrecht doen, worden verstrooid. 11 U geeft mij de kracht van een wilde stier, met pure olie ben ik overgoten.
54. 12 Mijn oog ziet op mijn aanvallers neer, mijn oor hoort de angstkreet van mijn belagers.
55. 13 De rechtvaardigen groeien op als een palm, als een ceder van de Libanon rijzen zij omhoog. 14 Ze staan geplant in het huis van de HEER, in de voorhoven van onze God groeien zij op.
56. 15 Zij dragen nog vrucht als ze oud zijn en blijven krachtig en fris. 16 Zo getuigen zij dat de HEER recht doet, mijn rots, in wie geen onrecht is.
58. 22 Toen de tijd was aangebroken dat ze zich overeenkomstig de wet van Mozes rein moesten laten verklaren, brachten ze hem naar Jeruzalem om hem aan de Heer aan te bieden, 23 zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.’
59. 24 Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven. 25 Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man,
60. die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de heilige Geest rustte op hem. 26 Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voordat hij de messias van de Heer zou hebben gezien. 27 Gedreven door de Geest kwam hij naar de tempel,
61. en toen Jezus’ ouders hun kind daar binnenbrachten om met hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, 28 nam hij het in zijn armen en loofde hij God met de woorden: 29 ‘Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals u hebt beloofd.
62. 30 Want met eigen ogen heb ik de redding gezien 31 die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken: 32 een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’
63. 33 Zijn vader en moeder (2:33) Zijn vader en moeder – Andere handschriften lezen: ‘Jozef en zijn moeder’. waren verbaasd over wat er over hem werd gezegd. 34 Simeon zegende hen en zei tegen Maria, zijn moeder:
64. ‘Weet wel dat velen in Israël door hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat betwist wordt, 35 en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden. Zo zal de gezindheid van velen aan het licht komen.’
65. 36 Er was daar ook een profetes, Hanna, de dochter van Fanuel, uit de stam Aser. Ze was hoogbejaard; vanaf haar huwbare leeftijd had ze zeven jaar met haar man geleefd, 37 en ze was nu al vierentachtig jaar weduwe.
66. Ze was altijd in de tempel, waar ze God dag en nacht diende met vasten en bidden. 38 Op dat moment kwam ze naar hen toe, bracht hulde aan God en sprak over het kind met allen die uitzagen naar de bevrijding van Jeruzalem.
67. 39 Toen ze alles overeenkomstig de wet van de Heer hadden gedaan, keerden ze terug naar Galilea, naar hun woonplaats Nazaret. 40 Het kind groeide op, werd sterk en was begiftigd met wijsheid; Gods genade rustte op hem.
68. Evlb 109 -1, 2, 3, 4 Al wie dolend in het donker
69. 1 Al wie dolend in het donker in de holte van de nacht en verlangend naar een wonder op de nieuwe morgen wacht: vrijheid wordt aan u verkondigd door een koning zonder macht.
70. 2 Onze lasten zal Hij dragen onze onmacht totterdood geeft als antwoord op ons vragen ons zichzelf als levensbrood nieuwe vrede zal er dagen liefde straalt als morgenrood.
71. 3 Tot de groten zal Hij spreken even weerloos als een lam het geknakte riet niet breken Hij bewaakt de kleine vlam: hoort en ziet het levend teken van een God die tot ons kwam.
72. 4 Dor en droog geworden aarde die om dauw en regen vraagt dode mens die snakt naar adem wereld die om toekomst vraagt: zie mijn Zoon, de nieuwe Adam, die mijn welbehagen draagt.
75. 1 Komt, verwondert u hier, mensen, ziet, hoe dat u God bemint, ziet vervuld der zielen wensen, ziet dit nieuwgeboren kind! Ziet, die 't woord is, zonder spreken,
76. ziet, die vorst is, zonder pracht, ziet, die 't al is, in gebreken, ziet, die 't licht is, in de nacht, ziet, die 't goed is, dat zo zoet is, wordt verstoten, wordt veracht.
77. 2 Ziet, hoe dat men met Hem handelt, hoe men Hem in doeken bindt, die met zijne godheid wandelt op de vleugels van de wind. Ziet, hoe ligt Hij hier in lijden
78. zonder teken van verstand, die de hemel moet verblijden, die de kroon der wijsheid spant. Ziet, hoe tere is de Here, die 't al draagt in zijne hand.
79. 3 O Heer Jesu, God en mense, die aanvaard hebt deze staat, geef mij wat ik door U wense, geef mij door uw kindsheid raad. Sterk mij door uw tere handen,
80. maak mij door uw kleinheid groot, maak mij vrij door uwe banden, maak mij rijk door uwe nood, maak mij blijde door uw lijden, maak mij levend door uw dood!