Interview met Jouke Post in de Innovatie Catalogus 2019
1. 8 9B:tonstedebouw & architectuur
“Als je wilt innoveren, is het van belang dat de opdrachtgever de innovatie
omarmt. Zonder Wereldhave hadden we nooit het XX kantoorgebouw
kunnen bouwen. De uitvoerende partijen lagen dwars. Maar toen de
directie van Wereldhave met de vuist op tafel sloeg, ging de innovatie
door.” In een interview met Stedenbouw & Architectuur rijgt Jouke Post
anekdotes aaneen. Rode draad in het interview (en in zijn carrière) is
innovatie of, in zijn eigen woorden, de drive om grenzen te verleggen.
Interview met Jouke Post, XX architecten
je hebt je altijd nadrukkelijk beziggehouden met innovatie;
als architect, als hoogleraar. Wat is je drive, waarom
steeds weer grenzen verleggen?
“Ik denk dat het te maken heeft met een onderzoekende natuur.
Op de TU/e hebben we met de andere faculteiten eens de
karakteristieken van een ingenieur, in vergelijking met die van
andere wetenschappers, proberen vast te leggen. Een ingenieur
is nieuwsgierig en praktisch en combineert die eigenschappen
met een wetenschappelijke aanleg. Een ingenieur gaat het
experiment niet uit de weg. Daarom voel ik me wel thuis bij
ingenieurs. Mijn drive is nieuwsgierigheid en net als ingenieurs
wil ik graag grenzen verleggen. Niet welbewust; het zit in je. Met
die ingenieursattitude werk ik als architect maar ook indertijd als
hoogleraar. De mogelijkheden om grenzen te verleggen – in ieder
geval om over de grenzen van je eigen vakgebied heen te kijken –
zijn wat ruimer als hoogleraar. Het is in die functie makkelijker –
en meer vanzelfsprekend – om met andere vakdisciplines samen
te werken.”
In je carrière heb je heel veel innovaties langs zien komen.
Wat is je top vier?
Bedenk wel dat veel innovaties, hoe veelbelovend ook, de
eindstreep niet halen, en uiteindelijk geen stempel drukken
op de bouw- en ontwerppraktijk. Een voorbeeld van zo’n
(geweldige) innovatie die geen succes is geworden, is de Phillips-
of Polynormwoning van Alexandre Horowitz (uitvinder van het
Philishave scheerapparaat, jaja), ontwikkeld in een periode van
materiaalschaarste en woninggebrek, zo rond de jaren vijftig van
de vorige eeuw. Alle elementen voor de woning waren prefab.
Het concept bestond uit heel veel losse onderdelen, zoals een
verdiepingsvloer, met metalen platen en liggers en daaronder
plafondplaten, die terplekke aan elkaar werden gebout. Er is
een foto van een straat waar al die in het werk te monteren
onderdelen waren uitgelegd. Een hele straat vol! De montage
was arbeidsintensief, dat was toen nog geen probleem. In 1951
werden in de wijk Lievendaal, in opdracht van Philips, 221
van die woningen gebouwd. Maar daarna werd het langzaam
stil. De woningen van Horowitz werden te duur. Het in elkaar
sleutelen van die woningen vergde te veel tijd. Dat merkten we
enkele jaren geleden nog, toen wij vanuit de TU/e zo’n woning
demonteerden en weer opbouwden op het TU/e terrein. Daar
gingen heel veel uren in zitten. Dat nekte deze innovatie: te duur
door de stijgende lonen.
De tweede innovatie die ik wil noemen is de bollenvloer. Nog
heel goed herinner ik me hoe een vertegenwoordiger aan mijn
bureau stond met een kunststof bol in zijn handen. Daarmee
kon je beton besparen in vloeren. Ik had daar forse twijfels over.
Enkele jaren later werd deze nieuwe techniek door de TU/e
vakgroep Construction Management & Engineering uitvoerig in
het laboratorium beproefd. Met positief resultaat. Inmiddels zijn
er duizenden vierkante meters bollenvloeren gemaakt. ›
De drive
om grenzen
te verleggen Prof ir Jouke Post,
XX architecten en prof.
TU Eindhoven.
INNOVATIECATALOGUS 2019
Interview Wijnand Beemster
interview
2. 11B:ton
hoeft de Tesla helemaal niet meer op een traditionele auto te
lijken. Honderd jaar geleden was de eerste auto ook een koets
zonder paard. Maar wat dat betreft verandert er weinig in de
auto-industrie, het oude ontwerpidioom bepaalt het uiterlijk van
de high tech auto’s van nu.
De bouw doet het heel wat beter?
De ingenieursattitude die ik hiervoor noemde, zit echt wel in de
genen van de bouw- en ontwerpkolom. Kijk maar eens wat in
de wederopbouwperiode is gepresteerd. Met overheidssteun
werden honderdduizenden woningen uit de grond gestampt.
Door rationeel en niet-traditioneel te bouwen 3)
. Er is toen
zeer veel en heel snel geïnnoveerd. Innovaties zijn sindsdien
verder gegaan wat onder andere resulteerde in een enorme
kostenreductie. De bouwkosten van een woning liggen nu vele
malen lager dan die van een vergelijkbare woning uit de jaren
twintig van de vorige eeuw. En: huidige woningen zijn kwalitatief
veel beter en veel sneller te bouwen. Ook weer door innovatie.
En kijk eens naar de hoogbouw met torens van 200 meter hoog
in Nederland of 800 meter in Dubai. Daar zit een geweldige
innovatie achter. Complex De Rotterdam van OMA bijvoorbeeld,
een immens gebouw, is in een paar jaar gebouwd.
Innovatie in de wederopbouwperiode werd door de
overheid gestimuleerd. Wie doet dat nu?
Wij hebben in Nederland een cultuur van experimenteren en
innoveren. Met dank aan de overheid die de wederopbouw
krachtig heeft gestimuleerd. Dankzij de woningbouwverenigingen
konden experimenten gerealiseerd worden en nu zijn we zover
dat we voor innovatie de overheid niet meer nodig hebben.
Innovaties als self-healing materials worden door de markt, vaak
in samenwerking met de TU’s, ontwikkeld. De overheid heeft in
dit soort innovaties geen echte rol meer. ›
Hoewel nu verschillende gebouwen problemen door deze vloer
hebben, doet dit niets af aan de kracht van deze innovatie.
Want de hechtingproblemen waar de bollenvloer nu mee
kampt, hebben niets te maken met het concept zelf, maar zijn in
hoofdzaak een gevolg van een onjuiste uitvoering. Ik blijf erbij:
de bollenvloer is een zeer geslaagde innovatie.
Een derde belangrijke innovatie heeft te maken met de isolatie
van gebouwen. Dat begon feitelijk met de spouwmuur, door
L. Zwiers geïntroduceerd in zijn baanbrekende boek Kleine
woningen (1923) 1)
. Nu zijn we zover dat woningen nauwelijks
meer energie nodig hebben om comfortabel te zijn. Met dank
aan de innovatieslag in isolatie.
Een vierde innovatie - ik mag er helaas maar vier noemen - is
het digitale tekenen. Toen ik mijn bureau begon, begin jaren
tachtig, tekenden we alles nog met de pen. Wijzigingen
werden met krassen en opnieuw intekenen verwerkt. Dat is
niet meer aan de orde. Het digitale tekenen heeft de werkwijze
enorm veranderd. Wijzigingen, aanpassingen, verbeteringen
worden integraal meegenomen. En kunnen ook niet meer als
meerkosten verrekend worden. Nadeel was de geringe mate
van integratie van de verschillende systemen. Tijdens de fusie
van mijn bureau met dat van anderen, in 2000, hebben we
meerdere tekensystemen op elkaar af moeten stemmen. Een
enorme operatie. Met de huidige generatie systemen, en met de
invoering van BIM, is dat ook al weer verleden tijd.
Bouwagendavoorman Wientjes predikt de revolutie.
Ben je het eens met Wientjes of kies je voor evolutie?
John Habraken, de schrijver van het interessante boekje
‘aap, noot, mies, huis’, en de eerste decaan van de faculteit
Bouwkunde TU/e, deed zijn beklag eens tegen mij dat zijn Open
Bouwen ideeën, vervat in het SAR-maatsysteem, uiteindelijk niet
geïmplementeerd zijn 2)
. Ik zie dat anders, ik ben ervan overtuigd
dat al deze ontwikkelingen in de tijd wel zijn geïmplementeerd,
alleen steeds weer in een nieuwe verbeterde vorm. Het is geen
oude wijn in nieuwe zakken, maar steeds betere wijn in nieuwe
verpakkingen.
Habraken introduceerde met de SAR een maatafsprakensysteem,
met het doel om middels slimme industrialisatie variatie en
differentiatie in de woningbouw mogelijk te maken. Hier kwam
het ‘Open Bouwen’ uit voort. Later werd dit ondersteund met
een vier jaar durend IFD ( Industrieel Flexibel en Demontabel)
subsidieprogramma van de overheid.
Mijn standpunt is: innovatie vereist een lange adem, is een
evolutionair proces.
Met een schuin oog naar de bouwsector constateert
Wientjes dat innovatie in de bouwsector te traag gaat.
Andere sectoren innoveren meer en sneller?
Mensen praten elkaar na en verdiepen zich niet echt in het
onderwerp. Vaak wordt als voorbeeld de auto-industrie
genoemd. Ik vind dat een hele slechte vergelijking. Is de auto-
industrie wel zo vernieuwend? Het is pas sinds de introductie
van de elektrische auto dat er echt wat gebeurt. En dan nog
worden ontwerpen gemaakt in het idioom van 1900. De Tesla
bijvoorbeeld heeft geen kooiconstructie meer, maar de auto
lijkt wel op een gewone staal geperste kooiauto. Feitelijk kan
de vrijheid van het accuplatvorm veel beter gebruikt worden en
‘IKEA laat Nederland
nu nog links liggen,
maar lang zal dat
niet duren’
Cradle to Cradle
Woning.
XX kantoorgebouw in Delft, ontwerp XX architecten. De lifespan-benadering
vertaald in en gebouw.
stedebouw & architectuur10
INNOVATIECATALOGUS 2018interview
3. 13B:ton
Wat maakt een innovatie tot een succes?
Belangrijk is dat de partijen inzien dat er veel te winnen valt
bij innovatie. Dat innovatie loont. Dat wil niet zeggen dat alle
betrokkenen direct overstag gaan. Er is veel koudwatervrees.
Gewoonlijk is een innovatie afwijkend van wat men gewend is
en dus risicovol. Maar op de lange termijn kan zo’n innovatie
zeer lucratief zijn, dat besef moet tussen de oren komen. Het
liefst bij de top van het opdrachtgevende bedrijf. Ik heb op dat
punt veel geleerd van project XX in Delft (een kantoorgebouw
met een lifespan van twintig jaar). Met de directievoorzitter van
Wereldhave aan tafel konden we een jaar lang alle hoeken van
dit experiment uitzoeken. Een gebouw van glas? Of van karton?
Architect, zeg het maar. Maar dan de horde van de uitvoering!
Het gebouw dat we uiteindelijk hebben gemaakt 20 jaar
geleden, dreigde in de uitvoering teruggedraaid te worden tot
een ‘normaal’ gebouw. Uitvoerende partijen lagen dwars. Onder
druk van de directie van Wereldhave bleven de uitgangspunten
overeind, met alle innovaties. Toen begreep ik dat je alleen kunt
innoveren als de top van het (betalende) bedrijf de innovatie
ondersteunt. Dat staat ook te lezen in het boekje ‘De kunst van
rekbaar vastgoed’ dat ik met Henk Bouwmeester en Gert-Jan van
de Brand naar aanleiding van het XX gebouw heb geschreven 4)
.
Als de top van het bedrijf de innovatie niet omarmt en de
medewerkers het belang niet onderstrepen dan verzandt de
innovatie.
Welke segmenten blijven achter in de bouw- en
ontwerppraktijk?
De installatietechniek kan nog stappen zetten. Die branche is nog
te veel gericht op de handel in pijpen, buizen en machines. En
niet op de ontwikkeling van essentiële verbeteringen. De sector
excelleert in risicomijding. Dat zit daar erg diep. Mede in de hand
gewerkt doordat installatietechniek niet in direct contact staat
met de klant. Terwijl bouwbedrijven door opdrachtgevers onder
druk worden gezet om risico’s te nemen en te innoveren (onder
het motto: klant centraal), staat de installatietechniek wat verder
af van de opdrachtgever en consumenten en kiest al gauw voor
een veilige en behouden route. Dat conservatisme, die afstand
tot gebruikers en opdrachtgever – daar hebben de bouw- en
ontwerpkolom last van. Probeer als architect maar eens een
keuze te maken uit het enorme aanbod warmtepompsystemen.
Dat lukt je niet. En als de installatiebranche openstaat voor
vragen dan wordt elke vraag al gauw beantwoord met techniek
- installateurs weten niet beter. Ze zitten vast aan hun pijpen, en
hun machines. Dat het misschien ook anders kan – die vraag leeft
niet of nauwelijks. Wellicht kan door een ander bouwproces,
waar de producent van de installaties al in een vroege fase van
het project aan tafel zit, vernieuwing worden bereikt?
Je hebt je altijd nadrukkelijk beziggehouden met
duurzaamheid. Je bouwde de eerste C2C woning, met
Villa Zebra brak je een lans voor circulariteit – zie je in
duurzaam bouwen nog ruimte voor innovatie?
In het begin van de jaren tachtig begon de milieuproblematiek
steeds duidelijker te worden, waardoor de milieubelasting van
bouwmaterialen belangrijk werd. Toen ontstonden de eerste
lijstjes van wel en niet toe te passen materialen.
In het verlengde van deze discussie introduceerde ik de lifespan-
benadering met het project XX kantoor. Tien jaar later werden
in Nederland de principes van Cradle to Cradle (C2C) uitgerold.
Dat was weer een stapje verder, een nog bredere benadering om
de footprint van een product in kaart te brengen. Circulariteit
is daar een essentieel element in. Het paste naadloos in het
overheidsbeleid om de CO2
uitstoot te verminderen. Dus de vraag
of ik nog ruimte zie voor innovatie, beantwoord ik met
een volmondig ja. De enorme publieke druk om de CO2
uitstoot
te verminderen wordt in de bouwkolom opgepakt.
Welke innovaties volg je met meer dan gemiddelde
belangstelling?
Er zijn, zoals ik al aangaf, zoveel innovaties. Neem nu het
ontwerpproces. Tot voorkort maakten we een schets, soms een
maquette en in ieder geval enkele renderings van een 3D opzet.
De introductie van de VR-bril gooit dit aardig op zijn kop. Daar
zit ook een gevaar in. Steeds meer neemt marketting de lead
door de klanten met een VR-trip door, over en langs het gebouw
te verleiden tot aankoop. Daarna komt het ontwerp. Dat is dan
in principe al vastgesteld door de marketting. Design wordt zo
leidend, dit kan je een ontwerpprocesinnovatie noemen. ›
INNOVATIECATALOGUS 2019
In opdracht van Havensteden
onderzoek naar de tijdelijke
bouw van een wijk in Rotterdam
voor starters en groeiers. Het
idee was dat gedurende de
woning de bestemming van het
oude havengebied ‘Vierhaven
Merwehaven’ wordt gewijzigd
naar een dergelijke langdurende
bewoning.
Kijk voor uw oplossingen op master-builders-solutions.basf.nl
Of bel direct voor advies: T +31 (0)162 476 660
Nieuwe technologie voor betonspecie
met een lagere viscositeit
MasterEase hulpstoffen
voor beton en mortel