Se ha denunciado esta presentación.
Se está descargando tu SlideShare. ×

Geert Driessen (1992) LAO Aanbevelingen gericht op de verbetering van de onderwijspositie van allochtonen Paper.pdf

Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio
Anuncio

Eche un vistazo a continuación

1 de 5 Anuncio

Geert Driessen (1992) LAO Aanbevelingen gericht op de verbetering van de onderwijspositie van allochtonen Paper.pdf

Descargar para leer sin conexión

Driessen, G. (1992). Aanbevelingen gericht op de verbetering van de onderwijspositie van alloch¬tonen. Aandachtspunten basisonderwijs, voortgezet onderwijs en OETC. Invited paper conferentie van de Landelijke Advies- en Overlegstructuur Minderhedenbeleid (LAO), Utrecht, 20 mei 1992.

Driessen, G. (1992). Aanbevelingen gericht op de verbetering van de onderwijspositie van alloch¬tonen. Aandachtspunten basisonderwijs, voortgezet onderwijs en OETC. Invited paper conferentie van de Landelijke Advies- en Overlegstructuur Minderhedenbeleid (LAO), Utrecht, 20 mei 1992.

Anuncio
Anuncio

Más Contenido Relacionado

Similares a Geert Driessen (1992) LAO Aanbevelingen gericht op de verbetering van de onderwijspositie van allochtonen Paper.pdf (20)

Más de Driessen Research (20)

Anuncio

Más reciente (20)

Geert Driessen (1992) LAO Aanbevelingen gericht op de verbetering van de onderwijspositie van allochtonen Paper.pdf

  1. 1. 7 Aanbevelingen gericht op de verbetering van de onderwijspositie van allochtonen. Aandachtspunten basisonderwijs, voortgezet onderwijs en OETC Inleiding gehouden ten behoeve van Commissie Van Kemenade. Utrecht, Utrecht, op 20 mei 1992 dr. Geert W.J.M. Driessen de IÀO als voorbereiding op de bespreking met de Inspraakorgaan Welziin Molulckers, Biltstraat 95 te l.Inleiding Hierna volgt een korte samenvatting van onderzoeksresultaten en daaruit voortvloeiende conclusies en aanbevelingen. Puntsgewijs wordt ingegaan op de situatie rond het OETC en positie van allochtone leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs. 2. OETC Er moet een nadrukkelijk onderscheid worden gemaakt tussen verschillende doelgroepen en verschillende doelen. Wat de doelen betreft het volgende. OET(C) kan enerzijds tot doel hebben het leren van de 'eigen' taal en anderzijds kan het een middel zijn om het Nederlands te leren. Vanuit het linguïstische perspectief wordt wel gesteld dat men eerst de moedertaal tot op een bepaald niveau moet beheersen voordat men succes over kan gaan naar het leren van een vreemde taal, c.q. het Nederlands. Dit argument geldt voor het OETC niet universeel en eeuwig. Voor een groot deel van de doelgroep van het OETC is het namelijk zo dat tijdens het OETC niet de moedertaal wordt gehanteerd en onderwezen. In feite geldt dat voor alle Marokkanen; daarnaast ook voor bv. Koerden en andere taalminderheden. Voor hen houdt het OETC dus het leren van een vreemde taal in en gaat het linguïstische argument dus niet op. Het bedoelde argument verliest ook aan validiteit naarmate de tijd verstrijkt. Immers, de meeste allochtone leerlingen zijn momenteel
  2. 2. onderinstromers en komen al met een bepaalde mate van kennis van het Nederlands naar school. Het is dan de vraag in hoeverre het linguïstische argument nog opgaat. Uit mijn eigen onderzoek maar ook uit dat van Stella van de Wetering is gebleken dat het taalvaardigheiclsniveau van de Marokkaanse kinderen zeer laag is. In mijn onderzoek kwam bv. naar voren dat meer dan 40 procent van de leerlingen uit het hoogste leerjaar van het basisonderwijs niet in staat was om schriftelijke vragen in het Arabisch te beantwoorden. Van de overige leerlingen was het gemiddeld aantal goed beantwoorde opgaven niet meer dan 33 procent. Bovendien kan uit de onderzoeken worden geconcludeerd dat het taalniveau met het verstrijken van de tijd achteruitgaat. Het niveau van leerlingen die langer in Nederland verblijven is lager dan clat van leerlingen die mincler lang hier zijn. Gebleken is ook dat de allochtone leerlingen onderling steeds meer het Nederlands als voertaal gaan gebruiken, vooral in situaties met allochtone leeftijrlsgenoten en broers en zussen en dat naarmate men meer het Nederlands gebruikt men ook een lager niveau Arabisch heeft. Het niveau Turks evenals Spaans op het eind van het basisonderwijs is redelijk tot goed. De samenhangen tussen deelname aan OETC en taalvaardigheidsniveau zijn niet erg sterk en/of onduidelijk. Het is in ieder geval niet zo dat leerlingen die veel OETC hebben gevolgd ook veel betere prestaties leveren dan leerlingen die weinig OETC hebben gevolgd. Tot zover deze samenvatting van onderzoeksresultaten. Op basis daarvan zou ik de volgende aanbevelingen willen doen: - Stel de doelen voor OETC niet te hoog, wees realistisch, houdt rekening met de omstandigheden; dit voorkomt frustratie bij alle betrokkenen, t.w. docenten, leerlingen en ouders. - Geef voorlichting aan de ouders over te verwachten resultaten; het is absoluut niet zo dat als leerlingen in het basisonderwijs OETC hebben gevolgd zij vloeiend in hun 'eigen' taal kunnen schrijven. - Het accent voor het Marokkaanse OETC zou niet op de schriftelijke taalbeheersing moeten liggen - dit li.;kt niet realistisch. Voor de Marokkanen zou de mondelinge taalvaardigheid c.q. het Marokkaans-Arabisch, de meeste aandacht moeten krijgen. - Vooral voor de lagere leerjaren zou er frequent overleg moeten zijn tussen OETC- leerkrachten en de reguliere leerkrachten over allochtone leerlingen die minder goed aanspreekbaar zijn in het Nederlands. Ook OETC-leerkrachten zouden moeten worden
  3. 3. nageschooldophetgebiedvantweede-ta*rverwerving,zodateenmeergerichte gezamenlijke aanpak van probleemgevallen gerealiseerd kan worden' Er zou in het voortgezet onderwijs meer gelegenheid moeten zijn om Turks en Arabisch als examenvak te kiezen. Nagegaan zou moeten worclen wat de leerlingen die daar aan beginnendaadwerkelijkhebbenopgestokenvanhetOETCinhetbasisonderwijs. 3. Basisonderwijs en voortgezet onderwijs Uit onderzoek in het basis- en voortgezet onderwijs blijkt steeds opnieuw dat er een bepaalde rangorde bestaat in de prestaties en bereikte onderwijsniveaus van Ieerlingen van onderscheiden etnische groepen. Na de autochtone, Nederlandse leerlingen volgen Zuideuropeanen, Surinaamse, Antilliaanse en Molukse leerlingen en vervolgens - op een flinke afstand - Turkse en Marokkaanse leerlingen' Sommige allochtone groepen - bv' ChineseenGriekseleerlingendoenhetnualnietslechterinhetonderwijsdanNederlandse leerlingen. .opbasishiervanzoukunnenwordengeconcludeerddathetSpeerpuntvoor achterstandsbestrijding zou moeten liggen bij de Turkse en vooral Marokkaanse groep' Dit Zoutotuitdrukkingmoetenkomeninextrafaciliteiteninhetbasisonderwijsenookinhet voortgezet onderwijs' Uitonderzoekisbekenddatveelschooldirectiesdefaciliteitenziezijonwangenopbasisvan de huidige regeling niet direct associëren met bestrijding van onderwijsachterstanden bij specifiekegroepenvanleerlingen.Zizettendeontvangenmiddelenvaakinvoor klasverkleining en om knelpunten die zijn ontstaan als gevolg van allerlei bezuinigingsrondes op te vangen. Dit betekent dat middelen die eigenlijk bedoeld zijn voor bepaalde groepen van leerlingen ten goede komen aan de hele klas. Het is de vraag welke effecten deze verdunningsstrategie heeft' _ De scholen zou duidelijk moeten worden gemaakt dat de ontvangen faciliteiten ,geoormerkt,ztjn..zezjnontvangenvoorbepaaldeleerlingenenmoetenookvoordie leerlingen worden ingezet. Wellicht zouden scholen met een bepaalde hoeveelheid extra formatieverplichtmoetenwordeneensoort'planvaninzet'optestellen(hetgeentevens een bewustmakingseffect heeft)'
  4. 4. Recentelijk zijn enkele studies gepubliceerd wasrin werd nagegaan wat nu precies het kenmerkende is van leerlingen in achterstandssituaties. Hieruit bleek meestal dat onderwijsachterstanden bij leerlingen voor een groot deel kunnen worden herleid tot opleidingsverschillen tussen ouders. Als rekening wordt gehouden met verschillen in het opleidingsniveau van de ouders doet de etnische herkomst er verder nauwelijks of niets meer toe als het gaat om de verklaring van verschillen in prestaties van hun kinderen' Met name Marokkaanse en Turkse ouders hebben de minste opleicling genoten en spreken ook in de minste mate Nederlands. - Er kan niet verwacht worden dat op korte termijn het opleidingsniveau van allochtone ouders drastisch zal veranderen. Dit neemt niet weg dat er voldoende mogelijkheden moeten worden gecreëerd voor deze ouders om bv' via vormen van volwasseneneducatie iets aan dat taal- en opleidingsniveau te doen. Met name voor recentelijk gearriveerden is het wellicht wenselijk intensieve cursussen aan te bieden' - Daarnaast moet (blijven) worden geprobeerd allochtone ouders via projecten (bv' Opstap) meerbijdeschoolenbijdeNederlandsesamenlevingtebetrekken. opvallend in recent onderzoek is dat er qua prestaties een grote breuk bestaat tussen enerzijds ibo en anderzijds lbo, avo en vwo. Tegelijkertijd blijkt dat juist allochtone leerlingen sterk oververtegenwoordigd zijn in het ibo. Het is maar zeet de vraag of deze leerlingen qua capaciteiten ook daadwerkelijk in het ibo thuis horen en of hun oververtegenwoordiging niet vooral wordt veroorzaakt door hun I agere Nederlandse-taalvaardigheid' - Als dit laatste het geval is zou dat er voor pleiten juist ten behoeve van deze groep leerlingen extra faciliteiten ter beschikking te stellen in het voortgezet onderwijs' Mogelijk kan overwogen worden een sooft schakeljaar in te stellen voor leerlingen die het op het eind van het basisonderwijs schort aan de Nederlandse taalniveau' (Dus niet alleen voor leerlingen die rechtstreeks uit het buitenland instromen; zij-instromers') In dat jaar zou het accent moeten liggen op het op niveau brengen van de Nederlandse taalvaardigheid' waardoor de leerlingen na dat jaar over zouden kunnen stappen naar een schooltype dat meer in overeenstemming is met hun werkelijke capaciteiten' Er zijnplannen om in de toekomstige Basisvorming aan bepaalde groepen' bv' allochtonen' lagere eisen te stellen. Het is de vraag of dit verstandig is; er wordt daarmee aan de onderkant weer een nieuwe subgroep gecreëerd' - Wellicht is het beter een andere weg te bewandelen' Die zou kunnen bestaan uit het extra aandacht geven aan allochtone leerlingen die kennelijk meer moeite hebben met bepaalde
  5. 5. vakken. Voor de scholen zau deze extra aandacht moeten worden gehonoreerd met extra faciliteiten. - Het is overigens iiberhaupt de vraag of het wenselijk is aan allochtone leerlingen Iagere eisen te stellen dan aan andere leerlingen. Het gevaar bestaat dat daardoor een soort selffrrllfilling prophecy gaat ontstaan: allochtone leerlingen halen toch niet zo'n hoge prestaties, daarom moeten aan hen maaÍ wat lagere eisen worden gesteld, hetgeen tot gevolg heeft dat de allochotone leerlingen ook daadwerkelijk lager presteren. Beter lijkt het voor alle leerlinge kerndoelen te hanteren en daarbij wanneer dat nodig zou blijken ectra ondersteuning bij te bieden. Om zicht te krijgen en houden op de ontwikkeling van de prestaties van leerlingen is het wellicht wenselijk een of ander uitgebreid leerlingvolgsysteem te hanteren, waarbij de vorderingen van allochtone leerlingen kunnen worden vergeleken met die van andere leerlingen zowel binnen als buiten de betreffende school. Een dergelijk systeem zou de biedt betere mogelijkheden tot tijdig ingrijpen in het geval de ontwikkeling afuijkend verloopt.

×