Se ha denunciado esta presentación.
Se está descargando tu SlideShare. ×

Geert Driessen (1991) OPCO Effecten van OETC-deelname Paper.pdf

Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
EFEECTEN VAN OETC-DFFr NAlvÍF
ETC- en reguliere-onderwijsprestaties
Inleiding ten behoeve van de Zesde onderwijsdag voor h...
Í
1
4.
Het lTS-ondertnek
In het schooijaar 198'1188 heeft het ITS een landelijk oncierzoek uitgevoerci bii
120 basisschoie...
Í
Tabel I - Toetsscores eigen taal en cuhuur, leerlingoordeel beheersing eigen taal
en leerkrachtoordeel beheersing eigen ...
Anuncio
Anuncio
Anuncio

Eche un vistazo a continuación

1 de 15 Anuncio

Geert Driessen (1991) OPCO Effecten van OETC-deelname Paper.pdf

Descargar para leer sin conexión

Driessen, G. (1990). Effecten van OETC-deelname. ETC- en reguliere-onderwijsprestaties. Invited paper Zesde Onderwijsdag voor het Protestants-Christelijke Onderwijs ‘De effectieve school in de jaren ‘90’, Amsterdam, 31 oktober 1990.

Driessen, G. (1990). Effecten van OETC-deelname. ETC- en reguliere-onderwijsprestaties. Invited paper Zesde Onderwijsdag voor het Protestants-Christelijke Onderwijs ‘De effectieve school in de jaren ‘90’, Amsterdam, 31 oktober 1990.

Anuncio
Anuncio

Más Contenido Relacionado

Similares a Geert Driessen (1991) OPCO Effecten van OETC-deelname Paper.pdf (20)

Más de Driessen Research (20)

Anuncio

Más reciente (20)

Geert Driessen (1991) OPCO Effecten van OETC-deelname Paper.pdf

  1. 1. EFEECTEN VAN OETC-DFFr NAlvÍF ETC- en reguliere-onderwijsprestaties Inleiding ten behoeve van de Zesde onderwijsdag voor he! Protestants-Christelijke Onderwijs 'De ffictievc school in de jaren '90' Íe Amslerciam, 3l oktober 1990 drs. Geert Driessen (ITS, Nijmegen) Inleiding Sedert enkeie tientallen jaren kunnen bepaaide groepen allochtone leerlingen Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur (OETC) volgen. Van deze onderwijsvorm bestaan verschillende varianten: OETC onder schooltijd, OETC na schooltijd, OETC seorgani5ssld en gehnancierd door de Nederiandse overheid en OETC georga-niseerd en betaald door bijvoorbeeld ambassades of groepen ouders. Van meet af aan heeft het OETC te maken gehad met verschillende problemen. Deze kunnen voor een deei worden toegeschrevetr aar een onduidelijke en weinig consistente beieidsvisie van de overheid en aan het moeten functioneren van het OETC onder weinig gunstige randcondities. Daarnaast is het OETC geconfronteerd met tegengestelde visies over de functie en het nut ervan. Dit heeft ertoe geleid dat er momenteel twee kampen bestaan: voorstanders en tegenstanders van OETC. Volgens de eerste groep kan het OETC een beiangrijke functie vervullen bij het verweryen van de Nederiandse taal door ailochtone leeriingen. Bovendien is het OETC volgens voorstanders op zich ook waardevoi, omdat de ki:rderen daardoor een band blijven houden met hun eigen culturele achtergroud. Tegensta:rders zien het OETC louter als een sta-in-de-weg voor hei ierea van de Nederlandse taal en succes in het Nederlandse onderwijs. Ondanks de relatief lange traditie die het OETC al kent, is er nog nauweiijks iets bekend over effecten van deze onderwijsvorm. Onduideiijk is bijvoorbeeld wat de kinderen van hun eigen taal en cultuur opstekeu tijdens de lessen OETC en welke gevolgen het missen van Nederlandse lessen voor hen heeft. Op dit soort wagen heefr het lustituut. voor Toegepaste Sociale Wetenschappen (ITS) ir een recenteiijk uitgevoerd iandelijk onderzoek een antwoord gezocht.
  2. 2. Í 1 4. Het lTS-ondertnek In het schooijaar 198'1188 heeft het ITS een landelijk oncierzoek uitgevoerci bii 120 basisschoien. Vier wagen stonden centraal in dai onderzoek: 1. Wat zijn de prestaties van de allocht"one leerlingen op het gebied van de eigen taai en cuituur? Weik verband bestaat er tussen de prestaries eigen taal en cultuur en het aantal uren dat de ieeriingen OETC volgen? Welke prestaties behaien aliochtone leerliagen in het reguliere onderwijs? Welk verband bestaat er tussen cie reguliere-onderwijsprestaties en OETC- deelname? Aan het oncierzoek namen ongeveer 2350 ieerlingen uit groep 8 deel; een derde daarvan was van aliochtone herkomst. Wat OETC betreft zijn drie groepen nader onderzocht: 368 Twkse, 254 Marokkaanse en 46 Spaanse leerlingen. Ik zal hierna allereerst ingaan op enkele van de onderzoeksresultaten die rechtsstreeks verbanc houden met het OETC; daarna wil ik aandacht besteden aan twee andere bevindingen die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen. ETC-prestaties De ETC-prestaties zijn op verschillende 1aanis1el vastgesteld: via toetsen, via de oordelen van de ieerlingen zelf en via beoorcielingen van de OETC-leerkrachten. De toetsen meten de schriftelijke taalvaardigheid en de kennis van de eigen cultuur. Z4 zíjn samengestelci op basis van een uitgebreide literatuurstuciie naar doelen van OETC, op basis van een analyse van bij het OETC gehanreerde methodes en leermidcieien, van observaties tijdeos OETC-lessen en van gesprekken met taal- en toetsdeskundigen en mst OETC-leerkrachten. De ieerlingen zelf hebbeu aan de hand van heel concrete toepassingssituaties een oordeel gegeven over hun eigen moncieiinge en schrifteiijke taalvaardigheid. Aan de oETC- ieerkrachten is gewaagd een oordeel te geven over de mondelinge en schriftelijke taalbeheersing van hun leeriiagen. In Tabel 1 geef ik de scores op elk van de meetinstrumenten voor Turkse, Marokkaanse en Spaanse leeriingen afzonderiijk. Ik wijs er met nadruk op dat de toetsscores van de drie groepen niet zonder meer met elkaar kunnen worden vergeloken, omdat het steeds om [woe unieke toetsen grng. De scores zijn voor deze tabel omgezet in het percentage goed beantwoorde opgaven. De ieerling- en ieerkrachtoordeien variëren van 1 'er is geen beheersi:rg van de eigen taal' tot 5 'er is een goede beheslsing van de eigen tail,; deze scores kunnen wèl worden vergeieken voor de drie allochtone groepen.
  3. 3. Í Tabel I - Toetsscores eigen taal en cuhuur, leerlingoordeel beheersing eigen taal en leerkrachtoordeel beheersing eigen taal naar taalgroep (gemíddelcien) Turken Marok-}<anen SpanjaarCen taaltoets: cultuurtoets Ieerlingoordeel: leerkrachtoordeei: schriftelijk mondeling schriftelijk mondeiing schriftelijk 73% x 76% x 4.7 À.) +.1 33Vo x 3.5 3.0 3.6 3.5 60% 62% 4.0 4.0 4.7 3.9 Eukele opmerkingen naar aanieiding van deze tabel. De Turkse ieerlingen hebben otrgeveer ciriekwart van de toetsopgaven correct beantwoord. De gemiddelde scores van cie leerling- en leerkrachtoordelen duiden er op dat zowel leerlingen als ieerkrachten vinden dat de eigen taal redeiijk tot goed wordt beheerst. waarbij de mondeiinge beheersing wat beter is dan de schriftel-ijke. De Marokkaanse leeriingen hebben gemidcield 33 procent van de taai- en 51 procent van de cultuurtoetsopgaven goed gemaakt. Wat de taaltoets betreft is het van belang op te merken dat dit percentage feiteiijk nog gefiatteerd is, omdar ruim 40 procent van de Marokl<aanse ieeriingen géén van de opgaven correct heeft beanrwoord. Zij gaven vaak aan dat zij de Arabische tekst niet konden lezen, dit terwijl de instructie bï elke taalopgave zowel in het Arabisch ais in het Nederlands gesteld was; de cultuurtoets i" 1r1 zijn geheel in het Nederiands èn in het Arabisch aangeboden. De leerlingoordelen wijzen er op dat de Marokkaanse Ieerlingen zelf ook van mening zijn ciat zij hun eigen taal miader goed beheersen dan bijvoorbeeid de Turkse ieerlingen. Het oordeel over de mondelinge tadvaardigheid is positiever dan over de schrifteiijke taalvaardigheid. Vergeieken met de Turkse ieerkrachten zijn de Marokkaanse leerkrachten wat miader positief over de beheersing van de eigen taal. De Spaanse leerlingen maken gemiddeld ongeveer 60 procent van de taal- en cultuuropgaven goed. Zowel de leerlingen zelf als hun OETC-ieerkrachten zijn van oordeel dat hun mondelinge en schriftelijke taaivaardigheid redeiijk goed is. Vanwege de relatief lage scores van de Marokkaanse leerliagen wil ili ciaar wat langer stil bij blijven staan. In Marokko is gesproken taal niet hetzeHde ais geschreven taal. Wat gesproken talen betreft hebben Marokkanen een Berbervarièteii of een Marokkaans-Arabisch dialect als moedertaal. De Berberciiaiecten ziju onderliag niet of moeilijk versraanbaar; de Marokkaans- Arabische ciialecten daarentegen zijn onderling wel goed verstaanbaar. Berbers
  4. 4. Í spreken vaak wel Marokkaans-Arabisch, maar omgekeerd spreken Arabieren meestal geen Berber. Fiet Arabisch ais schrijftaal kent een voistrek[ ander schrift cian bijvoorbeeld het Nederlands. Een belangrijk element ciaarvan is dat niet alie klinkers worden geschreven. Korte kiinkers worden door cie lezer ais het ware 'ingewid'. Welke dir zijn is voor degenen die cie regels niet goed beheersen niet altijd even duidelijk. Zeker voor beginnende iezers kan dit probiemen opleveren. De ofFrciële schrijftaal is het Standaard-Arabisch; daarnaast functioneert ook nog het Klassiek-Arabisch, de taal waarin de Koran is geschreven. Van beiang is dat de afstand tussen de spreektaal Marokliaans-Arabisch en de sciuijftaal Standaard- Arabisch mindel groot is dan tussen Berber en Stanciaard-Arabisch. Dit is vooral belangrijk als het gaat om het leren van het Arabisch op school. Vanwege het koloniaie verleden speeit ia Marokko ook de Franse taal (met name in het onderwijs voor de hogere milisus) en - zij het in mindere mate - de Spaanse taal een roi. Duidelijk za.i z1n dat deze complexe taalsituatie niet bevordelijk zal zijn voor een hoog alfabetisme onder Marokkanen. Zeker niet ais daarbij ook nog de slechte onderwijsvool2isningen - met name op het geïsoieerde en achtergebleven platteland - in overweging wordeu genomen. Voor Marokkaanse kinderen in Necieriand wordt de situatie nog gecompliceerder omciat zij ook te maken krijgen met de Nederiancise taal. Vanwaar deze uirweiding over de taaisituatie van de Marokkanen? Uit de lage scores zou kunnen worden afgeieid dat de beheersing van cie eigen taal door de Marokkaanse kinderen bijzonder slecht is. In zekere zi:: is dit natuurlijk ook zo. Ik denk wel dat het van belang is dit resultaat in het juiste perspectief te plaatsen. Ik heb al gesproken over de compiexe taaisituatie, het afrryijkende schrift en de aanzisnlïke siechtere onderwijsvool2ieningon ia Marokko dan in Nederiand. Ik zou hier nog aaa willen toevoegen dat in Maroi<ko kinderen er gemiddeld 9 jaar over doen om 5 ieerjaren te voltooien. Bovendien hebben zij er bij voliedig onderwijs 4 à 5 jaar voor nodig om een eenvoudige Arabische tekst te ieren schrijven. Een en ancier betekent dat de prestaties van de Marokkaanse leeriingen in Necierland waarschijniijk niet zo slecht zijn als ze op hel eerste gezicht lijken; mogelijk zilnze niet slechter dan in Marokko zelI. Ter iliustratie van het bovenstaancie heb ik de scores van leerlingen die zeggen met hun vader meestal Marokkaans-Arabisch te spreken vergeleken met die van de Ieerlingen die meestal een Berberdialect met hun vader spreken. De gegevens staan i:r Tabel2.
  5. 5. 7 Tabe! 2 - Toetsscores eigen taal en en leerloachtoordeel beheersing eigen ieerlingen (gemiddelden ) cultuur, leerlingoordeel taal naar thuístaal beheersing eigen taal van de Marokkaanse Mar.-Arabisch Berber taaltoets: cultuurtoets ieerlingoordeel: leerkrachtoordeel: schrifrelijk mondeliag sciuiftelijk mondeling schriftelijk 39Vo 52Vo 3.9 3.t -1.ö 24% 53% J.U 2.7 J.J ^1.^) De gegevens uit deze tabel vormen een ondersteuning van de verondersteliing dat het veel uitmaakt welke taal de kinderen thuis spreken, welke taal hun moedertaal is. Leeriingen die thuis Marokkaans-Arabisch spreken beheersen inderdaad het Marokkaans-Arabisch en het Standaard-Arabisch beter dan de ieerlingen die thuis een Berberdialect spreken. De moedertaal heeft overigens geen gevoigen voor de kennis van de eigen cultuur: de cuituurtoetsscores van de twee onderscheiden groepen verschillen namelijk niet. ETC-prestaties en OETC-deelname Wat OETC-deeLoame betreft is per leerling vastgesteld hoeveel uren OETC deze de laatste rwee schooljaren gemiddeid per week voigde. Daarbij is op basis van de verkregen gegevens een tweedeling aangebracht. Ten eerste OETC dat onder schooltijd wordt gevolgd en dat door het ministerie wordt gefinancierd; dit noem it hierna 'biunenschools OETC'. Daarnaast kan er nog OETC worden onderscheiden dat na schooltijd buiten de basisschoien om wordt gegeven; dit noem ik 'buitenschools OETC'. Ik beperk me bij de presentatie van de onderzoeksresultaten tot het binnenschoolse OETC en de prestaties van de Turkse en Marokkaanse leerlingen. De toetsprestaties zijn gerelateerd aan het aantal uren OETC dat is gevolgd. Brj de uren is een onderseheid gemaakt tussen leerlingen ciie gemiddeld 1 uur, 1-.5 uur, 2 uur, 2.5 uur en 3 uur OETC volgden. Het gaat steeds om gemiddeiden. In de categorie 'gemiddeld 1 uur' bevinden zich ook de leerlingen die helemaal geen OETC volgden; dit waren er echter zo weinig dat zij in deze laagste categorie
  6. 6. zijn gevoegd. In Figuur L geeï ik de relatie OETC-deelname en Turkse taal- en cultuurtoets§cores wg§r. Figuur I - Toetsscores TurJ<se taal en cultuur naar gevolgd binnenschools OETC (in Vo goed beantwaorde opgaven) 60 1 UUT 1,5 uur 2,5 uur Voor zowel de taal- als de cultuurtoets is er een trend dat met het stïgen van het aantal uren gevoigd OETC ook de prestaties toenemen. De hoogste scores worden gehaald door de leerlingen die gemiddeld 2.5 uur OETC per week volgden. Ir Figuur 2 geet iI de relatie tussen deeiname aan bet Marokkaans binnenschools OETC en de prestaties op de taal- en cultuurtoets weer.
  7. 7. Figuur 2 - Toetsscores Marokkaanse taal en culfiiur naar gevolgd binnenschools OETC (in Vo goed beantwoorde opgaven) 45 40 25 * Taal -i Cultuur 1 uur 1,5 uur 2 uur 2,5 uur 3 uur Voor de groep Marokkaanse leerlingen geldt dat de hoogste cultuurtoetsscores wordea gehaald bij gemiddeld 2 uur bi''nenschools OETC per week. De hoogste taaltoetsprestaties worden geleverd bij geniddeld 1.5 uur binnenschools oETC per week. Duidelijk wordt uit deze gafiek ook dat de verschillen tusssu de vijf onderscheideu uur-categorieèn minder groot zijn dan bij de Turkse ieerlingen. Reguliere-onderwijsprestaties Bij de reguliere-onderwijsprestaties gaat het om de prestaties voor Nederlandse taal en rekenen. Deze àjn vastgesteld met behulp vau onderdeien van de cITo- Entreetoets. De toetsresultaten zijn omgezet in het perceutage goed beantwoorde opgaven. In Figuur 3 geef. ik van alie etnische groepen die in het onderzoek zijn onderscheiden de scores. 35 30
  8. 8. r Figuur 3 - Toetsscores Nederlandse taal en rekenen naar etnische herkomst (in Va goed b eantwoorde opgaven ) 95 85 80 75 65 60 ÀÀ 70 90 Ned. Turk. Marok Spanj. Sur./Ant. Mol. Chin. Zuid-Eur. Uit deze grafiek wordt duidelijk dat het met de Nederlandse taal- en rekenprestaties van met name Marokkaanse en Turkse leerlingen bijzonder slecht gesteld is: vergeieken met de Nederlandse leerlingen maken zij ongeveer 20 procent minder goed van de opgaven. Opvaliend - en tegelijkertijd hoopvol - is het feit dat er grote verschilien bestaan tussen de allochtone groepen. Zo presteren cie Moiukse leeriingen voor rekenen even hoog en voor taal zelfs hoger dan cie Nederlandse leerlingen. Chinese leerlingen blijken voor rekenen ook hogere prestaties te leveren dan de Nederiandse leerlingen. Toch is de eindconclusie die naar aanleiding van deze grafiek moet worden getrokken dat de het merendeel van de allochtone ieerliagen prestaties levert voor Nederlandse taai en rekenen die ver onder die van de Nederiandse leeriingerr liggen.
  9. 9. Reguliere-onderwijsprestaties en OETC-deelname Onder de tegenstanders van het OETC leeft de wees dat deeiname aan de lessea eigen taal en cultuur onder schooltijd ten koste gaat van de Nederlandse onderwijstijd. Zij vioden dat deze tijd zonder meer verloren tijd is en dat deze beter besteed kan worden aan lessen Nederiardse taal. Voorstanders van OETC stellen dat zaken die de leeriingen tijdeus het OETC leren ook van pas komen en kunnen worden gebruikt bij het Nederlandse onderwijs; in dar opzicht is OETC- tijd dus allerminst verloren tijd. Bovendien vragon àj zich af of de reguliere onderwijstijd wel ècht zo efficient wordt benut dat allochtone leerlingen van elk uur dat zij geen OETC maar Nederlands onderwijs volgen zoveel proÍijt hebben. Teuei:nde na te gaan welk vorband er bestaat tussen deelname aan binnenschools OETC eu de reguliere-onderwijsprestaties zijn beide kenmerken tegen elkaar afgezet. Dat gebeurt ia Figuur 4 voor de Turkss en in Figuur 5 voor de Marokkaat'Ss lssllingen. Fíguur 4 - Toetsprestaties Ned,ertandse taal en rekenen naar gevolgd Turta binnenschools OETC (in Vo goed beantwoorde opgaven) 55 I uur 1.5 uur 2.5 uur
  10. 10. Eveuals in de eerder getoonde lijudiagrammen is ook hier wat OETC-deelname betreft een verdeling in vijf categorieën gehanteerd, nameiijk leerlingen die gemiddeld L, respectievelijk 1.5, Z. 7.5 en 3 uur OETC per week volgden, Uit de grafiek komt naar voren dat er slechts geringe verschillen bestaan in prestaties als wordt gelet op het gemiddeld aantal uren OETC. Opvallend is zelfs - en dat is niet in overeenstemming met ds verwachtingen vatr tegenstanders van OETC - dat leerlingen die relatief veel OETC voigen, namelijk 2.5 uur per week, ook de hoogste scores halen op de Nederlandse taal- en rekentoetsen. Figu,ur 5 - Toetsprestaties Nederlandse taal en rekenen naar gevolgd Marakkaans binnenschools OETC (in Vo goed beantwoarde opgaven) 50 1 uur 1.5 uur 2 uur 2.5 uur 3 uur Wat deelname aan Marokkaans binnenschools OETC betreft blijkt uit Figuur 5 dat er ook [is1 wsinig verschillen bestaan als wordt gelet op het aantal OETC-uren. In tegenstelling tot bij de Turkse leeriingen halen de Marokkaanss |ssllingen die gemiddeld 2.5 uur OETC per week volgen juist de laagste scoÍes op beide toetsen. Echter, bij meer dan2.5 uur per week stijgen de scores weer. 10
  11. 11. L Al met al komt uit de analyses naar voren dat het voor de reguliere- onderwijsprestaties van de Turkse en Marokkaanse leeriingen nauweiijks uitmaakt of ze nu veel of weinig OETC volgen onder schooltijd. Kenneliik zijn er andere, belangrijkere factoren in het spel die verantwoordelijk zijn voor cie verschilien in onderwijsprestaties tussen beide allochtone groepen en Nederiandse ieerlingen. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan het aantal jaren dat de leerling Necierlands onderwijs heeft gevoigd. het sociale herkomstmilieu van de leerling, de mate waari:: thuis onderwijs beiangri.ik wordt gevonden, de mate waarin cie ieerkracht rekeni:rg houdi met de achtergronden van de leerling en zijn onderwijsaanbod daarop aÍstemt. Samenvatting De onderzoeksresultaten met betrekking tot het OETC samenvattend, kan op de eerste plaats worden geconcludeerd dat er grote verschilien bestaan tussen allochtone groepen, zodat het niet gerechtvaardigd is om over het OETC te spreken. Met name de prestaties van de Marokkaanse ieeriingen roepen de waag op of cie verwachtingen niet te hoog gespannen zijn en of bijstelling van doelen niet noodzakelijk is. Misschien zou het accont meer op cie moudelinge dan op de schriÍteiijke taalbeheersing moeton liggen. Op de rweede plaats komt naar voren dat het rechtstreekse verband tussen OETC-rieeinarne en kennis van de eigen taai en cultuur niet erg $oot is; het is echter de waag of dat verband voor andere valiken sterker i". Op de dercie piaats zijn er geen aanwijzingen dat Turkse en Marokkaans" issllingen die onder schooltijd OETC volgen daarrioor siechtere prestaties leveren §innsa het reguliere onderwijs, daarvoor lijken andere factoren veranfwoorcielijk. Een en ander betekent dat tegenstanders van OETC vooralsnog geen geiijk krijgen aJs nj zeggen dat deehame aan OETC ten kosre gaat van de reguliere-onderwijsprestaties. Evenmin betekent dit een bevestiging van de veroudersteliing var: sommige voorstanders van OETC dat er van OETC juist een positieve invioed uitgaat op de reguliere-onderwijsprestaties. Tot zover het OETC. sociaal milisu sn srnische herkomst en doorstroming vooreezet onderwijs Ik heb daarnet al even aangestipt dat bij de verklaring van verschillen tussen autochtone en aliochtone leeriingen mogelijk het sociaie herkomstmilieu een belangrijke ro1 kan spelen. Teneinde na te gaan hoe de verhouding ligt tussen sociaal milieu en etnische herkomst zijn enkele eKra analyses uitgevoerd. De waag die daarbij is gesteld iuidt: bestaan er tussen Nederiandse en aliochtone ieerli:rgen uit eenzelfde milieggslegqrie verschillen in doorstromi',g naar hei voortgezet onderwijs? Anders geformuleerd: als het sociaie herkomstmilieu van de 11
  12. 12. Í Ieerlingen constant wordt gehouden, zij er dan nog verschilien tussen autochtone en allochtone ieerlingen? Om cieze waag te beantwoorden is aliereerst. van alle leerlingen hei sociaal miiieu bepaald. Dat is gebeurci met behuip van ciezelfde kenmerken dis ook een rol spelen bij de bepaling van de personeelsformatie in het basisonderwijs, namelijk het opleidingsniveau van de vader en de moeder en het beroepsniveau van de vader. Op basis van cieze drie kenmerken zijn vijf miïeucategorieën gevormd die variëren van 'zeer laag miiieu' tot 'zeer hoog miiieu'. Verder is nagegaan waar cie ieerliagen in het iaar nadat zij het basisonderwijs hebben veriaten terecht zijn gekomen. Er zlln daarbij negen doorstroomniveaus onderscheiden die variëren van ibo tot en met vwo. Vervoigens zijn voor de grosp autochtone en de groep allochtone leerlingen per sociaal-milieucategorie <ie gemiddeide doorstroomniveaus berekend. In Figuur 5 staan de resuitateu van deze analyse. Figuur 5 - Doorstroming naar het voortgezet onderwijs naar sociaal milieu en etnische herkomst (gemiddelden ) 7 6.5 b 4.5 4 atr 2.5 Z zeer laag laag midden hoog zeer hoog De staveu in deze gaÍiek geven de gemiddelde doorstroomniveaus aan; de score '3' bijvoorbeeld kan worden gernterpreteerd als lbo-niveau en de score '5' als L2
  13. 13. Í_ mavo-niveau. Van iinks naar rechts staan cie vijf sociaal-milieucategorieën, die iopen van zeer iaag miiieu tot zeer hoog milieu. Op cie eerste plaats biijkt overduidelijk dat met het stijgen van het milieu de kinderen gemiddeid genomen naar hogere vormen van voortgezet oncierwijs doorstromen. Op de rweede piaats komt ook naar voren ciat, wanneer binnen eik van de miiieucategorieën autochtone met aliochtone leerlingen worden vergeleken, er - op een enkele uitzondering na - nauwelijks verschillen zi-in tussen deze fwee groepen. t{ei biijkt dat er een trend bestaat ciat allochtone ieerliagen bianen eenzelfde miiieucategorie naar iets hogere vormen van voortgezet onderwijs doorstromen dan autochtone ieeriingen. Op basis van deze bevinding zou kunnen worden geconcludeerd dat bij de doorstroming naar het voortgezet oncierwijs het sociale milieu van de leeriingen een belangrijke rol speelt dan de etnische herkomst, of - sterker geformuieerd- riat bij cie verklaring van verschillen in doorstroomniveau de etnische herkomsi er niet toe doet en dat deze verschillen geheel ku''''en worden toegeschreven aan het sociale milieu waartoe de leerlingen behoren. Dit is ook al eerder in ander onderzoek geconstateerd. Een consequentie vln een ciergeiijke bevincling zou bijvoorbeeld ku.nsn zijo een herziening van de leerlinggewichten in cie formatieregeiing basisonderwijs. Aliochtone leerlingen zouden dan hetzelfde gewicht krijgen als Nederiandse arbeiderskinderen. Het is echter de waag of er bij deze conclusie niet enkele reiativerende opmerkingen moeten worden geplaatst. Z,a kan men zich bijvoorbeeld afuragen of het sociale milieu niet erg eng is geciefinieerd. na*eiijk als een combinatie van opieidings- en beroepsniveau van de ouders. Mogelijk moet het sociaai milieu veel breder worden opgevat en dienen er ook elementen in te worcien opgenomen als de taai die de ouders spreken, de mate en cie inhoud va-n het contact tussen ouders en kinderen en het belang dat ouders hechten aan het onderwijs voor hun kinderen. Tot zover deze opmerkingen over het relatieve gewicht van sociaal miiisu eD etnische herkomst bij de verkiaring van verscir.illen il doorstro omniveau. Doorsu'oming voortgezet onderwijs en toetsscoÍes basisonderwijs Bij de analyse var: de doorstroomgegevens zijn we nog een inreressant fenomeen tegengekomen. Het bieek nameiijk dat allochtone leerlingen met geiijke toetsprestaties naaÍ 6anzisdijft hogere niveaus van voortgezet onderwijs doorstroomden dan autochtone leeriingen. Anders geformuieerd: autochtone lgsllingen moeten veel hogere toetsscores halen in het basisonderwijs om naar eenzelfde niveau van voortgezet onderwijs te ku.nen doorstromen als aliochtone leellingen. Ik zai dit met behuip van Figuur 6 verduicielijken. 13
  14. 14. Figuur ó - Doorstroming voortgezet onderwijs en taalscores basisontierwijs naar etnische herkontst (in 7o goed beantwoorde opgaven) 100 95 90 85 80 75 70 65 60 55 50 laag middelbaar hoog In de grafiek geven cie staven de doorstroomnivsaus aan; er zijn er drie; iaag niveau, micidelbaar niveau en hoog niveau. Deze komen grofueg overeen met lbo-, mavo- en havo-niveau. Het blijkt dat autochtone leeriingen die naar het lbo gaan in het basisonderwijs een taalscore hebben gehaaid van 78, terwijl de aliochtone ieeriingen slechts een score haalden van 64. Tegelijkertijd biijkt ciat autochtone leerlingen van het mavo-niveau eon score haalden van 88 en aliochtonen een score van 78. Met andere woorcien: autochtone leerlingen met een taaiscore van 78 gaan naar ibo-niveau, terwijl allochtone leeriingen met eenzelfde score naar mavo- niveau gaan.Deze trend geldt ook voor het havo-niveau. In ander onderzoek is ciit fenomeen aangeduid ais een vorm van positieve discriminatie van allochtonen, als een corrsctie voor het taalhandicap van allochronen en als overadviserhg: gezien hun prestaties in het basisonderwijs gaan allochtone leerlingen vergelekea met autochtone leerlingen naar te hoge vorrnen van voortgezet onderwijs. Of dit laatste inderdaad zo is daarover bestaat momenteel nog onduidelijkheid. Uit sommige onderzoeken komt na-elijk naar voren dat er voora.l in de eerste jaren van het voortgezet onderwijs juist onder aliochtonen veel sprake is van zittenblijven en afstroom, hetgeen er mogelijk een 14 95 I autochtonen NN allochtonen 88 86 --78- *--78 64
  15. 15. aanwijzing voor is dat de niveaus kennelijk [och te hoog gegrepen zijn geileest. Andere onderzoeken laten eehter zien dat allochtone leerlingen die, gezien hun prestaties, een te hoog advies hebben gekregen het uiteindetjk toch gered hebben in het voortgezet onderwijs - zij het met veel inspanning en steun van anderen. Ook blijkt da1 lssllingen die eigentijk een te hoog advies hebben gekregen aan"ienlijk meer vooruitgang boeken in bijvoorbeeld woordenschat dan leerlingen die wel een adequaat adviEs kregen. Deze laatste twee bevindingen zijn dus erg hoopvol. 15

×