Room Katholieke Kerk St. Joseph Keent, Weert. Ontworpen door Alphonse Boosten. Kunst o.m. Charles Vos, Harry Martens. Gebrandschilderde ramen o.a. uit Amby Maastricht.
1. St. Josephskerk Keent, Gemeente Weert.
Een kunst beschouwing in de Christelijke traditie.
Kerkelijke kunst heeft vanaf het begin geleidt tot
theologische discussies. Met name in de
middeleeuwen waren er hevige conflicten aangaande
het wel dan niet toelaten van beeldende kunst in de
kerken. Vanaf het Concilie van Trente tot 1957 was er
een globale beleidslijn, gebaseerd op de visie van
Thomas van Aquino. Kerkelijke kunst was een biblia
pauperum, ontstaan onder inspiratie van de Heilige
Geest en daarom als heilige bezigheid gekwalificeerd.
Zij mocht geen theologische fouten bevatten en
verhevenheid en waardigheid uitstralen. Het aanbidden
van objecten van kerkelijke kunst was nadrukkelijk
verboden.
In de CIC (1917) werd vastgelegd dat voor kerkelijke
kunst de traditio christiana het uitgangspunt moest zijn. Daar dit niet erg duidelijk was,
vroegen kunstenaars tijdens het interbellum herhaaldelijk hoe dit op te vatten. Met dat doel
werden er diocesane bouwcommissies aanbevolen door de Paus. Deze moesten kennis
bezitten van de vormen der traditie en de wetten van de gewijde kunst. Deze moesten in ieder
geval voldoen aan iconografische juistheid en met de liturgische functie. In kerkelijke kringen
bestond met name een voorkeur voor de serene kunst uit de late Middeleeuwen. De moderne
kunst werd verworpen omdat ze stond voor gebrek aan vakmanschap, morele ontaarding,
ketterij en atheïsme.
Omstreeks 1957 kwam aan het primaat van de traditie in de religieuze kunst gericht op de
historie van de middeleeuwen een einde.
In de periode 1919 -1940, de hoogtijdagen van het katholicisme in Nederland werden in het
bisdom Roermond 93 nieuwe kerken gebouwd. Deze kerken werden meestal onder leiding
van de architect door kunstenaars voorzien van kruiswegen, beelden, (soms)
wandschilderingen en glas-in-loodramen. Hierdoor was de katholieke kerk in Limburg tijdens
het interbellum de belangrijkste opdrachtgever op kunstgebied.
De Neogotiek of te wel kathedraalstijl gold sinds het katholiek reveil van de 19e eeuw bij
uitstek als rooms-katholiek en verwees naar de wellicht grootste bloeiperiode van het
christendom. Eind 19e begin 20e eeuw werden er dan ook enkele tientallen kerken in Limburg
in neoromaanse, eclectische en neogotische stijl gebouwd.
De industrialisering bracht in Limburg oude structuren en gezagsverhoudingen in gevaar en
versterkte de afkeer van het modernisme. De gelovigen moesten worden beschermd tegen de
vele gevaren van de moderne cultuur. Om die reden mocht de kerkelijke kunst zich alleen
binnen een door het kerkelijk gezag bepaald kader ontwikkelen. De l‟art pour l‟art opvatting
was taboe. Hoewel de historische gotiek in Limburg rond 1910 voorbij was, gaan bijna alle
tijdens het interbellum gebouwde kerken in Limburg morfologisch terug op de middeleeuwse
bouwstijlen. En worden dan ook historisch getypeerd. Invloeden van de Romaanse en
Gotische bouwstijlen kwamen in alle onderdelen van de kerken voor. De Limburgse kerken
2. kregen daarnaast veelvuldige bouwkundige en iconografische verwijzingen in de kerkbouw
en versiering naar de oude Limburgse cultuur en architectuur en het Limburgse volkskarakter.
Nader omschreven als het Limburgs vernacular of te wel een provinciaal dialect in de
architectuur.
De Kerk stelde bij het plannen van een nieuwe kerk een bouwpastoor aan op speciale
aanwijzing van de bisschop. Dit was geen sinecure maar weigeren mocht men niet. De job
werd met name niet geambieerd omdat men veel moest bedelen. De kerk kwam namelijk
altijd middelen tekort. Aan deze pastoor dan ook de taak om de parochianen te paaien voor
inzet van geld, materialen of arbeidskracht. Deze regelneef onderhield de contacten met de
architect en was de belangrijkste gesprekspartner van de bouwcommissie, Hij bezat een
zekere mate van deskundigheid op het gebied van de bouw en de kunsten. Alhoewel dat in
hun opleiding pas na de oorlog mondjesmaat aan bod kwam. De procedure welke de
bouwpastoor moest doorlopen was standaard. Alleen de bisschop kon opdracht geven voor de
bouw van een kerk. Na goedkeuring van de architect moest er met de gemeente worden
gepraat over de locatie. De BBC bekeek de esthetische kanten van een ontwerp. Dan volgde
er een plan van eisen en kon de architect aan de slag. Het ontwerp werd veelal bekritiseerd en
de architect werd dan gedwongen tot aanpassingen. Zo ook bij het ontwerp van de St.
Josephskerk door Alphonse Boosten.
Beschrijving exterieur St. Josephskerk Keent.
De St. Josephskerk op Keent is in 1939 gebouwd naar
een ontwerp van Alphonse Boosten in de stijl van het
Neo-Romaans. Het object werd gebouwd als
garnizoenskerk voor de nabijgelegen Van Horne
kazerne. De kerk is gebouwd door de Firma gebr.
Salimans uit Baexem voor 134.400,00 gulden.
Het is een zogenaamde georiënteerde driebeukige
kruiskerk met apsis, sacristie en twee oosttorens en een
westtoren onder zadel, tent, kegelvormige, platte en
aankappende zadeldaken en ingesnoerde torenspitsen
met dakoverstek. De plattegrond van een kruiskerk
heeft een kruisvorm dit komt door de aanwezigheid
van een dwarsbeuk (transept) tussen het schip en het
koor. Het punt waar schip en dwarsbeuk samenkomen
wordt de kruising genoemd en wordt vaak bekroond
door een dakruiter of een viering- of kruisingtoren of-
koepel. De kerk is vaak in samenhang gebracht met de
grote wijde wereld op basis van de zogenaamde
oriëntering. Dit houdt in het richten van een gebouw op een bepaald punt dat in religieus
opzicht belangrijk wordt gevonden. Bij een kerk is dit de oriëntatie op het oosten bij het
gebed. Vanaf de 3e eeuw is deze gewoonte gebaseerd op Bijbels symbolische gronden:
Christus als „licht van de wereld‟ en de „zon der gerechtigheid‟ en de verwachting van de
wederkomst van Christus uit het oosten. Vandaar dat het koor bijna altijd op het oosten is
gericht, omdat hier de mis wordt gehouden.
De daken van de St. Josephskerk zijn belegd met Hollandse pannen, voor de achtergevel en
de torenspitsen zijn bekroond met een smeedijzeren kruis. Het gebouw heeft een opstand van
3. geel genuanceerde en gele baksteen met metselwerk in staand verband. Het geheel wordt
verlevendigd met kalkzandstenen consoles en kalkzandstenen lateien boven de vierkante
vensters. Het heeft rondboogvormige dubbele houten deuren en rondboogvormige vensters en
ronde stalen vensters. Op de kopgevels van de kruisvensters bevinden zich twee rozetvensters.
De zijbeuken hebben gemetselde steunberen. De voorgevel heeft in de eerste bouwlaag een
entreerondboog met drie trapsgewijze vooruitspringende delen met 129 afbeeldingen in reliëf
vervaardigd door Charles Vos. In het portaal bevindt zich een dubbele rondboogvormige
houten deur, aan weerszijden geflankeerd door een rondboogvormige houten deur.
De entreerondboog wordt aan weerzijden geflankeerd door een eensteens gemetselde
uitspringende rondboog, waarin zich aan elke zijde twee rondboogvormige vensters bevinden.
In de 2e bouwlaag bevinden zich 5 rondboogvormige vensters, waarvan het middelste venster
groter is dan de andere vier vensters. Bovenin bevindt zich een topgevelvenster. In de oksel
van de steunbeerachtige uitgebouwde entreepartij en het middenschip bevindt zich een
kubische toren. In de voorgevel van deze toren bevindt zich in de eerste bouwlaag een
rondboogvormige deur, in de tweede bouwlaag een rond venster en onder het dak bevinden
zich in elke gevel twee galmgaten. Hierboven bevindt zich de klok. De rechterzijgevel heeft
in de zijbeuk een rond venster en 5 rondboogvormige vensters. In het schip bevinden zich 3
ronde vensters. In de kopgevel van de kruisarm bevinden zich op de hoek 2 rondboogvormige
doorgangen, met in het portaal een rondboogvormige deur. Tevens bevinden zich in de
kopgevel 2 kleine rondboogvormige vensters, een groot rozetvenster en een topgevelvenster.
De achtergevel bestaat uit 2 oosttorens, sacristie en apsis en heeft de volgende
gevelopeningen. De toren links heeft in de eerste bouwlaag een rondboogvormige houten deur
waarboven een rondboogvormig dichtgezet venster, en een rond venster waarboven 2 kleine
vierkante venster. Onder de dakrand bevinden zich 4 galmgaten, met daarboven rondom
kleine rondboogvormige vensters. Daarnaast bevindt zich een uitbouw onder aankappend
zadeldak met een houten deur, voorzien van glas. De ronde apsis heeft onder de dakrand
rondom rechthoekig liggende vensters. In de topgevel, boven de apsis, bevinden zich 3 kleine
Rondboogvormige vensters met daarboven een rond topgevelvenster. Daarnaast bevindt zich
een uitbouw onder aankappend zadeldak met een houten deur, voorzien van glas. De oren
rechts heeft in de eerste bouwlaag een rond venster waarboven 4 kleine vierkante vensters.
Onder de dakrand bevinden zich 4 galmgaten, met daarboven rondom kleine
rondboogvormige vensters. Daar tegenaan gebouwd bevind zich de sacristie met 2 vierkante
venster met roedenverdeling en een houten deur. De linkerzijgevel heeft de volgende
gevelopeningen. Links, in de sacristie, bevinden zich 3 vierkante vensters met
roedenverdeling, een houten deur en een klein vierkant kruisvenster. In de kopgevel van de
kruisarm bevinden zich op de hoek twee rondboogvormige doorgangen, met in het portaal een
rondboogvormige deur. Tevens bevinden zich in de kopgevel 2 kleine rondboogvormige
vensters, een groot rozetvenster en een topgevelvenster. De zijbeuk heeft 4 rondboogvormige
vensters. In het schip bevinden zich 3 ronde vensters. De kubisch toren heeft in de achtergevel
een rondboogvormig en een klein vierkant venster. In de rechtezijgevel heeft de toren een
rond venster en 2 kleine vierkante vensters.
Beschrijving bezienswaardigheden St.
Josephskerk.
In het hoofdportaal van de kerk zijn drie al
eerder genoemde trapsgewijze halve cirkels
aangebracht. Daarop staan 129
beeldengroepen, welke bijbelse en mystieke
4. taferelen uitbeelden. Deze beeldengroepen zijn van de hand van Charles Vos.
In het portiek bij de rechterzijdeur bevindt zich een betonreliëf van David met harp, afkomstig
van een van de voormalige biechtstoelen en ontworpen door H.A. Martens.
Naast de binnendeur een reliëfafbeelding van de Goede Herder, ook van H.A. Martens.
In de rechterzijgang bevindt zich een eikenhouten altaar uit de voormalige Theuniskapel te
Weert. Boven het altaar bevindt zich een schilderij, dat de kruisiging van Christus uitbeeldt.
Vermoedelijk uit de 18e eeuw.
Aan de muur in de rechterzijingang zijn de kruiswegstaties VIII t/m XIV aangebracht,
geglazuurd terra cotta door Charles Vos.
In de boognissen van de rechterzijgang
bevinden zich de volgende beelden: St.
Joseph, Teresia van Lisieux, Elisabeth
van Thüringen, Martinus van Tours en
Gerardus.
Op de biechtstoel bevindt zich een
betonmozaik, ingelegd in betonplaat,
met emblemen en figuren betreffende
de boetvaardigheid van H.A. Martens.
Origineel in de kleurstelling blauw,
later bruinrood geverfd.
Boven het rechter zij-altaar is de beeltenis van St. Jan de doper met kruisstaf in zijn
linkerhand en rond zijn hoofd een stralenkrans. Gemaakt door de beeldhouwer Gène Eggen.
G. Eggen geboren in 1921, Ulestraten, primair beeldhouwer maar in deze discipline
autodidact. Opgeleid aan de Rijksacademie te Amsterdam als schilder/graficus. Hij maakte
veel monumentale opdrachten voor kerken.
Op het priesterkoor staat een Godslamp; een gevleugelde draak met krulstaart houdt de lamp
in zijn bek. Deze lamp is in koper gedreven en gemaakt in het atelier van Brom te Utrecht.
In de abscis het sacramentsaltaar met symbolische voorstellingen van Martens.
Bronzen elevatieklokje aan de zijkant van het
priesterkoor.
Twee koperen kandelaars bij het evangelieboek op
het priesterkoor.
Eikenhouten beeld op console, voorstellende Maria,
staande op de wereldbol en maansikkel, de slang
vertrappend, met op haar rechterarm Jezus.
Koperen lezenaar, versierd met adelaar op bol,
welke op zijn vleugels de leesplank draagt.
5. Een Heilig Hartbeeld boven het linker zijaltaar.
Op de linker zijmuren bevinden zich wederom panelen uit voormalige communiebanken met
eucharistiesymbolen van Martens.
In de boognissen van de linkerzijingang bevinden zich de
volgende beelden: H. Gemma, Ambrosius met bijenkorf,
Franciscus van Asissië en Gerardus.
Aan de muur in de linkerzijingang
zijn de kruiswegstaties I t/m VII
van Vos.
Op de biechtstoel een betonmozaik
met boetvaardigheidsymbool.
De doopvont in de zijingang.
Tegen de wand van de dagkapel
bevinden zich betonmozaiken,
afkomstig van de voormalige biechtstoelen van Martens.
In de dagkapel is een gebrandschilderd raam aangebracht met
afbeeldingen van de verloving van Joseph en Maria, de vlucht naar
Egypte en de timmerwinkel te Nazareth. Voorts afbeeldingen van de boodschap aan Maria en
de waarschuwing van een engel aan Joseph in een droom. Dit raam wordt in het
Bisschoppelijk archief benoemd als origineel bedoeld voor de kerk.
De andere gebrandschilderde ramen zijn het bekijken meer dan waard maar zijn in wezen een
allegaartje, oorspronkelijk niet voor de St. Josephkerk bedoelt. En dus niet in het
oorspronkelijke ontwerp opgenomen. Op de site van
glasmalerei ev.de zijn alle ramen te vinden met zover
als men weet de makers hiervan. Zeker is dat de ramen
zijn samengesteld uit meerdere ramen naar inzichten
van de betreffende kunstenaars met verwijzingen naar
tijd, Bijbelse voorstellingen, parabels, mysteriën,
engelen en met woorden daar de gelovigen in deze
tijden vrijwel allemaal konden lezen en dus niet alleen
volstaan hoefde te worden
met afbeeldingen.
Eenmaal is er wel een ontwerp geweest van Martens speciaal
voor deze kerk, maar vanwege het abstracte en voor die tijd niet
geaccepteerde karakter van dit ontwerp jammer genoeg niet
opgenomen in de renovatie.
6. In een nis in de dagkapel staat een beeld van Maria met kind op de linkerarm van G. Eggen.
Een kruisbeeld aan de muur van de dagkapel in gegoten brons.
Enige jaren geleden zijn er nog een drietal schilderijen aangekocht
van de Belgische kunstenaar Sjer Jacobs. Met Bijbelse
voorstellingen in bladgoud.
De navolgende
kunstwerken van
het kunstbezit van
de kerk bevinden
zich in de sacristie
of de pastorie:
Processiekruis van geslagen geel koper met
gegoten corpus. De kruisbalken zijn rond en
eindigen in een knop.
Missarium et officia pro festivitatibus Ruraemundens, 1683. Dit boek is afkomstig uit de
Teuniskapel.
Missale Romanum, 1694. Leren band met koperen beslag, afkomstig uit de Antoniuskapel,
Weert.
Een zilveren kelk met een rond geprofileerde voet en een tulpvormige cuppa met vergulde
rand.
Een verguld zilveren kelk met op de rand van de voet de volgende inscriptie: “Capella Sancti
Antonii”, uit de Antoniuskapel.
Een zilveren kelk van de hand van A. Witte te Aken. Neoromaanse stijl en gemaakt in 1901.
De kelk is op de voet voorzien van een zestal medaillons.
Een verguld zilveren kelk met het meesterteken: H. Esser. Op de voet zijn vier gedreven
voorstellingen aangebracht.
Een ciborie van geperst plaat zilver. Op de deksel staat: “Geschenk van den Heer en de
Juffrouwen E. en L. Starren”.
Stralenmonstrans van verguld zilver van de hand van Esser uit Weert, 1934. Inscriptie van de
schenkers onder de voet.
Zes kandelaars van geel koper, ca. 1700; voorzien van een driezijdige voet op drie
bolklauwpeten.
Reliekhouder met ronde voet en met reliek van St. Joseph.
Een eikenhouten kast. Het onderste gedeelte heeft drie deuren; het middelste gedeelte drie
kleine deuren en de bovenbouw twee grote deuren.
7. Bouw en renovatie van de kerk.
De kerk, welke in 1940 gereed komt en eigenlijk op 5 mei 1940 ingezegend zou worden is
ontworpen zoals aangegeven door architect A.J.N. Boosten uit Maastricht en biedt in die tijd
plaats aan ruim 1000 volwassenen en
500 kinderen.
Het gebouw is opgetrokken uit sobere,
lichtgele baksteen, die hier en daar
onderbroken wordt door zwarte en
miskleurige exemplaren, dit voor de
levendigheid.
Het is een zogenoemde neo-romaanse
kruiskerk met inwendig een gewelfd
plafond, steunend op zware zijmuren,
waarin grote ronde bogen zijn
aangebracht. Daardoor ontstaan de
typische zuilengalerijen. De triomfboog
tussen het priesterkoor en de rest van het kerkgebouw is in dezelfde stijl ontworpen, maar veel
groter. Deze boog omspant in een strakke en krachtige lijn de gehele breedte van de kerk. In
het middenschip valt het licht binnen door grote ronde ramen, terwijl achter de zuilengalerijen
de buitenmuren hoge, gerekte ramen met rondbogen zijn aangebracht.
Links van het priesterkoor tegen de eerste pilaar is de preekstoel geplaatst. De abscis, waarin
zich het hoofdaltaar bevindt, is naar buiten uitgebouwd. Er zijn drie altaren. In de twee
zijbeuken zitten rozetramen, hier zijn ook de plaatsen voor de kinderen.
Er is in het interieur van de kerk een grote ruimtewerking, veroorzaakt door de rondbogen en
het flauw gebogen gewelf. De kolommen, waarop de forse muurbogen rustten, zijn voorzien
van openingen, die zich uitstekend lenen voor het plaatsen van beelden.
De kerk is kaal door al het licht. De oorspronkelijke bedoeling van Boosten was namelijk om
gebrandschilderd glas te plaatsen, maar WO II
gooide roet in het eten. Hier was dus absoluut
geen geld voor, (het zou nog tot na 1982 duren
voordat er gebrandschilderd glas kwam).
Bij het gereed komen van de kerk is men al in
het bezit van een preekstoel en biechtstoelen.
Deze waren overgenomen van de afgebroken
St.
Dominicus
kerk te
Utrecht. In
de laat barokke religieuze stijl uit het midden van 1700,
aantrekkelijk van vorm en ornamiek en ze harmoniëren
met het interieur.
8. Alphonse Boosten werkte graag samen met kunstenaars, de rondboog in de entree is dan ook
ontworpen en uitgevoerd door Carles Vos. 129 Beeldjes (3x43) van grauwgele klei, gebakken
in de fabrieken van Prosper en Eduard Regout te Maastricht. Niet geglazuurd, zodat de tand
des tijds de kleur kon wijzigen.
Talloze heiligen, bijbelse
taferelen en mystieke symbolen
zijn in beeld gebracht met veel
plastische bekoorlijkheid.
Ondanks de oorlog en het
geldgebrek ziet men toch kans om
in 1941 een godlamp van Jan
Eloy en Leo Brom uit Utrecht aan
te schaffen. De lamp verbeeldt het
motief uit van de draak welke
vlucht voor het licht, maar er zich
tevens in vastbijt. Ook had men
een elevatieklokje geschonken
gekregen door de familie Schroeten-Breukers ter nagedachtenis aan hun overleden kind.
Pastoor M.H. Boonen liet in het volgende versje in het klokje graveren:
“Telkens als ge hoort het blijde klinken van deez‟ klokkeklanken zal Toke voor U dierbare
ouders God bidden en U innig danken”.
In de nissen van het schip hebben ze twee beelden kunnen verwerven van pastoor Jean
Adams; gekapt uit witte Savonnière steen voorstellende
Gemma Galgani en St. Gerardus Majella.
Pastoor Jötten weet in de jaren 70 nog drie andere beelden te
bemachtigen samen met St. Joseph en St. Martinus.
Ook werden er een viertal gebrandschilderde ramen geplaatst
van glazenier Henk van der Burgt, maar deze zijn later
grotendeel vernietigd door vandalen.
Charles Vos mag in 1948 de zeer ingetogen kruiswegstaties
ontwerpen en maken. Hij zal er vier jaar op werken. De staties
zijn in gepolychromeerd keramiek, fors en haast schetsmatig
van opzet met een dynamiek van gedrongen figuren in een
breed gebaar. Nadeel is dat ze veel lijken op de beroemde reeks
die hij destijds voor de kerk van de Husken kolonie te Heerlen
heeft gemaakt.
Een andere grote aanwinst is een nieuw orgel gebouwd door de
Gebr. Vermeulen in 1950. Het orgel is zodanig gebouwd dat het precies bij de kerk past. Het
heeft een vrij hoge onderkast omdat het metselwerk van het kerkportaal uitstak boven de
tribunevloer, daardoor kan men achter in de kerk de orgelpijpen al zijn. Bovendien heeft het
een zeer doordachte wijze van opstelling tegenover de muurkolommen tussen de ramen van
de westgevel. Waarbij de ramen zoveel mogelijk vrijgelaten werden. Zo verkreeg men een
fraaie samenbouw van orgel en ramen.
De eerste grote renovatie vindt plaats in 1959. Pastoor en kerkbestuur besluiten het
priesterkoor totaal te vernieuwen. Er wordt een door H.A. Martens ontworpen modern en
monumentaal sacramentsaltaar geplaatst in de absis met daarvoor een vrijstaande mensa voor
het misoffer. (ik kan me nog uit mijn jeugd herinneren dat vele parochianen hier schande van
spraken, met hun geld een dusdanig modern en voor hen abstract werk aan te schaffen. Dit
ging velen het verstand te boven.)
9. Het sacramentsaltaar is gevat in een symbolische voorstelling genomen uit de Apocalyps of
het boek der Openbaring. Het visioen van Johannes wordt hierop uitgebeeld: “Terwijl ik
toezag, hoorde ik de stem van vele engelen, rondom de troon, rondom de dieren en de oudsten
En ze riepen met machtige stem: waardig is het Lam, dat geslacht is”.
Net als het sacamentsaltaar en de mensa zijn ook de ambo‟s uitgevoerd in gekleurd
betonreliëf met toepassing van smeedijzer. Het priesterkoor wordt aan de drie zijden omgeven
door communiebanken, voorzien van vel symbolische voorstellingen: o.a. een vis, vis met
broodkorf en broden op de rug, korenaren en een kelk.
Verder kwamen er twee zijaltaren en vier nieuwe biechtstoelen alle van Martens.
De ronde ramen terzijde van het hoofdaltaar werden vervangen door glas in beton. De
barokke preekstoel werd verkocht aan een kerk in Oirsbeek.
In verband met het teruggelopen aantal kerkgangers wordt er in 1974 een dagkapel ontworpen
door architect Coenders achter in de kerk. De kapel is 84 m2 met een verlaagd plafond. Zij
blijft verbinding houden met de kerk door wanden van hout en
steen met glasstrips.
In 1978 gaat men over tot een nieuwe inrichting en indeling,
ingegeven door achterstallig onderhoud en gewijzigde
opvattingen over liturgie en misviering. De meubilering wordt
in overleg met Martens deels aangepast en deels verwijderd en
elders in de kerk gestald. De kleurstelling gaat van koel blauw
naar warm bruinrood. Er komt een rood bruine tegelvloer en
het plafond wordt tevens in deze kleur geschilderd. De banken
worden in rijen van drie opgesteld, zodat er twee middenpaden
ontstaan. De verlichting wordt aangepast en omdat er nog
steeds geen geld voor gebrandschilderd glas was, worden er
bomen voor de ramen geplant. Deze renovatie staat op naam
van architect Mertens uit Hoensbroek.
In de jaren ‟80 is er uiteindelijk geld om gebrandschilderde
ramen te plaatsen welke uit Amby, Maastricht komen.
Momenteel is deze kerk een monument en van algemeen belang. De kerk heeft
cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van de ontwikkeling en emancipatie van
het rooms-katholicisme aan het begin van de 20e eeuw. Ook vanwege het feit dat ze
garnizoenskerk voor de Van Hornekazerne is geweest.
De kerk neemt een bijzonder belang in de geschiedenis van de architectuur vanwege de
prominente plaats binnen het oeuvre van architect A.J.N. Boosten. Vanwege de hoogwaardige
esthetische kwaliteiten van het ontwerp door gebruik van geometrische vormen.
De kerk is beeldbepalend voor de wijk Keent, architectonisch gaaf en belangrijk i.v.m. de
verbonden kunstenaren in deze.
Alphonse Boosten (1893-1951)
Geboren in 1893 Maastricht, zijn vader was boekdrukker en geassocieerd met de bekende
typograaf A. Stols. Na enkele jaren HBS ging Alphonse bij een meubelmaker werken.
Gelijktijdig volgde hij een cursus bouwkundig tekenen aan het Stadstekeninstituut van
Maastricht. Gelijktijdig met de vervulling van zijn militaire dienstplicht studeerde hij
bouwkunde aan de School voor Voortgezet en Hoger Bouwkunstonderwijs te Amsterdam.
In 1920 vestigde hij zich in Maastricht als architect. Tot 1924 was hij geassocieerd met de
Heerlense architect Jos Ritzen. Alphonse had een op culturele vernieuwing gerichte visie
10. binnen het overwegend katholieke kamp. De periode 1931 – 1940 was een vruchtbare tijd,
tevens was hij toen politiek actief als lid van de gemeenteraad van Maastricht namens de R.K.
Staatspartij. Samen met BBC-lid Leo Linssen was hij in 1948 oprichter van de Jan van Eyck-
Academie in Maastricht. En vanaf 1947 tot aan zijn dood in 1951 was hij lid van de
Werkgemeenschap van Architecten voor het Bisdom Roermond, adviesorgaan van de
Bouwcommissie. Daarnaast had hij zitting in nog een aantal bouw gerelateerde organisaties.
Alphonse Boosten overleed op 2 januari 1951 op 57-jarige leeftijd aan de gevolgen van een
longembolie.
Al vanaf zijn eerste kerkontwerp wenste Alphonse te breken met de Neogothiek en het
eclecticisme, welke de Limburgse kerkenbouw aan het begin van de 20e eeuw nog
overheersten.
Het eclecticisme verenigt een aantal neostijlen binnen een ontwerp en de nieuwe gotiek is
afgeleid van de gotiek.
Kenmerken van de Gotische bouwstijl zijn; Het grondplan is een Latijns kruis met zijbeuken.
De kerken zijn vooral in de hoogte gebouwd en daardoor overheersen de verticale lijnen. Ze
hebben veel lichtinval door gebrandschilderde ramen. De gewelven werden langs buiten
opgevangen en versterkt met luchtbogen en steunberen. De luchtbogen stutten en steunen.
Spitsbogen en kruisribben waren noodzakelijk omdat het gewicht van de gewelven afgeleid
werd door de luchtbogen naar het voetpunt en opgevangen werd met zuilen en steunberen.
Het portaal werd uitgerust met heiligenbeelden. De laat Gotiek werd gekenmerkt door
overdadige versieringen.
Kenmerken van de Romaanse bouwstijl; het grondplan was in de vorm van een kruis en het
koor was altijd naar het oosten gericht, naar het heilig land Palistina. De zuilen waren zwaar
en monumentaal. Een tongewelf zorgde voor de overspanning van de kerk. Op de kapitelen
zijn vele beelden te zien, met voornamelijk bijbelse verhalen. De timpanen waren
beeldhouwwerken boven de portalen van de kerk. Deze brachten Bijbelse verhalen op een
visuele manier aan de gelovigen over. De rondbogen boven de ramen waren typisch voor
Romaanse kerken. De kleine ramen maakten dat het in de kerk erg donker en koud was.
De Romaanse bouwkunst was ook erg symmetrisch en de horizontale lijnen overheersen.
Zijn eerste kerken, samen met Ritzen zijn de dorpkerk van Eygelshoven en de revolutionaire
koepelkerk in Maastricht. Daarna was het, althans voor enige jaren afgelopen, de koepelkerk
was te revolutionair en te radicaal. Velen zagen er een moskee in. Vanaf 1929 komt Boosten
weer in beeld wat betreft de kerkbouw. Hij ontwikkelde min of meer een eigen stijl waarin hij
traditie en materiaal probeerde te verzoenen met het moderne. Onder invloed van de moderne
kerkbouw in het Duitse Rijnland en romaanse bouwstijl van het middeleeuwse maasdal,
ontwierp hij een grote serie in vormgeving aan elkaar verwante kerken. Ze vallen op door hun
uitbundige artistieke aankleding en visuele rijkdom. Boosten had een voorkeur voor baksteen,
plastische vormen, wijde rondbogen, vlakke muren, smalle hoge ramen in combinatie met
forse roosvensters, een kooromgang, asymmetrische frontgevels en een monumentaal silhouet
met diverse torens en dakvormen. Zijn kerken hebben een schilderachtig silhouet maar stralen
door de grote muurvlakken en romaanse vormen een zekere rust uit. Wel was hij vaak op
effectbejag uit en dit leidde tot nepconstructies. Een ander kenmerk is het samengaan met
Limburgse kunstenaars waar hij bevriend mee was. Met name Henri Jonas, Charles Eyck en
Charles Vos. De artistieke gedrevenheid en gevoelige vormentaal van Alphonse sluiten aan
bij het expressionisme in de Duitse sacrale architectuur. Ook zocht hij inspiratie in de
romaanse bouwstijl van N.W.-Europa.
11. De meningen over het werk van Boosten waren nogal verdeeld. Van de ene kant werd hij
geprezen om de weelderige romantische bouwstijl, van de andere kant verguisd om zijn
halfslachtig gebruik van moderne materialen.
Na WO II valt de grootste activiteit van Boosten als kerkarchitect, zijn grootste werk de
Lambertuskerk van Horst kwam toen tot stand. Maar hij kon ook vele ontwerpen niet
uitvoeren vanwege geldgebrek en wijzigingen door de BBC. Deze hanteerden met name in
deze tijd veelvuldig het rode potlood. De verhouding met BBC lid Pieter Everts verliep in
deze zeer stroef. Nu ging Boosten veel experimenteren met vormgeving en inrichting van
kerken waarbij hij niet tot overtuigende oplossingen kwam, wat hem op veel kritiek kwam te
staan.
Na zijn dood werd hij door zowel de Bouwcommissie als de Werkgemeenschap van
Architecten letterlijk de hemel in geprezen. Hij was de ware Limburgse mens, fantasierijk,
kinderlijk, een man van het volk, een gevoelsmens, puur katholiek en levend volgens de
Limburgse traditie.
Charles Hubert Marie Vos (1888-1954)
Charles Vos is onder een gelukkig gesternte geboren, temeer daar hij stamde uit een artistiek
veelzijdig geslacht. Hij heeft namelijk van zowel de sterk ambachtelijk beoefende kunst als de
meer vrije expressie van de individuele kunstenaar gebruik kunnen maken.
Geboren op 8 september Te Maastricht als 6e en jongste kind van Marie Virginie Stille en
Jaques Vos. Zijn vader was boekhandelaar. Omdat Charles vanaf het begin van zijn
schoolcarrière liever tekende dan huiswerk te maken werd deze afgebroken en kon hij
vertrekken naar Roermond. Hier werd hij volontair in de ateliers van Pierre en Joseph
Cuypers.
Dit was een werkplaats voor kerkelijke kunst opgericht door Pierre Cuypers en Francois
Stoltzenberg. Behalve voor de veelal neogotische, katholieke kerkgebouwen werd er later ook
beeldhouwwerk en houtsnijwerk geleverd ter decoratie van profane gebouwen.
Na 3 jaar zette hij zijn studie voort in Antwerpen aan de Koninklijke Academie van Schone
Kunsten. Hier won hij een aantal prijzen, ter afsluiting ontving hij het getuigschrift en de
verguld zilveren Staatsmedaille.
In 1915 begon hij zijn studie aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam.
Hier behaalde hij in 1917 de Prix de Rome. Dit betekende een gouden medaille en een
jaargeld gedurende 4 jaar, waarin jaarlijks een studieopdracht ingeleverd moest worden. Ook
mocht hij studiereizen naar Italië en Frankrijk maken.
In 1919 trouwde hij met Henriette den Breejen. In 1920 vestigde hij zich voorgoed in
Maastricht.
Van 1926 tot 1929 was hij vormgever bij de Sphinx waar hij serviesgoed en kleinplastieken
ontwierp.
Van 1926 tot oktober 1953 was hij leraar beeldhouwen aan de Middelbare
Kunstnijverheidsschool, naderhand de Stadsacademie voor Toegepaste Kunsten te Maastricht.
Over het algemeen was Charles een zeer zwijgzame man, die echter een vrolijke natuur bezat.
Hij maakte dan ook graag grappige ´kunstwerken´ er gelegenheid van feesten binnen de
familie. Hij was een fervent carnavalist en zette zich ten behoeve van de carnaval op meerdere
fronten in. Hij had ook een grote voorkeur voor het grillige en groteske element, waarvan met
12. name zijn schetsbladen met faunen getuigen. In deze rake tekeningen met een krachtige
lijnvoering en toch speels karakter openbaart zich zijn artistiek talent het meest. Deze zijn
dan ook spontane uitingen van zijn hart en ziel waar geen opdrachtgever aan te pas kwam.
De portretten in verschillende technieken, gips, brons en gebakken klei waren met grote
kundigheid en charme gemaakt. Veel portretten heeft hij ook van zijn drie kinderen gemaakt.
Hij was dusdanig op zijn dochters gesteld dat deze te herkennen zijn in talloze beelden van
Maria dan wel Christus.
In de loop van de 30 kreeg hij steeds meer opdrachten wat in de jaren 40/50 zelfs uitliep op
een ware stroom. Dit was mede te danken aan de Rooms-katholieke Kerk. In deze tijd gaf hij
gestalte aan een zeer groot aantal religieuze voorstellingen, te weten: Maria voorstellingen,
heiligenbeelden en de kruiswegstaties. Duidelijk te herkennen door de beweeglijke
lijnvoering, met een dynamisch, respectievelijk speels karakter. Vaak is er een verrassend
detail in de iconografie verwerkt of te wel een originele compositie gemaakt.
De figuratie is realistisch, emotioneel geladen in houding en gebaar met gewaden in
beweeglijke lijnvoering. In dit alles domineert het „barokke‟ element, waardoor hij wordt
aangemerkt als een „neo-barokke‟ beeldhouwer.
Ook stond Charles open voor expressionistische tendensen.
Toen de Jan van Eyckacademie in september 1948 te Maastricht werd geopend viel hem de
eer te beurt om benoemd te worden als eerste hoogleraar beeldhouwen en boetseren.
Op 65 jarige leeftijd overleed Charles te Maastricht in 1954, hij staat te boek als de
belangrijkste Limburgse beeldhouwer uit de eerste helft van de 20e eeuw. Zowel zijn oeuvre,
als zijn docentschappen rechtvaardigen deze erkenning.
De rondboog in de toegang tot de St. Jozefkerk bestaat uit 129 reliëfs van Charles Vos. Alle
Bijbelse en mystieke voorstellingen.
In de 11e eeuw werden er al reliëfvoorstellingen gekapt in de spitsbogen van Gotische kerken.
In de 12e eeuw kwamen deze tot volle rijpheid van vlakreliëf tot hoogreliëf. Meestal werden
er apocalyptische visioenen van de 2e komst van Christus in uitgebeeld, of het laatste oordeel,
of Hemelvaart en het Pinksterwonder. In het boogvlak was altijd het hoofdmotief met de
triomferende Christus, Maiestas Domini.
Dat de rondboog van Charles Vos hierop gebaseerd is duidelijk alleen hij pakt totaal anders
uit. Er is geen hoofdmotief, er zijn wel Bijbelse en mystieke voorstellingen in losse beeldjes
van grauwgele klei. Het is dus geen uitgekapt reliëf. De boog is rond volgens Romaans
principe en niet volgens Gotische vormgeving. Zie ter vergelijking een foto van een portaal
van de Notre Dame te Chartres. Het bekendste portaal van de kathedraal is het
Koningsportaal, dat al voor 1194 was gebouwd. Het bevat beelden van de grondleggers van
de wetenschap, Pythagoras, Euclides en Aristoteles en allegorische figuren die de Vrije
Kunsten voorstelden, muziek, astronomie, rekenkunde, meetkunde en dialectiek. De moeder
van God zwaaide hier zelf de scepter over. In het midden zetelt de zegende Christus,
geflankeerd door Matteüs, een adelaar Johannes, een leeuw Marcus en de os Lucas.
Gebaseerd op het visioen van de evangelist Johannes, det hij op Patmos kreeg.
Het andere kunstwerk de kruiswegstatie van Charles Vos is in vergelijking met de meest
complete en vroegst bekende Aaltense kruisweg in Nederland van een totaal andere
vormgeving. De kruiswegstatie van Charles is grof en schetsmatig met een grote dynamiek.
Een zeker expressionisme waardoor hij geïnspireerd was kan men hierin bespeuren. De
13. Aaltense statie, 13 reliëfs begint met de Ecce/Homovoorstelling en niet met de handwassing.
De statie is van Baumberger zandsteen met resten van polychromie. Herkomst tot ca. 1600
waarschijnlijk in de kerkhofmuur of langs een toegangsweg van de Helena kerk te Aalten.
Gebruikt als een keukenvloer in Aalten welke door een fabrikant in 1870 is gesloopt waarbij
de reliëfs ontdekt werden. Vanaf 1870 in het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht+ vanaf
1976 Rijksmuseum Het Catharijneconvent.
De statie heeft Duitse invloeden uit Westfalen. Aan de taferelen hebben waarschijnlijk
gravures uit Munster ten grondslag gelegen. De stijl is een overgang tussen de Renaissance en
de gotiek. De reliëfs zijn half reliëfs, de afbeeldingen uitgekapt uit vierkante tableau´s. Ze
komen erg statisch over.
Harrie Martens ( 1928- )
Bij de eerste renovatie in 1959 van de St. Josephkerk wordt aan Harrie Martens de opdracht
om een nieuw priesterkoor te ontwerpen verleend. Hij levert een totaal concept af wat
tamelijk revolutionair is binnen de Rooms katholieke ontwerpen tot dan toe. Mede doordat de
Bisschoppelijk bouwcommissies ook van de provinciale Katholieke truttigheid van
gordijntjes en prularia af willen haalt het plan het op een facet na en dat is een abstract
ontwerp voor een glas in lood raam. Dit voerde zelfs de BBC te ver. Hij komt met een
monumentaal deels figuratief abstract concept wat de kerk een groot ruimtelijk aanzicht geeft.
Wat betreft kleurstelling in sober afgewogen kleuren, van grijstinten naar koelblauw in scherf
beton.
Mooi afgestemd op de omgeving, helaas is daar nu niets meer van over. De blauwe tinten
hebben plaats moeten maken voor roestbruin. Het Altaar is totaal uit elkaar genomen en van
een totaal concept is geen sprake meer. De communiebanken zijn naar elders in de kerk
verhuist. Het tafereel achter het altaar is uit elkaar genomen, het driedelig tafereel is
gereduceerd tot een deel. Met andere woorden de truttigheid is via de achterdeur weer de kerk
ingeslopen. De provinciaalse mentaliteit heeft weer voorrang gekregen.
Harrie Martens werd geboren op 10 augustus 1928 en in de periode ‟54-‟68 verbonden aan het
B.C. te Weert als tekenleraar, beeldend kunstenaar en adviseur. Doordat hij zijn tijd vrij kon
indelen kon hij zich ontwikkelen als beeldend kunstenaar. Er is geen uitputtend
kunsthistorisch onderzoek verricht naar Martens‟ kunst. Hij kreeg zijn opleiding aan de HTS
te Den Bosch, de Academie voor Beeldende Kunst te Den Haag, de Academie voor
Beeldende Kunst te Rotterdam en de Rijksacademie te Amsterdam. In de periode dat hij
geschoold werd maakte de monumentale kunst als kunstvorm een belangrijke ontwikkeling
door. Een belangrijke rol in deze emancipatie speelde Heinrich Campendonk (1889-1957).
Campendonk was een expressionist van Duitse komaf die tussen 1906 en 1909 lessen had
gevolgd van Johan Thorn Prikker een Nederlandse hoogleraar aan de Staatliche
Kunstgewerbeschule in Düsseldorf. Campendonk was vanaf 1911 lid van Der Blauwe Reiter
en onderhield contacten met Paul Klee en Wassily Kandinsky. Campendonks werk kenmerkt
zich door een stevig coloriet en een krachtig lijnenspel wat resulteert in een bepaalde
monumentaliteit. Tegelijkertijd gaat er een grote eenvoud van uit. Een kenmerkende uitspraak
geuit tijdens de lessen aan de Rijksacademie te Amsterdam was: „Op de muur wordt niet
gelachen en niet gehuild‟, Wat zoveel wil zeggen als dat een kunstenaar zich bezig moet
houden met vormgeving en niet met uiting van gevoel en gedachte middels de kunst. Harrie
Martens werd fundamenteel beïnvloed door de vernieuwing die Campendonk teweeg bracht.
Zelf vindt Martens dat Martine Schipper een fundamentele invloed op hem had. Schipper zag
Martens‟ aanleg voor monumentale kunst en stimuleerde hem zich hierin te ontwikkelen.
Onder Schippers begeleiding ontwikkelde Martens een zeer eigen visie op de monumentale
14. kunst in relatie tot de architectuur en de omgeving. In deze visie benadrukt Martens de
„vormsoort‟ te weten de werking van kleuren en materialen, de maatvoering, de licht- en
ruimtewerking, de oriëntatie (horizontaal of verticaal) en de iconografische betekenis in
samenhang met de architectuur.
In groter verband moet de vormsoort van de kunst en de architectuur overeenkomen met de
omgeving. De omgeving van de monumentale kunst is een tweedimensionaal muurvlak. De
monumentale kunst moet dus tweedimensionaal zijn en opgeroepen worden door kleur- en
vormgebruik. Dat wil niet zeggen dat er geen ruimtelijkheid gecreëerd mag worden, juist door
middel van kleur kan levendigheid en ruimtewerking ontstaan. Daarnaast moet een
monumentalist over een uitputtende kennis over (bouw)materialen en (bouw)techniek
beschikken, zodat er in samenwerking een eenheid in ontwerp kan ontstaan.
Te vergelijken is de aanpak van Martens met de aanpak in de zogenaamde „Shake-hands‟
architectuur waarin een ware eenheid tussen kunst en architectuur werd bereikt. Een
voorbeeld hiervan is de Gereformeerde Pinksterkerk te Heemstede van de architecten J. Spruit
en Chr. Nielsen uit 1956 met daarin glas-in-betonwanden van Berend Hendriks. In de sobere
architectuur vormen de ramen een krachtig en kleurrijk element. Ook de Heilige
Norbertuskerk te Horst aan de Maas van architect H. Koldewij, die voorzien is van abstracte
glas-in-loodwanden naar ontwerp van glazenier Jaques Frencken uit 1963 is in deze
vergelijkbaar. Architect H. Koldewey bleek een architect van de progressieve richting, die
zich beijverde moderne kunstenaars opdrachten te geven. Hij bezat de overtuigingskracht om
van een aantal katholieke kerkbesturen de vrije hand te krijgen voor zijn totale kerkontwerp.
Zijn kerken ontwierp hij als „betonnen dozen‟, gekenmerkt door een grote eenvoud waar des
te meer ruimte en mogelijkheden voor de kunstenaar aanwezig waren. De eenvoud van deze
kerken functioneerden als een blanco vel, waarbij kunstenaars geen rekening hoefden te
houden met ingewikkelde vormen. Architectuur en beeldende kunst zijn hier onlosmakelijk
verbonden. Voor zijn Heilige Norbertuskerk in Horst aan de Maas gaf Koldewey Jacques
Frenken (1929) de opdracht. Deze katholieke glazenier ontwierp meerdere abstracte glas-in-
loodwanden. De voorgevel wordt bepaald door de ritmiek van de slanke kolommen en is
verder door de glas-in-loodvensters vrijwel transparant. Frenkens compositie bestaat uit drie
grote, wolkachtige vormen met in het midden een witte vorm, geflankeerd door een zwart en
een rood kleurvlak. De andere gevels zijn blind en werken als contrasten. 143
Een ander voorbeeld binnen onze eigen gemeente is van Hugo Brouwer (1913-1986). Hij
ontwierp in 1959 achttien abstracte ramen voor de katholieke Fatimakerk (1955) van architect
Pierre Weegels in Weert. De kunstwerken in de getoogde vensters hebben heldere, primaire
kleuren die gevat zijn in slingerende loodlijnen. De architect werd geroemd om de opvallende
waaiervormige plattegronden. In de punt van de waaier bevindt zich het koor, dat in 1965
door Hugo Brouwer voorzien werd van een gedeeltelijk geabstraheerd figuratief mozaïek.
Ook Martens werkte vaak samen met Pierre Weegels en deelde diens progressieve en open
houding t.o.v. monumentale kunst en architectuur. Beiden hadden veel sympathie voor sacrale
ruimte, gecreëerd door vereenvoudiging en abstractie.
De Limburgse School
Daar zowel Vos als Boosten onder de Limburgse school gekenmerkt worden even een korte
noot hierover.
De betiteling school moet in deze betracht worden aan de hand van cultuurhistorische criteria
en niet volgens kunst criteria.
15. De bloeitijd lag in het interbellum en bestreek de gehele provincie Limburg met als
zwaartepunt Zuid-Limburg, met name Maastricht. Talrijke kerken en andere gebouwen
voornamelijk van katholieke signatuur werden van kunstwerken voorzien.
Men bezigde een geheel eigen stijl, omschreven als picturaal, barok, decoratief en figuratief,
beter bekend onder de benaming Limburgse barokstijl.
Gematigd figuratief expressionistisch, een regionale versie wel te verstaan. Ambachtelijkheid
en authenticiteit werden heel belangrijk gevonden.
Voor het religieuze monumentale werk waren bijbelse motieven uit de katholieke iconografie
het belangrijkste. Deze katholiek expressionisten waren gericht op het behoud van traditionele
waarden. Ze gaven uitdrukking aan huiselijk en religieus engagement waarin het gezinsleven
en het platteland werden geromantiseerd.
Het was met name opdrachtkunst met een beperking van de artistieke vrijheid.
Het moet gezegd worden dat een economisch factor zeer zeker meespeelde in het aannemen
van kerkelijke opdrachten. De kerk had veel kerken te decoreren en was in Limburg de
grootste opdrachtgever op het gebied van de Kunsten.
Bronvermelding:
Interview met John van Cauteren, conservator musea Gemeente Weert.
Interview met George Dölle, medeschrijver van nog te publiceren historisch boek over de St.
Josephskerk Weert.
Publicatie ter gelegenheid van de tentoonstelling „Charles Vos 1888-1954‟ in Weert.
Scriptie van Eva Wetsteijn: De Lichtenberg te Weert
Archief Gemeente Weert
Ware schoonheid of louter praal, Jos. H. Pouls
http://www.kerkgebouwen-in-limburg.nl
http://n..wikipedia.org
http://www.glasmalerei-ev.de Stichting Wetenschapinstituut Glasschilderkunst twintigste
eeuw (Beelden van alle ramen van de St. Josephskerk en door wie ze gemaakt zijn)
http://www.Weert.nl knop organisatie, gemeentearchief, beeldbank. Alle foto‟s van de St.
Josephskerk door de jaren heen gemaakt door de burgerij en professionele fotografen.
http://www.monumentale-wandkunst.nl
Bijlagen:
Fotografie door araemaekers.
Met dank aan de heer John van Cauteren en de heer George Dölle voor het beschikbaar stellen
van hun tijd en het inzichtelijk maken van een stukje historie in mijn geboorteplaats.
Anki Raemaekers