2. Dit huis is een huis waar de deur openstaat,
waar zoekers en zieners, genood of gekomen,
hun harten verwarmen, van toekomst gaan dromen,
waarin wat hen drijft tot herken nin g gaat komen,
de vonk van de Geest in hun binnenste slaat.
Dit huis is een huis waar gemeenschap bestaat,
waar zangers en zeggers bijeen zijn gekomen
om uiting te geven aan waar zij van dromen,
waardoor een beweging ontstaat die gaat stromen,
die nooit meer, door niemand zich inperken laat.
6. Eert God die onze Vader is;
weest allen welgemoed.
Looft Hem, gij zult in vrede zijn.
Aanbidt al wat Hij doet.
U, Heer, komt alle leven toe
en wie of waar Gij zijt,
U is de macht, U zingen wij
dank voor uw heerlijkheid.
7. ( Oosterhuis / Huijbers)
Lam Gods dat onze zonden draagt,
neem deze lofzang aan.
Gedenk ons in uw koninkrijk,
want Jezus is uw naam.
Gij die voor ons ten beste spreekt,
Messias, onze Heer.
O, ééngeboren Zoon van God,
kom haastig tot ons weer.
9. Toen Jezus was gekomen
ten doop bij de Jordaan,
heeft Hij een stem vernomen,
hoog uit de wolk vandaan.
Een duif boven het water,
een man diep in de stroom.
De stem roept Hem bij name:
"mijn welbeminde Zoon."
Een naam uit oude tijden:
Lam Gods en Jahwehs knecht,
de last van groot lijden,
de dood Hem toegezegd.
10. Toen Jezus was gekomen
ten doop bij de Jordaan,
heeft Hij een stem vernomen,
hoog uit de wolk vandaan.
Een duif boven het water,
een man diep in de stroom.
De stem roept Hem bij name:
"mijn welbeminde Zoon."
Een naam uit oude tijden:
Lam Gods en Jahwehs knecht,
de last van groot lijden,
de dood Hem toegezegd.
11. Toen Jezus was gekomen
ten doop bij de Jordaan,
heeft Hij een stem vernomen,
hoog uit de wolk vandaan.
Een duif boven het water,
een man diep in de stroom.
De stem roept Hem bij name:
"mijn welbeminde Zoon."
Een naam uit oude
Een naam uit oude tijden:
Lam Gods en Jahwehs knecht,
de last van groot lijden,
de dood Hem toegezegd.
tijden:
de last van een groot lijden,
de dood Hem toege - zegd.
(Barnard Willem / Mehrtens Frits)
Lam Gods en Jahwehs knecht,
14. [Al]
Ik geloof in de verrezen Jezus.
Hij ging ons voor als medemens.
Al wat hij was,
al wat Hij bezat
deelde Hij mee tot geluk van velen.
15. [Vg]
Hij blijft ons nabij in brood en wijn.
Hij blijft ons nabij in mensen
die leven vanuit zijn Geest.
16. [Al]
Ik geloof in die Geest
die licht en warmte geeft,
energie om lief te hebben,
om met anderen te delen,
om van anderen te ontvangen.
Die ons weghaalt uit ons ‘alleen zijn’.
17. [Vg]
Ik geloof in mensen.
Ik geloof in hen
die gemeenschap vormen rond Jezus;
in hen die blijven geloven
dat we er zijn voor mekaar
en die werken aan een wereld
waar elke mens
geborgenheid en levenskwaliteit vindt.
18. [Al]
Ik geloof in de liefde van God
die vergeeft
en mij op handen draagt
doorheen tijd en eeuwigheid.
Amen.
20. (Prins Sieds / Löwenthal Tom)
Laat onze woorden stijgen voor uw aangezicht als wierook.
Zie in ons het verlangen een mens te zijn van U.
Kom, adem ons open, Kom, adem ons open, adem ons open
23. D
A
M
E
S
Wij vieren hier wat nog niet is:
verzoening en verrijzenis;
dat wij tot rust gekomen zijn
verlost van doodsangst en van pijn.
24. H
E
R
E
N
Wij roepen in herinnering
de mens die onze wegen ging,
maar niet de weg van man en macht,
alleen de liefde was Zijn kracht
25. D
A
M
E
S
De mens die weerloos als een kind
de machtelozen heeft bemind;
die door de armsten werd vertrouwd,
op hen had Hij zijn hoop gebouwd.
26. H
E
R
E
N
Hij zei: wie leeft uit zelf belang,
sterft voor zijn tijd, die leeft niet lang.
Maar wie steeds van het zijne geeft
zal zien dat hij het leven heeft.
27. S
A
M
E
N
Zo heeft hij zelf ons voorgedaan,
is tot de dood ons voorgedaan;
is niet gevlucht uit eigenbaat
en koos de dood als hoogste daad.
29. S
A
M
E
N
Gestorven gaat die mens ons voor
en leeft in onze wereld door.
Hij moet het winnen mettertijd,
zijn geest leeft tot in eeuwigheid
30. H
E
R
E
N
In alwat klein en nietig leeft,
in alwat nauw'lijks adem heeft,
kijkt hij ons aan en zegt: ik ben
de broer der armen, één van hen.
31. D
A
M
E
S
de
Laat ons nu bidden tot zijn Heer,
Vader, Hem zij lof en eer:
laat komen hier die stad, uw rijk,
wij allen even arm en rijk.
32. S
A
M
E
N
Dat wij verdelen alle brood
en leren scheppen uit de nood,
tot alle kwaad verdwenen is,
herschapen tot verrijzenis.
34. Geef ons Uw vrede, geef vrede,
aan wie op U vertrouwt.
Geef ons, geef ons Uw vrede, geef vrede.
Geef ons Uw vrede
(Taizé)