3. Senior-onderzoeker
iXperium/CoE Leren met ict
Projectleider (inhoudelijk)
iXperium-ontwikkelkringen
Verantwoordelijk voor
overkoepelend onderzoek
Marijkevanvijfeijken.nl
4. DOEL
• Kennis over wat praktijkonderzoek is
• De relevantie van praktijkonderzoek
• Ervaren wat het is om te komen tot een goed
onderzoeksvoorstel door middel van enige opdrachten
5. OPBOUW
• Waarom is onderzoek doen leuk?
• Voorstellen
• De vraag in het onderzoek
• Wat is praktijkonderzoek?
• Pauze
• Cirkelen rond de vraag
• Verschillende manieren van gegevens verzamelen
• Afsluiting
7. CIRKELEN ROND EEN VRAAG
• Het maken van een goed onderzoeksplan kost tijd
• Een goede probleemstelling/plan beantwoord de volgende vragen:
Wat wil ik weten? (soort antwoord/doel)
Waarom wil ik dat weten? (reden/verantwoording)
Wat is er al over bekend? (kennisgebied/theoretische verantwoording)
Hoe kom ik dat te weten? (strategie)
8. Onderzoeksfunctie Voorbeeldvragen/standaardformuleringen
Beschrijven Wat zijn de kenmerken, welke eigenschappen heeft het, hoe is het, waaruit
bestaat het, wie of wat is erbij betrokken, wat zijn de belangrijkste stappen,
hoe ziet het eruit?
Definiëren In welke klasse kan het ondergebracht worden, hoort hij in deze familie
thuis, wat is de aard, wat is de plaats in het grotere geheel, wat is het
theoretisch perspectief, hoe kan het getypeerd worden, waar is het een
voorbeeld van?
Evalueren Wat is de waarde ervan, hoe goed werkt het, wat zijn de positieve punten,
wat zijn de negatieve punten, hoe geschikt is het, hoe wenselijk is het, wat
zijn de voordelen, wat zijn de nadelen?
Verklaren Waarom is dat zo, hoe komt dat, wat zijn de oorzaken, waar is dit een gevolg
van, welke redenen zijn er, wat zijn de achtergronden, hoe kon dit
gebeuren?
Ontwerpen Wat kan er aan gedaan worden, hoe kan het verbeterd worden, hoe moet
het, wat zijn geschikte maatregelen, wat moet er wel en niet gebeuren?
Gebaseerd op: Een onderzoek voorbereiden van Heinze Oost/Angela Markenhof
10. OPDRACHT: BESPREKEN IN KLEINE GROEPJES(10 MIN.)
• Wat willen ze weten? Wat voor soort antwoord willen ze
krijgen op hun vraag?
• Waarom willen ze het weten?
• Welke veronderstellingen liggen er al in de vraag van de
school verborgen?
• Hoe kan een antwoord op de vraag verkregen worden?
11. PRAKTIJKONDERZOEK ALS EEN PROFESSIONELE
LEERSTRATEGIE
• Een werkwijze van professionals – zoals leraren,
lerarenopleiders en leidinggevenden – om zicht te blijven
ontwikkelen in en voor hun beroepsuitoefening
• Doel: weloverwogen en goed geïnformeerd handelen in de
beroepspraktijk.
(Bolhuis, 2009a).
12. Continuüm van leren en diverse vormen van onderzoek in
en voor het onderwijs
Doel en/of functie
1.Leren (als aspect van leven, ter onderscheid van 2) Niet geëxpliciteerd doel; wel functie: overleven,
erbij horen, iets betekenen. Spontaan proces, gebeurt
vanzelf.
2.Leren als beoogd in het onderwijs Doelen geformuleerd in wetten, eindtermen,
leerplannen, methoden, toetsen en examens
3.Praktijkonderzoek als professionele
leerstrategie
Systematisch (nieuwe) betekenis geven aan en
verbeteren van eigen en gezamenlijk handelen
4.Kwaliteitszorg Aantonen dat wordt voldaan aan externe cri-
teria i.v.m. erkenning en subsidiering
5.Ontwerp- en ontwikkelonderzoek (=ook
onderdeel van 7)
Evalueren van theoretisch gefundeerde
maatregel in concrete situatie(s): bijdragen
aan praktijk en theorie/toetsing
6.Beleidsonderzoek (=ook onderdeel van 7) Voorspellen of evalueren van resultaten van
beleid
7.Praktijkgericht wetenschappelijk
onderzoek
Generaliseerbare kennis over vragen die relevant zijn voor
onderwijspraktijk
8.Fundamenteel wetenschappelijk
onderzoek
Theorievorming en -toetsing, bijdragend
aan generaliseerbare kennis over leren en
onderwijs.
Gebaseerd op: Praktijkonderzoek als professionele leerstrategie in onderwijs en opleiding, S. Bolhuis en Q.Kools
13. WAAROM PRAKTIJKONDERZOEK?
• Zelf een bijdrage leveren aan maatschappelijke discussies
• Actief in het up to date houden en de vernieuwing van
eigen werk
• Verantwoordelijkheid voor eigen praktijk
• Serieuze bijdrage aan het opleiden van nieuwe collega’s
• Zelf bijdrage leveren aan de kennisbasis
• Cliënten als leidraad
14. ONTWERPGERICHT PRAKTIJKONDERZOEK
Probleem
definiëren
Probleem
definiëren
Ontwerp als
oplossing
voor het
probleem
Ontwerp als
oplossing
voor het
probleem
Imple-
menteren
van de
oplossing
Imple-
menteren
van de
oplossing
Evalueren
van de
oplossing
Evalueren
van de
oplossing
Rappor-
teren en
presen-
teren
Rappor-
teren en
presen-
teren
Praktijkvraag
Wordt het uitgevoerd
zoals bedoeld?
Diverse betrokkenen:
initiatiefnemer(s)/medeo
nderzoekers/critical
friends)/leerlingen/
leraren/leidinggevenden
/ouders/experts
Onderzoeksplan
Onderzoek uitvoeren
Gegevens analyseren
Terug naar ontwerp?
16. OPDRACHT 2
• Neem je innovatievoorstel erbij en vul de werkhypothese
zo goed mogelijk in (individueel 5 min.)
• Tweetallen: Licht je werkhypothese toe aan je partner. Je
partner stelt kritische vragen, wijzig je werkhypothese met
behulp van de nieuwe inzichten (10 min.). Daarna rol
omdraaien (10 min.)
17. KEUZE VOOR MANIER VAN GEGEVENS VERZAMELEN/METHODE
VAN ONDERZOEK
• Kwantitatief betekent dat er wordt geteld, geturfd of
gemeten in cijfertjes. Kwantitatief onderzoek levert als
uitkomst ook cijfers op.
• Kwalitatief betekent dat er wordt gevraagd naar
meningen, woorden, opvattingen. Kwalitatief onderzoek
levert als uitkomst een beeld van de opvattingen die de
ondervraagden hebben over een onderwerp.
18. MANIEREN OM GEGEVENS TE VERZAMELEN
• Observeren: tellen of interpreten van gebeurtenissen.
open observatie/observeren met een checklist (deels of
volledig)/video-opname, leerling hardop laten denken
• Vragen stellen: mondeling of schriftelijk (gesloten
vragen/open vragen/half gesloten vragen/half open
vragen)
• Documentstudie: schoolbeleidsstukken, verslagen,
proefwerken, leerlingvolgsysteem
19. ONDERZOEKSINSTRUMENTEN ONTWIKKELEN
• Bestaande gestandaardiseerde instrumenten (deels) gebruiken
• Zelf een instrument ontwikkelen (topics, pilot, analysekader)
• Draagt deze informatie bij aan de beantwoording van mijn
onderzoeksvraag?
• Bepaal ook bij wie je je gegevens gaat verzamelen
20. OPDRACHT INDIVIDUEEL
• Welke onderzoeksmethoden wil je inzetten en waarom?
Geef aan:
• Keuze kwantitatief/kwalitatief
• Type instrument bestaand of zelf ontwikkelen
• Onderzoeksgroep
21. Afsluiting
Eerst in tweetallen en daarna
groepsdiscussie:
Wat is er tot nu toe bij jou op school gebeurd
met de resultaten uit praktijkonderzoek?
Wat zijn positieve en negatieve ervaringen?
Wat leer je hiervan?
Welke rol is hiervoor weggelegd bij de
leidinggevende(n)?
Notas del editor
Ik start met een activiteit met iPads die ik meegenomen heb. Het doel is er achter te komen hoe ieder tegen het doen van onderzoek aan kijkt en een kleine discussie op te starten over het nut van onderzoek. Vanuit een positieve kijk: namelijk wat lijkt je leuk aan het doen van onderzoek in het onderwijs? Met een klik op de poster van Loesje kom je op de muur van padlet.
Ik licht toe wat mijn dagelijkse werkzaamheden zijn en mijn ervaring met onderzoek.
De essentie van een onderzoeksplan is altijd een vraag. Een vraag die met reden gesteld wordt en een systematische manier om daarop een antwoord te vinden. Het begint altijd met iemand die iets niet weet of snapt. Die persoon heeft een vraag die hem bezig houdt, ergert, prikkelt. Het gevoel heeft het antwoord is mij niet gegund en het is niet gemakkelijk om een antwoord te vinden. Hij bedenkt een manier om achter het antwoord te komen en gaat vervolgens op onderzoek uit. Die moeilijk te beantwoorden vraag noemen we de probleemstelling. De probleemstelling vormt het hart van het onderzoek en vormt de basis van een onderzoeksplan. Even een aantal voorbeelden van onderzoeksvragen, hele opmerkelijke onderzoeksvragen (kort grappig filmpje)
Hoe klein een onderzoek ook is. Het heeft altijd een plan nodig. Het is belangrijk om veel tijd te besteden aan het voorbereiden van je onderzoek. Anders kost het later heel veel tijd.
Dit betekent dat bijna nooit vanaf het begin de vraag al goed geformuleerd is. Vaak blijkt als je doorvraagt dat er toch een andere vraag aan ten grondslag ligt. De vraag die uiteindelijk geformuleerd wordt bepaalt voor een belangrijk deel al hoe het onderzoek uitgevoerd gaat worden en in ieder geval wat voor soort antwoord er moet komen. Een onderzoeker maakt in zijn probleemstelling dus duidelijk of hij iets wil beschrijven, vergelijken, definieren, evalueren, verklaren of ontwerpen. In de tabel de onderzoeksfuncties en de standaardformuleringen in de vorm van voorbeeldvragen.
Na het kijken naar het videofragment wordt de groep in drie groepen verdeeld en worden bovenstaande vragen besproken. Een korte plenaire bespreking van wat eruit gekomen is.
Nu even theorie: Wat is praktijkonderzoek? Ik sluit me in deze aan bij de definitie die praktijkonderzoek ziet al een professionele leerstrategie. Het draagt eraan bij dat professionals bewuster na denken over de doelen en effecten van hun werk en in hun werk meer gebruik maken van kennis van anderen, waaronder resultaten van wetenschappelijk onderzoek en met meer inzicht en begrip beter onderbouwd handelen of afzien van overbodig of verkeerd handelen. Het gaat bijvoorbeeld om het uitzoeken van problemen om deze beter aan te kunnen pakken of het ontwerpen en ontwikkelen van nieuwe vormen van onderwijs en nagaan of die de verwachte resultaten opleveren.
Onderzoeken is te zien als een vorm van leren: het is een vorm van leren waarbij regels worden afgesproken die zijn gericht op het bereiken van een zo goed mogelijk resultaat. Praktijkonderzoek is ergens in het midden te plaatsen tussen aan de ene kant het spontane leren en aan de andere kant hhet fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Verder even samen kijken naar de tabel. Let op in de praktijk wordt praktijkgericht onderzoek en praktijkonderzoek soms door elkaar gebruikt. Het verschil zit hem in: Praktijkonderzoek hoeft niet noodzakelijk uitspraken te doen die geldig zijn buiten de onderzoekscontext, iets wat wel wordt verwacht van wetenschappelijk onderzoek.
Op een rijtje waarom is praktijkonderzoek doen nuttig:
Er is een praktijkvraag. Nu gaat het erom om tot een goede formulering van de vraag te komen en daarbij belanghebbenden en hulpbronnen te betrekken. Cirkelen rondom de vraag wordt het ook weleens genoemd of het verkennen van de handelingsverlegenheid (fase 1 probleem definieren) . Alle relevante perspectieven moeten meegenomen worden. Goed is om in deze fase stil te staan bij: wie kunnen een bijdrage leveren aan het definiëren van het vraagstuk, het uitvoeren en bespreken van het vervolg. De wens om eigen onderwijspraktijk te verbeteren vereist allereerst het expliciteren van de doelen van de eigen onderwijspraktijk: Wat is verbeteren in dit geval? Waar komt mijn handelingsverlegenheid vandaan? Waaruit bestaat de verbetering die ik na streef? Bij het formuleren van de onderzoeksvraag wordt gezocht naar relevante informatie die kan helpen om het vraagstuk te verhelderen (van de diverse betrokkenen/literatuur etc.). Let op de verschillende betrokkenen moeten bij praktijkonderzoek soms wisselen van rol (onderzoeker/leraard). Leerlingen/ouders etc. kunnen informanten zijn maar zijn ook direct betrokken etc. Het feit dat zij bij het probleem worden betrokken betekent al een verandering van de situatie. In een eerdere bijeenkomst hebben jullie gezien hoe een cyclus van ontwerpen eruit kan zien (design thinking) (fase 2 ontwerp als oplossing voor het probleem). Bij ontwerpgericht praktijkonderzoek is het van belang dat die cyclus ook goed is doorlopen. Aan het eind van deze fase heb je een ontwerp/een innovatie die getest is en zo goed mogelijk aansluit bij de oplossing van je probleem. Dan begint de fase van implementeren in de organisatie (fase 3). Pas als je vindt dat de oplossing zo uitgevoerd wordt zoals je bedoeld hebt. Kun je pas echt naar de volgende fase gaan namelijk het evalueren van de oplossing (fase 4). Hiervoor moet je een onderzoeksplan maken. In deze fase gaat het om het plannen en organiseren van het praktijkonderzoek, het uitvoeren en het analyseren van de gegevens. Bij praktijkonderzoek gaat het om zoeken naar manieren van gegevens verzamelen die haalbaar zijn in de eigen praktijk. Wetenschappelijke methoden van gegevens verzameling kunnen dienen als bron van inspiratie maar zullen vaak in informelere vormen worden vertaald. In onderzoeksplan moet nauwkeurig worden omschreven waarop de onderzoeksvraag en de conclusies van het onderzoek betrekking hebben (welke klassen, leerlingen afdeling, school etc.) Hoe grotere de groep in het onderzoek hoe minder mogelijk het wordt om bij alle betrokkenen gegevens te verzamelen. Dan dus een selectie die representatief is. Gegevens verwerken verwerken kan een hele klus zijn, goed om hierover al vantevoren na te denken. Wat zijn nu de belangrijkste punten die in de interviews genoemd zijn? Goed is om anderen bij het analyseren van de gevens te betrekken. Dit kan je ook al verwerken in je onderzoeksplan. Wat doe je als blijkt dat het ontwerp geen antwoord is op de onderzoeksvraag? Ga je dan terug naar het ontwerp? De laatste fase 5 (rapporteren) is geen einddoel maar is wel essentieel. Het dient om afspraken voor de praktijk vast te leggen en te laten zien hoe met de gegevens om is gegaan en om belanghebbende te laten zien waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt. Bewaar de verzamelde gegevens ook altijd.
Rapporteren kan op verschillende manieren. Het dwingt je tot systematisch en concreet verwoorden van het probleem, het onderzoek en de conclusies.
Toelichten van de cirkel aan de hand van een voorbeeld uit de praktijk. Voorbeeld wellicht inzet van de app Classdojo (iets van Mondial college)
Een beproefd hulpmiddel om jezelf te dwingen om na te gaan wat voor vraag je nu eigenlijk hebt is het gebruik van de werkhypothese. Dit hanteren wij in diverse leergemeenschappen op scholen die meestal ontwerponderzoek willen doen. Even de werkhypothese toelichten.
Gegevens zijn alle soorten informatie die een antwoord kunnen geven op je onderzoeksvraag. Begrippen die je vaak tegenkomt: kwantitatief en kwalitatief
Er zijn verschillende manieren om gegevens te verzamelen en alle manieren kunnen zowel kwantitatief als kwalitatief worden toegepast. Welke manier je kiest hangt af van je onderzoeksvraag, van wat je wil weten en het soort antwoord dat je wilt hebben en van praktische omstandigheden (de leeftijd van de informantent, de ruimte, de tijd die je hebt, sommige informatie is alleen in documenten te vinden). De ene manier van onderzoek doen is niet beter dan de andere. Het is in prakijkonderzoek wel vrijwel altijd beter om meerdere manieren van gegevens verzamelen toe te passen. Je kan ook kwalitatief combineren met kwantitatief. Bijvoorbeeld eerst verkennnen hoe leraren over een bepaald onderwerp denken en welke woorden zij daarbij gebruiken. Met die informatie kun je vervolgens een vragenlijst maken die je bij meer leraren afneemt en zo krijg je toch kwalitiatieve data.
Als je bepaald hebt wat voor methode van onderzoek je gaat inzetten dan moet het instrument nog ontwikkeld worden.
Discussie in de groep: hoe kun je ervoor zorgen dat er ook echt iets met je onderzoek gebeurt? Welke rol heeft de leidinggevende in een school om ervoor te zorgen dat er iets gebeurd met het onderzoek dat door docent onderzoekers, student onderzoekers etc is uitgevoerd? Wat vraagt dat van de manier waarop er gerapporteerd wordt etc.