2. Colofon
De Politieonderwijsraad is een adviesorgaan waarvan de positie en taken zijn geregeld in de Wet op
het LSOP en het politieonderwijs, welke in werking is getreden op 1 april 2003.
De Raad adviseert de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de minister
van Justitie (gevraagd en ongevraagd) over het regeringsbeleid met betrekking tot het Nederlandse
politieonderwijs. Tevens fungeert de Politieonderwijsraad als een afstemmingsorgaan tussen direct
en indirect betrokkenen en bij het Nederlandse politieonderwijs.
De aandacht in de Politieonderwijsraad gaat in het bijzonder uit naar de relatie tussen de kenmerken
en ontwikkelingen van de politiepraktijk, de (politie) arbeidsmarkt en het politieonderwijs. Daarbij
heeft de relatie met het reguliere beroepsonderwijs en het hoger onderwijs steeds de aandacht,
evenals de internationale dimensie.
Een belangrijke taak van de Raad heeft betrekking op het up to date houden van de
kwalificatiestructuur van het politieonderwijs. De Raad adviseert hierover jaarlijks.
Adres:
Politieonderwijsraad
Nassauplein 33
2585 ED Den Haag
Postbus 84300
2508 AH Den Haag
(070) 3118667
www.politieonderwijsraad.nl
Henk Huisjes. Kiezen én delen. Signaleringsrapportage november 2008- mei 2010. 18 juni 2010.
De afbeelding op het voorblad is geleend van www.spits.nl. De afbeelding pg. 3 is afkomstig van de website van
de gemeente Wervershoof, West-Friesland: www.wervershoof.nl/download/28600/cd/politie.jpg.
2
3. Kiezen én delen
Signaleringsrapportage
“In the twentieth century cultural experience was mainly associated with
watching, listening and reading.
The dominant mass culture – television – is engaging without being too demanding. It offers stimulation while
people are at rest.
As a result it is often wonderful but oddly hollow.
The traditional alternative to this mass culture and enjoyable watching was the more demanding and educative
high culture of intellectual inspiration and challenge.
But now another alternative is emerging,
a mass culture which is more participative and collaborative, which is about
searching, doing, sharing, making, modifying.
It is stimulating because people become participants, makers of culture not simply receivers.”
Charles Leadbeater is his Cloud culture. The future of global cultural relations. Counterpoint, 2010, pg. 77.
3
7. 1 ● Inleiding
Vanaf 2005 spreekt de Politieonderwijsraad periodiek over signaleringsrapportages die
worden opgesteld door het bureau van de Raad. Hiermee krijgen de leden van de Raad de
beschikking over een compact overzicht van ontwikkelingen in de politieprofessie. De relaties
met andere spelers op het veld van veiligheid en de internationale context krijgen daarbij
steeds de aandacht.1
In signaleringsrapportages vindt de Raad een aangrijpingspunt om proactief mee te
denken over het politieonderwijs. Verdieping op specifieke thema’s vindt plaats via
projecten (zoals in de lopende projecten Herijking beroepsprofielen en Juridische
vaardigheden) of via thematische besprekingen die resulteren in ‘Bijdragen aan de
ontwikkelingsagenda van het politieonderwijs’ (september 2007; september 2009;
januari 2010). Daarnaast worden inhoudelijke signaleringen verwerkt in adviezen met
betrekking tot de kwalificatiestructuur (in: ‘De Vooruitblik’).
De indeling van deze rapportage is als volgt.
Hoofdstuk 2 biedt actuele informatie over het veld van veiligheid in algemene zin.
Hoewel het landelijk niveau centraal staat, is dit niet los te zien van de internationale
context. Hierna volgen in hoofdstuk 3 signaleringen met betrekking tot de
politieprofessie met aandacht voor het bestel, intelligence en internationalisering. In
hoofdstuk 4 is het onderscheid in hoofdprocessen aan de orde: intake en noodhulp,
handhaving en opsporing. Gegeven het project Herijking beroepsprofielen, waarin
deze processen meer diepgaand bezien worden, beperkt dit hoofdstuk zich tot slechts
enkele signaleringen.
In hoofdstuk 5 komen de onderwerpen personeelsvraag, onderwijs en kennis aan de
orde. In hoofdstuk 6 gaat het over ontwikkelingen in het verband van het reguliere
onderwijs. Hoofdstuk 7 toont de voornaamste ingrediënten van de veranderagenda’s
ten aanzien van het politieonderwijs en regulier onderwijs. Voor zover deze
ingrediënten voortkomen uit de opties en intenties in heroverwegingsrapporten en
partijprogramma’s, is een direct verband aan de orde met bijlage 1 van dit rapport.
In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van publicaties in het kader van Politie &
Wetenschap en Stichting Maatschappij Veiligheid en Politie en in bijlage 3 een
overzicht van adviezen en rapporten van adviesraden en onderzoeksinstellingen van
de regering. Bijlage 4 betreft een schema van de veiligheidsopleidingen in Nederland,
tegen de achtergrond van het Europees kwalificatiekader.
Deze rapportage is primair bedoeld voor de leden van de Politieonderwijsraad zelf.
Hierbij moet opgemerkt worden dat de Raad slechts ten dele uit ‘ingewijden in de
politiepraktijk’ bestaat. De rapportage dient een signalerend en attenderend doel.
Voorts biedt de rapportage een achtergrond voor leden van commissies en
projectgroepen van de Raad, dan wel bij intern overleg van medewerkers van de
Politieacademie.
1 In januari 2010 stelde de Politieonderwijsraad het rapport ‘Zicht op Internationalisering’ vast.
7
9. 2 ● Veiligheid
Veiligheid geldt als een kerntaak van het openbaar bestuur. Of het nu gaat om het landelijk
beleid, het lokale beleid of het internationale beleid. Veiligheid vertegenwoordigt een groot
maatschappelijke belang. Binnen de sector veiligheid neemt de politie een belangrijke en
herkenbare plaats in. De politie staat echter niet op zichzelf en niet alleen.
Om de eigen taak en positie helder te markeren is het van belang dat ook andere
organen worden gekend; te verdelen in beleidsbepalende actoren, andere
uitvoeringsorganisaties en organen met een toezichthoudend of adviserend karakter.
Ook is het zaak zicht te ontwikkelen op internationale aspecten van het werk in de
veiligheidssector. Als het gaat over de dienstverlening op het terrein van veiligheid
wordt overzicht en inzicht van de politie verwacht, en regie waar dat nodig is. Dit
vergt niet alleen overzicht en inzicht in wie wat doet, maar veronderstelt ook een
(zeer) goede informatiepositie ( hoofdstuk 3). Tevens houdt dit in dat de politie in
staat is voortdurend te schakelen waar het gaat om de schaal van het eigen handelen:
ruimtelijk (lokaal, regionaal, nationaal, internationaal) en organisatorisch (aard en
omvang van de inzet, en de coördinatie daarvan).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op: het veiligheidsbeleid, de veiligheidskaart (wie
doet wat?), technologie, de (ruimtelijke) organisatie van de rechterlijke macht en het
gewijzigde stelsel van buitengewoon opsporingsambtenaren.
Dit ministerie coördineert het interne
veiligheidsbeleid in Nederland.
9
10. 2.1 ● Veiligheidsbeleid
Het beleidsthema Veiligheid, stabiliteit en respect vormde één van de zes pijlers in het
regeerakkoord van het vierde kabinet Balkenende. Dit thema is verbijzonderd in 15 min of
meer operationele doelstellingen. Jaarlijks is verslag gedaan aan de Twee Kamer van de
realisatie van deze doelen, het meest recent in mei 2010. In deze paragraaf wordt kort
gereflecteerd op deze terugkoppeling naar het parlement; daarna volgen een samenvatting
van een recent themanummer van het tijdschrift voor Veiligheid over de effecten van sociaal
en fysiek veiligheidsbeleid (januari 2010) en enkele aspecten uit de Integrale
Veiligheidsmonitor 2009 van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
2.1.1 ● Terugkoppeling Tweede Kamer
Het 4e kabinet Balkenende stelde zich bij aanvang 74 beleidsdoelen, waarvan 15 onder
de noemer Veiligheid, stabiliteit en respect. Binnen deze pijler van beleid is gestreefd
naar een samenleving waarin mensen zich veilig, vertrouwd en met elkaar verbonden
voelen. Een streven dat alleen kan worden gerealiseerd als de overheid er ook in
slaagt burgers, bedrijven en instellingen te motiveren hieraan mee te werken. Voor het
maatschappelijk middenveld houdt dit een actieve rol in, waarbij preventie voorop
staat. Voor de rijksoverheid gaat het vooral om een verbeterde samenwerking tussen
de verschillende overheidsdiensten op het veld van veiligheid.
In box 1 is een beknopte samenvatting te lezen van doelen en resultaten. Waar
relevant wordt verwezen naar andere paragrafen of boxen in deze
signaleringsrapportage. Zo wordt zichtbaar waar de prioriteiten lagen in de afgelopen
periode. Voor een meer gedetailleerde rapportage zie:
www.verantwoordingsdag.nl/Resultaat_voor_u/Iedereen_in_Nederland/Veiligheid.
10
11. Box 1
Veiligheid, Stabiliteit en Respect. Pijler V.
Doelen Balkenende IV Resultaten
Thema: Respect
- bevorderen respectvolle omgang van - aanpak agressie tegen medewerkers
mensen met elkaar en van fatsoen in het met publieke taak werkt; verzekeraars
maatschappelijk verkeer verhalen schade bij daders; paragraaf
2.1.3 en box 5
Thema: Aanpak van agressie, geweld, diefstal en criminaliteit tegen ondernemingen
- reductie criminaliteit paragraaf 2.1.3
- verbetering ophelderingspercentage paragraaf 2.1.3
- daling criminaliteit en recidive box 9
- vermindering fietsendieftal - meer dan gelukt, in 2009 220.000
fietsendiefstallen minder dan in 2006
Thema: Aanpak overlast en verloedering
- minder fysieke verloedering en ernstige - onvoldoende gelukt; nieuw manifest
sociale overlast ‘bestrijding overlast en verloedering’
getekend door 40 gemeenten
- 500 extra wijkagenten - loopt op schema, tot eind 2009 319 erbij
- geen coffeeshops nabij scholen
- aanppak overmatig alcoholgebruik door - wetsvoorstel invoering alcoholslot, toe te
jongeren passen bij bestuurders die herhaaldelijk
of ernstig in de fout gaan
Thema: Identiteit, technologie
- nieuw identificatiesysteem
Thema: Bestrijding ernstige criminaliteit
- aanpak georganiseerde misdaad, fraude - er lopen 16 proefprojecten; bestrijding
en cybercrime knelpunten, bijv. kinderporno (vanaf
2009); opleiden cybercrime
politiespecialisten; het afnemen van
crimineel vermogen lukt meer en meer
- vergunningenbeleid prostitutie - strengere straffen mensenhandel
Thema: Tegengaan radicalisering en terrorisme
- tegengaan radicalisering - voedingsbodem voor radicalisering
- versterking verdediging tegen neemt af
catastrofaal terrorisme
Thema: Effectievere veiligheidsketen
- samenwerking in de keten versterken paragraaf 2.2.6. Burgernet wordt
door betrokkenheid burger komende twee jaar landelijk uitgerold
- veiligheidshuizen in grote steden box 9
Thema: Crisisbeheersing, rampenbestrijding
- organisatie veiligheidsregio’s en paragraaf 2.2.1 en 2.2.2.
rampenbestrijding
11
12. 2.1.2 ● Effecten van sociaal en fysiek veiligheidsbeleid
Het Tijdschrift voor Veiligheid heeft in januari 2010 een themanummer uitgebracht over
‘Effecten van sociaal en fysiek veiligheidsbeleid’ (red. J. Post & K. Wittebrood). Eén
van de artikelen betreft de onderbouwing en effectiviteit van veiligheidsbeleid en de
meerwaarde van beleidstheorieën (P. van der Knaap). In dit artikel wordt ingegaan op
het veiligheidsbeleid van de rijksoverheid, in het bijzonder het derde en vierde
kabinet Balkenende en een recent onderzoek van de Algemene Rekenkamer.
Veel beleid berust op aannames in termen van ‘als, dan’ redeneringen die, meer of
minder uitgewerkt en onderbouwd, beschouwd kunnen worden als ‘beleidstheorie’.
Idealiter kan vastgesteld worden dat een dergelijke theorie evidence based is, dat wil
zeggen dat het bewijs reeds (meer of minder) geleverd is, dat een bepaalde maatregel
kan werken. Mits er sprake zou zijn van goed beschreven beleidscycli zou een
overheid daarmee kunnen leren van (eerdere) ervaringen en begrepen kunnen
worden waarom beleid wel of niet werkt. Daarbij gaat het o.a. om de doelen (als
oplossing voor een probleem), de instrumenten, de uitvoering en de effecten. Een
beleidstheoretische invalshoek kan risico’s inhouden, omdat er een mogelijk te
dwingend en versimpeld model en bijbehorende indicatoren worden gehanteerd. Dit
kan leiden tot tunnelvisie, rigiditeit en angst voor vernieuwing in het geval men
volledig op zeker wil spelen.
Sedert 2006 zijn door het ministerie van Financiën beleidsdoorlichtingen ingevoerd.
Inmiddels zijn er tientallen uitgevoerd, onder de regie van dit ministerie. Ook
onderdelen van het veiligheidsbeleid zijn onder de loep genomen. Al in 2006
constateerde de Algemene Rekenkamer dat de ministers van BZK en Justitie geen
goede onderbouwing hadden van de veronderstelde werkzaamheid van de 150
maatregelen uit het toenmalige Veiligheidsprogramma. In reactie hierop heeft het
kabinet gevraagd aan het SCP om een (re)constructie te maken van de beleidstheorie
van het beleid van de vorige kabinetten. Het SCP heeft hierover gerapporteerd in zijn
rapport Sociale veiligheid ontsleuteld (Van Noije & Wittebrood, 2008) en een jaar later in
zijn rapport Overlast en verloedering ontsleuteld (Van Noije & Wittebrood, 2009;
bijlage 3 van deze signaleringsrapportage).
Van der Knaap stelt, afgezien van criteria op het vlak van validiteit en
betrouwbaarheid, drie belangrijke eisen aan beleid: concreetheid, relevantie en
consistentie. Ondanks de nodige inspanningen in afgelopen jaren, blijkt het niet
eenvoudig om gehanteerde beleidstheorieën scherp te formuleren. Ongeveer
tweederde van de maatregelen, zo blijkt uit de rapportage van het SCP, kan als
‘effectief’ of ‘veelbelovend’ worden aangemerkt; daartegenover staat dat een derde
deel van de maatregelen niet effectief of zelfs contraproductief is, volgens de SCP-
onderzoeker. Daarbij tekent Van der Knaap aan, dat ook erkend moet worden dat er
een mogelijke valkuil van perfectionisme bestaat: de neiging om te veel te willen
meten. Goede beleidsevaluaties moeten volgens hem niet alleen gaan over
gerealiseerde prestaties of bereikte effecten, en ook niet alleen over de waardering van
beleid door belanghebbenden. Een goede beleidsevaluatie doet beide, en zoekt daarbij
tevens naar verklaringen voor (gebrek aan) effectiviteit en waardering en daarmee
naar de gehanteerde beleidstheorieën.
12
13. 2.1.3 ● Integrale Veiligheidsmonitor 2009
Jaarlijks publiceert het Centraal Bureau voor de Statistiek de
Integrale Veiligheidsmonitor. In deze rapportage worden de
ervaringen van de inwoners van Nederland beschreven rond de
leefbaarheid van de woonbuurt, de beleving van buurtproblemen,
onveiligheidsgevoelens, aangiftegedrag, ervaringen met veel
voorkomende criminaliteit en het oordeel van de bevolking over het
optreden van de politie en preventiegedrag.
Enkele gegevens uit de rapportage zijn:
- Het totaal aantal slachtoffers is nauwelijks gewijzigd en het gevoel van
onveiligheid is landelijk gelijk gebleven. Het algemene gevoel van onveiligheid in
Nederland is niet veranderd. Ruim één op de vier respondenten (26 procent) gaf
eind 2009 aan zich wel eens onveilig te voelen. Dit is vrijwel evenveel als eind
2008. In politieregio’s met een overwegend sterk stedelijk karakter voelen naar
verhouding meer mensen zich onveilig dan de bevolking van Nederland als
geheel.
- Er zijn in 2009 minder gewelds- en vermogensdelicten gepleegd, maar vandalisme
neemt toe (in 2009 ruim 2.8 miljoen). Burgers geven aan meer last te hebben van
verloedering en vervelend gedrag, zoals krassen op de auto, ruiten ingooien, etc.
- Het aantal gewelds- en vermogensdelicten is vrijwel gelijk gebleven (en sedert
2002 met een kwart gedaald). Bij woninginbraken en overvallen is echter een
stijgende lijn te zien.
Regionale verschillen tonen zich in de onderstaande kaartjes uit het rapport.
13
14. Kaart 1. Slachtofferschap naar politieregio’s van (a) veelvoorkomende criminaliteit, (b)
geweldsdelicten (c) vermogensdelicten (d) vandalisme.
a b
c d
14
15. 2.2 ● Veranderende veiligheidskaart: wie doet wat?
De ‘veiligheidskaart’ van voorzieningen, verbindingen en onderlinge relaties is sterk aan
verandering onderhevig. Waar in het verleden de politie de voornaamste voorziening vormde,
verdeeld in een gemeentepolitie en een rijkspolitie, is de kaart momenteel een stuk
complexer. Naast de regionale politiekorpsen en het korps landelijke politiediensten zijn er tal
van andere spelers op het veld van veiligheid gekomen, zoals de bijzondere
opsporingsdiensten en de toezichthoudende organisaties van de lokale overheid.
Ook in het verkiezingsjaar 2010 worden van verschillende kanten opties en intenties
verwoord met betrekking tot veiligheidsvoorzieningen van ons land.2 In deze
paragraaf worden enkele recente ontwikkelingen vermeld, zoals de afronding van het
wetgevingstraject veiligheidsregio’s, de intensivering van de civiel-militaire
samenwerking, het programma CENS2, de komst van een Brandweeronderwijsraad,
veiligheid in het openbaar vervoer en de bestuurlijke aanpak van criminaliteit.
2.2.1 ● Wet Veiligheidsregio’s
Na een langdurig wetgevingstraject heeft de Eerste Kamer uiteindelijk het
wetsvoorstel veiligheidsregio’s aanvaard. Met deze nieuwe wet wordt de organisatie
geregeld van de brandweerzorg, de geneeskundige hulpverlening en de organisatie
van de rampen- en crisisbestrijding. Ook ontstaat hiermee een nieuw bestuurlijk én
geografisch kader voor de samenwerking tussen gemeenten, politie, brandweer en
ambulancezorg. De voorzitter van de veiligheidsregio is de burgemeester die ook de
korpsbeheerder is van de regiopolitie. Met de nieuwe wet zijn de bevoegdheden van
burgemeesters voor de eigen gemeente bevestigd, maar ook zijn er nieuwe rollen
gedefinieerd voor de voorzitter van de veiligheidsregio en de Commissaris van de
Koningin in geval van rampen of crises die gebieden treffen groter dan een gemeente,
resp. een veiligheidsregio. www.Minbzk.nl, 9 februari 2010.
Begin 2007 werd het Veiligheidsberaad
opgericht. Aan dit beraad nemen de
voorzitters van de Nederlandse
veiligheidsregio’s deel.
Samen overleggen ze over de koers en de verdere ontwikkeling van de
veiligheidsregio’s. Het Veiligheidsberaad vormt het bestuurlijke aanspreekpunt voor
het Rijk om afspraken met het veld te maken op het gebied van rampenbestrijding en
crisisbeheersing. www.veiligheidsberaad.nl
Box 2
De sector bangmakerij en het ‘lijden dat men vreest ….’?
Naar aanleiding van de (veronderstelde) Mexicaanse grieppandemie en andere overdreven
alarmsituaties (weeralarmen bijv.), beginnen mensen zich af te vragen of er soms
bedrijfsbelangen in het spel zijn. Of zijn overheden te bevreesd geraakt voor veeleisende
burgers die het niet accepteren dat de overheden nalaten te waarschuwen voor mogelijke
risico’s? De komst van een nieuwe, agressieve griepvariant werd al jaren verwacht door
gezondheidswetenschappers en -organisaties en toen zich een nieuwe variant openbaarde in
Mexico gingen al seinen op rood. Omdat de Wereldgezondheidsorganisatie groot alarm
sloeg, konden overheden niet achterblijven. De gedachte dat instanties met een signalerende
taak hun eigen bestaansrecht menen te moeten onderstrepen, ligt op de loer. Ondertussen
wordt erkend dat er ook een risico zit aan te snel en overdreven waarschuwen, mensen
kunnen ook daar immuun voor worden. De Pers, 1 september 2009.
2 Zie verder hoofdstuk 7 en bijlage 1 voor samenvattingen van partijprogramma’s en heroverwegingsrapportages.
15
16. Box 3
Q-koorts
Wie binnen een straal van 5 km woont van een melkgeiten- of melkschapenbedrijf waar Q-
koorts is geconstateerd, krijgt hiervan bericht van de zijde van de rijksoverheid (ministeries
van LNV en VWS). Na een aanvankelijke onderschatting van het probleem van de Q -koorts
wordt nu het zekere voor het onzekere genomen. De oorzaak van de ziekte was lang
onbekend. Daarom kreeg het de naam ‘query fever’ (vertaald: vraagteken koorts). Dit werd
later Q-koorts. Het aantal mensen in Nederland met Q-koorts neemt toe. Tot 2007 kwam de
ziekte haast niet voor, maar in 2009 hadden ruim 2300 mensen Q-koorts.
Wie geïnteresseerd is kan verdere informatie over de aard, de spreiding en de ernst van
deze infectieziekte volgen op www.qkoortsinnederland.nl.
In een interview in NRC, d.d. 6 april 2010, komt dr. Richardus aan het woord werkzaam bij
het MC Erasmus in Rotterdam en in 1985 gepromoveerd op de Q-koorts. Destijds kwam de
Q-koorts amper voor in Nederland, dacht men. Richardus kwam er echter achter dat ook toen
de antistoffen al wijd verbreid waren, naar schatting 30 tot 40% van de totale bevolking. Zijn
conclusie destijds: de bacterie is wijdverspreid. Inmiddels zijn de effecten van Q-koorts veel
groter dan destijds. Mogelijk is dit het gevolg van intensievere veehouderij, maar vooral het
uitrijden van mest is de boosdoener, stelt Richardus. In 2010 blijken er duizenden mensen
besmet te zijn met de ‘coxiella burnetti’ en zijn er tien mensen overleden aan de ziekte.
Richardus meent dat de overheid dan ook veel te laat in actie is gekomen.
2.2.2 ● Intensivering civiel-militaire samenwerking
In maart 2005 hebben de ministers van Defensie, Justitie en BZK afspraken gemaakt
over de beschikbare militaire capaciteit voor civiele rampenbestrijding en
crisisbeheersing. Deze afspraken hebben een vervolg gekregen in het project
Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS), dat zich richt op de
ontwikkeling van Defensie tot een structurele veiligheidspartner op het terrein van
nationale veiligheid en crisisbeheersing. In 2009 hebben de Audit Dienst Defensie en
de IOOV gezamenlijk een tussenmeting uitgevoerd. De ministers van BZK en
Defensie hebben de Tweede Kamer hierover geïnformeerd op 18 mei 2010. De
volgende thema’s kwamen aan de orde:
- de wederzijdse bekendheid tussen veiligheidsregio’s en Defensie is zonder meer
goed te noemen, maar er is wel aandacht nodig voor het onderhoud van het
informatiemateriaal;
- de informatie over aanvraagprocedures en de vertaalslag naar bijbehorende
militaire middelen is inzichtelijk en de bekendheid sterk toegenomen sedert de
start van de samenwerking in 2006; wel is borging in plannen en draaiboeken een
aandachtspunt;
- de interne processen binnen Defensie om tegemoet te kunnen komen aan
aanvragen, zijn goed geregeld;
- hoewel defensiefunctionarissen een duidelijke plaats innemen in de belangrijkste
besluitvormingsorganen van de veiligheidsregio’s blijken de communicatie-
middelen niet volledig interoperabel. Zo moet C2000 verder worden uitgerold en
gebruiksklaar worden gemaakt. Ook versterking van het meldkamerdomein is
van belang (standaardisering werkprocessen en systemen, maar ook
schaalvergroting; paragraaf 2.3.2);
- op nationaal niveau is in 2009 besloten tot opschaling van het Landelijk
Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) tot een Landelijke Operationele Staf bij
nationale crisis. Het LOCC draagt zorg voor de landelijke coördinatie van de
operationele inzet tijdens rampen, calamiteiten en grootschalige evenementen.
Het LOCC is hiervoor namens het ministerie van BZK het landelijke
aanspreekpunt. Defensie maakt deel uit van het LOCC;
- opleiden, oefenen en evalueren vindt nog maar beperkt plaats in samenwerking
met Defensie. Deze participatie zou moeten worden bevorderd door een betere
afstemming van oefenkalenders. Dit lukte al wel in de landelijke en
multidisciplinaire oefening Waterproef van najaar 2008.
16
17. Box 4
Leidt oefenen tot leren?
Een belangrijk deel van de strategie van de veiligheidsregio is dat door het gezamenlijk
oefenen, het keer op keer toepassen van plannen en draaiboeken en het evalueren daarvan,
er ook daadwerkelijk wordt geleerd. De vraag die hierbij gesteld kan worden is of het
inoefenen van routines er ook toe leidt dat betrokken medewerkers ervan leren en in staat
gesteld worden te reflecteren op hun werk in termen van vakkennis en vakvaardigheid. Een
onderscheid tussen ‘lerende organisaties’ en ‘lerende professionals’ is daarom relevant.
CENS2, wat staat voor het Centre of Excellence for National Safety
and Security, beoogt de samenwerking op een hoger plan te tillen, dan
alleen via oefeningen mogelijk is.
In dit programma werken het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra (NIFV), de
Nederlandse Defensie Academie (NLDA) en de Politieacademie samen. Binnen het
programma komen alle multidisciplinaire initiatieven op het gebied van opleiden, oefenen,
kennisontwikkeling en -deling bij elkaar in een gezamenlijke ambitie gericht op de verdere
professionalisering van het veld.
Opleidingen die in het kader van CENS2 zijn ontwikkeld betreffen bijv. de functies van
Procesmanager Oefenen (een cursus van ongeveer 10 dagen) en een verdiepingsslag
hierop in de vorm van een masterclass gericht op de evaluatie van multidisciplinaire
oefeningen. Daarnaast worden plannen gemaakt om te zien hoe op een kosteneffectieve
manier gebruik gemaakt kan gaan worden van simulaties. In discussies hierover komt naar
voren dat, zoals ook in het reguliere onderwijs bekend is, simulaties pas zinvol toegepast
kunnen worden als reeds sprake is van een substantieel niveau van kennis en vaardigheid.
Zowel door de inmiddels vrij grote mate van ervaringen met multidisciplinair oefenen, als de
discussie die is gevoerd over de mogelijkheden en beperkingen van simulaties, komt de
vraag naar voren of deze ervaringen niet ook vertaald zouden moeten worden naar
‘onderwijs en kennis’. Er zijn verzoeken gedaan vanuit het ministerie van BZK om
opleidingen te ontwikkelen voor de volgende multidisciplinaire functies: (1) informatie-
manager COPI (Commando Plaats Incident), (2) Informatiemanager ROT (Regionaal
Operationeel Team), (3) Leider COPI en (4) Leider ROT. Hiertoe is een procesbeschrijving
gemaakt, die sterk lijkt op het proces dat gehanteerd is en wordt bij het politieonderwijs.
Een mogelijke omissie betreft de legitimering en beleidsmatige borging via een procedure
van onderhoud en verdere ontwikkeling van een kwalificatiestructuur, vergelijkbaar met het
politieonderwijs. Gegeven het grote belang van adequate opleidingen op het brede veld van
veiligheid lijkt aansluiting op de werkwijze van het reguliere onderwijs, dat is nagevolgd in het
politieonderwijs, en dat een borging met ministeriele taken en verantwoordelijkheden behelst,
van belang. De aangekondigde inrichting van een Adviesraad Multidisciplinaire Opleidingen
Oefeningen en Kennis (AMOOK) kan hiertoe een aanzet vormen. Het advies van de
Politieonderwijsraad aan BZK, om nog eens goed te kijken naar mogelijkheden om de eigen
rol te versterken, naar analogie van het ministerie van LNV, verdient dan ook nogmaals
aanbeveling. Mutatis mutandis kan dit ook gesteld worden voor het monodisciplinair
onderwijsbeleid, zoals ten aanzien van de brandweer ( onder).
Een andere partij die in dit verband nog genoemd kan worden, betreft Rijkswaterstaat.
Binnen deze overheidsdienst is de training Officier van Dienst Rijkswaterstaat ontwikkeld, die
voor het eerst verzorgd is door de Politieacademie in oktober 2007.
2.2.3 ● Brandweeronderwijsraad (BOR)
In mei 2008 woedde er een grote brand in De Punt, waarbij drie brandweerlieden
omkwamen. De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft hiernaar een onderzoek
uitgevoerd, waarover in oktober 2009 werd gerapporteerd. Onderdeel van dit rapport
17
18. vormde een viertal aanbevelingen aan de minister van BZK aangaande de
kennisfunctie en de opleidingen van de brandweer. De aanbevelingen waren als volgt:
1. zorg voor een doelmatige verspreiding van nieuwe kennis op het gebied van
plotselinge branduitbreiding, waaronder het verschijnsel rookgasexplosie, en de
verwerking hiervan in de leer- en oefenstof van de brandweer;
2. zorg voor aansluiting van de leerinhoud van de brandweeropleidingen, in het
bijzonder met betrekking tot de veiligheid van het repressief optreden, op de
internationale vakliteratuur;
3. verbeter de kennisontwikkeling van de brandweer en vergroot daarin de
aandacht voor veiligheid, door te zorgen voor een systematische, centrale
registratie en evaluatie van branden en ongevallen en de daaruit voortkomende
leerpunten op doelmatige wijze in de leer- en oefenstof van de brandweer te
verwerken;
4. formuleer de leerdoelen in examenreglementen zodanig dat deze eenduidig,
richtinggevend en inspirerend zijn voor alle partijen die bij de vormgeving en
uitvoering van het brandweeronderwijs zijn betrokken.
De staatssecretaris van BZK heeft gereageerd op deze aanbevelingen per brief aan de
Tweede Kamer (6 april 2010). In deze brief maakt de staatssecretaris melding van de
oprichting van een Brandweeronderwijsraad (BOR). Hiermee wordt vooruitgelopen
op de oprichting van een Ondersteuningsorganisatie Fysieke Veiligheid. De BOR zal
fungeren als een raad van advies voor het College van Arbeidszaken van de VNG en
het Veiligheidsberaad (de vertegenwoordigers van de werkgevers). De aanbevelingen
zullen door de werkgeversvertegenwoordigers ingebracht worden in de BOR, die
vervolgens zal adviseren over hoe de betreffende aanbevelingen structureel kunnen
worden opgevolgd en geborgd binnen het brandweeronderwijs.
Het belang dat er een goede aansluiting tussen praktijk, kennisontwikkeling en
onderwijs bestaat, wordt onderschreven door de staatssecretaris. Hoe dit echter te
realiseren, ziet zij als een ‘gezamenlijke opdracht’ van BZK, VNG en het
Veiligheidsberaad. De organisatie en hybride financiering van het
brandweeronderwijs met inbegrip van de les- en leermiddelen vragen daarbij
bijzondere aandacht. Dit vergt nader onderzoek, waarbij ook de mogelijkheden
verkend dienen te worden van meer aansluiting tussen brandweeronderwijs, het
reguliere beroepsonderwijs en het onderwijs van de andere veiligheidspartners.
BZK heeft alvast het NIFV gevraagd aan de slag te gaan met de drie eerstgenoemde
aanbevelingen en zich daarbij te laten leiden door de prioriteiten die gesteld worden
van werkgeverszijde. Ten aanzien van de vierde aanbeveling zal BZK deze
verankeren in het Besluit personeel veiligheidsregio’s en de Regeling personeel
veiligheidsregio’s, waarin per functie de kerntaken en benodigde competenties zullen
worden vastgelegd.
2.2.4 ● Veiligheid in het openbaar vervoer
Naar aanleiding van vragen van de Tweede Kamer heeft de minister van Verkeer en
Waterstaat geantwoord (ingezonden 9 april 2010). De aanleiding was een bericht in de
pers dat er maar weinig actie ondernomen wordt tegen agressie in het OV (NOS, 13
maart 2010). Met uitzondering van de provincies Limburg, Noord-Brabant en Utrecht,
zouden niet of nauwelijks nieuwe veiligheidsmaatregelen in de praktijk zijn
ingevoerd. Het ministerie wees in haar reactie op het werk van de Taskforce Veiliger
Openbaar Vervoer (Kamerstuk 28 642, nr. 27). Deze Taskforce stelde in september
2009 een reeks van maatregelen voor die in 2010 worden uitgevoerd. Ook provincies
leveren hieraan een substantiële bijdrage. Hierover wordt gerapporteerd onder de
noemer ‘Veilige publieke taak’. De IOOV voert hieromtrent onderzoek uit ( einde
hoofdstuk).
18
19. Enkele specifieke punten in dit verband zijn:
- het toepassen van camerabeveiliging in bussen betreft met name zogenaamde
risicolijnen;
- er komt meer uniformiteit in de registratie van incidenten; dit moet in de plaats
komen van zogenaamde belevingsonderzoek;
- al enige jaren is er een landelijk OV -verbod mogelijk voor geweldplegers op basis
van de Wet Personenvervoer 2000; momenteel ligt een wijziging van deze wet
voor bij de Raad van State. Deze regelt de strafbaarstelling van overtreding van
het reisverbod.
Box 5
Agressie en geweld op het werk
Begin april 2010 organiseerde de vakbond FNV een conferentie over agressie en geweld op
het werk. Brandweerlieden en ambulancebestuurders hebben ermee te maken, maar ook
treinconducteurs en buschauffeurs. Minister Hirsch Ballin, één van de sprekers op dit
congres, meldde dat maar liefst 77% van de belaagde ambtenaren geen aangifte doet,
waarschijnlijk omdat men het gevoel heeft ‘dat er niks mee gedaan wordt’. Van politiezijde
wordt erkend dat aangiften van de kleinere vergrijpen (schelden, bespuwen), vanwege
capaciteitstekort blijven liggen. Vroeger had ook de politie duidelijk meer gezag dan nu.
Agenten horen nu tijdens de opleiding dat ze een ‘dikke huid’ moeten ontwikkelen, omdat
schelden er kennelijk tegenwoordig gewoon bij hoort. De aanwezigen op het congres
meenden echter dat de maat nu vol is, en dat dit soort gedrag niet meer moet worden
geaccepteerd.
Agenten niet genoeg beschermd tegen agressie
De arbeidsinspectie heeft in 2009 onderzoek gedaan naar agressie en geweld tegen
politieambtenaren. De helft van de korpsen is bevraagd. Hieruit blijkt dat agressie en geweld
toeneemt en dat de korpsen onvoldoende maatregelen treffen om hun agenten hiertegen te
beschermen. Dit zou kunnen in de vorm van meer voorlichting over risico’s, betere training
om escalatie te voorkomen, maar ook bouwkundige en technische maatregelen bij balies
kunnen helpen. Naar aanleiding van het rapport van de arbeidsinspectie stuurde de minister
van BZK een brief aan de Tweede Kamer (19 april 2010) . Hierin is te lezen dat de minister
met het Korpsbeheerdersberaad een landelijk uniforme aanpak overeengekomen is via een
‘Protocol geweld tegen politieambtenaren’. Deze regeling omvat de keten vanaf het moment
dat er sprake is van een geweldsincident tot aan het afsluiten van het dossier. Het protocol
past binnen eerder gemaakte landelijke afspraken waartoe ook een lik-op-stuk beleid en
zwaardere straffen behoren. www.minbzk.nl, 19 april 2010.
Beveiligers meppen erop los?
Nederland kent een groeiend aantal beveiligers dat wordt ingezet bij evenementen,
concerten, festivals, e.d. Hoewel er afspraken zijn over de melding van incidenten met
geweldstoepassing, leven beveiligingsbedrijven deze niet na, zo is de stellige indruk van
Ronald van Steden van de Vrije Universiteit die al jaren onderzoek doet naar de
beveiligingsbranche. Indien bezoekers zich onrechtmatig behandeld voelen, kunnen zij een
klacht indienen bij het betreffende beveiligingsbedrijf die dit vervolgens dient te melden bij het
ministerie van Justitie. Dit ministerie ontvangt jaarlijks echter maar een zeer beperkt aantal
meldingen. De politie zou volgens de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en
recherchebureaus toezicht moeten houden op de bedrijven of ze zich aan alle regels houden.
Dat dit niet altijd lukt, bleek vorig jaar al uit een onderzoek van de IOOV ( einde hoofdstuk).
De Pers, 28 mei 2010.
2.2.5 ● Bestuurlijke aanpak criminaliteit
In mei 2010 hebben de ministeries van BZK en Justitie een rapport aangeboden aan de
Tweede Kamer met betrekking tot de inventarisatie van de bestuurlijke aanpak van
criminaliteit in EU-lidstaten. De bestuurlijke aanpak is mede op aandringen van
Nederland opgenomen in het nieuwe Stockholm -programma (programma voor
Recht, vrijheid en veiligheid 2010-2014). Op verzoek van de Tweede Kamer is een
inventarisatie uitgevoerd van de bestuurlijke aanpak van criminaliteit en andere
bestuursrechterlijke maatregelen in EU-lidstaten. Nederland heeft vervolgens het
initiatief genomen om, met instemming van de Tsjechische en Zweedse EU
19
20. voorzitters, in 2009 een onderzoek uit te voeren. Hieraan hebben 19 lidstaten
meegewerkt.
Lidstaten blijken te investeren in de ontwikkeling van een bestuurlijke, preventieve en
fiscale aanpak van (georganiseerde) misdaad en zien verschillende aangrijpings-
punten voor verdere Europese samenwerking. Vooral de uitwisseling en
samenvoeging van informatie en het delen van (bestuurlijke) ervaringen en ‘best
practices’ worden veel genoemd. Naar aanleiding van de rapportage organiseert
Nederland in juni 2010, met medewerking van het Spaanse EU voorzitterschap, een
expertmeeting. Het rapport zelf is eind februari 2010 aangeboden aan de
Multidisciplinary Group on Organised Crime.
Uitbreiding BIBOB
De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (BIBOB) geldt voor
bepaalde branches en activiteiten: bij horeca-, bouw-, afval- en
transportvergunningen, in de transportbranche, bij woningbouwcorporaties,
coffeeshops, bordelen en smart- en growshops. Voor aanbestedingen geldt de Wet
BIBOB in de branches bouw, milieu en ICT. Met de Wet BIBOB kan de lokale overheid
achtergronden van bedrijven of personen onderzoeken voordat een vergunning of een
subsidie wordt gegeven of een overheidsopdracht wordt gegund. Als er sprake is van
criminele antecedenten of onduidelijke financiële constructies kan de vergunning, de
subsidie of de opdracht worden geweigerd.
De ministerraad heeft eind mei 2010 het initiatief genomen de Wet BIBOB uit te
breiden. De reikwijdte van de wet is verruimd met het volgende:
- vastgoed- en grondtransacties waarbij de overheid civiele partij is;
- het exploiteren van speelautomaten;
- het exploiteren van een headshop en
- het importeren van vuurwerk.
De wetswijziging moet lokale overheden beter in staat stellen op te treden tegen
vermenging van onder- en bovenwereld. De ministerraad heeft een wetsvoorstel voor
advies aan de Raad van State gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het
advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.
Burgers en veiligheid
Er wordt een toenemend beroep gedaan op burgers om bij te dragen aan veiligheid.
Dankzij moderne communicatiemiddelen is dat ook meer en meer mogelijk. Naast al
langer bestaande opsporingsberichtgeving, kunnen burgers zich melden als ‘ogen en
oren’ in hun directe woon- of werkomgeving ( onderstaande afbeelding). Ook
wordt gezocht naar meer participatie van burgers bij de uitvoering van
veiligheidstaken (vrijwilligers, volontairs); mogelijk kan het instrument van de
buitengewoon opsporingsambtenaar ook hier van toepassing worden ( paragraaf
2.5).
20
21. Informatie (ver)bindt!
Op 26 mei 2009 vond een congres plaats over het gebruik en de uitwisseling van
informatie en de (inter-)nationale samenwerking tussen de Nederlandse politie en
haar partners in veiligheid, georganiseerd door de Politieacademie. Inleidingen en
workshops handelden over een verscheidenheid aan onderwerpen, zoals cybercrime,
intelligence, informatiegestuurde forensische opsporing, internationale samenwerking
in verkeer en vervoer over water, digitalisering van maatschappij en politiewerk,
contraterrorisme, de betekenis van open bronnen voor het politiewerk, en het gebruik
van geo-informatie bij rampenbestrijding en crisisbeheersing ( box 6).
Box 6
Huiselijk geweld
Sinds 2009 kan een huisverbod worden opgelegd aan personen van wie een ernstige
dreiging van huiselijk geweld uitgaat. De Wet tijdelijk huisverbod maakt dit mogelijk. In 2009
zijn al ruim 2000 huisverboden opgelegd. Ook zijn in 2009 de steunpunten huiselijk geweld
versterkt. Indien sprake is van geweld tegen kinderen, kan ook een beroep gedaan worden
op het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Geweld in de huiselijke of privé sfeer raakt
meerdere beleidsdomeinen: politie, justitie, jeugdzorg, welzijn, e.d.
Eergerelateerd geweld
Het thema huiselijk geweld is sommige gevallen verbonden met eergerelateerd geweld, maar
is daar zeker geen (allochtoon) synoniem voor. Zo is ook de hedendaagse rapcultuur
‘eergevoelig’. Het korps Haaglanden biedt onderdak aan het Landelijk expertisecentrum
eergerelateerd geweld. Een bekend boek is ‘Je eer of je leven’ van Janine Janssen (2e
herziene druk, 2008).
21
22. 2.3 ● Technologie
Bij het werk in de veiligheidssector wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van
technologie. Voorbeelden zijn het inmiddels wijd verbreide cameratoezicht en de groeiende
samenhang tussen overheidsdiensten, zoals blijkt uit het voorbeeld van gemeenschappelijke
meldkamers. Dat het hier niet bij blijft, blijkt uit de recent opgezette community Politie 2.0, en
zal blijven, toont zich in het perspectief van cloud culture. Ondertussen zoekt de EU naar een
versterking van de onderlinge samenwerking via een ‘digitale agenda’.
Box 7
Geo-informatie en het gebruik van Geografische Informatiesystemen (GIS) bieden
nieuwe mogelijkheden voor ‘netcentrisch werken.
Een al langer bestaande klacht op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing is
dat er onvoldoende informatie beschikbaar is, en voor zover deze wel beschikbaar is, wordt
er onvoldoende uitgewisseld. Om de juiste informatie bij de juiste personen te krijgen, op de
juiste tijd en plaats, wordt gestreefd naar zogenaamde netcentrisch werken. Geo Informatie
en GIS zijn daarbij van grote betekenis. Hiermee ontstaat operationeel overzicht en, mits er
ook een duidelijk inzicht bestaat in de operationele rolverdeling, kan het succes van het
handelen sterk worden bevorderd.
Tijdens een presentatie op het congres Informatie (ver)bindt ( paragraaf 2.2.7) werd
software gedemonstreerd door Geodan, in samenwerking met medewerkers van de vts
Politie Nederland, de GHOR Gelderland-Midden en het KLPD.
Operationele data worden aan elkaar gekoppeld via over elkaar
heen liggende digitale kaarten. Daarbij kan zowel worden
ingezoomd naar een specifieke locatie, als uitgezoomd naar de
wijdere omtrek. De aard en consequenties van een incident en de
inzet van diensten worden hiermee letterlijk real time in kaart
gebracht.
2.3.1 ● De digitalisering van de openbare ruimte
Check in / check uit. Een nieuwe publicatie van het Rathenau
Instituut toont aan dat de openbare ruimte steeds verder
digitaliseert. Dagelijkse handelingen als betalen, door OV-poortjes
lopen en autorijden, worden steeds meer vastgelegd. Dit is zowel
voor marketing interessant, maar ook voor opsporing. Risico’s zijn
er ook: verlies van anonimiteit, misbruik van persoonsgegevens en
systeemdwang.
Burgers, consumenten, bedrijven en overheden zijn verwikkeld in een krachtenspel,
zo stellen de auteurs, geleid door een groeiende honger naar informatie. Het boek
onderscheidt twee ‘discoursen’:
1. ‘Empowerment’: maakt de informatierevolutie mensen sterker? Het verstrekken
van persoonsgegevens bepaalt in hoge mate of je toegang hebt tot ruimtes
22
23. (stations, wegen, gebouwen, winkels etc.), diensten (verzekeringen, financiële
producten, facebook) en goederen. De consequentie hiervan is dat wie die
gegevens niet verstrekt of niet aan het gewenste profiel voldoet, wordt uitgesloten
of gestraft. Wie bijv. anoniem met de trein wil reizen, loopt kortingen mis.
2. Privacy: de integratie van netwerken en de digitalisering van de publieke ruimte
heeft ‘sfeeroverschrijdingen’ van persoonsgegevens tot gevolg. Persoonsgegevens
die in een bepaalde context zijn achtergelaten, duiken ineens heel ergens anders
op. Voor burgers is steeds minder duidelijk wat met hun gegevens gedaan wordt
en in welke databanken die eindigen. Achter steeds meer digitale poortjes
schuilen marketeers en opsporingsambtenaren.
Waar het om gaat is identiteitsmanagement. De burger moet een informatiemanager
worden. “Mensen moeten grip krijgen op de wijze waarop ze elkaar toegang
verschaffen tot informatie die leidt tot wederzijdse beoordeling.” Door grip te krijgen
op onze digitale profielen, houden burgers zich beter staande in dat krachtenspel.
2.3.2 ● Opschaling meldkamer?
Op het ministerie van BZK is het plan opgevat om in Nederland toe te werken naar
één nationale meldkamerorganisatie met drie meldkamers. Voorbeelden hierbij zijn
New York en Groot Londen, waar dit ook zo georganiseerd is en waar ongeveer
evenveel mensen wonen als in Nederland. Opschaling is in de ogen van de politie een
goede zaak, maar vereist wel een zorgvuldig pad in termen van techniek (nu nog:
C2000), tactische leiding (verbindingsofficieren), logistiek, communicatie en opleiding.
Enkele regio’s schalen op dit moment al op, zoals NO-Gelderland & IJsselland en
Flevoland & Gooi- en Vechtstreek. Op dit moment gaat het nog vooral om het
verbeteren van de gebruiksmogelijkheden van C2000. Vanuit de strategische
beleidsgroep Meldkamers van de Raad van Korpschefs (RKC) is een projectgroep
gestart die zich richt op de verbetering van de communicatielogistiek. Qua opleiding
wordt niet alleen gekeken naar het gebruik van portofoons voor het dagelijkse
gebruik, maar ook naar het gebruik hiervan in tijden van crises. Blauw, april 2010.
Box 8
Cameratoezicht
In de regio Rijnmond heeft de politie de beschikking over 364 camera’s die permanent
worden uitgekeken op een centraal punt in de stad door de afdeling Regionaal
cameratoezicht. In deze ‘uitkijkruimte’ werken operators van de Dienst Stadstoezicht onder
de regie van supervisors van de politie. Van hieruit worden relevante beelden van incidenten
via het glasvezelnetwerk doorgestuurd naar wijkbureaus en/of meldkamer van de
veiligheidsregio. Gemiddeld worden er zo’n 60 incidenten per dag op deze manier
gesignaleerd. Er wordt bovendien nauw samengewerkt met externe partijen, zoals de NS, de
RET, Maastunnel, het Stadhuis en het World Trade Centrum, waarmee er nog eens 2.000
extra camera’s kunnen worden benut. Mogelijk gaat dit aantal nog fors omhoog, als camera’s
van bedrijven en winkelcentra zouden worden aangesloten. Van groot belang is dat burgers
ervaren dat er ook direct een reactie is van de politie als incidenten worden geregistreerd, dit
vergroot het draagvlak enorm. Ondertussen blijken camerabeelden ook een steeds grotere
rol te spelen in de opsporing. Blauw, 20 maart 2010: 30-33. Zie ook www.cameratoezicht.nu.
2.3.3 ● Cybercrime en de Digitale Agenda van de EU
De EU heeft op 19 mei 2010 haar digitale agenda voor de komende jaren bekend
gemaakt http://ec.europa.eu/information_society/digital-agenda . ICT is van
cruciaal belang in de strategie van de EU om economische groei te stimuleren.
Vergeleken met de VS, Japan of Zuid-Korea lopen de investeringen echter flink achter.
De EU wil het gebruik van ICT in de hele samenleving stimuleren, te beginnen met
het opheffen van alle obstakels voor grensoverschrijdende handel. Ook elektronische
facturen en betalingen moeten eenvoudiger kunnen.
Veel Europeanen zijn bezorgd dat ICT hun privacy aantast. Daarom wil de EU
strengere regels voor de bescherming van persoonsgegevens. Websitebeheerders
23
24. zullen in de toekomst kunnen worden verplicht hun bezoekers in te lichten over
veiligheidslekken met persoonsgegevens. De EU wil bovendien dat voor problemen
zoals klimaatverandering en vergrijzing creatiever gebruik wordt gemaakt van
digitale oplossingen. Energie-efficiënte verlichting en telegeneeskunde zijn maar
enkele voorbeelden.
De afbeelding hiernaast toont de positieve kijk
op dit thema via de buitenste cyclus;
daarbinnen staan de ‘bedreigingen’ getekend.
Eén van de bedreigingen betreft de toename
van cybercrime en het risico van afnemend
vertrouwen bij consumenten.
Met de digitale agenda wil de Europese Commissie paal en perk stellen aan de ‘cyber
wild west’, echter zonder door te schieten in een ‘big brother’ scenario. Er wordt ingezet
op ‘Computer Emergency Response Teams’ die gaan samenwerken met law enforcement
agencies. In termen van Internet Governance, zal het reeds bestaande European Network
and Information Security Agency (ENISA) worden gemoderniseerd.
Enisa is operationeel vanaf 2004 en gevestigd op het
eiland Kreta.
Box 9
Politie 2.0
Deze community is opgezet om kennis te delen over de politie, intelligence en ICT-
toepassingen. Het gehanteerde motto: ‘Wij weten meer dan ik’. Politie 2.0 wil ‘kennisdragers’
een platform bieden; het kan gaan om informatie van strategische, tactische en operationele
aard. Door kennis te delen, kunnen betere keuzen worden gemaakt, is de stelling, of het nu
gaat om de ‘business’ zelf of specifieke ICT-kennis. Via Politie 2.0 wordt gepoogd kennis bij
elkaar te brengen die nu nog verspreid is bij andere organisaties en organisatieonderdelen, in
Nederland of zelfs daarbuiten. De laatste jaren blijkt een groot aantal nieuwe mogelijkheden
beschikbaar gekomen te zijn om samen te werken en mensen te verbinden. De site
beklemtoont dat dit juist voor politiemensen van groot belang is. Politiemensen moeten
vooraan staan om te kijken hoe nieuwe mogelijkheden kunnen worden ingezet om zo het
werk beter te doen. Nu vrijwel iedereen is aangesloten is op het Internet, kan er ook van
steeds meer nieuwe middelen gebruik gemaakt gaan worden. Dit houdt ook een verandering
in van criminaliteit en de overlast in de openbare orde. Verwezen wordt bijv. naar de
scholierenstaking van eind 2007. Scholieren stonden toen met elkaar in contact via het
Internet (MSN) en wisten elkaar exact te vinden. Daarentegen werden traditionele
intelligence organisaties en hulpmiddelen gebruikt om bijv. veiligheidssituaties te kunnen
beoordelen; veel te langzaam en niet adequaat ( http://criminaliteitswijzer.ning.com ).
24
25. Box 10
Cloud Culture
Counterpoint, de denktank van de British Council,
publiceerde pas een pamflet van de hand van Charles
Leadbeater, dat handelt over de nieuwe generatie
internettechnologie, ook bekend als ‘cloud computing’.
Dit pamflet bespreekt mogelijkheden en consequenties van cloud computing en besteedt
daarbij aandacht aan nieuwe kansen voor bijv. grootschalig wetenschappelijk onderzoek,
maar ook risico’s die ermee verbonden zijn. De ‘virtuele wereld’ krijgt door cloud computing
een nieuwe dimensie. In slechts tien jaar tijd zijn mobiele telefoons, Wi-Fi, breedband
internet, satelliet en digitale televisie zeer wijd verspreid. Individuele mensen kunnen via You
Tube een enorme ketenreactie teweeg brengen. Andere voorbeelden van toepassingen en
platformen zijn: Habbo, Avaaz, Skype, Facebook, Myspace, Blogger, Twitter en Flickr.
Ideeën en beelden kunnen worden gedeeld door mensen in alle uithoeken van de wereld. De
combinatie van massa zelfexpressie, onbeperkte participatie en een constante verbinding
maakt volgens Leadbeater het ontstaan van een cloud culture mogelijk, ‘formed by our
seemingly never-ending capacity to make and share culture in images, music, text and films.
Dit is ten eerste een cultureel fenomeen, en pas in tweede instantie een politiek en
commercieel gegeven. Hoewel ‘de politiek’, maar ook bedrijven de neiging hebben te willen
sturen, controleren en te beheersen, lukt dat (nog) maar in beperkte mate, waarmee deze
‘nieuwe wereld’ een eigen, onvoorspelbare dynamiek heeft.
Vanuit een optimistisch standpunt bezien, kan een cloud culture worden voorspeld, een
dynamische en creatieve wereldcultuur. Een wereld die wordt gekarakteriseerd door de
politieke architectuur van de bazaar, en niet meer van de kathedraal. Een wereld waarin
liberale waarden gedijen, welvaart groeit en waarin over belangen wordt onderhandeld, de
stemmen van minderheden worden gehoord en waarbij over bedrijfsbelangen transparant
verantwoording wordt afgelegd. Steeds meer literatuur en andere cultuuruitingen komen
publiek en gratis beschikbaar via het Internet. Google digitaliseert miljoenen boeken voor
openbaar gebruik. Tegelijk zijn er zorgen over de mogelijke machtsconcentratie in een
dergelijk bedrijf.
Recente ontwikkelingen laten ook zien dat een veel minder positief gestemde verwachting
reëel is. Autoritaire regimes (Iran, Thailand, China, Nigeria, Rusland) weten de ‘nieuwe
virtuele wereld’ wel degelijk in de hand te houden en de macht van het vrije woord en beeld
te beperken. In Iran leek het er na de verkiezingen van 2009 even op dat de oppositie het
zou gaan winnen van het zittende regiem, dankzij de mogelijkheden van het web en het
gebruik van Twitter maar het bleek een illusie. Ook in het Westen blijken staten in
toenemende mate in staat om het Internet in de greep te krijgen om zo illegale praktijken te
dwarsbomen.
Leadbeater houdt een pleidooi voor een open cloud culture en een vrije uitwisseling van
ideeën. Dit vergt dat er wordt gefocust op:
het ondersteunen van online activisten in hun strijd tegen autoritaire regimes;
verdedigen van het recht op vrijheid van meningsuiting en vereniging;
tegengaan van beperkende veiligheidsmaatregelen in het Westen waar autoritaire
regimes een extra rechtvaardiging in zullen zien;
ondersteunen van NGOs die het censuurgedrag van autoritaire regimes monitoren;
openheid over het leveren van technologie aan autoritaire regimes waarmee deze
controle uit kunnen oefenen over het Internet.
Er is verder een probleem met betrekking tot langdurig copyright. In ieder geval zou er een
mogelijkheid moeten zijn om ‘verweesde producten’ (wel copyright, maar niet meer
leverbaar) digitaal te ontsluiten. Tenslotte waarschuwt Leadbeater tegen een te grote macht
en invloed van internetondernemingen (cloud capitalists) wat ten koste kan gaan van privacy
en persoonlijk dataverkeer- en beheer. Toezicht is daarom noodzakelijk.
Zie verder: www.counterpoint-online.org.
25
26. 2.4 ● Rechterlijke macht
In de heroverwegingsrapporten die zijn opgesteld om de kredietcrisis en daarop volgende
economische crisis het hoofd te bieden, wordt op het gebied van veiligheid gesproken over
mogelijkheden tot verdere ruimtelijke en organisatorische clustering van diensten. Een veel
genoemd voorbeeld betreft de harmonisatie van de ruimtelijke schaal van politie en
rechterlijke macht. Tegelijkertijd is er een roep om specialisatie, zoals blijkt uit het voorbeeld
van zogenaamde milieurechters. Het veiligheidshuis is een inmiddels beproefd recept van
samenwerking tussen de rechterlijke macht, reclassering, politie en maatschappelijk werk,
waarmee gewerkt wordt aan een goede re-integratie in de samenleving en het voorkomen van
recidive.
2.4.1 ● Herziening gerechtelijke kaart
In juli 2009 heeft de Raad voor de rechtspraak advies uitgebracht aan de minister van
Justitie over de herziening van de gerechtelijke kaart. Dit advies kan rekenen op een
breed draagvlak bij de betreffende organisaties. Waar het met name op neerkomt, is
dat de Rechtspraak in grotere regionale verbanden zou kunnen worden
georganiseerd. Achterliggende redenen zijn kwaliteit, continuïteit (vanuit de
rechtzoekende bezien), maar ook aspecten als efficiency en de kwaliteit van het eigen
personeel. Voor het behoud van de deskundigheid van rechters is het noodzakelijk
dat zij een minimaal aantal zaken op een terrein afdoen. Met de plannen in het advies
beschikken gerechten in de toekomst over voldoende zaken, mensen en middelen om
hoge kwaliteit te blijven leveren.
Indeling rechtbanken Indeling Gerechtshoven
Er worden elf regio’s voorgesteld, in plaats van de huidige negentien
arrondissementen. In het advies blijven alle huidige arrondissementshoofdplaatsen
gehandhaafd. Deze plaatsen worden de hoofdlocaties van de rechtspraak waar een
breed pakket van zaken wordt afgedaan. Zo is er een goede spreiding van gerechten
door Nederland. Daarnaast bieden nevenlocaties een beperkt aantal diensten.
Nevenlocaties zijn gewenst in gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid. In de
andere gebieden zullen nevenlocaties verdwijnen. Ook bij de hoven blijven de
ressorthoofdplaatsen als hoofdlocaties bestaan, maar zal het aantal gerechtshoven op
bestuurlijk niveau van vijf naar vier gaan. www.rechtspraak.nl.
Op 20 november 2009 werd het kabinetsstandpunt inzake de herziening van de
gerechtelijke kaart verzonden aan de Tweede Kamer. De notitie bevat een historische
26
27. beschouwing met betrekking tot de oorsprong (1811, Franse Keizerrijk) en de
ontwikkelingsgang van de huidige territoriale organisatie. In de probleemanalyse
wordt uitgelegd waarom het bestaande systeem van 19 arrondissementen en 5
ressorten steeds meer gaat knellen en wat er nodig is om de kwaliteit van de
vervolging en de rechtspraak te versterken, te weten bestuurlijke schaalvergroting, om
specialisatie mogelijk te maken en kwetsbaarheid te verminderen.
Uit diverse partijprogramma’s 2010 ( bijlage 1) blijkt dat velen het logisch vinden
om de territoriale indeling van de rechterlijke macht, het openbaar ministerie en de
politie te harmoniseren.
Box 11
Veiligheidshuis
Nederland telt inmiddels maar liefst 45 veiligheidshuizen. In deze organisaties werken de
politie, het OM, gemeenten en zorginstellingen intensief samen. Door middel van
casusoverleg wordt per geval bekeken wat de beste aanpak is en hoe de diverse instanties
elkaar kunnen ondersteunen. Dit kan leiden tot een integrale aanpak waarbij er als het ware
met één mond gesproken wordt. Een officier van justitie maakt deel uit van de vaste
bezetting van een veiligheidshuis. Dat maakt een effectief lik-op-stuk beleid mogelijk. Het
grote voordeel is de korte lijn qua informatie-uitwisseling. Dat dit succes oplevert, blijkt uit de
cijfers van de veiligheidshuizen van het eerste uur, zoals in Tilburg. In deze stad blijkt in de
periode 2000-2008 dat het aantal jongeren tot 18 jaar dat opnieuw een delict pleegt,
afgenomen te zijn met 50 procent. In Midden-Limburg blijkt dat 35 procent van de veelplegers
die aangepakt zijn vanuit het veiligheidshuis in 2008 geen delict meer heeft gepleegd.
www.veiligheidshuizen.nl. Ook: Blauw, 4 juli 2009.
2.4.2 ● Roep om speciale milieurechters
In 2003 zijn 23 regionale milieuteams gevormd en zes interregionale milieuteams die
zich richten op grote regio-overschrijdende milieudelicten. In datzelfde jaar wordt het
Functioneel Parket opgericht om het geïntensiveerde politieoptreden ook een
strafrechtelijk vervolg te kunnen geven, in aanvulling op de bestuursrechtelijke
aanpak.3 Sedert 2005 pakt dit parket alle milieuzaken op van de regiokorpsen. Nu
zowel de politie als het OM de aanpak van milieudelicten hebben geïntensiveerd, is
het van belang dat ook de rechterlijke macht volgt, zo menen gespecialiseerd milieu -
officier van justitie Biezeveld en hoofdcommissaris Wijbenga, portefeuillehouder van
de RKC (Trouw, 9 december 2010). Een belangrijk aandachtsgebied vormt de aanpak
van illegaal vuurwerk, dat na de catastrofe in Enschede hoge prioriteit gekregen heeft.
Zie ook Trouw, 25 november voor een uitgebreid interview met Biezeveld over de
aanpak van de illegale handel in vuurwerk.
3
Naast milieudelicten pakt het Functioneel Parket ook fraudezaken aan die worden aangedragen door de FIOD en SIOD.
27
28. Box 12
Reizen met mijn Rechter. Psychologie van het recht (2010),
onder de redactie van J. van Koppen, H.L.G.J. Merkelbach, M.
Jelicic, & J.W. de Keijser. De vierde versie van het oorspronkelijk
in 1991 verschenen handboek over rechtspsychologie: 'De
menselijke factor', toen nog 16 hoofdstukken dik, nu maar liefst
57, waaraan in totaal 61 auteurs meewerkten.
De huidige stand van de kennis op het gebied van de rechtspsychologie is in dit boek op een
rijtje gezet. Hoe betrouwbaar zijn getuigen? Hoe voert de politie opsporingsonderzoek uit?
Kun je aan iemand zien of hij liegt? Hoe ontstaan valse bekentenissen? Hoe moeten
kinderen en verstandelijk gehandicapten worden verhoord? Waarom helpt straffen soms wel
en soms niet? Wat is de waarde van bewijs? Welke fouten kunnen rechters maken? Hoe
ontstaan rechterlijke dwalingen? Werkt de leugendetector? Wat is een goede herkenning?
Kun je traumatische herinneringen verdringen? Zonder al te veel juridisch en psychologisch
jargon wordt in 'Reizen met mijn Rechter' op deze en andere vragen een antwoord gegeven.
Daarmee vormt dit boek, volgens de uitgever, een prettig naslagwerk en uitstekend
cursusmateriaal.
Autisme
Douwe Draaisma schreef een hoofdstuk, gewijd aan de ‘boze autist’. Het is, volgens
Draaisma, opvallend hoe gemakkelijk tegenwoordig een relatie gelegd wordt tussen autisme
en crimineel gedrag. Met name in zaken van moord en doodslag, blijken in Nederland vanaf
2004 diverse veroordelingen uitgesproken waarin ‘autisme stoornissen’ een rol speelden.
Een merkwaardig gegeven, omdat uit meta-analyses en populatieonderzoek naar voren komt
dat mensen met autisme juist ondervertegenwoordigd zijn. Draaisma plaatst kritische
kanttekeningen bij ‘de opmars’ van autisme als diagnose. Veel uitspraken over de
veronderstelde stoornis blijven in algemeenheden steken (gebrekkige sociale vaardigheden,
afwezigheid van empathie, gebrek aan emotionele wederkerigheid, e.d.) Bovendien blijkt dat
autisme gepaard gaat met andere stoornissen die evengoed een verklaring kunnen bieden
voor een delict. Doordat onderzoek veelal berust op mediagenieke gevalsstudies, lijken
autisten meer en meer gestereotypeerd te worden als potentieel crimineel.
28
29. 2.5 ● Wijziging BOA- stelsel
Naast de politie, is er de afgelopen jaren steeds meer ingezet op zogenaamde buitengewoon
opsporingsambtenaren. Per 1 april 2010 geldt hiervoor nieuwe regelgeving, die zicht biedt op
dit brede terrein en op de (mogelijke) relatie met de politie en het politieonderwijs.
Buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa) hebben strafvorderlijke bevoegdheden.
Boa’s mogen iemand om het identiteitsbewijs vragen, een proces verbaal opmaken
wanneer ze een overtreding waarnemen, boetes uitschrijven en mensen aanhouden
als deze verdacht worden van strafbare feiten. Sommige Boa’s mogen ook
geweldsmiddelen hanteren (handboeien, wapenstok, pepper spray of een vuurwapen).
Een belangrijk nieuw gegeven is de zogenaamde bestuurlijke strafbeschikking (
www.bestuurlijkestrafbeschikking.nl). Ook op het terrein van de milieuhandhaving
zal de komende jaren veel veranderen. Naast een strakkere aanpak van
milieucriminaliteit zal de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(Wabo) belangrijke invloed hebben, als ook de komst van regionale
uitvoeringsdiensten ten behoeve van onder andere de VROM-regelgeving.4
Box 13
Milieuboa – bijspijkeropleiding
In Nederland zijn ongeveer 2300 milieuboa’s werkzaam, onder andere bij gemeenten,
provincies en waterschappen. De Politieacademie verzorgt op verzoek van het Landelijk
Overleg Milieuhandhaving (LOM) een bijspijkercursus waarmee milieuboa’s ingewijd worden
in recente wet- en regelgeving met betrekking tot milieudelicten. De basis van de cursus
bestaat uit de basisopleiding Boa, welke wordt afgesloten met een CITO-examen. De cursus
wordt als een maatwerkactiviteit aangeboden.
Boa’s werken, uitzonderingen daargelaten, onder de operationele regie van de politie.
Per 1 april 2010 is er een gewijzigd Boa-stelsel in werking getreden. Een circulaire van
het ministerie van Justitie informeert hierover (kenmerk: 5647961/10). Voortaan is
sprake van zes domeinen:
domein 1: openbare ruimte:
leefbaarheid, aanpak overlast, kleine ergernissen binnen de openbare ruimte (kan
eventueel worden ingehuurd door gemeenten);
domein 2: milieu en welzijn:
opsporing (economische) milieudelicten (natuur en milieu, arbeidsinspectie,
voedsel & waren controles, dierenwelzijn, openbare gezondheid, fysieke
leefomgeving);
domein 3: onderwijs: leerplicht;
domein 4: openbaar vervoer:
strafrechtelijke handhaving in het OV ( paragraaf 2.2.4)5;
domein 5: werk, inkomen en zorg:
strafrechtelijke handhaving werk, inkomen, belasting en sociale zaken;
domein 6: generieke opsporing,
in dienst van een politiekorps, een parket, de KMar, rijksrecherche, het CJIB of
een landelijke (inspectie)dienst. Daarbinnen vermeldt de circulaire de politieboa,
zijnde een administratief -technisch medewerker van politie belast met
operationele politietaken.
Boa’s die veel contact hebben met het publiek dragen een insigne, zoals
parkeercontroleurs, milieuboa’s, boswachters of jachtopzieners en bepaalde
medewerkers van de NS. Boa’s in dienst van de douane, politie en KMar zijn niet
4Zie ook Politie & Co. Bijdrage aan de ontwikkelingsagenda. Politieonderwijsraad, september 2009.
5BZK denkt na over een OV -politie. Daarbij zouden OV- Boa’s breder ingezet moeten kunnen worden dan nu het geval is. Dit
onderwerp wordt van een advies voorzien door de Taskforce Veiliger OV. Zie: brief aan de TK, d.d. 22 maart 2010.
29
30. verplicht het insigne te dragen. In totaal zijn er in Nederland maar liefst 1.100
organisaties met Boa’s in dienst.
Het Boa-insigne maakt duidelijk dat handhavingfunctionarissen bepaalde
bevoegdheden hebben. Het insigne toont een hand, een scepter (= de
bevoegdheid om op te treden) en een schild (= bescherming van mensen in
de publieke ruimte).
Onder het hoofdstuk ‘bekwaamheid’ vermeldt de circulaire eisen in termen van
basisbekwaamheid. Wie slaagt voor het algemene basisexamen ontvangt voor de duur
van vijf jaar een ‘getuigschrift Boa’. Daarna moet het examen opnieuw worden
afgelegd (hoewel hiervoor een ontheffing mogelijk is). Daarnaast kunnen, afhankelijk
van de taakopdracht, aanvullende bekwaamheidseisen worden gesteld. Deze kunnen
verworven in een duaal opleidingstraject. Boa’s met geweldsbevoegdheden dienen
verder te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Regeling Toetsing
Geweldsbeheersing Boa en ambtenaren van Bijzondere opsporingsdiensten (RTGB).
Surveillancevoertuig van
stadstoezicht Deventer.
Sinds februari 2005 is bureau Handhaving van de gemeente Heerlen
actief . Vanuit dit bureau werken Buitengewoon
Opsporingsambtenaren aan een veilige en schone buurt. Zij zijn
duidelijk herkenbaar en een belangrijk aanspreekpunt voor
buurtbewoners. Zij zijn, volgens de gemeente, het visitekaartje van de
gemeente Heerlen op straat.
30
31. Inspectie IOOV
Kwaliteit in particuliere veiligheid ?! Politietoezicht op de particuliere
beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Aangeboden aan de Tweede kamer, 16 juni
2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 11 september 2009 (POR/091127)
In verband met misstanden binnen de particuliere recherche en beveiligingsbranche is de IOOV
gevraagd onderzoek te doen naar de wijze waarop de politie invulling geeft aan haar
toezichtstaak op de vergunningsplichtige particuliere beveiligingsorganisaties en particuliere
recherchebureaus op grond van de relevante wet- en regelgeving. Het onderzoek heeft een
aantal aandachtspunten opgeleverd die de politiekorpsen beperken in het uitvoeren van de
taken. De belangrijkste betreffen regelgeving, sturing en informatievoorziening. Zie ook
Tijdschrift voor de politie, 2010-2, 24-28 voor een samenvattend artikel van het onderzoek.
Poldercrash, 25 februari 2009. Aangeboden aan de minister van BZK, 19 juni 2009.
Ingekomen Politieonderwijsraad, 11 september 2009 (POR/091128)
De IOOV heeft in samenwerking met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, onderzoek gedaan
naar de hulpverlening rond de crash van een toestel van Turkish Airlines op 25 februari 2009
nabij de luchthaven Schiphol. Dit onderzoek is verricht op verzoek van de veiligheidsregio
Kennemerland en de gemeente Haarlemmermeer.
Rampenbestrijding op Orde. Tussenrapportage januari 2009. Aangeboden aan de Tweede
kamer, 23 februari 2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 19 juni 2009 (POR/091055).
Tussenrapportage 'Rampenbestrijding op Orde' van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid.
De eindrapportage verschijnt begin 2010.
Onderzoek provincies (Afsluitende rapportage). Aangeboden aan de Tweede Kamer, 8 april
2009. Ingekomen Politieonderwijsraad, 19 juni 2009 (POR/091057)
De afsluitende rapportage van het onderzoek ‘de voorbereiding op de rampenbestrijding door
de provincie’, dat de IOOV heeft uitgevoerd en waaruit blijkt dat de provincies in het kader van
in eerder onderzoek geconstateerde verbeterpunten grotendeels hebben uitgevoerd.
Politie en Veilige Publieke Taak. Inspectiebericht, april 2010.
De IOOV gaat in de tweede helft van 2010 aan de slag met een onderzoek naar “Politie en
Veilige publieke taak’, gericht op de uitvoering van het politiewerk bij het voorkomen en
afhandelen van agressie- en geweldsincidenten in de publieke sector. Drie beroepsgroepen
staan daarbij centraal: buschauffeurs, ambulancepersoneel en treinconducteurs. Hierbij zal
gelet worden op de implementatie van de zogenaamde ‘Eenduidige Landelijke Afspraken’
(ELA). In het onderzoek wordt zowel aan de zijde van de politie onderzoek gedaan als bij de
Ambulancezorg en het Openbaar Vervoer.
Civiel-militaire samenwerking (ICMS), Tussenmeting 2009. Aangeboden aan de Tweede
Kamer, 18 mei 2010.
De civiel-militaire samenwerking bestaat uit processen, waar de onderlinge relatie tussen de
ministeries van Defensie, BZK en Justitie duidelijk naar voren komt. De IOOV en de Audit
Dienst Defensie (ADD) hebben gezamenlijk onderzoek verricht naar de civiel-militaire
samenwerking. In 2006 is een rapport uitgebracht met de resultaten van de nulmeting. De
tussenmeting 2009 beoogt nader inzicht te geven in voortgang en ontwikkelingen binnen de
samenwerking.
31
33. 3 ● Transformatie van de politieprofessie
In dit hoofdstuk wordt ten eerste ingegaan op recente ontwikkelingen met betrekking tot het
politiebestel ( paragraaf 3.1). Een thema dat grote actualiteit heeft in het licht van de
noodzaak tot bezuinigingen en de Tweede Kamerverkiezingen van juni 2010 ( hoofdstuk 7
en bijlage 1). Ook vanuit de politieprofessie zelf wordt, in aansluiting op eerdere visienota’s
zoals Politie in Ontwikkeling, bijgedragen aan de meningsvorming. Daarbij speelt steeds het
vraagstuk van ‘het gezag’ een rol, wat meer dan ooit omstreden lijkt.
Verder wordt in dit hoofdstuk ingegaan op het omvattende onderwerp ‘intelligence’,
de wijze waarop de Nederlandse politie en ‘veiligheidspartners’ (in binnen- en
buitenland) omgaan met informatie en operationele kennis. Recent is op dit
onderwerp een nieuw lectoraat bij de Politieacademie formeel van start gegaan
( paragraaf 3.2.). Recent heeft de Politieonderwijsraad uitvoerig stilgestaan bij de
internationalisering van de politiefunctie (‘Zicht op Internationalisering’, januari
2010). Daarom wordt hier volstaan met slechts enkele aanvullende signaleringen
( paragraaf 3.3).
33
34. 3.1 ● Bestel en professie
De inrichting en het functioneren van het politiebestel is een oud discussiethema, zoals blijkt
uit het bekende vierdelige werk van Fijnaut, Meershoek, Smeets en Van der Wal over de
geschiedenis van de Nederlandse politie (2006). Ook in 2009 is er het nodige over gezegd.
Het kabinetsplan met betrekking tot de wijziging van de politiewet leidde tot veel debat.
Parallel hieraan, maar er niet los van te zien, waren er de kwesties van het gezag en de
professionele status van de politie. Hieronder wordt eerst ingegaan op het bestelvraagstuk,
daarna volgen enkele signaleringen met betrekking tot de discussie over de politieprofessie.
3.1.1 ● Bestel
In 2009 is veel gesproken over een mogelijke wetswijziging van de Politiewet en
daaraan gerelateerd, de Wet op het LSOP en het politieonderwijs. De kabinetsplannen
werden eind 2008 ontvouwd en kwamen in het kort neer op een verdergaande
concentratie van diensten ten behoeve van de Nederlandse politie, onder de noemer
van een Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering. De Politieacademie zou, zo was
aanvankelijk de bedoeling, hiervan deel uitmaken. In de voorstellen die voor advies
naar de Raad van State werden verzonden, was dit voornemen bijgesteld, zodanig dat
de Politieacademie zelfstandig zou blijven, maar onder het bestuurlijk gezag van het
Korpsbeheerdersberaad zou worden gebracht.
Met de demissionaire status van het kabinet Balkenende IV is dit wetgevingstraject stil
komen te liggen. Wel is het thema ‘nationale politie’ prominent aanwezig in de
heroverwegingsrapporten die door ambtelijke werkgroepen zijn opgesteld om een
antwoord te vinden op de huidige economische crisis. Ook is het punt in de meeste
partijprogramma’s vermeld ( hoofdstuk 7.2 en bijlage 1).
Tijdens het wetgevingstraject is ook de Politieonderwijsraad geconsulteerd, met name
in verband met mogelijke consequenties voor de kwaliteit van het politieonderwijs.
Kort samengevat luidde de opvatting van de Raad als volgt6:
er is een algemeen maatschappelijk belang verbonden met het politieonderwijs,
dat uitstijgt boven het specifieke belang van de politiesector;
gewezen is op de komst van het Europees kwalificatiekader, waartoe het
politieonderwijs (maar ook andere veiligheidsopleidingen die buiten de regie van
OCW vallen) zich zal moeten gaan verhouden;
de relatie tussen reguliere onderwijswetgeving en het politieonderwijs kan op
diverse punten worden versterkt (leerwegen, kwalificatiebeleid, studie-
financiering, rendement, bekwaamheid van onderwijsgevend personeel);
er zijn aanzienlijke risico’s qua inhoud en kwaliteit verbonden met het
onderbrengen van de Politieacademie en het politieonderwijs binnen een te
vormen shared services organisatie van het politieconcern;
het ware verstandig een eventuele herbezinning op het wettelijk kader van het
politieonderwijs (formeel: de Wet op het LSOP en het politieonderwijs) te doen
plaatsvinden op basis van een agenda die gebaseerd is op ervaringen met het
politieonderwijs zelf, met aandacht voor elk van de uitvoerende partijen
(Politieacademie, korpsen en instellingen voor regulier onderwijs) en met
aandacht voor relevante aspecten die voortvloeien uit aanpalende (internationale)
onderwijswetgeving;
vier specifieke aspecten zijn in het advies uitgelicht: de kennisfunctie van de
Politieacademie, de landelijke werving en selectie, de Politieacademie als
onderwijsinstelling en de Politieonderwijsraad als advies- en afstemmingsorgaan.
6 ‘Kwaliteit in partnership’. Politieonderwijsraad, september 2009.
34
35. 3.1.2 ● Politieprofessie
In het Tijdschrift voor de politie buigen korpschef Bernard Welten en Frank
Hoogewoning, beiden werkzaam bij het korps Amsterdam Amstelland, zich opnieuw
over de strategische positie en koers van de Nederlandse politie. In aansluiting op
Politie in ontwikkeling (PiO, 2005), daaraan gelieerde visieproducten en de
strategische agenda van de RKC (2007) is een drietal veiligheidsthema’s verder
verkend: ongelijkwaardigheid, overlast en ondermijning.7 In een inleidend artikel
schetsen de auteurs enkele achtergronden.
Het belang van deze strategische exercitie is groot om een scherp focus te bevorderen
op het veiligheidsvraagstuk en de rollen en doelen van partijen op het veld van
veiligheid te verhelderen. Ook de politie moet leren scherper te zien wat de eigen
toegevoegde waarde is en daar ook prioriteiten aan leren te verbinden. Een scherpere
positionering ten opzichte van het bestuur, het bevoegd gezag, burgers en netwerken
volgt hier uit. De genoemde veiligheidsthema’s zijn nog abstract geformuleerd en
moeten met praktijkervaringen worden gevuld. Hiermee wordt de verbinding
gemaakt tussen strategie en professie. Dit is in de ogen van de auteurs van belang
omdat strategie te veel beperkt blijft tot beheersvraagstukken.
De RKC hanteert inmiddels een strategisch ontwikkelingskader, waarin de vijf
veiligheidsthema’s gekoppeld zijn met de visie van PiO en nieuwe concepten als
programmasturing en policing of communities. Qua positionering worden, eveneens in
navolging van PiO, twee richtinggevende principes vermeld: samenwerkings-
gerichtheid en ondergeschiktheid met gezag. Aan het ontwikkelingskader is een
strategische agenda gekoppeld waarin de onderwerpen die politiek en bevoegd gezag
op het bord van de politie leggen, worden geordend. Met andere woorden, een
agenda voor de politie, wat niet hetzelfde is als een agenda van de politie. De auteurs
stellen dat de onderwerpen op deze agenda nogal willekeurig gekozen lijken en
bovendien ongelijksoortig van karakter zijn. Het lijkt erop dat de politiek niet goed
voor ogen heeft wat er moet gebeuren en wat de toegevoegde waarde van de politie
is. Dit houdt niet alleen een zorg in ten aanzien van ‘de politiek’, maar ook een
uitdaging voor de politie zelf.
Als de politie vanuit de eigen professionele deskundigheid wil bijdragen aan
veiligheid en het veiligheidsdebat in Nederland, dan wel in internationaal verband,
welke boodschap wordt er dan gegeven? Dan volstaan abstracte noties niet en moeten
thema’s worden ingekleurd en uitgewerkt. Het korps Amsterdam-Amstelland heeft
ervoor gekozen hierin het voortouw te nemen en heeft inmiddels drie verkenningen
afgerond: naar overlast, ongelijkwaardigheid en ondermijning. In de verkenningen is
de verbinding gezocht tussen theoretische kennis en deskundigheid uit de praktijk. In
de rapporten wordt algemene, meer theoretische kennis verbonden met
regiospecifieke praktijkervaringen. Bij de thema’s ongelijkwaardigheid en
ondermijning is samengewerkt met de gemeente Amsterdam en het
arrondissementsparket.
Niet los te zien van het bovenstaande is een recent opgesteld pamflet over de
toekomst van de Nederlandse politie, dat zal verschijnen bij de SMVP, onder de titel
‘De kogel moet door de kerk’. Ook hieraan heeft Frank Hoogewoning meegewerkt, en
daarnaast bekende debaters als Auke van Dijk, Bob Hoogenboom, Maurice Punch en
Kees van der Vijver. De schrijvers betogen dat er onvoldoende strategische discussie
gevoerd wordt binnen de politie in landen als Nederland, België en het Verenigd
Koninkrijk, terwijl daar toch alle aanleiding toe bestaat. Teveel stralen politieleiders
7 Tijdschrift voor de politie, nr. 2, 2010. Naast de drie genoemde thema’s volgen in een later stadium nog twee andere thema’s,
te weten: Veelvoorkomende criminaliteit en Criminaliteit met een grote impact. Tezamen vormen deze vijf thema’s de invulling
van het begrip veiligheid, in de ogen van de RKC. Zie ook Signaleringsrapportage, november 2008.
35
36. een houding uit ‘dat het wel zal overwaaien’. Deze houding past echter niet in de
huidige tijd, waarin de politie slechts één van de organisaties is die zich bezighoudt
met processen als controle, toezicht, handhaving en opsporing. De publieke politie
fungeert naast bestuurlijke interventieteams, stadstoezicht, bijzondere opsporings-
ambtenaren en –diensten, inspecties en particuliere veiligheid. Bovendien vormt de
politie een belangrijk onderwerp van politiek debat. Wie weet hoe de politie er over 10
tot 15 jaar uitziet? En, zou de politie daar niet veel meer een eigen, goed onderbouwde
visie op moeten tonen? En wordt het niet eens tijd om ‘loodzware bureaucratische
overleg- en sturingsstructuren’ tegen het licht te houden?
Om de noodzakelijke discussie te voeren, hebben de pamflettisten drie essays
opgesteld die uitdrukking geven aan de gevoelde urgentie:
Policing in perilous times: a moment of choice gaat over universele thema’s en de
veranderende context van de politiezorg;
Politiehervormingen blijven te lang uit problematiseert het huidige
‘gefragmenteerde’ politiebestel en het ontbreken van een gemeenschappelijke
visie en stem van de politie, waarbij wordt gepleit voor een grotere nadruk op de
kwaliteit en professionaliteit van ordehandhaving en opsporing;
Politieleiderschap in scenario’s toont een uitwerking van politieke en operationele
handelingsrichtingen voor de toekomst van de politie.
De auteurs hopen hiermee bij te dragen aan ‘het tot stand komen van een heldere en
gemeenschappelijke visie – en bijbehorende besluitvorming - op de toekomst van de
politiezorg’.
Box 14
Vakmanschap
Soms lijkt het er op, volgens Ybo Buruma, dat het gevoel van vakmanschap bij de politie aan
het verslappen is. Politiemensen zeggen dat zij teveel naar de regeltjes en de protocollen
moeten handelen, dat ze zich robots voelen, en dat prestaties centraal staan in het denken.
Daar komt bij dat er van de politie verwacht wordt, dat ze luisteren naar ‘de samenleving’.
Maar wie is daarvan de woordvoerder? Politici, landelijk of lokaal, ambtenaren, het bevoegd
gezag? En dat terwijl de politiemensen eigenlijk de oren en ogen vormen van de
samenleving. Steeds meer wordt van politiemensen verwacht dat ze zich verantwoorden. Op
zich is dat goed, maar het lijkt nu door te slaan. Verantwoording afleggen is goed, maar dat
moet niet koste van verantwoordelijkheid nemen. Buruma meent dat de politiecultuur teveel
in het teken is komen te staan van overleg, samenwerking en coaching, in plaats van: ik val
aan, volg mij. Lees verder in het Tijdschrift voor de politie, 2010 nr. 2: 12-15.
36
37. 3.2 ● Intelligence8
Om tot zinvol beleid en gerichte uitvoeringsactiviteiten te komen, is er een grote uitdaging om
uit de enorme hoeveelheid beschikbare informatie die zaken te filteren die van belang zijn. Op
16 maart 2010 hield de nieuw benoemde lector Intelligence, Mariëlle den Hengst, hierover een
zogenaamde lectorale rede onder de titel “Informatierijk en toch kennisarm?”. Hieronder volgt
een beknopte samenvatting.
Hoewel de politie over heel veel informatie beschikt, wordt er niet optimaal gebruik
van gemaakt. Daardoor komt een proactieve en preventieve aanpak niet goed uit de
verf. Het nieuwe lectoraat intelligence beoogt bij te dragen aan een beter gebruik van
beschikbare informatie en kennis. Het politieonderwijs vormt daartoe een belangrijke
hefboom.
Voor het Engelse woord intelligence bestaat geen goede Nederlandse vertaling.
Meestal wordt het vertaald in ‘inlichtingen’ of ‘informatie’, maar dat is te beperkt.
Waar het om gaat, is dat beschikbare kennis en informatie gebruikt wordt bij
besluitvorming. Zo wordt in bedrijven gesproken van business intelligence en in het
Nationaal Intelligence Model (NIM) van de politie over: “geanalyseerde informatie en
kennis op grond waarvan beslissingen over de uitvoering van de politietaak worden genomen”.
Dit wordt verhelderd in het volgende schema9:
De verbindignen in het model wijzen twee kanten op, stelt Den Hengst: zonder actie
weet je niet wat je kennisbehoefte is, zonder kennis kun je niet je informatiebehoefte
vaststellen en zonder informatiebehoefte weet je niet wat je moet vastleggen aan
gegevens. Data, informatie en kennis kunnen, mits toegepast in een specifieke context,
leiden tot intelligence. Steeds is er de directe relatie met (het voornemen tot) actie, dan
wel het doelbewust afzien daarvan.
Den Hengst noemt drie ontwikkelingen die het belang van intelligence onderstrepen:
(1) digitalisering, (2) terroristische aanslagen en ander georganiseerd geweld en (3) de
verbreding van informatiegestuurde politie naar de gehele politietaak. Wat betreft het
laatste gaat het niet alleen meer om opsporen, maar ook om het tijdig onderkennen
8 De projectgroep Herijking beroepsprofielen heeft in september 2009 een rapport opgesteld van de eerste fase van het project.
Hierin is de opbrengst genoteerd van een uitvoerige literatuurstudie, een reeks van interviews en een survey-onderzoek.
Centraal in de verslaglegging staat het begrip ‘Intelligence’. Zie ook hoofdstuk 9.
9 Box 9.
37