Gedurende de laatste twintig jaar kwamen de fundamenten van de welvaartsstaat meer en meer onder druk te staan ten gevolge van economische, sociale, demografische en culturele veranderingen. Onder impuls van de OESO en van de Europese Unie werd derhalve in de jaren negentig gepleit om de sociale bescherming werkgelegenheidsvriendelijker te maken door mensen te activeren in plaats van te voorzien in uitkeringen. Alhoewel daarvoor al heel wat activeringsmaatregelen getroffen waren in België, brak het discours pas door in 1999 met de komst van de nieuwe regering die België wilde ombouwen tot een actieve welvaartsstaat. Eén van de doelgroepen voor dit activeringsbeleid vormen de bestaansminimumgerechtigden. De mogelijkheden voor de OCMW’s – als uitvoerder van de wet op het bestaansminimum – om cliënten te activeren en tewerk te stellen werden door de nieuwe regeling daarom ook in toenemende mate uitgebreid. Bij de voorbereidende werkzaamheden voor de wet inzake het recht op maatschappelijke integratie van mei 2002 (ook wel RMI-wet of leefloonwet genoemd) werd afgesproken de effecten van de wet te onderzoeken en te evalueren. Deze studie evalueert de RMI-wet één jaar na toepassing ervan, dit wil zeggen gedurende de periode september 2002 tot en met september 2003.
Studieresultaten naar de effecten van de Leefloonwet
1. POD Maatschappelijke Integratie,
Armoedebestrijding en Sociale
Economie
STUDIE NAAR DE EFFECTEN
VAN DE INVOERING VAN DE
WET BETREFFENDE HET
RECHT OP
MAATSCHAPPELIJKE
INTEGRATIE
IN OPDRACHT VAN
5 NOVEMBER 2004
2. Voorwoord
Wij hebben onderhavige opdracht objectief en conform onze deontologische regels
en intellectuele eerlijkheid uitgevoerd en dragen de verantwoordelijkheid voor alle
voorstellen, op basis van de aangereikte en verzamelde informatie.
Wij voorzagen in onze opdracht een aanpak met een aantal duidelijke fasen, waarbij
telkens teruggekoppeld werd naar een stuurgroep.
De stuurgroep had een initiërende, signaliserende en bijsturende rol in het project.
Ze stond tevens in voor de besluitvorming en validering van tussentijdse resultaten
en het ontwerp van het eindrapport.
Wij danken de leden van de stuurgroep voor hun actieve medewerking en
constructieve inbreng: dhr. Lesiw en mevr. Depuyt namens het kabinet van de
Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en
Gelijke Kansen; dhr. Van Geertsom, mevr. Voets en mevr. Goris namens POD
Maatschappelijke Integratie.
In dit rapport worden de begrippen stuurgroep en begeleidingscommissie gebruikt.
Beide begrippen zijn in dit verband synoniemen.
Wij danken ook dhr. Neuckermans, dhr. De Coninck en dhr. Seruvire, medewerkers
van de POD Maatschappelijke Integratie, voor het verstrekken van bijkomende
kwantitatieve gegevens waar nodig, en hun gewaardeerde inspanningen.
Tevens danken wij de leden van de werkgroep: mevr. Debast (VVSG), mevr.
Wastchenko (AVCB-VSGB), dhr. Ernotte (UVCW), dhr. Wauters (OCMW Gent), dhr.
Van Velthoven (OCMW Turnhout), dhr. Bienfait (OCMW Sint-Joost-ten-node) en
dhr. Jacques (OCMW Charleroi).
Ook dhr. Termote van het Steunpunt tot bestrijding van armoede,
bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting danken wij als lid van de werkgroep. Wel
merken wij volledigheidshalve op dat de contacten met dhr. Termote niet
plaatsvonden tijdens de eigenlijke bijeenkomsten van de werkgroep.
In dit rapport worden de begrippen werkgroep en strategisch klankbord gebruikt.
Beide begrippen zijn in dit verband synoniemen.
Ten slotte is zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve analyse dankzij de
medewerking van een groot aantal OCMW’s tot stand kunnen komen. Ook tal van
OCMW-gebruikers waren bereid vrijwillig deel te nemen aan de individuele
enquêtesgesprekken. Al deze mensen wensen wij eveneens te bedanken voor hun
medewerking, hun beschikbaarheid en hun onthaal.
VOORWOORD
3. Inhoud
1. INLEIDING.............................................................................................................. 1
1. AANLEIDING VOOR DEZE STUDIE........................................................................... 1
1.1 Geschiedenis van de betreffende wetgeving.............................................. 1
1.1.1 Bestaansminimumwet ............................................................................ 1
1.1.2 Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie....................1
1.2 Belangrijkste wijzigingen door invoering van de RMI-wet........................... 2
1.2.1 Individualisering van het recht............................................................... 2
1.2.2 Beklemtonen van tewerkstelling............................................................. 2
2. DOELSTELLINGEN VAN DE STUDIE......................................................................... 4
3. ONAFHANKELIJKHEID VAN DE STUDIE..................................................................... 5
2. OPZET & METHODIEK VAN HET ONDERZOEK ................................................. 6
AANPAK VAN HET ONDERZOEKSPROJECT.................................................................. 7
1.1 Initiële aanpak............................................................................................. 7
1.1.1 Stap 1: Kick-off ....................................................................................... 7
1.1.2 Stap 2: Kwantitatief onderzoek & budgettaire effecten.......................... 8
1.1.3 Stap 3: Kwalitatief onderzoek................................................................. 9
1.1.4 Stap 4: Formuleren van knelpunten en problemen .............................10
1.1.5 Stap 5: Formuleren van verbeteringsvoorstellen en oplossingspistes 11
1.2 Herziene aanpak....................................................................................... 11
2. W ERKGROEP EN STUURGROEP........................................................................... 13
2.1 Samenstelling werkgroep.......................................................................... 13
2.2 Samenstelling stuurgroep.......................................................................... 13
3. KWANTITATIEVE BEVRAGING............................................................................... 14
3.1 Selectie van de steekproef ........................................................................ 14
3.1.1 Representativiteit van de steekproef................................................... 14
3.1.2 Steekproefkader en samenstelling van de steekproef......................... 14
3.1.3 Selectie van de steekproef................................................................... 16
3.1.4 Uiteindelijke steekproef........................................................................ 17
3.2 Opmaak & structuur van de vragenlijst voor kwantitatieve bevraging ......19
3.2.1 Opmaak vragenlijst .............................................................................. 19
3.2.2 Structuur van de vragenlijst ................................................................. 20
3.3 Methode van versturing............................................................................ 20
3.3.1 E-mail ................................................................................................... 20
3.3.2 Herinneringsbrief .................................................................................. 20
3.3.3 Opvolging............................................................................................. 21
4. KWALITATIEVE BEVRAGING................................................................................. 22
4.1 Respons.................................................................................................... 22
4.2 Methode van bevraging............................................................................ 22
4.3 Opmaak vragenlijst................................................................................... 23
4.4 Geïnterviewde personen .......................................................................... 23
4.5 Samenstelling van de steekproef .............................................................. 23
3. ONDERZOEKS-RESULTATEN : KWANTITATIEVE ANALYSE ........................ 25
1. RESPONS OP DE KWANTITATIEVE BEVRAGING ...................................................... 26
1.1 Overzicht van de OCMW’s met ingevulde kwantitatieve bevraging ........26
1.2 Respons.................................................................................................... 28
1.2.1 Algemene respons................................................................................ 28
1.2.2 De representativiteit en de gedetailleerdheid van de respons op elke
vraag wordt in het hiernavolgende hoofdstuk 2 toegelicht.
Respons per gewest..................................................................... 28
1.2.3 Respons per grootte............................................................................. 28
1.2.4 Respons per belasting.......................................................................... 29
1.2.5 Respons per deelname volgens monitoring criterium .........................29
1.2.6 Respons per deelname volgens cluster criterium ................................ 30
1.2.7 Kruising van de criteria ........................................................................ 30
2. ANALYSE VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN VOOR DE KWANTITATIEVE BEVRAGING...31
2.1 Analyse van het aantal RMI-gerechtigden................................................ 31
2.1.1 Inleiding................................................................................................ 31
2.1.2 Evolutie van het totale aantal gerechtigden......................................... 32
2.1.3 Methodologische opmerking................................................................ 34
INHOUD
4. 2.2 Gerechtigden met een financiële tegemoetkoming – gedetailleerde
analyse............................................................................................. 34
2.2.1 Toelichting bij de vraag........................................................................ 34
2.2.2 Representativiteit van de antwoorden.................................................. 36
2.2.3 Analyse gegevens................................................................................ 36
2.3 Gerechtigden met een activeringsmaatregel – gedetailleerde analyse ....40
2.3.1 Toelichting bij de vraag........................................................................ 40
2.3.2 Representativiteit van de antwoorden.................................................. 41
2.3.3 Analyse gegevens................................................................................ 41
2.4 Gerechtigden met een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke
integratie........................................................................................... 45
2.4.1 Toelichting bij de vraag........................................................................ 45
2.4.2 Representativiteit van de antwoorden.................................................. 46
2.4.3 Analyse gegevens................................................................................ 46
2.5 Aantal gerechtigden onderhevig aan terugvorderingen............................ 52
2.5.1 Toelichting bij de vraag........................................................................ 52
2.5.2 Representativiteit van de antwoorden.................................................. 52
2.5.3 Analyse gegevens................................................................................ 53
2.6 Aantal personen onderhevig aan doorverwijzingen naar
onderhoudsplichtigen ....................................................................... 54
2.6.1 Toelichting bij de vraag........................................................................ 54
2.6.2 Representativiteit van de antwoorden.................................................. 54
2.6.3 Analyse gegevens................................................................................ 54
2.7 Aantal sancties ......................................................................................... 55
2.7.1 Toelichting bij de vraag........................................................................ 55
2.7.2 Representativiteit van de antwoorden.................................................. 55
2.7.3 Analyse gegevens................................................................................ 55
2.8 Samenstelling van de specifieke doelgroepen.......................................... 56
2.8.1 Toelichting bij de vraag........................................................................ 56
2.8.2 Representativiteit van de antwoorden.................................................. 57
2.8.3 Analyse gegevens................................................................................ 57
2.9 Weigeringen m.b.t. bestaansminimum- of leefloon-dossiers en beroepen
ingesteld bij de Arbeidsrechtbank .................................................... 58
2.9.1 Toelichting bij de vragen...................................................................... 58
2.9.2 Representativiteit van de antwoorden.................................................. 59
2.9.3 Analyse gegevens................................................................................ 59
2.10 Budgettaire effecten ............................................................................... 60
2.10.1 Toelichting bij de vraag...................................................................... 60
2.10.2 Representativiteit van de antwoorden................................................ 63
2.10.3 Analyse gegevens.............................................................................. 64
2.11 Samenwerking met partners.................................................................... 64
2.11.1 Toelichting bij vraag 11...................................................................... 64
2.11.2 Representativiteit van de antwoorden................................................ 64
2.11.3 Analyse gegevens.............................................................................. 65
4. ONDERZOEKS-RESULTATEN : KWALITATIEVE ANALYSE ............................ 66
1. BEVRAGING VAN OCMW-VOORZITTERS EN OCMW-MEDEWERKERS...................... 67
1.1 Inleiding .................................................................................................... 67
1.2 Algemene perceptie over de nieuwe wetgeving........................................ 68
1.2.1 Het recht op maatschappelijke intergatie............................................. 68
1.2.2 Financiële aspecten............................................................................. 68
1.2.3 Toepassing van de wet........................................................................ 69
1.3 Categorieën van rechthebbenden............................................................. 70
1.3.1 Algemene opmerkingen ...................................................................... 70
1.3.2 Categorieën jongeren en studenten..................................................... 71
1.3.3 Categorie “vreemdelingen ingeschreven in bevolkingsregister” ..........73
1.4 Individualisering van het recht.................................................................. 74
1.5 Communicatie en publiciteit van de nieuwe wet....................................... 74
1.6 Netwerk en samenwerking........................................................................ 75
1.7 Bevoegdheid van het OCMW ................................................................... 77
1.8 Motivatie van de beslissing....................................................................... 78
1.9 Wettelijke bezinningstermijn..................................................................... 78
1.10 Dringende aanvraag................................................................................ 79
1.11 Doorverwijzing en terugvordering............................................................ 79
1.12 Bijstandsrecht.......................................................................................... 80
1.13 Hoorrecht................................................................................................. 80
INHOUD
5. 1.14 Sancties................................................................................................... 80
1.15 Tewerkstelling / activering....................................................................... 81
1.15.1 Algemene vaststellingen.................................................................... 81
1.15.2 Terminologie “Aangepaste tewerkstelling” ......................................... 82
1.15.3 Artikel 60§7 of artikel 61.................................................................... 82
1.15.4 Contractverplichting ........................................................................... 82
1.15.5 Einde van de tewerkstelling Art.60§7 of Art.61 onder de RMI-wet ....83
1.16 Verzameling gegevens van de aanvrager............................................... 83
1.17 Extra subsidies....................................................................................... 84
1.18 Inschakelen van een controlegeneesheer .............................................. 84
1.19 Controlefunctie versus begeleidingsfunctie van de maatschappelijk
werker............................................................................................... 85
2. BEVRAGING VAN GEBRUIKERS............................................................................. 86
2.1 Inleiding..................................................................................................... 86
2.2 Algemeen.................................................................................................. 86
2.3 Kennis van de wet van 26 mei 2002......................................................... 87
2.4 Eerste stap naar het OCMW ..................................................................... 87
2.5 Reden van aanvraag................................................................................. 87
2.6 Dringende aanvraag en snelheid van behandelen van de aanvraag........88
2.7 Aantal tussenpersonen.............................................................................. 88
2.8 Tewerkstelling of project............................................................................ 88
2.8.1 Algemene vaststellingen...................................................................... 88
2.8.2 Contractverplichting ............................................................................. 89
2.8.3 Tijdelijke duur van tewerkstellingsproject ............................................ 89
2.8.4 Bezinningstermijn van 5 dagen............................................................ 89
2.9 Doorverwijzing en terugvordering............................................................. 90
2.10 Bijstandsrecht.......................................................................................... 90
2.11 Hoorrecht................................................................................................. 91
2.12 Kwaliteit van de relatie met de maatschappelijk werker ......................... 91
2.13 Overeenstemming tussen de verwachtingen van de gebruiker en de
oplossing voorgesteld door het OCMW ............................................ 91
2.14 Dubbele rol van de maatschappelijk werker........................................... 92
5. CONCLUSIES....................................................................................................... 93
1. ALGEMEEN ...................................................................................................... 94
2. KWANTITATIEF LUIK........................................................................................... 95
3. KWALITATIEF LUIK.............................................................................................. 97
6. AANBEVELINGEN.............................................................................................. 101
1. INHOUD.......................................................................................................... 102
2. INTERNE WERKING VAN HET OCMW ................................................................ 103
2.1 Management Informatie Systeem ........................................................... 103
2.2 Communicatie door het OCMW naar doelgroep..................................... 104
3. SAMENWERKING OCMW EN ANDERE DIENSTEN................................................. 105
3.1 Samenwerking OCMW en POD Maatschappelijke Integratie .................105
3.1.1 Integratie van M.I.S. in “nationaal” M.I.S. .......................................... 105
3.1.2 Communicatie & informatie naar OCMW’s....................................... 105
3.1.3 Hulplijn ................................................................................................ 106
3.1.4 Calculatietools voor OCMW’s............................................................ 106
3.2 Kruispuntdatabank.................................................................................. 107
3.3 Samenwerking OCMW & andere lokale partners.................................... 108
3.4 Samenwerking OCMW & andere instellingen van sociale zekerheid .....109
3.5 Samenwerking OCMW & Administratie Kadaster, registratie en domeinen
........................................................................................................ 109
3.6 Samenwerking OCMW & onderwijs........................................................ 109
4. REGELGEVING................................................................................................. 111
4.1 Het recht op maatschappelijke integratie ................................................. 111
4.1.1 Nieuwe categorieën............................................................................ 111
4.1.2 Categorie vreemdelingen ingeschreven in het bevolkingsregister....111
4.1.3 Doelgroep studenten.......................................................................... 111
4.1.4 Opdeling tussen min-25jarigen en plus-25jarigen inzake tewerkstelling
.................................................................................................... 112
4.1.5 Doorlooptijd van 3 maanden voor geïndividualiseerd project ...........112
4.2 Instrument tegen armoedebestrijding...................................................... 113
4.3 Administratieve regels............................................................................. 114
INHOUD
6. 4.3.1 Periode van doorverwijzing (doorzendingsverplichting van het
onbevoegde OCMW).................................................................. 114
4.3.2 De informatieplicht ten aanzien van de aanvrager............................ 114
4.3.3 Schorsing (sanctie)............................................................................ 114
4.3.4 Toelage in de personeelskosten (250 EUR per dossier op jaarbasis)
.................................................................................................... 115
4.3.5 Privacy (loonfiche).............................................................................. 115
VARIA..................................................................................................................... 116
5. TABELLEN....................................................................................................... 117
6. FIGUREN........................................................................................................ 119
7. LITERATUUR................................................................................................... 120
7. BIJLAGEN........................................................................................................... 121
1. GECODEERDE KWANTITATIEVE VRAGENLIJST...................................................... 122
2. KWALITATIEVE VRAGENLIJSTEN......................................................................... 123
2.1 Vragenlijst OCMW voorzitter................................................................... 123
2.2 Vragenlijst OCMW secretaris.................................................................. 125
2.3 Vragenlijst OCMW maatschappelijk werker............................................ 128
2.4 Vragenlijst gebruikers.............................................................................. 132
3. W ET BETREFFENDE HET RECHT OP MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE..................... 135
INHOUD
7. 1. INLEIDING
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de aanleiding en het doel van deze
studie en aan de belangrijkste objectieven voor de invoering van de wet voor het
recht op maatschappelijke integratie.
INLEIDING P.1
8. 1. Aanleiding voor deze studie
Gedurende de laatste twintig jaar kwamen de fundamenten van de welvaartsstaat
meer en meer onder druk te staan ten gevolge van economische, sociale,
demografische en culturele veranderingen.
Onder impuls van de OESO en van de Europese Unie werd derhalve in de jaren
negentig gepleit om de sociale bescherming werkgelegenheidsvriendelijker te maken
door mensen te activeren in plaats van te voorzien in uitkeringen.
Alhoewel daarvoor al heel wat activeringsmaatregelen getroffen waren in België,
brak het discours pas door in 1999 met de komst van de nieuwe regering die België
wilde ombouwen tot een actieve welvaartsstaat.
Eén van de doelgroepen voor dit activeringsbeleid vormen de
bestaansminimumgerechtigden. De mogelijkheden voor de OCMW’s – als uitvoerder
van de wet op het bestaansminimum – om cliënten te activeren en tewerk te stellen
werden door de nieuwe regeling daarom ook in toenemende mate uitgebreid.
Bij de voorbereidende werkzaamheden voor de wet inzake het recht op
maatschappelijke integratie van mei 2002 (ook wel RMI-wet of leefloonwet
genoemd) werd afgesproken de effecten van de wet te onderzoeken en te
evalueren.
Deze studie evalueert de RMI-wet één jaar na toepassing ervan, dit wil zeggen
gedurende de periode september 2002 tot en met september 2003.
1.1 Geschiedenis van de betreffende wetgeving
De wet inzake het recht op maatschappelijke integratie van 26 mei 2002, ter
vervanging van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op
bestaansminimum (ook wel de bestaansminimumwet genoemd), is van kracht
geworden op 1 oktober 2002.
1.1.1 Bestaansminimumwet
De oude bestaansminimumwet, één der drie belangrijkste pijlers van de OCMW-
regelgeving, was immers op tal van punten niet meer aangepast aan de grondige
economische en maatschappelijke veranderingen die we sedert 1974 kennen.
Bovendien was deze wetgeving eerder gericht op het verlenen van financiële steun
en minder op maatschappelijke integratie.
Het OCMW is sinds 1993 verplicht om binnen de drie maanden volgend op een
bestaansminimumaanvraag, een sociaal integratiecontract op te stellen en aan te
bieden aan elke bestaansminimumgerechtigde jonger dan 25 jaar. In dit contract zijn
de rechten en plichten van de jongere en het OCMW geëxpliciteerd.
1.1.2 Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie
Net zoals de oude bestaansminimumwet, voorziet de nieuwe wet (ook wel
leefloonwet genoemd) in een uitkering voor mensen waarvan het inkomen kleiner is
dan het bestaansminimum.
De RMI-wet is echter veel meer dan een louter uitkeringsgerichte wetgeving.
De nieuwe wet:
legt ook het recht op maatschappelijke integratie vast en dit per persoon,
versterkt de rechten van de begunstigde en de aanvrager,
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.1
9. voert een hogere leefloonvergoeding in,
zorgt voor een aantal extra kostenvergoedingen voor de inspanningen van
OCMW’s m.b.t. leefloondossiers,
herdefinieert het toepassingsgebied conform de actuele diversiteit van
gezinsstructuren
en breidt het toepassingsgebied uit tot de vreemdelingen die ingeschreven zijn in
het bevolkingsregister met het oog op en betere maatschappelijke integratie van
deze doelgroep.
Streefdoel van de nieuwe wet is niet enkel een inkomensgarantie, maar evenzeer
een actieve participatie van elkeen in onze samenleving middels deelname aan het
maatschappelijk leven, in eerste instantie door integratie middels tewerkstelling.
De klemtoon verschuift dus van een minimumloon naar maatschappelijke integratie.
Hierbij wordt uitgegaan van een wederzijds solidariteitsprincipe tussen zowel
maatschappij als cliënt.
Bijzondere aandacht wordt daarbij besteed aan de begeleiding van de min-25jarigen
qua autonome participatie in onze samenleving en aan de versterking van de
gebruikersrechten.
1.2 Belangrijkste wijzigingen door invoering van de
RMI-wet
1.2.1 Individualisering van het recht
In tegenstelling tot de oude bestaansminimumwet worden gehuwde leefloon-
gerechtigden nu als individu behandeld en niet meer als een koppel. Terwijl vroeger
een gehuwd koppel in één dossier behandeld werd, worden de partners nu in twee
dossiers behandeld.
Tevens worden gehuwde partners en niet-gehuwde partners op gelijke voet
behandeld.
Achterliggende motivatie is om zich specifiek te richten op elk individu afzonderlijk
teneinde de sociale integratie efficiënter te laten verlopen.
1.2.2 Beklemtonen van tewerkstelling
De filosofie van de RMI-wet stelt dat tewerkstelling de ultieme vorm van integratie is
en maakt hiervan dan ook een topprioriteit. En dit in het bijzonder voor de min-
25jarige leefloners.
Enerzijds is deze bevolkingsgroep volgens studies verhoudingsgewijs het sterkst
gegroeid qua aantal en qua relatief belang in de bestaansminimumpopulatie
gedurende het decennium voorafgaand aan de invoering van de nieuwe regelgeving.
Anderzijds wenste de wetgever een “positieve discriminatie” van deze doelgroep om
te voorkomen dat jongeren anders in de totaliteit van de leefloonpopulatie opgingen
en zo een groter risico op een langere of “eeuwige” inactiviteit en afhankelijkheid van
werkloosheidssteun of nood aan leefloon of andere hulp. Met alle bijhorende
negatieve gevolgen & gevoelens bij de betrokkenen qua maatschappelijke waarde &
waardering.
In de nieuwe regelgeving is de maatschappelijke integratie voor min-25jarigen enkel
mogelijk in de vorm van tewerkstelling of van een geïndividualiseerd project.
Een OCMW krijgt drie maanden de tijd om de jongere te activeren (enge
interpretatie van de regelgeving) of te begeleiden richting activering (ruime
interpretatie van de regelgeving).
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.2
10. Voor de plus-25jarigen geldt deze termijn niet, wat niet wegneemt dat ook voor hen
tewerkstelling de ultieme vorm van integratie is.
Voor de OCMW’s zijn de belangrijkste wijzigingen:
1. Actieve rol voor het OCMW bij het realiseren van de tewerkstelling.
2. Overheidsbetoelaging voor werkingskosten, afhankelijk van het aantal
dossiers.
Andere krachtlijnen zijn de verhoging van het leefloon, de aanpassing van
categorieën op basis van de gewijzigde gezinsstructuren en de gelijke behandeling
van de betrokkenen, waarbij ook vreemdelingen ingeschreven in het
bevolkingsregister recht hebben op een leefloon.
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.3
11. 2. Doelstellingen van de studie
Het doel van deze studie is drieledig:
1. De evaluatie van de nieuwe RMI-wet ten aanzien van de vroegere
bestaansminimumwet.
Dit zal verwezenlijkt worden door het uitgebreide kwantitatief onderzoek waarbij
een aantal cijfergegevens ons een duidelijk beeld moet geven over de evolutie
van diverse aspecten van de bestaansminimumwet naar de RMI-wet.
2. Een vergelijking van de letter van de wet met de geest van de wet. Hierbij moet
nagegaan worden wat de nieuwe wet in de praktijk betekent voor de Openbare
Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW’s) en voor de begunstigden.
Deze vergelijking zal gebeuren aan de hand van een kwalitatief onderzoek
waarbij we een groot aantal mandatarissen van OCMW’s en een afdoend aantal
begunstigden zullen interviewen, om zo te toetsen in hoeverre de wet in de
praktijk wordt omgezet.
3. Het uitwerken van verbeteringsvoorstellen en mogelijke oplossingspistes voor de
eventueel vastgestelde knelpunten of problemen van de nieuwe wet.
Uit het kwalitatief onderzoek en uit de correlatie ervan met het kwantitatief
onderzoek zal blijken waar er problemen opduiken en waar de eventuele
knelpunten in de nieuwe wet zich bevinden. Hiervoor zullen wij oplossingen
bieden en verbeteringsvoorstellen formuleren.
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.4
12. 3. Onafhankelijkheid van de studie
Belangrijk is op te merken dat onze analyse onafhankelijk is en gebaseerd is op de
eigen resultaten verkregen door de kwantitatieve en kwalitatieve bevragingen. Dit
betekent dat wij geen rekening hebben gehouden met de resultaten van studies
uitgevoerd door andere vorsers of door andere actoren, zoals de VVSG, de AVCB-
VSGB en de UVCW.
Wel is er tijdens het onderzoek akte genomen van de opmerkingen van de
verschillende actoren. Wij hebben waar mogelijk onderzocht in hoeverre deze
opmerkingen door onze kwantitatieve en kwalitatieve analyse bevestigd worden.
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.5
13. 2. OPZET & METHODIEK
VAN HET ONDERZOEK
ONDERZOEKSOPZET & METHODIEK P.6
14. Aanpak van het onderzoeksproject
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de stappen en methodieken in het onderzoek.
In bepaalde stappen van het onderzoek werd op advies van de werkgroep en/of
stuurgroep en na akkoord van de stuurgroep een andere aanpak gevolgd dan de
initieel voorgestelde aanpak.
Deze herzieningen tijdens de loop van het onderzoek vonden plaats in functie van
de beoogde representatieve resultaten van het onderzoek.
Terwijl § 1.1onder de originele aanpak beschrijft, verduidelijken we in § 1.2onder de
wijzigingen in deze aanpak.
1.1 Initiële aanpak
Onderstaande figuur toont schematisch de verschillende stappen in het onderzoek.
De aanpak wordt vervolgens stap per stap toegelicht. Wij merken op dat de
beschrijving slaat op de initiële aanpak, zoals voorgesteld in onze offerte.
Fig.1. Stappenplan van het onderzoek
Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5
Kick - off
Kwantitatief Kwalitatief Formuleren Formuleren
onderzoek
onderzoek Van van
&
knelpunten Verbeterings-
budgettaire voorstellen
En
effecten en
problemen
Oplossings- -
pistes
1.1.1 Stap 1: Kick-off
1.1.1.1 Objectieven
− Bepalen van de aanpak en voortgang, de samenwerkingsprincipes tussen
begeleidingscommissie en onderzoeksteam.
− Validatie van strategisch klankbord van externe experts.
− Verfijnen van de scope van de opdracht en haar doelstellingen, en van de
aanpak van de opdracht.
− Verzamelen van alle relevante input: wetgevingsteksten, gegevens van de reeds
in gebruik zijnde monitoringtool bij 60 OCMW’s, projectdocumenten, …
− Inzicht krijgen in de spreiding van OCMW’s en begunstigden.
− Taakaflijning voor alle partijen die bij het project betrokken zullen worden.
1.1.1.2 Initiële aanpak
− Voorstelling van de methodologie, de aanpak van het project, en de leden van
het onderzoeksteam.
− Samenstelling van de begeleidingscommissie.
− Taakaflijning van interne POD-medewerkers en OCMW-medewerkers.
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.7
15. − Opmaak finale projectplanning en timing.
1.1.1.3 Resultaat
− Concrete afspraken betreffende het projectverloop en de verantwoordelijken van
de verschillende actoren.
− Projectplanning met mijlpalen, inclusief tussentijdse vergaderingen van de
begeleidingscommissie en de gewenste tussentijdse rapporteringen.
1.1.2 Stap 2: Kwantitatief onderzoek & budgettaire effecten
1.1.2.1 Objectieven
− Onderzoek naar evoluties van de aantallen en profielen van de gerechtigden op
maatschappelijke integratie tussen september 2002 en september 2003 met
aanduiding van onder meer categorieën begunstigden, leeftijdscategorieën,
types activering, types individuele integratieplichtigen, verhaal
onderhoudsplichtigen, sancties met bijzondere aandacht voor studenten,
vreemdelingen en artiesten.
− Berekenen van eventuele meerkost OCMW’s inzake hun maatschappelijke
opdracht.
1.1.2.2 Initiële aanpak
− Opstellen van een vragenlijst voor OCMW-mandatarissen, en van een
bevragingsmeetinstrument om minimum al de in het bestek gevraagde
informatie (ook budgettaire) te kunnen bekomen, rekening houdende met de
door de POD reeds gebruikte monitoringtool bij 60 OCMW’s.
− Tussentijdse validatie van de vragenlijst en het meetinstrument door het
strategisch klankbord én door de begeleidingscommissie.
− Schriftelijke bevraging van een representatief staal van ca. 120 OCMW’s,
verspreid over België (middels port betaald door bestemmeling). Hoofddoel
hierbij was om een antwoord te bekomen van minstens 60 OCMW’s, met een
belangrijke vertegenwoordiging erin van die OCMW’s die reeds via de
monitoringtool door de POD bevraagd worden. Deze OCMW’s zullen daarom
individueel opgevolgd worden qua deelname (m.a.w. telefonische contactname
na zekere responstijd).
Wij verwijzen naar §1.2onder voor de herziene aanpak hieromtrent.
− De bekomen budgettaire informatie van elk deelnemend OCMW wordt
vergeleken met de informatie, zoals beschikbaar op niveau van de 3
gemeenschappen.
− Verwerking van de verkregen gegevens in overzichtelijke tabellen, die zo
opgesteld zijn dat de opdrachtgever hen in de toekomst zelf kan hanteren voor
nieuwe en/of bijkomende onderzoeken.
1.1.2.3 Resultaat
− Tussentijds rapport met resultaten van kwantitatieve bevraging waarbij reeds de
eerste eventuele pijnpunten inzake budgettaire effecten worden blootgelegd, en
waarin de kwantitatieve evolutie van aantallen en profielen visueel verwoord
worden.
− Uitgebreide bespreking in begeleidingscommissie van eerste resultaten, en
formuleren van aandachtspunten voor nader onderzoek in kwalitatief gedeelte.
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.8
16. 1.1.3 Stap 3: Kwalitatief onderzoek
Deze fase behelsde een uitgebreide interviewronde van OCMW-mandatarissen én
een diepgaand gesprek met een aantal begunstigden. Op deze wijze streefden wij
ernaar om zowel vanwege de aanbodzijde als vanwege de vraagzijde relevant
inzicht te bekomen in de problematiek.
Aangezien de aanpak sterk verschillend was naargelang de doelgroep, lichten we de
aanpak per doelgroep afzonderlijk toe.
1.1.3.1 Stap 3a. Kwalitatief onderzoek bij OCMW’s
A. Objectieven
− Middels diepgaande bevraging van OCMW’s komen tot een grondige
interpretatie en analyse van de wet en tot een interpretatie van de cijfers uit het
kwantitatief onderzoeksgedeelte, teneinde na te gaan of de opzet en de
motieven van de wet ook daadwerkelijk in de praktijk hun uitwerking hebben.
− Onderzoek bij een representatieve steekproef van OCMW’s.
B. Initiële aanpak
− Op grond van een diepgaande vergelijking van nieuwe wet en oude wet en op
basis van de gegevens van het kwantitatieve onderzoeksgedeelte wordt een
interviewvragenlijst opgesteld, die tevens toelaat om naargelang de
gesprekssituatie op specifieke aandachtspunten dieper in te gaan.
− Voorafgaandelijk toezending van de interviewleidraad aan uitgenodigde
sleutelfiguren en telefonische opvolging van en aansporing tot hun deelname.
Ons oorspronkelijk voorstel was om 2 interviewleidraden uit te werken: één voor
de sociale dienstverleners en één de voor voorzitter, ontvanger en secretaris.
Qua aantal deel te nemen OCMW’s stelden wij initieel voor om alle OCMW’s uit
te nodigen die de kwantitatieve bevraging ingevuld terugstuurden (d.w.z. min.
60).
Wij verwijzen naar §1.2onder voor de gewijzigde aanpak.
− Interviews met behulp van deze vragenlijst bij de sleutelfiguren van OCMW’s,
middels een rondetafelgesprek met o.a. voorzitter, secretaris, hoofd sociale
dienst, één of meerdere veldwerkers. Initieel stelden wij voor om deze geleide
discussies niet per individueel OCMW (tenzij een OCMW dit expliciet verkoos)
doch per groep van 2 à 3 OCMW’s, en dit op subprovinciale basis, te
organiseren. Dit met het oog op een kruisbestuiving en interne dynamiek die in
dergelijke groepsgesprekken ontstaat. Wij voorzagen 3 à 4 dergelijke
rondetafelgesprekken per provincie, dus ca. 30 à 40 (inclusief 2 in Brussels
Hoofdstedelijk Gewest), en dit in één van de deelnemende OCMW’s dan wel in
één van onze lokale kantoren in België.
− Ook de jaarverslagen van de deelnemende OCMW’s worden bestudeerd inzake
gegevens relevant voor deze studie.
C. Resultaat
− Rapport van kwalitatief onderzoek met daarin eerste resultaten van eventuele
discrepantie tussen theorie en praktijk wetgeving.
− Rapportering van de verschillenanalyse tussen kwantitatief en kwalitatief
onderzoek.
1.1.3.2 Stap 3b. Kwalitatief onderzoek bij begunstigden en/of rechthebbenden
A. Objectieven
− Middels individuele bevraging nagaan of het opzet en de motieven van de wet
ook als positief geëvalueerd worden, en in hoeverre de relevante gegevens bij
hen op een sluitende en duidelijke wijze gekend zijn. Hierbij wordt onder meer de
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.9
17. toepassing van de informatieplicht van het OCMW, het bijstandsrecht en het
respect van alle andere rechten van de begunstigden geëvalueerd.
− Onderzoek van een beperkt maar representatief staal van begunstigden en/of
rechthebbenden, die cliënt zijn bij die OCMW’s die deelnamen aan het
kwantitatief én het kwalitatief onderzoeksgedeelte.
− En dit alles met inachtneming van de wetgeving inzake privacy.
B. Initiële aanpak
− Uitwerking van een interviewleidraad en een eenvoudig begrijpbaar en leesbaar
meerkeuze-antwoordblad, in samenwerking met hoofden sociale dienst en
maatschappelijk werkers van een aantal OCMW’s, die aan het kwantitatief
onderzoek deelnamen.
− Deze interviewleidraad en meerkeuze-antwoordblad toesturen aan de
verantwoordelijken sociale dienst van die OCMW’s die hun medewerking
verlenen aan de lokale rondetafelgesprekken, en dit voorafgaandelijk aan de
rondetafelgesprekken. Vergezeld van de vraag aan de verantwoordelijke sociale
dienst opdat zij in hun cliënteel op basis van door ons opgegeven criteria een
representatief staal van ca. 5 à 10 begunstigden om hun vrijwillige medewerking
verzoeken (dit teneinde de privacyregelgeving te respecteren) en hen uitnodigen
op het OCMW-centrum op de datum van het lokale rondetafelgesprek met
OCMW-sleutelfiguren.
Wij verwijzen naar §1.2onder voor de details van de gewijzigde aanpak.
− Aansluitend of voorafgaand aan lokale rondetafelgesprekken met OCMW’s:
mondelinge debriefing van de interviewleidraad en de doelstellingen aan de
medewerker sociale dienst, en vervolgens kort interview met de uitgenodigde of
aanwezige begunstigden door de betrokken maatschappelijk werker (= hun
vertrouwenspersoon) in aanwezigheid van een lid van het onderzoeksteam (=
bewaker van objectiviteit).
Wij verwijzen naar §1.2onder voor de gewijzigde aanpak.
C. Resultaat
− Rapport van kwalitatief onderzoek
− Aanzet tot resultaatbeoordeling in Ernst & Young strategisch klankbord cq.
werkgroep en in begeleidingscommissie cq. stuurgroep
1.1.4 Stap 4: Formuleren van knelpunten en problemen
1.1.4.1 Objectieven
− De gegevens van kwalitatief en kwantitatief onderzoek worden in het grotere
perspectief van het onderzoek onderling vergeleken.
− Verbanden tussen beide onderzoeken moeten een aanzet geven tot
inventarisrapport.
− Overleg in werkgroep en stuurgroep.
1.1.4.2 Initiële aanpak
− Grondige studie van resultaten van kwantitatief en kwalitatief onderzoek en de
budgettaire effecten.
− Terugkoppeling van de bekomen knelpunten en problemen naar een beperkt
aantal materie-experten, verzameld in de werkgroep.
− Overleg in begeleidingscommissie over bekomen resultaten.
1.1.4.3 Resultaat
− Definitieve inventaris van problemen en knelpunten.
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.10
18. − Verbeteringsvoorstellen en oplossingspistes.
1.1.5 Stap 5: Formuleren van verbeteringsvoorstellen en oplossingspistes
1.1.5.1 Objectieven
− Definitieve formulering van analyseresultaten, verbeteringsvoorstellen en
oplossingspistes op socio-juridisch en socio-financieel vlak.
− Overdracht ontwikkelde tools en meetinstrumenten.
− Raadgevingen en aanbevelingen in het kader van eventuele latere, toekomstige
evaluaties meegeven zodat de POD Maatschappelijke Integratie,
Armoedebestrijding en Sociale economie latere evaluaties zelf aankan.
1.1.5.2 Initiële aanpak
− Presentatie van het eindrapport aan opdrachtgever.
− Oplevering van het eindrapport.
− Overdracht ontwikkelde tools en meetinstrumenten.
1.2 Herziene aanpak
Zowel in stap 2 (kwantitatief onderzoek), stap 3a (Kwalitatief onderzoek bij OCMW’s)
als stap 3b (Kwalitatief onderzoek bij begunstigden) hebben wij tijdens het project de
aanpak enigszins herzien, met het oog op representatievere respons.
Vooreerst hebben wij de uitgewerkte vragenlijsten en meetinstrumenten diepgaand
besproken tijdens hun conceptfase met een groter dan initieel voorzien aantal
OMCW’s, teneinde de diversiteit tussen OCMW’s volledig op te vangen.
Vervolgens hebben wij in stap 2 alle aangeschreven OCMW’s die nog niet
geantwoord hadden, zowel voor het einde van de eerste deadline als voor het
verstrijken van de tweede deadline minstens tweemaal telefonisch gevraagd tot
reactie & deelname. Na ontvangst van de gegevens hebben wij vervolgens een
groot aantal deelnemende OCMW’s nogmaals gecontacteerd in het kader van
verduidelijking van opgeleverde informatie.
Waar mogelijk werden “eigenaardige” kwantitatieve gegevens vergeleken met de
door het betrokken OCMW aan Ernst & Young of aan de POD opgeleverde
jaarverslagen, en met andere kwantitatieve rapporteringen die aan POD werden
bezorgd. Tevens werden de antwoorden van diverse vragen (meer bepaald vragen
1, 2, 3 en 10), zoals opgeleverd door de deelnemende OCMW’s aan ons, vergeleken
qua tendens met de door die OCMW’s aan POD opgeleverde gegevens.
Verder werd besloten om de informatieverwerking niet te beperken tot het initieel
aantal van circa 60, maar dit uit te breiden tot 81.
In akkoord met de stuurgroep heeft dit geleid tot een niet onaanzienlijke verlenging
van de onderzoeksperiode, mede gezien de afwezigheid van diverse OCMW-
mandatarissen tijdens de traditionele vakantiemaanden.
In stap 3.a was oorspronkelijk voorzien dat we de kwalitatieve bevragingen hielden
door middel van rondetafelgesprekken op subprovinciale basis.
Uiteindelijk werd geopteerd voor individuele gesprekken met voorzitter, secretaris en
hoofd sociale dienst of maatschappelijk werker van de deelnemende OCMW’s, en
dit op basis van een specifieke vragenlijst per functiehouder.
Tevens werd beslist om een groter dan initieel voorzien aantal mandatarissen te
interviewen.
De finale samenstelling van de te interviewen personen in de kwalitatieve bevraging
vindt u terug in 3.4.1.
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.11
19. In stap 3.b tenslotte werd geopteerd voor individuele interviews met begunstigden,
zonder aanwezigheid van OCMW-medewerkers.
De selectiecriteria voor de begunstigden en het OCMW waaronder ze ressorteren,
werden door Ernst & Young opgemaakt en aan de diverse deelnemende OCMW’s
bezorgd, zodat het OCMW enkel nog in de rangen van haar cliënteel een aantal
personen diende te selecteren die aan onze selectiecriteria beantwoordden.
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.12
20. 2. Werkgroep en stuurgroep
Bij aanvang van het project werd een werk- en stuurgroep opgericht.
Werkgroep
De werkgroep betrekt experts uit de dagelijkse praktijk in de studie. De werkgroep
dient als klankbord en voor het aftoetsen van de opgestelde vragenlijsten en
analyseresultaten.
Stuurgroep
De stuurgroep heeft niet alleen een rol in het bewaken van de vooruitgang en
kwaliteit, maar heeft ook de autoriteit om tussentijdse rapporten te valideren.
2.1 Samenstelling werkgroep
De samenstelling van de werk groep verduidelijkt dat verschillende belangengroepen
bij deze studie betrokken werden:
− Mevr. Debast, stafmedewerker OCMW-wetgeving & schuldbemiddeling van de
Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten (VVSG)
− Mevr. Wastchenko, secretaris van de Afdeling Maatschappelijk welzijn en
Sociale bijstand van de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest (VSGB)
− Dhr. Ernotte, Directeur Général van de Fédération des CPAS binnen de L’Union
des Villes et Communes de Wallonie (UVCW) en als dusdanig expert inzake de
problematiek van “Droit à l’intégration sociale”.
− Dhr. Wouters, secretaris OCMW Gent en voorzitter van de Vereniging van de
Vlaamse OCMW-Secretarissen (VVOS).
− Dhr. Van Velthoven, Hoofd Sociale Dienst Turnhout
− Dhr. Bienfait, CPAS Saint-Josse-ten-Noode
− Dhr. Jacques, Premier Conseiller Service Social CPAS Charleroi
− Dhr. Termote, Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en
sociale uitsluiting
2.2 Samenstelling stuurgroep
− Dhr.Van Geertsom, voorzitter POD Maatschappelijke integratie,
Armoedebestrijding en Sociale Economie
− Dhr. Lesiw, Kabinet minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie,
Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen
− Mevr. Depuyt, Kabinet minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke
Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen
− Mevr. Voets, POD Maatschappelijke integratie, Armoedebestrijding en Sociale
Economie
− Mevr. Goris, POD Maatschappelijke integratie, Armoedebestrijding en Sociale
Economie
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.13
21. 3. Kwantitatieve bevraging
3.1 Selectie van de steekproef
3.1.1 Representativiteit van de steekproef
De steekproef is representatief als, ten opzichte van de variabelen, de
frequentieverdeling van de variabelen overeenkomt met de frequentieverdeling van
de variabelen in de totale populatie.
Deze werkwijze geeft dus geen representativiteit over alle steekproefvariabelen in
de populatie, enkel ten aanzien van de geselecteerde variabelen.
In het kader van deze evaluatie werden volgende steekproefvariabelen weerhouden:
− Aantal inwoners (van de gemeente): grootte van het OCMW, uitgedrukt in groot,
middelgroot en klein, met als maatstaf het aantal inwoners van de gemeente
− Aantal cliënten van het OCMW: belasting van het OCMW op basis van de
verhouding tussen aantal cliënten en aantal inwoners
− Gewest: op basis van de ligging van het OCMW, namelijk in Vlaanderen,
Wallonië of Brussel Hoofdstedelijk Gewest
− Deelname aan de periodieke monitoring, georganiseerd door de POD
− Deelname clustering : het al dan niet lidmaatschap van het OCMW in een lokale
cluster of lokaal samenwerkingsverband met andere OCMW’s
De uiteindelijke samenstelling van de steekproef vond plaats na overleg met en in
consensus met werkgroep en stuurgroep.
3.1.2 Steekproefkader en samenstelling van de steekproef
Omdat alle OCMW’s gekend zijn, komt binnen deze studie het steekproefkader
volledig overeen met de populatie (alle Belgische OCMW’s). Voor de kwantitatieve
bevraging werden 120 OCMW’s geselecteerd middels een gewogen combinatie van
de verschillende steekproefvariabelen.
3.1.2.1 Monitoring
Wij merken op dat de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en
Sociale Economie een zogenaamde monitoringgroep heeft uitgebouwd met een 60-
tal OCMW’s. Deze groep engageert zich om op maandelijkse basis een aantal
specifieke cijfers over de operationele en financiële status van hun OCMW aan de
POD door te geven.
Doordat deze groep van 60 OCMW’s in principe de gewoonte heeft om informatie
aan te leveren en wij ervan uitgingen dat hun informaticastructuur hier wellicht op
afgestemd was, werd besloten om deze groep van 60 OCMW’s volledig in de samen
te stellen steekproef op te nemen.
Tijdens de loop van het onderzoek bleek echter dat meerdere van deze OCMW’s die
aan onze bevraging deelnamen, geen of onvolledige informatie aan de POD bezorgd
hadden met betrekking tot de informatie die wij voor de maanden september 2002 en
september 2003 vroegen. Dit leidde ertoe dat wij vaak lege of onvolledige
monitoring-fiches van de betrokken OCMW’s ontvingen. Daarom werd door de POD
tijdens ons onderzoek een extra gegevensinzameling succesvol opgestart.
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.14
22. Om de steekproef verder gestratifieerd aselect op te kunnen stellen werden de
steekproefvariabelen in drie klassen opgedeeld, om op die manier een evenwichtige
spreiding te bekomen. De gegevens betreffende aantal cliënten, grootte van
gemeenten en steden, en gewest zijn afkomstig van enerzijds het Nationaal Instituut
voor de Statistiek (NIS) en anderzijds de POD Maatsschappelijke integratie.
3.1.2.2 Gewest
A. Definitie
− Vlaams
− Brussels
− Waals
B. Bepaling van het quotum
Tab.1. Bepaling van het quotum voor gewest
Totaal Theoretisch Populatie Reeds in Bijkomend Totaal Steekproef
aantal e verdeling verdeling monitoring nodig verdeling
OCMW's
Vlaams 308 63 52% 26 32 58 48%
Brussel 19 4 3% 11 1 12 10%
Waals 262 53 44% 23 27 50 42%
Totaal 589 120 100% 60 60 120 100%
De Vlaamse OCMW’s vertegenwoordigen 52%, de Waalse OCMW’s 44% en de
Brusselse OCMW’s slechts 3% in de totale OCMW-populatie.
In de samenstelling van de steekproef hebben wij geopteerd om een groter aantal
Brusselse OCMW’s dan het vereiste aantal van 3 aan te schrijven, en dit teneinde
een toereikende representativiteit van Brusselse OCMW’s te bekomen. Dit heeft
ertoe geleid dat “slechts” 58 i.p.v. 63 Vlaamse OCMW’s en “slechts” 50 i.p.v. 53
Waalse OCMW’s werden uitgenodigd tot deelname.
3.1.2.3 Grootte van het OCMW
A. Definitie
Deze variabele wordt bepaald door het aantal inwoners van de stad of gemeente
waar het OCMW zich bevindt.
Wij merken hierbij op dat deze indeling gekozen werd in het streven naar een
representatieve steekproef, en dus niet noodzakelijk overeenkomt met andere
mogelijke definities van de OCMW-grootte.
− Klein OCMW : < 10.800 inwoners
− Middelgroot OCMW : 10.800 tot 80.000 inwoners
− Groot OCMW : > 80.000 inwoners
B. Bepaling van het quotum
In de monitoringgroep zijn alle 11 grote OCMW’s aanwezig. In de theoretische
verdeling zijn maar 2 dergelijke OCMW’s nodig.
Toch werd besloten om alle 11 grote OCMW’s in de steekproef te houden, teneinde
een representatief staal te bekomen van de grote OCMW’s. Zoniet zouden grote
steden als Antwerpen, Luik, … niet in de steekproef opgenomen zijn, en zou de
variabele “grootte” tot weinig relevante resultaten geleid hebben.
Tab.2. Bepaling van het quotum voor grootte
Totaal Theoretisch Populatie Aangepast Reeds in Bijkomend Totaal Steekproef
aantal e verdeling verdeling e verdeling monitoring nodig verdeling
OCMW's
Kleine 276 56 47% 52 12 40 52 43%
Middelgrote 302 62 51% 57 37 20 57 48%
Grote 11 2 2% 11 11 0 11 9%
Totaal 589 120 100% 120 60 60 120 100%
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.15
23. Verder hebben wij niet enkel rekening gehouden met een toereikend aantal grote en
middelgrote OCMW’s, maar ook met een voldoende aantal kleine OCMW’s. Als
dusdanig is deze groep weinig vertegenwoordigd in de “monitoringgroep”, maar
vertegenwoordigen ze wel een belangrijk deel van de OCMW-populatie.
3.1.2.4 Belasting van het OCMW
A. Variabelen
Deze variabele is een indicatie van hoe zwaar een OCMW “belast” is.
Wij merken op dat de term “belasting” in deze studie slechts een indicatie is van de
OCMW-belasting, gebaseerd op de verhouding van het aantal cliënten tot het aantal
inwoners in de stad of gemeente. In die zin mag de term belasting in deze studie dus
niet verward worden met de reële werkdruk van de OCMW-medewerkers.
De belasting wordt berekend door het aantal cliënten te delen door het aantal
inwoners in de stad of gemeente:
− Licht belast : < 0,27%
− Middel belast : tussen 0,27% tot 1,27%
− Zwaar belast : > 1, 27%
B. Bepaling van het quotum
De cijfergegevens over het aantal cliënten zijn afkomstig van de POD
Maatschappelijke integratie en slaan op het aantal bestaansminimumgerechtigden in
2002.
Tab.3. Bepaling van het quotum voor belasting
Aantal Theoretisch Populatie Aangepast Reeds in Bijkomend Totaal Verdeling
OCMW's e verdeling e monitoring nodig
verdeling verdeling
Licht belast 258 53 44% 49 9 40 49 41%
Middel belast 310 63 53% 55 35 20 55 46%
Zwaar belast 21 4 4% 16 16 0 16 13%
Totaal 589 120 100% 120 60 60 120 100%
De monitoringgroep omvat reeds 16 zwaar belaste OCMW’s, alhoewel er voor de
theoretische verdeling slechts 4 vereist zijn.
Er werd besloten om alle 16 zwaar belaste OCMW’s toch in de steekproef op te
nemen.
3.1.2.5 Clustergroep
Sommige OCMW’s maken deel uit van een lokale cluster, d.w.z. een
overleggroepering van verschillende OCMW’s. Voor zover mogelijk wensen wij in de
steekproef een representatief aantal clustergroep OCMW’s op te nemen, teneinde
na te gaan of cluster-OCMW’s wezenlijk verschillen van niet-cluster OCMW’s inzake
activering, individuele integratieprojecten, samenwerking met andere diensten
binnen en buiten OCMW, …
50 OCMW’s zijn lid van dergelijke clusters. Op 589 OCMW wil dit zeggen 8,4%
cluster-OCMW’s. De steekproef van 120 aan te schrijven OCMW’s bevatte daarom
11 cluster-OCMW’s.
3.1.3 Selectie van de steekproef
De uiteindelijke selectie en samenstelling van de steekproef gebeurden in twee
delen:
− Om te voorkomen dat een te groot aantal OCMW’s werd aangeschreven, dat
niet op een vlotte wijze de verscheidenheid aan informatie kon aanleveren,
werden alle 60 OCMW’s uit de monitoringgroep de facto opgenomen in de
steekproef.
− 60 andere OCMW’s werden willekeurig uit de overblijvende lijst van Belgische
OCMW’s geselecteerd, rekening houdend met volgende criteria:
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.16
24. Tab.4. Selectie en samenstelling van de bijkomende steekproef
Theoretische verdeling Werkelijke verdeling
Brussel 1 OCMW 1 OCMW
Vlaanderen 14 Kleine OCMW's, licht belast 14 Kleine OCMW's, licht belast
7 Kleine OCMW's,Middel belast 7 Kleine OCMW's,Middel belast
7 Middelgrote OCMW's, licht belast 7 Middelgrote OCMW's, licht belast
4 Middelgrote OCMW's Middel belast 4 Middelgrote OCMW's Middel belast
Wallonië 12 Kleine OCMW's, licht belast 12 Kleine OCMW's, licht belast
6 Kleine OCMW's,Middel belast 6 Kleine OCMW's,Middel belast
6 Middelgrote OCMW's, licht belast 2 Middelgrote OCMW's, licht belast
3 Middelgrote OCMW's Middel belast 7 Middelgrote OCMW's Middel belast
Wij merken op dat wij hierdoor in Wallonië slechts 2 middelgrote, licht belaste
OCMW’s zouden bereikt hebben zijn in plaats van de theoretisch noodzakelijke 6.
Daarom werden er 4 bijkomende middelgrote middelzwaar belaste OCMW’s
toegevoegd aan de oorspronkelijke verdeling (7 in plaats van 3).
Bovendien is er 1 extra Brusselse OCMW bijgekomen, waardoor ook 1 extra zwaar
belast.
De hiernavolgende tabel geeft de synthese volgens de gehanteerde criteria.
Tab.5. Samenstelling steekproef volgens de gehanteerde criteria
Regio Belasting Grootte
Licht Middel Zwaar Totaal Klein Middel Groot Totaal
Brussel - 6 6 12 9 3 12
Wallonië 14 26 10 50 26 20 4 50
Liege 4 6 4 14 6 7 1 14
Namur 1 5 1 7 4 2 1 7
Brabant Wallon 5 4 - 9 5 4 9
Hainaut 2 8 4 14 6 6 2 14
Luxemburg 2 3 1 6 5 1 6
Vlaanderen 29 28 1 58 25 29 4 58
Antwerpen 8 6 14 7 6 1 14
Limburg 3 2 5 3 2 5
Oost-Vlaanderen 5 9 14 6 7 1 14
Vlaams Brabant 8 3 11 5 5 1 11
West-Vlaanderen 5 8 1 14 4 9 1 14
Totaal 43 60 17 120 51 58 11 120
3.1.4 Uiteindelijke steekproef
De tabel op de hiernavolgende pagina’s geeft het detail van de geselecteerde
120 OCMW’s.
Tab.6. Lijst van geselecteerde OCMW’s*
Regio / Provincie Gemeente Grootte Belasting Monitoring Cluster
Brussel
Koekelberg M M
Sint-Joost-ten-Node M Z m
Etterbeek M Z m
Sint-Gillis M Z m
Vorst M M m
Sint-Lambrechts-Woluwe M M m
Sint-Jans-Molenbeek M Z m
Elsene M Z m
Ukkel M M m
Anderlecht G M m
Schaarbeek G M m
Brussel G Z m
Wallonië
Province de Liège Crisnée K L
* Legende: Grootte K = klein / M = Middelgroot / G = Groot ; Belasting L = Lichte belasting / M = Middelmatige belasting / Z
= Zware belasting ; Monitoring m = behorend tot monitoringgroep ; Cluster c = behorend tot clustergroep
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.17
25. Province de Liège Stoumont K L
Province de Liège Dalhem K L
Province de Liège Sankt-Vith K L c
Province de Liège Blégny M M
Province de Liège Herve M M
Province de Liège Ans M M
Province de Liège Donceel K M m
Province de Liège Comblain-au-Pont K M m
Province de Liège Eupen M M m
Province de Liège Huy M Z m
Province de Liège Verviers M Z m
Province de Liège Seraing M Z m
Province de Liège Liège G Z m
Province de Namur La Bruyère K L
Province de Namur Beauraing K M
Province de Namur Mettet M M
Province de Namur Viroinval K M m
Province de Namur Assesse K M m
Province de Namur Eghezée M M m
Province de Namur Namur G Z m
Prov. du Brabant wallon Mont-Saint-Guibert K M
Prov. du Brabant wallon Beauvechain K L
Prov. du Brabant wallon Perwez K L
Prov. du Brabant wallon Chaumont-Gistoux K L
Prov. du Brabant wallon Grez-Doiceau M L
Prov. du Brabant wallon Lasne M L
Prov. du Brabant wallon Nivelles M M
Prov. du Brabant wallon Braine-le-Château K M m
Prov. du Brabant wallon Braine-l'Alleud M M m
Province du Hainaut Froidchapelle K M c
Province du Hainaut Sivry-Rance K M c
Province du Hainaut Silly K L
Province du Hainaut Estaimpuis K L
Province du Hainaut Thuin M M
Province du Hainaut Manage M M
Province du Hainaut Celles K M m
Province du Hainaut Chièvres K M m
Province du Hainaut Châtelet M Z m
Province du Hainaut Mouscron M M m
Province du Hainaut Tournai M M m
Province du Hainaut La Louvière M Z m
Province du Hainaut Mons G Z m
Province du Hainaut Charleroi G Z m
Prov. du Luxembourg Martelange K Z
Prov. du Luxembourg Saint-Léger K L
Prov. du Luxembourg Attert K L
Prov. du Luxembourg Vielsalm K M c
Prov. du Luxembourg Meix-devant-Virton K M m
Prov. du Luxembourg Arlon M M m
Vlaanderen
Provincie Antwerpen Vorselaar K M
Provincie Antwerpen Sint-Amands K L
Provincie Antwerpen Schelle K M
Provincie Antwerpen Hove K L
Provincie Antwerpen Retie K L
Provincie Antwerpen Berlaar K L c
Provincie Antwerpen Malle M M
Provincie Antwerpen Mol M L
Provincie Antwerpen Hulshout K L m
Provincie Antwerpen Duffel M L m c
Provincie Antwerpen Ranst M L m
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.18
26. Provincie Antwerpen Turnhout M M m
Provincie Antwerpen Mechelen M M m
Provincie Antwerpen Antwerpen G M m
Provincie Limburg As K L
Provincie Limburg Borgloon K M c
Provincie Limburg Halen K L m
Provincie Limburg Genk M L m
Provincie Limburg Hasselt M M m
Prov. Oost-Vlaanderen Kluisbergen K L
Prov. Oost-Vlaanderen Sint-Laureins K L c
Prov. Oost-Vlaanderen Knesselare K L
Prov. Oost-Vlaanderen Zomergem K M
Prov. Oost-Vlaanderen Sint-Lievens-Houtem K L
Prov. Oost-Vlaanderen Denderleeuw M M
Prov. Oost-Vlaanderen Lebbeke M M
Prov. Oost-Vlaanderen Lokeren M M
Prov. Oost-Vlaanderen Moerbeke K L m
Prov. Oost-Vlaanderen Ronse M M m
Prov. Oost-Vlaanderen Dendermonde M M m
Prov. Oost-Vlaanderen Sint-Niklaas M M m
Prov. Oost-Vlaanderen Aalst M M m
Prov. Oost-Vlaanderen Gent G M m
Prov. Vlaams-Brabant Drogenbos K M
Prov. Vlaams-Brabant Bekkevoort K L
Prov. Vlaams-Brabant Huldenberg K L
Prov. Vlaams-Brabant Oud-Heverlee K L
Prov. Vlaams-Brabant Liedekerke M L
Prov. Vlaams-Brabant Aarschot M L
Prov. Vlaams-Brabant Bever K L m
Prov. Vlaams-Brabant Keerbergen M L m c
Prov. Vlaams-Brabant Tremelo M L m c
Prov. Vlaams-Brabant Vilvoorde M M m
Prov. Vlaams-Brabant Leuven G M m
Prov. West-Vlaanderen Alveringem K L
Prov. West-Vlaanderen Heuvelland K M
Prov. West-Vlaanderen Oudenburg K L
Prov. West-Vlaanderen Nieuwpoort K M
Prov. West-Vlaanderen Damme M L
Prov. West-Vlaanderen Wingene M L
Prov. West-Vlaanderen Oostkamp M L
Prov. West-Vlaanderen Knokke-Heist M M
Prov. West-Vlaanderen Blankenberge M M m
Prov. West-Vlaanderen Wervik M M m
Prov. West-Vlaanderen Roeselare M M m c
Prov. West-Vlaanderen Oostende M Z m
Prov. West-Vlaanderen Kortrijk M M m
Prov. West-Vlaanderen Brugge G M m
3.2 Opmaak & structuur van de vragenlijst voor
kwantitatieve bevraging
3.2.1 Opmaak vragenlijst
De vragenlijst werd in een aantal opeenvolgende stappen in een iteratief proces
uitgewerkt.
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.19
27. Een eerste draft versie werd besproken met de werkgroep en vervolgens met de
stuurgroep.
De herziene versie werd nogmaals besproken met werkgroep en stuurgroep, en
vervolgens verrijkt met suggesties van een aantal door het onderzoeksteam
gecontacteerde OCMW-secretarissen en OCMW-maatschappelijk werkers.
Tevens werd hierbij de nodige aandacht besteed aan een voor mandatarissen
begrijpbare taal en correct jargon.
Tenslotte werd deze versie opnieuw besproken met werkgroep en stuurgroep,
teneinde de finale versie te bekomen.
3.2.2 Structuur van de vragenlijst
De kwantitatieve vragenlijst werd opgebouwd in twee hoofddelen.
Vooreerst worden in het luik “profiel van het OCMW” een aantal algemene gegevens
opgevraagd.
Vervolgens worden in het luik “ kwantitatieve bevraging” een uitgebreide set
gegevens opgevraagd middels 10 gesloten hoofdvragen en 1 open hoofdvraag.
Elke vraag behandelt een afzonderlijke thematiek.
Dit neemt niet weg dat wij in meerdere vragen een aantal deelaspecten bevroegen
die ook in andere vragen in bijna identieke verwoording aan bod kwamen. Dit liet ons
toe om een dubbelcheck op deze gegevens te houden, en op deze wijze de
gegevens te corrigeren middels contacten met de betrokken OCMW’s waarbij zich
dergelijke anomalieën voordeden.
De volledige vragenlijst vindt u in bijlage (p.121).
De dubbelcheck-gegevens worden naargelang de vraag waarin ze voorkomen,
behandeld in de diverse paragrafen van hoofdstuk 5, waarin de analyseresultaten
worden toegelicht.
3.3 Methode van versturing
3.3.1 E-mail
De vragenlijsten werden verstuurd per e-mail, samen met een begeleidende brief
vanwege minister Arena. Indien geen e-mail coördinaten van een OCMW gekend
waren, bezorgden wij het betrokken OCMW de vragenlijst per post en per fax.
De e-mail en het postverkeer werd geadresseerd aan de secretaris.
Door alle e-mails te voorzien van een ‘return receipt’ werd opgevolgd in hoeverre de
e-mails ook daadwerkelijk hun bestemmeling bereikten. Indien na telefonische
contactname bleek dat e-mail verkeer niet mogelijk was, werd de vragenlijst per post
en per fax toegezonden.
In een eerste fase beschikten de aangeschreven OCMW’s over een periode van 4
weken om de vragenlijsten in te vullen en aan Ernst & Young terug te sturen.
3.3.2 Herinneringsbrief
Na drie weken was slechts 7% van de enquêtes ingevuld teruggestuurd.
Daarom stuurde Ernst & Young een herinneringsbrief, mede-ondertekend door dhr.
Van Geertsom, voorzitter van de POD Maatschappelijke integratie,
armoedebestrijding en sociale economie.
Het responspercentage steeg in de daaropvolgende weken tot 30%.
Fout! Opmaakprofiel niet gedefinieerd. P.20