Een uitleg over het bijvoeglijk naamwoord in het Frans (de basis, klas 1) incl. oefeningen.

1. Grammatica
Het bijvoeglijk naamwoord

2. Het bijvoeglijk naamwoord
• Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
• Noteer twee voorbeeldzinnen waarin een
bijvoeglijk naamwoord zit.

3. Het bijvoeglijk naamwoord
• Het bijvoeglijk naamwoord zegt wat over een
zelfstandig naamwoord.
De blauwe broek.
De broek is blauw.

4. Het bijvoeglijk naamwoord (1)
• In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord
bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord.
Le pull vert La chemise verte
De groene trui Het groene overhemd

5. Het bijvoeglijk naamwoord (2)
• Kijk nog eens goed naar de twee voorbeelden.
Wat valt je op?
Le pull vert La chemise verte

6. Het bijvoeglijk naamwoord (3)
• In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord
zich aan aan het zelfstandig naamwoord!
Le pull vert La chemise verte

7. Le pull vert La chemise verte
Les pulls verts Les chemises vertes

9. Voorbeeld ‘petit’

10. Het bijvoeglijk naamwoord
oefening
1. Le pull est …………… (vert)
2. La chaussure …………… (vert)
3. Les pulls …………… (vert)
4. Les chaussures ……………. (vert)

11. Het bijvoeglijk naamwoord
nakijken oefening
1. Le pull est vert (vert)
2. La chaussure verte (vert)
3. Les pulls verts (vert)
4. Les chaussures vertes (vert)

12. Het bijvoeglijk naamwoord
Uitzonderingen (1)
• Er zijn een aantal bijvoeglijk naamwoorden die
voor het zelfstandig naamwoord komen.
Le petit garçon La petite fille

13. Het bijvoeglijk naamwoord
Uitzonderingen (2)
• Als een bijvoeglijk naamwoord al eindigt op
een –e (jaune) dan krijg je niet nog een extra –
e bij vrouwelijke woorden.
La jupe jaune

14. Het bijvoeglijk naamwoord
Uitzonderingen (3)
• Als een bijvoeglijk naamwoord al eindigt op
een –s (gris) dan krijg je niet nog een extra –s
in het meervoud.
Le pantalon gris
Les pantalons gris

15. Het bijvoeglijk naamwoord
Samenvatting

16. Het bijvoeglijk naamwoord
oefening
1. Tu aimes le pull …………… (rouge)
2. Le pantalon est …………… (gris)
3. La fille …………… (hollandais)
4. La chemise …………. (bleu)
5. Les chemises sont ……………. (bleu)
6. Les jupes ………….. (noir)
7. Les jeans …………… (grand)

17. Het bijvoeglijk naamwoord
oefening
1. Tu aimes le pull rouge
2. Le pantalon est gris
3. La fille hollandaise
4. La chemise bleue
5. Les chemises sont bleues
6. Les jupes noires
7. Les jeans grands