Driessen, G., & Werf, G. van der (1992). Turkse en Marokkaanse leerlingen vergen nog meer extra aandacht. OVB ook in het voortgezet onderwijs hard nodig. Didaktief, 22(9), 7-8.
ISSN 0169-4820
Geert Driessen & Greetje van der Werf (1992) Did Turkse en Marokkaanse leerlingen vergen nog meer extra aandacht.pdf
1. Í
='À{:E!
rclmbs Í992 ï,.L
)VB ook in voortgezet onderwijs hard nodig
ïurkse en Marokkaanse leerllngen
vergen nog meer extra aandacht
Geert Driessen en Greetje van der Werf
De prestaties van Turkse en Marokkaanse leerlingen in het voortgezet ondenruijs blijven opvallend
achter bij die van andere allochtone leerlingen. Eigenlijk zouden zij nog meer ertra aandacht
binnen het Ondenvijsvoonangsbeleid (OVB) moeten krijgen; een herbezinning op de criteria die
voor de 0VB'gewichten gehanteerd worden is op zijn plaats. Los daarvan is de minimale QVB-
faciliteitenregeling in het voortgezet ondenarijs niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat.
Dít concluderen Geert Driessen (lTS, Nijmegen) en Greetje van der Werf (RION, Groningen) uit
een ondeaoek naar het functioneren van het voortgezet ondenvijs. Hieronder rapporteren zij hun
bevindingen over de positie van leerlingen in het eerste leerjaar.
Het overgrote deel van de faciliteiten die in procent. vergelijkbaar sombere cijfers ziln
het kader van het ovB aan scholen beschik- er voor het opleidingsniveau van de ouders.
baar wordt gesteld, gaat naar het basison- voor Nederiandse ouders geldt dat dertien
derwiis; het voortgezet ondenvijs ontvangt procent van hen hooguit lager ondenvijs
slechts een klein deel. Deze verdeling sug- heeft voltooid; voor Marokkanen en Turken
gereert dat de situatie in het voortgezet is dat percentage 96.
ondenvi.is minder emstig is of dat in dat
stadium nog maaÍ weinig gedaan kan wor-
den aan onàerwijsachterstanden. Het on- §choolKeuze
dezoek maakt echter duidelilk dat ook de ln het eerste leerjaar zit eenderde van de
positie van achterstandsgroepen in het leerÍingen in het ibo of lbo, de rest gaat
voortgezet ondenvijs om extra aandacht naar het avo of wvo.
vraagt. Leerlingen uit de 1.25- en l.90-categorie
bezoeken aanzieniiik vaker dan 1.00-leer-
AchtergrOnden lingen scholen voor beroepsonderwijs. Bii-
zonder groot zijn de verschillen voor ha-
ln het eerste leerjaar van het voortgezet volvwo en wvo: van de 1.0o-leerlingen volgt
ondenviis onderscheiden we, in navolging bijna dertig procent een van deze onder-
van het oVB in het basisonderwijs, twee wilstypen, tenrijl van de 1.25- en 1.90-leer-
achterstandsgroepen: arbeiderskinderen Íingen niet meer dan negen, respectievelijk
(de zogenoemde 125-categorie) en alloch- vier procent dat doet. Met name de Marok-
De prestaties van Marokkaanse Turkse ,
'n andere I
leerlingen blijven ver achter bij die
allochtone le erlingen.
kaanse en ïurkse leeriingen stromen door
naar de laagste typen van het voortgezet
onden,rrijs.
Bij de schoolkeuze wijkt elke derde leerling
af van het advies dat hij of zii in het basis-
ondenvijs heeft gekregen. Meestal wordt
dan voor een hoger schoolspe gekozen.
0ok bij dubbeladviezen (bijvooöeeld
lbo/mavo) kiezen Ieerlingen meestal voor
het hogere schooltype. 1.90-leerlingen vol-
gen wat vaker het advies op dan 1.25-
leerlingen, die dat op hun beurt weer vaker
doen dan 1.00-leerlingen. AIs van het ad-
vies wordt aígeweken, dan zijn het voorai
1.90-leerlingen die vaker kiezen voor een
schooltype dat hoger ligt dan geadviseerd.
Bij intelligentietests boeken de OVB-ca-
tegoneën verschillende resultaten. Uit-
splitsing naar etnische herkomst laat zien
dat dit vooral wordt veroozaakt door de
lage scores van Marokkaanse en Turkse
leerlingen, lntelligentie blijkt in redelijk st«-
ke mate samen te hangen met de school-
keuze: hoe hoger de intelligentiescores,
des te hoger het gekozen schoolspe. Op
vallend lln de zeer lage scores van ibo-
leerlingen vergeleken met die van de overi-
ge leeíingen.
PrestatÍes
De prestaties van de leerlingen zi.jn vastge.
steld door een CITO-toets bestaande uil
de onderdelen taal, rekenen en inÍormatie-
verwerking.
en
-
Vnral Matrokkaanse
at Turkse lerlingen
gaan naar de laagste
ty@n van vndgezet
onderuijs. (foto : Studio
tudré Ruigrok)
tone doelgroepleerlingen (de 1.90-catego-
rie). Daamaast is er de 1.00-categorie;
daartoe behoren de leerlingen die lch niet
in een achterstandssifuatie bevinden.
Hoewel één op de acht leerlingen ailoch-
toon is, valt slechts de helft van hen onder
de 1.90-categorie. De andere zes procent
voldoet niet aan de overheidsdefinitie van
'kansarm'. Bijna eendade van de kansarme
leerlingen behoort tot de arbeiderskln-
deren. De overige zes'tig procent valt niet
onder een van de OVB-doelgroepen; dit
ljn dus de 1.00-leerlingen.
Opvallend is de bijzonder slechte sociaal-
economische sítuatie van grote groepen
allochtonen - vooral dle van Marokkanen en
Turken. ls van de autochtone ouders ruim
eenderde werkloos of arbeider, voor Ma-
rokkanen en Turken gaat het om rregentig
2. Wanneer we de OVB-categorieën verge'
liiken, dan zien we forse verschillen. Zowel
tussen 1 .00- en 12S-leerlingen als tussen
1.25- en 1 .9O-leedingen is er al een be-
hoorliik verschil: het verschil tussen 1.0G
en 1.90-leedingen is aanzienliik. Het lage
gemiddelde van de allochtone doelgroep
leerlingen moet grotendeels op het conto
van de Marokkaanse en Turkse leerlingen
worden geschreven.
Tussen de onderwiistypen bestaan grote
verschillen in toetsprestaties - hetgeen
voor de hand ligr Opmerkelijk is echter het
grote verschil h6sen ibo- en lbo-leerlingen.
Èueneens opvailend is dat binnen eenzelÍde
onderuiijstype, allochtone doelgroepleeí-
lingen beduidend lagere prestaties levaen
dan de overige leedingen. ln enkele onder-
wijstypen ziin de verschillen tussen de
OVB-categorieàr zelÍs groter dan die tus-
sen de verschilhnde onderwiistypen'
Etnisch of sociaal
Regelmatig wordt de vraag gesteld wat nu
precies de @rzaak is van verschillen in
adviezen, schoolkeuzen en toetsprestaties:
het sociaal-economisch milieu, of de etti-
sche herkomst van de leerlingen?
Dergelijke verscfrillen bliiken vrilwel niets te
maken te hebben met de etnische her-
komst, maaÍ ilqna alles met het sociaal mi-
lieu van de lealingen' De adviezen, scfiool'
kzuzen en prestaties van allochtone leertin-
gen verschillen niet van die van autochtone
leerlingen mel or.rders met een vergeliikbaar
opleidings- en beroePsniveau.
ln tegenstelliÍE tot wat soms wel wordt
veronderstdd, hebben de ondezochte
leerlingen het over het algemeen naar lrun
zin op school. É ziin daaóii geen veacàil-
len tussen leafngen uit de onderscheiJen
Bii getiike srx:iaabrre OVB-categorieèn' Ook intelligentie'. pres-
noàidte acnergrono taties of het schooltype dat de leerlingen
prcsteíen altodíonen volOen heeft nietS te maken met het plezier
".'n Y f-'YY- *"à-* dat gebeurt'
tone leingen. $oto:
llona knps)
0 nd en,.t i j svoo nan gs geb i ed e n
Scholen voor voortgezet onden'viis met veel
doelgroepleerlingen werken in het kader
Eigentijk kan met evenveel recht
geiproken worden van zowel een
"rtiirrh als een socíaal fenomeen' '
.. ..: .,1..
van het OVB samen met basisscholen en
welzijnsinstelingen aan de bestrijding van
onderwiisachterstanden. Dit gebeurt bin'
ren zogenaamde onden,lriisvoonangs-
gebieden (OVG's). Zoals ven,rracht ziln bin-
nen deze OVG's de lagere schoo§pen (bo
en lbo) zeeÍ sterk vertegenwoordigd; havo/
wlo en wvo daarentegen komen er nauwe-
liiks voor. Er is sprake van een forse over-
vertegenwoordiging van 1.90-leerlingen
en - daarmee samenhangend - een onder-
vertegenwoordiging van 1.00-leerlingen.
Uiteraard verschillen de toetspre§tatie§ van
leerlingen binnen en buiten OVG's daardoor
ook.
Twijfels OVB'gewichten
Volgens de OVB-criteria die momenteel
gelden in het basisondenrviis kan meer dan
rreertig procent van de leedingen worden
HDlfrÍff ÍFvrnbs 1992
aangeduid als achterstandsleerling. Bij dit
hoge percentage plaatsen we wel vraag'
tekens. ls het werkelijk zo dat zoveel leer-
lingen qua ondenvilsprestaties in een ach-
terstandspositie verkeren? Als dat niet zo
is, is met betrekking tot de criteria die gel-
den voor de indeling van de OVB-gewich-
ten, een heÖezinning op ziin plaats. De
OVBgelden moeten terecht komen bij die
leerlingen waaryoor ze bestemd ziin. Daar-
voor moet worden nagegaan welke ca-
tegorieën van leedingen zich daadwerkeliik
in een achterstandssituatie bevinden en bii
welke categorieën dat niet of veel minder
het geval is.
Ook is duidelijk dat niet alle allochtonen
over één kam mogen worden geschoren'
De allochtonen bestaan niet; er àin grote
verschillen tussen de onderscheiden ca-
tegorieën. De prestaties van Marokkaanse
en Turkse leedingen llggen ver onder die
van de andere allochtone leerlingen. Bo'
vendien ziln ook die twee groepen gecon-
centreerd in de laagste onderuiis§pen'
Juist de Marokkanen en Turken zouden
daarom de speerpunt van het OVB moeten
vormen.
Dit neemt uiteraard niet weg dat ook de
.1.2S-leeriingen
extra aandacht nodig heb-
ben; in absolute aantallen uitgedruK gaat
het bij de 1.2S-leerlingen zelfs om een veel
omvangrijkere groep dan bii de 1.90-leer-
lingen. Het is echter de vraag of deze om-
vang wel conect is; dat hangt sterk samen
met de.luistheid van de criteÍia voor de
indeling van 0VB-gewichten.
Conclusie
Allochtone en autochtone kinderen uit ver-
gelijkbare sociale milieus verschillen niet
van elkaar voor wat betreft hun ondawiis-
positie. Dit mag echteÍ niet worden opgevat
als: de etnische herkomst doet er heleÍnaal
niet toe wanneer het gaat om dergelilke
verschillen. Dat is namelilk wel degeliik het
geval. Omdat een niet gering deel van de
allochtone leerlingen afl<omstig is uit de
laagste sociaal-economische milieus, kan
met evenveel recht worden gesproken van
een sociaal als van een etnisch Íenomeen.
De allochtone herkomst valt hier immers
sarnen met het lage opleidings- en baoeps-
niveau van de ouders. Bij dit alles - en dat
valt steeds opnieuw op - is vooral de positie
van Marokkaanse en Turkse kinderen vene
van rooskleurig.
Voorlopig moeten we constateren dat het
voor de scholen geen gemakkeliike opgave
zal ziin de onderuijspositie van allochtone
leerlingen - vooral de MaÍokkaanse en
Turkse - op een acceptrbel peil te kijgen.
De zeer minimde OVB-faciliteitenregeling
in het voortgezet ondawijs liikt hiervoor
slechts 'een druppel op een gloeiende
plae;l'.
G
Dít ondeaoek is uitgatutl h o@tt va M lÉÍi
lut voq Otlszoek vn M Onemiis (Svàgqat
60A) doq M ffs an RION. tuvqstaad affid È
ffi het dalraWrt M Dri€§§€,t E Grwtie uar
cL* Weí, Het fut*nesr val h€t v@íqezet dner-
W Oe N§bvdl ledhgt ínMasteleeÍPr'
lh is te Wr bii M ÍrS b NiÍr,qa tel. (tu
635N.
I
iJ