SlideShare una empresa de Scribd logo
1 de 69
Descargar para leer sin conexión
Erasmus School of Law
Sectie Bedrijfseconomie
LL.M. Financieel Recht
Stijn H.P. van Zon (315666)
juli 2013
Scriptiebegeleider Tweede lezer
Dr. A.B.M. Soppe Mr. A.J.J.P.B.M. Kersten
_____________________ _____________________
Datum: ______________ Datum: ______________
Ondernemen op het snijvlak van publiek en privaat:
is er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig
voor social enterprise?
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
3
Voorwoord
Met deze scriptie sluit ik de masteropleiding LL.M. Financieel Recht af aan de Erasmus
School of Law, de faculteit der rechtsgeleerdheid van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Met veel passie en plezier heb ik mij dit voorjaar van 2013 verdiept in de juridische kant van
het fenomeen social enterprise onder begeleiding van dr. A.B.M. (Aloy) Soppe.
Het politieke draagvlak voor social enterprise is wijdverspreid en groeiend. De
financiële crisis heeft vraagtekens gezet bij commerciële business modellen zoals ze nu zijn.
Onze tijd vraagt om een verfrissende aanpak, ongebruikelijke vormen van ondernemerschap
en vernieuwende business modellen. Een aanpak gebaseerd op duurzame economische groei
en het bevorderen van het algemene welzijn.
Tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen zijn de traditionele spelers binnen het
maatschappelijke speelveld steeds meer naar elkaar toe aan het groeien. NGOs zijn op zoek
naar gerelateerde commerciële activiteiten als nieuwe inkomstenbron na aanhoudende
bezuinigingen op subsidies. Tegelijkertijd zijn veel commerciële bedrijven zich de afgelopen
decennia steeds meer gaan richten op de maatschappij, de verdeling van de welvaart en het
milieu. Echter blijkt de vooruitgang niet genoeg en worden maatschappelijke problemen en de
druk om tot duurzame oplossingen te komen steeds maar groter en urgenter.
De opkomst van zowel academische als publieke aandacht voor social enterprise in
Nederland is mijns inziens een zeer positieve ontwikkeling. Zo was er op donderdag 23 mei
jl. een groot onderwerp over social enterprise en werkgelegenheid op het NOS acht uur
journaal. Het faciliteren van de noodzakelijke randvoorwaarden voor de groei van de sector is
mijns inziens van groots belang voor het bouwen van onze 21e eeuwse samenleving. Het is
niet voor niets dat in het op 13 juni 2013 gepubliceerde rapport The fifty ideas that shaped
business today, social enterprise door de Financial Times en The Boston Consulting Group
als één van de zes kernideeën wordt aangemerkt die de toekomst van het bedrijfsleven gaan
bepalen. Dit onderzoek is een aanzet tot verdere discussie over rechtsvormen voor social
enterprise in de Nederlandse maatschappij.
Ik zou graag dr. A.B.M. (Aloy) Soppe en mijn tweede lezer mr. A.J.J.P.B.M.
(Armand) Kersten hartelijk willen bedanken voor hun tijd en waardevolle feedback.
Daarnaast wil ik ook Tim Beyer en Annelies Valk bedanken voor het doorlezen van de
concept versie. Uit de social enterprise sector zelf heb ik goed contact gehad met Sjoerd
Kamerbeek, advocaat bij Van Doorne in Amsterdam, Nina Koopman van Social Enterprise
NL, Frederike Vos van The Hub Amsterdam en prof. Erik Stam en dr. Niels Bosma van het
Social Entrepreneurship Initiative aan de Universiteit Utrecht. Ook dank ik Prof. Brad Allen
van het vak Applied Corporate Responsibility dat ik in de zomer van 2012 volgde aan
Harvard University in de Verenigde Staten, waar mijn enthousiasme voor social enterprise
begonnen is. Als laatste spreek ik ook zeer graag dank uit naar mijn ouders voor de
onvoorwaardelijke steun die ik in de afgelopen zes jaar als student in Rotterdam van hen heb
mogen ontvangen.
Rotterdam, juli 2013
Stijn van Zon
svanzon@gmail.com
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
4
Samenvatting
De social enterprise is een sterk opkomende hybride organisatievorm, in het midden tussen
een non-profit instelling en een traditionele commerciële onderneming. Een social enterprise
heeft primair een maatschappelijk doel maar realiseert dat doel als private onderneming.
Daarmee is het financieel zelfvoorzienend en dus beperkt of niet afhankelijk van giften of
subsidies. In de internationale literatuur worden verschillende argumenten aangehaald
waarom traditionele (for-profit en non-profit) rechtsvormen niet geschikt genoeg zijn voor
social enterprise. Bestaande rechtsvormen zijn namelijk gemaakt met het traditionele
maatschappelijke model in het achterhoofd, met een striktere scheiding tussen publiek en
privaat en tussen for-profit en non-profit. Zodoende zijn steeds meer wetgevers wereldwijd
overgegaan tot het creëren van social enterprise rechtsvormen, onder andere in de VS, het
VK, Zuid Afrika, België, Italië, Finland, Portugal, Frankrijk en Polen.
In Nederland bestaat er geen aparte rechtsvorm voor social enterprise. Nederlandse
social enterprises maken gebruik van bestaande rechtsvormen. Uit eigen onderzoek en
onderzoek van derden blijkt dat de meerderheid van de Nederlandse social enterprises
georganiseerd is als BV, al blijken de stichting en de combinatie van een BV met een
stichting in de praktijk gebruikte alternatieven. Deze scriptie richt zich op de volgende
onderzoeksvraag: ‘Is er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig voor social enterprise?’
Deze scriptie brengt een uitgebreide internationale literatuurstudie naar de oorsprong
van rechtsvormen voor social enterprise samen met een juridische analyse van de
Nederlandse stichting en BV. Daarnaast worden social enterprise rechtsvormen uit de VS en
het VK geanalyseerd: de CIC, L3C en Benefit Corporation. Deze worden vergeleken met de
Nederlandse maatschappelijke onderneming, een voorgestelde rechtsvorm uit het inmiddels
ingetrokken wetsvoorstel uit 2009. Om de context van de praktijk mee te kunnen nemen in
deze afstudeerscriptie heb ik een vragenlijst uitgezet onder Nederlandse social enterprises,
waar 26 respondenten aan hebben deelgenomen.
Wat blijkt uit zowel de juridische analyse, de internationale literatuur en mijn
onderzoeksresultaten is dat de stichting duidelijk kampt met tekortkomingen omtrent de
mogelijkheid tot het aantrekken van kapitaal, ondanks het feit dat de Nederlandse stichting de
social enterprise in staat stelt een commerciële onderneming te drijven en daarmee (veel)
winst te maken. Het ontbreken van de mogelijkheid tot uitgifte van aandelen aan potentiële
beleggers en het verbod op uitkering van winst voor niet ideële doeleinden vormen
belangrijke belemmeringen voor de social enterprise als stichting. Het aantrekken van
kapitaal is om mee te beginnen al een van de grootste obstakels voor de social enterprise
sector, en de keuze voor de stichting als rechtsvorm maakt het financieren van de social
enterprise niet bepaald makkelijker.
Over het algemeen lijkt de Nederlandse BV echter prima de mogelijkheid te bieden
voor social enterprises om zich naar hun wensen juridisch te organiseren. Het aantrekken van
risicodragend kapitaal is mogelijk door uitgifte van aandelen en het uitbetalen van rendement.
Daarnaast kan het doel van een BV een maatschappelijk, sociaal of milieugericht doel zijn en
zorgt het beginsel van belangenpluralisme ervoor dat meer dan alleen de (financiële) belangen
van aandeelhouders in acht genomen dienen te worden. De praktische bezwaren van
rechtsvormen met winstoogmerk zoals aangehaald in de internationale literatuur zijn mijns
inziens minder van toepassing op de Nederlandse BV. De fiduciaire verplichting van het
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
5
bestuur zich op winstmaximalisatie te richten is in Nederland in mindere mate aanwezig.
De BV stelt de social enterprise in staat haar maatschappelijke doelstelling in de
statuten te verankeren en daarmee een sociale onderneming te drijven. Toch zijn maar 43%
van de in mijn onderzoek ondervraagde social enterprises die georganiseerd zijn als BV
tevreden met deze rechtsvorm. Een nog kleiner gedeelte (maar 36%) vindt de BV als
rechtsvorm geschikt voor social enterprise. De helft vindt dan ook een aparte rechtsvorm voor
social enterprise in Nederland nodig of zelfs heel hard nodig. In totaal vindt zelfs 65% van de
ondervraagde social enterprises een aparte rechtsvorm nodig of zelfs heel hard nodig.
Wat blijkt uit zowel de juridische analyse, de internationale literatuur en het eigen
onderzoek is dat de BV een aantal voordelen mist waardoor social enterprises in de praktijk
ontevreden zijn ondanks dat het misschien in principe wel een geschikte rechtsvorm is. De
BV mist de voordelen van de maatschappelijke uitstraling en regels omtrent
kapitaalbescherming van de stichting waardoor in de praktijk blijkt dat het aantrekken van
non-profit kapitaal als giften, subsidies en donaties erg moeilijk is. Daarnaast kunnen social
enterprises hun maatschappelijke betrokkenheid minder goed op geloofwaardige wijze
kenbaar maken indien zij georganiseerd zijn als BV. Het statutair verankeren van het ideële
doel is mogelijk bij de BV, echter staat dit de onderneming slechts toe om een
maatschappelijk doel na te streven in plaats van het hiertoe te verplichten en zodoende het
behoud van deze waarden te waarborgen voor de langere termijn. Het in de statuten
verankerde maatschappelijke doel is namelijk kwetsbaar voor aanpassing door (nieuwe)
aandeelhouders die op termijn toch winst gaan verkiezen boven de maatschappelijke impact.
Dit maakt het moeilijk voor de social enterprise georganiseerd als BV om de
maatschappelijke doelstelling te borgen voor de langere termijn.
Uit mijn onderzoek blijkt dat de volgende drie factoren door social enterprises het
belangrijkst worden geacht bij de keuze voor een rechtsvorm: de sociale (maatschappelijke)
uitstraling, de statutaire verankering van het maatschappelijke doel en de overeenkomst tussen
de rechtsvorm en de waarden van de social enterprise. De BV excelleert in geen enkel van
deze drie aspecten. Dit verklaart wellicht waarom social enterprises in de praktijk ontevreden
zijn met de BV als rechtsvorm ondanks het feit dat de rechtsvorm mijns inziens prima de
mogelijkheid biedt voor social enterprises om zich naar wens te organiseren. Zodoende zie ik
een aparte rechtsvorm voor social enterprise niet als strikt noodzakelijk, echter zie ik zeker de
toegevoegde waarde die het zou kunnen bieden aan deze nog jonge, groeiende sector. Een
aparte rechtsvorm voor social enterprise biedt een herkenbaar merk voor erkenning en
herkenning, faciliteert de toegang tot de kapitaalmarkt en draagt bij aan het verhelderen en
verankeren van de balans tussen financiële en sociale impact. Daarnaast brengt een aparte
rechtsvorm ook een groot stuk legitimiteit voor de sector met zich mee. Het zou een signaal
zijn vanuit de wetgever dat social enterprise in Nederland als belangrijk wordt gezien en
aangemoedigd dient te worden, net zoals dat in de ons omringende landen gebeurd.
Trefwoorden: social enterprise, maatschappelijk verantwoord ondernemen, maatschappelijke
onderneming, community interest company, low-profit limited liability company, benefit
corporation
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
6
Inhoudsopgave
Voorwoord ................................................................................................................................ 3
Samenvatting ............................................................................................................................ 4
Lijst van gebruikte afkortingen .............................................................................................. 9
Hoofdstuk 1 Inleiding........................................................................................................... 10
1.1 Aanleiding ...................................................................................................................... 10
1.2 Onderzoeksvraag............................................................................................................ 11
1.2.1 Opbouw van de deelvragen..................................................................................... 12
1.3 Afbakening..................................................................................................................... 13
1.3.1 Social enterprise en MVO....................................................................................... 13
1.3.2 De vergelijking van rechtsvormen zal zich richten op de VS en het VK................ 13
1.4 Praktische relevantie ...................................................................................................... 14
1.5 Wetenschappelijke relevantie......................................................................................... 15
1.6 Opbouw.......................................................................................................................... 15
Hoofdstuk 2 De opkomst van social enterprise ................................................................. 16
2.1 Wat is social enterprise?................................................................................................. 16
2.2 Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor social enterprises? ..................................... 19
2.2.1 Financiering............................................................................................................. 19
2.2.2 Het probleem van de dual purpose.......................................................................... 20
2.2.3 Het meten van sociale impact.................................................................................. 21
2.3 De opkomst van politieke aandacht voor social enterprise............................................ 21
2.4 De oorsprong van rechtsvormen voor social enterprise................................................. 22
2.4.1 Tekortkomingen van conventionele non-profit rechtsvormen................................ 23
2.4.2 Tekortkomingen van conventionele for-profit rechtsvormen ................................. 23
2.4.3 Conclusie................................................................................................................. 25
2.5 De voordelen van een aparte rechtsvorm voor social enterprise.................................... 26
2.5.1 Een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning.............................................. 26
2.5.2 Een verbeterde toegang tot de kapitaalmarkt .......................................................... 27
2.5.3 Een heldere balans tussen financiële en sociale impact .......................................... 27
2.6 Conclusie........................................................................................................................ 28
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
7
Hoofdstuk 3 Aparte rechtsvormen voor social enterprise................................................ 29
3.1 Toetsstenen..................................................................................................................... 29
3.2 De CIC............................................................................................................................ 29
3.2.1 Oprichting................................................................................................................ 29
3.2.2 Financiële aspecten ................................................................................................. 30
3.2.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden.................................................................... 31
3.2.4 Transparantie........................................................................................................... 31
3.3 De L3C ........................................................................................................................... 31
3.3.1 Oprichting................................................................................................................ 32
3.3.2 Financiële aspecten ................................................................................................. 32
3.3.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden.................................................................... 33
3.3.4 Transparantie........................................................................................................... 33
3.4 De Benefit Corporation .................................................................................................. 33
3.4.1 Oprichting................................................................................................................ 34
3.4.2 Financiële aspecten ................................................................................................. 34
3.4.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden.................................................................... 34
3.4.4 Transparantie........................................................................................................... 35
3.5 Het ingetrokken wetsvoorstel maatschappelijke onderneming...................................... 36
3.5.1 Oprichting................................................................................................................ 36
3.5.2 Financiële aspecten ................................................................................................. 37
3.5.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden.................................................................... 37
3.5.4 Transparantie........................................................................................................... 38
3.6 Vergelijking van de verschillende maatschappelijke rechtsvormen .............................. 38
3.6.1 Oprichting................................................................................................................ 38
3.6.2 Financiële aspecten ................................................................................................. 39
3.6.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden.................................................................... 39
3.6.4 Transparantie........................................................................................................... 40
3.7 Conclusie........................................................................................................................ 40
Hoofdstuk 4 Social enterprise in Nederland: juridische analyse..................................... 43
4.1 Welke rechtsvormen gebruiken Nederlandse social enterprises? .................................. 43
4.2 De stichting als rechtsvorm voor social enterprise......................................................... 43
4.2.1 De stichting ............................................................................................................. 43
4.2.2 De algemeen nut beogende instelling (ANBI) ........................................................ 44
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
8
4.2.3 De ondernemende- en de commerciële stichting .................................................... 44
4.2.4 Conclusie................................................................................................................. 45
4.3 De BV als rechtsvorm voor social enterprise................................................................. 45
4.3.1 De BV...................................................................................................................... 45
4.3.2 Belangenpluralisme................................................................................................. 46
4.3.3 Conclusie................................................................................................................. 47
4.4 Alternatieve opties naast de stichting en de BV............................................................. 47
4.5 Conclusie........................................................................................................................ 48
Hoofdstuk 5 Social enterprise in Nederland: praktijk onderzoek................................... 50
5.1 Opzet vragenlijst ............................................................................................................ 50
5.2 Overzicht van de steekproef........................................................................................... 50
5.3 Resultaten....................................................................................................................... 51
5.3.1 De keuze voor een rechtsvorm................................................................................ 51
5.3.2 Algehele tevredenheid en geschiktheid van de huidige rechtsvorm ....................... 53
5.3.3 Tevredenheid met de maatschappelijke en commerciële uitstraling....................... 55
5.3.4 Tevredenheid met het aantrekken van verschillende vormen van kapitaal............. 55
5.3.5 Noodzaak van een aparte rechtsvorm...................................................................... 56
5.3.6 Wensen omtrent een aparte rechtsvorm .................................................................. 57
5.4 Conclusie........................................................................................................................ 58
Hoofdstuk 6 Conclusie ......................................................................................................... 59
6.1 Is er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig voor social enterprise? ....................... 59
6.2 Hoe zou een apart rechtsvorm voor social enterprise eruit kunnen zien?...................... 61
6.3 Toekomstig onderzoek en vervolg op deze scriptie....................................................... 61
Bijlage Vragenlijst eigen onderzoek .......................................................................... 63
Voorlopige Literatuurlijst ..................................................................................................... 67
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
9
Lijst van gebruikte afkortingen
ANBI Algemeen Nut Beogende Instelling
BV Besloten Vennootschap
BW Burgerlijk Wetboek
CDA Christen-Democratisch Appèl
CIC Community Interest Company
EC Europese Commissie
EU Europese Unie
HvJ EG Hof van Justitie van de Europese Unie
IRC Internal Revenue Code
JOR Jurisprudentie Onderneming & Recht
L3C Low-Profit Limited Liability Company
LLC Limited Liability Company
MVO Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
NGO Niet-Gouvernementele Organisatie
NJ Nederlandse Jurisprudentie
NTFR Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht
NTMO Netwerk Toekomst Maatschappelijke Onderneming
NV Naamloze Vennootschap
PRI Program-Related Investment
SRI Socially Responsible Investment
VK Verenigd Koninkrijk
VOF Vennootschap Onder Firma
VS Verenigde Staten
VSA Vermont Statutes Annotated
VSO Vennootschap met Sociaal Oogmerk
WCC Wet Conflictenrecht Corporaties
WFBV Wet op de Formeel Buitenlandse Vennootschappen
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
10
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Social enterprise is niet meer weg te denken uit het huidige economische landschap. De
sector vertegenwoordigt meer dan zes miljoen banen en ruim 10% van het Europese bruto
nationaal product.1
Een social enterprise is “een onderneming die vooral een sociaal effect
beoogt, en niet zozeer een zo groot mogelijke winst voor de eigenaren of de aandeelhouders.
Zij is actief op de markt en levert goederen en diensten op een ondernemers- en innovatieve
wijze, waarbij zij de winsten in hoofdzaak voor het realiseren van sociale doelstellingen
aanwenden”.2
Eurocommissaris interne markt en diensten Michel Barnier benadrukt het
belang dat de EC hecht aan de social enterprise sector: “We want to use legal systems,
budgets and financing to create the best possible ecosystem for social entrepreneurship”.3
Wereldwijd worden er aparte rechtsvormen gecreëerd voor social enterprise.4
Er
worden verschillende argumenten aangehaald waarom traditionele for- en non-profit
rechtsvormen niet geschikt genoeg zouden zijn voor social enterprise.5
Bestaande
rechtsvormen zijn gecreëerd op grond van het traditionele maatschappelijke model met een
striktere scheiding tussen publiek en privaat en tussen for-profit en non-profit.6
Non-profit
rechtsvormen kunnen meestal geen aandelen uitgeven, kennen geen of gelimiteerde
winstuitkering en beperken vaak de mogelijkheid tot het ontplooien van commerciële
activiteiten. Hierdoor wordt de toegang tot kapitaal beperkt door de keuze voor een non-profit
rechtsvorm. Anderzijds zijn for-profit rechtsvormen primair op winst gericht, met in veel
landen fiduciaire verplichtingen ten opzichte van aandeelhouders om deze winst te
maximaliseren. Bij deze rechtsvormen kan de sociale continuïteit in gevaar komen, mede
1
Video interview met Michiel Barnier via: http://vimeo.com/60855844 (zie minuut 3:30).
2
COM(2011) 682: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2011:0682:FIN:NL:PDF
3
Video interview met Michiel Barnier via: http://vimeo.com/60855844 (zie minuut 3:30).
4
Zie De Jongh et al. (2010), Timmerman et al. (2011), Cooney (2012) en OECD (2013).
5
Zie Bromberger (2007), Gottesman (2007), Bridge & Corriveau (2009), Kelley (2009) en Cooney (2012).
6
Zie Billitteri (2007).
“Social business I believe is key to a more sustainable,
responsible and inclusive future for Europe”
– José Manuel Barosso, voorzitter Europese Commissie
“We know instinctively that the state is
often too inhuman, monolithic and
clumsy to tackle our deepest social
problems. We know that the best ideas
come from the ground up, not the top
down. We know that when you give
people and communities more power
over their lives, more power to come
together and work together to make life
better – great things happen.”
– David Cameron, Premier VK
“Social business is the DNA
for a new economic order”
– Staffan Nilsson, president
EU Economic and Social
Committee (de Europese
tegenhanger van de SER)
“De industriële
organisatie zal ons
als mensheid niet
meer verder helpen”
– Herman Wijffels,
oud-SER voorzitter
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
11
aangezien traditionele beleggers vaak een marktconform rendement verwachten. Daarnaast
geven commerciële rechtsvormen geen duidelijk sociaal signaal naar de markt. Al met al is
het binnen commerciële rechtsvormen moeilijk voor social enterprises om het sociale
karakter uit te dragen en de maatschappelijke doelstelling te borgen voor de langere termijn.
Rechtsvormen die een maatschappelijke- en commerciële aard combineren bestaan in
enkele landen al geruime tijd. De Belgische Vennootschap met Sociaal Oogmerk (VSO) stamt
uit 1995 en de Zuid-Afrikaanse Non-Profit Company (NPC), een kapitaalvennootschap die
wel aandelen kan uitgeven maar geen dividend mag uitkeren, bestaat zelfs al sinds 1973. De
recente opkomst van de social enterprise sector wereldwijd heeft echter hernieuwde aandacht
voor de tekortkomingen van bestaande rechtsvormen teweeg gebracht. Steeds meer wetgevers
zijn recentelijk overgegaan tot het creëren van aparte social enterprise rechtsvormen. In het
VK bestaat sinds 2005 de Community Interest Company, een commerciële rechtsvorm met
specifieke elementen die de publieke doelstelling trachten te waarborgen voor de lange
termijn. In de VS stammen de Low-Profit Limited Liability Company en Benefit Corporation
uit 2008 en 2010. In Nederland is er in 2009 ook een wetsvoorstel ingediend ter oprichting
van een commercieel-maatschappelijke rechtsvorm.7
Het wetsvoorstel rechtsvorm
maatschappelijke onderneming richtte zich op ondernemerschap op het snijvlak van publiek
en privaat met de nadruk op de sectoren onderwijs, zorg en huisvesting. Met het wetsvoorstel
wilde het kabinet “instellingen die een belangrijke maatschappelijke taak uitvoeren [...] vanuit
het privaatrecht ondersteunen en verder helpen”.8
Echter is dit wetsvoorstel op 23 januari
2013 definitief ingetrokken.9
De behandeling lag al sinds eind 2009 stil en was omstreden.10
1.2 Onderzoeksvraag
In tegenstelling tot de vennootschapsrechtelijke ontwikkelingen in het buitenland bestaat er in
Nederland geen aparte rechtsvorm voor social enterprise. Het definitief intrekken van het
wetsvoorstel rechtsvorm maatschappelijke onderneming is op zijn minst opmerkelijk.
Nederlandse social enterprises maken gebruik van bestaande rechtsvormen, in de praktijk zijn
dit vaak de BV of de stichting. Gezien dit contrast tussen recente buitenlandse ontwikkelingen
en de Nederlandse praktijk richt deze afstudeerscriptie zich op de volgende hoofdvraag:
Hoofdvraag: Is er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig voor social enterprise?
7
Kamerstukken II, 2008/09, 32 003, nr. 2 (“Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek houdende regels
voor de vereniging of stichting tot instandhouding van een maatschappelijke onderneming”).
8
Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3.
9
Kamerstukken II, 2012/13, 32 003, nr. 7.
10
Volkskrant, 21 juli 2009: “Maatschappelijke onderneming is onding” http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2680/
Economie/archief/article/detail/337462/2009/07/21/Maatschappelijke-onderneming-is-onding.dhtml.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
12
1.2.1 Opbouw van de deelvragen
Voordat ingegaan kan worden op de hoofdvraag ga ik eerst verder in op het fenomeen social
enterprise en hoe deze vorm van ondernemerschap zich verhoudt tot het traditionele
maatschappelijke speelveld. Daarna behandel ik de opkomst van aparte rechtsvormen voor
social enterprise. Zodoende worden de eerste twee deelvragen behandeld in hoofdstuk 2:
Deelvraag 1: Wat is social enterprise?
Deelvraag 2: Waarom worden er aparte rechtsvormen voor social enterprise gecreëerd?
Dit hoofdstuk is de uitkomst van een uitgebreide internationale literatuurstudie. Hierin komt
zowel economische als juridische literatuur aan bod bij het onderzoek naar de opkomst van
social enterprise en de juridische ontwikkelingen die daarmee gepaard zijn gegaan.
Vervolgens worden in hoofdstuk 3 een aantal rechtsvormen geanalyseerd die apart gecreëerd
zijn voor social enterprise. Dit derde hoofdstuk gaat in op de volgende deelvraag:
Deelvraag 3: Hoe zien aparte rechtsvormen voor social enterprise eruit en hoe verhouden
deze zich tot het wetsvoorstel maatschappelijke onderneming?
Hierin worden de CIC, L3C en Benefit Corporation op systematische wijze met elkaar
vergeleken en vervolgens afgezet tegen de in Nederland voorgestelde maatschappelijke
onderneming. Vanaf hoofdstuk 4 richt deze scriptie zich op de situatie in Nederland. De keuze
voor een rechtsvorm komt bij Nederlandse social enterprises vaak neer op de stichting, de BV
of een combinatie daarvan.11
Hoofdstuk 4 en 5 gaan in op het gebruik van deze bestaande
rechtsvormen door Nederlandse social enterprises, op basis van de volgende deelvragen:
Deelvraag 4: Hoe geschikt zijn bestaande Nederlandse rechtsvormen voor social enterprise?
Deelvraag 5: Wat zijn de wensen uit de praktijk?
Hoofdstuk 4 is gebaseerd op een juridische analyse van de Nederlandse stichting en BV.
Hoofdstuk 5 presenteert de resultaten uit een eigen onderzoek onder 26 Nederlandse social
enterprises naar hun tevredenheid met bestaande rechtsvormen en wensen wat betreft een
mogelijke aparte rechtsvorm. Hoofdstuk 6 brengt vervolgens alle inzichten vanuit de
voorgaande hoofdstukken samen voor het beantwoorden van de hoofdvraag van deze scriptie.
11
Dit blijkt uit de Social Enterprise Monitor van Social Enterprise NL & McKinsey 2013.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
13
1.3 Afbakening
1.3.1 Social enterprise en MVO
Social enterprise onderscheidt zich van MVO. MVO richt zich op het in acht nemen van het
algemene welzijn naast het maximaliseren van aandeelhouderswaarde (people, planet, profit).
Literatuur over MVO is meestal gericht op bestaande commerciële ondernemingen, waar
winstmaximalisatie vaak nog prioriteit kent. Bij een social enterprise is dit juist omgekeerd:
deze stelt zich niet per se ten doel om zo veel mogelijk winst te genereren, maar richt zich
juist in eerste instantie op het bevorderen van een specifiek aspect van het maatschappelijke
welzijn. Het in stand houden van een onderneming en het maken van winst dient er bij de
social enterprise voornamelijk voor om financieel zelfvoorzienend te zijn en te blijven.
Daarnaast maakt de social enterprise gebruik van de voordelen van marktwerking in de
private sector, zoals innovatiekracht, concurrentie en efficiëntie, om het publiek doel te
bewerkstelligen. Waar MVO zich in de eerste plaats richt op het beperken van de negatieve
externe kosten van de commerciële bedrijfsvoering, is het doel van social enterprise juist het
pro-actief creëren van positieve externe baten.12
Waar de maatschappelijk verantwoorde
onderneming bereid is om sociale activiteiten te ontplooien zelfs als deze tot minder winst
leiden, is bij de social enterprise de maatschappelijke activiteit onlosmakelijk onderdeel van
de bottom-line: “Social entrepreneurs insist that their organizations’ multi bottom-line goals
be written into their entities’ DNA, and that the commitment to social and/or environmental
goals be permanent, not variable according to the vagaries of the market or the wishes of
owners”.13
Deze scriptie richt zich specifiek op social enterprise en niet op corporate MVO.
1.3.2 De vergelijking van rechtsvormen zal zich richten op de VS en het VK
De opkomst van rechtsvormen voor social enterprise is een wereldwijd fenomeen. Binnen de
EU kennen België, Finland, Frankrijk, Italië, Polen, Portugal en het VK rechtsvormen die
specifiek in het leven geroepen zijn om commerciële ondernemers met een maatschappelijk
doel de ruimte te bieden.14
Buiten de EU kent de VS zelfs twee verschillende social enterprise
rechtsvormen.15
De vergelijking van rechtsvormen in deze scriptie zal zich echter richten op
de VS en het VK. Ik kies voor de VS en het VK omdat de maatschappelijke rechtsvormen die
in deze landen gecreëerd zijn de meest recente juridische ontwikkelingen zijn op dit gebied.
Daarnaast is de social enterprise beweging in deze twee landen ook het meest ontwikkeld
12
Zie Timmerman et al., 2011.
13
Zie Kelley 2009, p. 16.
14
Zie OECD 2013.
15
Zie De Jongh et al. 2010.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
14
gezien vanuit het percentage van de beroepsbevolking dat in deze sector werkt.16
Volgens De
Jongh et al. getuigen de Amerikaanse L3C en de Britse CIC “van een vrij en ondogmatisch
manier van denken over rechtspersonen”.17
Vandaar dat ik van mening ben dat uit deze twee
jurisdicties het meeste inzicht gegenereerd kan worden over welke aspecten van rechtsvormen
voor social enterprise interessant zijn voor Nederland.
1.4 Praktische relevantie
Ondernemen op het snijvlak van publiek en privaat krijgt een steeds belangrijkere rol in de
hedendaagse maatschappij. Jan-Peter Balkenende stelt dat: “Het publieke domein komt voor
een deel in private handen”.18
De realiteit van de 21e eeuw is tot dusver een van overheden
die worstelen het hoofd boven water te houden. Kosten stijgen gestaag door een sterk
vergrijzende bevolking terwijl budgetten onder druk staan en nationale overheden zich in de
houdgreep van de financiële markten begeven. Het klimaat verandert en er zijn investeringen
nodig in duurzame energie. Echter krijgt dit aanzienlijk minder aandacht sinds het uitbreken
van de ergste mondiale crisis sinds de Grote Depressie. Populistische sentimenten
overheersen en zijn vooral gericht op de korte termijn. De rol van politiek en overheid
verandert naar een nieuwe balans waarbij steeds meer sociale taken buiten de publieke sector
vervuld worden. De financiële crisis onderstreept daarnaast ook de noodzaak om ons
industriële economische model te herzien en de sociale economie hierin een leidende rol te
geven.
Social enterprise biedt in deze tijden van toenemende druk op overheidsfinanciën
welkome steun bij de aanpak van maatschappelijke problemen. Activiteiten die traditioneel
gezien in het publieke domein lagen kunnen door middel van private initiatieven worden
overgenomen. De EC heeft social enterprise gemaakt tot een speerpunt van haar beleid. José
Manuel Barosso stelt: “Social business I believe is key to a more sustainable, responsible and
inclusive future for Europe”.19
In Nederland is het echter nog een jonge en groeiende sector.
De opkomst van social enterprise zou door de wetgever als een mogelijkheid gezien moeten
worden ter ondersteuning van de publieke taak van de overheid. Het faciliteren en stimuleren
van social enterprise middels het vennootschapsrecht is mijns inziens van groots belang voor
het bouwen van de 21e eeuwse samenleving. Na het intrekken van het wetsvoorstel
rechtsvorm maatschappelijke onderneming is de toekomst van een maatschappelijke
16
OECD 2013.
17
Zie De Jongh et al. 2010, p. 222.
18
Zie Balkenende 2012, p. 1.
19
Toespraak van José Manuel Barosso, Voorzitter van de Europese Commissie op 18 november 2011. Zie:
http://europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-11-775_en.htm.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
15
rechtsvorm in Nederland onzeker. Deze scriptie stelt zich ten doel om de discussie over een
rechtsvorm voor social enterprise aan te wakkeren. Daarnaast presenteer ik de resultaten van
een eigen onderzoek onder Nederlandse social enterprises over hun tevredenheid met
bestaande rechtsvormen en wensen wat betreft een aparte rechtsvorm. Zodoende geniet deze
scriptie mijns inziens een grote mate van praktische relevantie.
1.5 Wetenschappelijke relevantie
Niet alleen in de praktijk, maar ook in de academische literatuur wordt het belang van
onderzoek naar social enterprise onder andere door Kelley onderstreept: “I see no indication
that [social enterprise] is a mere flash in the pan or that it will do anything but expand in
scope and importance in the coming years. Lawyers – and law professors – should face this
fact and grapple with the emerging sector’s particular legal challenges”.20
Vanuit een
wetenschappelijk oogpunt is het belangrijk om de internationale trend naar rechtsvormen voor
social enterprise te signaleren en vervolgens terug te koppelen naar Nederland. Het is
belangrijk dat het recht mee gaat met de ontwikkeling van maatschappelijke opvattingen. De
wetenschappelijke literatuur over recht en social enterprise is volop in ontwikkeling, echter is
hier door Nederlandse auteurs nog maar relatief weinig over geschreven. Naast drie artikelen
van De Jongh et al., Timmerman et al. en Kamerbeek21
zijn er weinig Nederlandse juridische
stukken verschenen over social enterprise. Deze scriptie tracht een bijdrage te leveren op dit
gebied middels een studie van internationale wetenschappelijke literatuur over social
enterprise rechtsvormen en een analyse van bestaande Nederlandse rechtsvormen in het
gebruik voor social enterprise. Daarnaast bieden de resultaten van het eigen onderzoek onder
Nederlandse social enterprises over hun tevredenheid met bestaande rechtsvormen en wensen
wat betreft een aparte rechtsvorm een interessant perspectief op deze academische discussie.
1.6 Opbouw
Hoofdstuk 2 is de uitkomst van een uitgebreide internationale literatuurstudie naar de
opkomst van social enterprise en aparte rechtsvormen voor deze vorm van ondernemen.
Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de CIC, L3C, Benefit Corporation en maatschappelijke
onderneming vergeleken. Hoofdstuk 4 gaat in op het gebruik van bestaande rechtsvormen
door Nederlandse social enterprises en hoofdstuk 5 vult de eerdere inzichten aan met de
resultaten uit het eigen onderzoek. Hoofdstuk 6 trekt een conclusie over de hoofdvraag.
20
Kelley 2009, p. 17.
21
Zie Jongh et al. 2010, Timmerman et al. 2011 en Kamerbeek 2012.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
16
Hoofdstuk 2 De opkomst van social enterprise
In dit hoofdstuk staat de opkomst van social enterprise centraal. Op basis van een uitgebreide
internationale literatuurstudie wordt er ingegaan op de eerste twee deelvragen: “Wat is social
enterprise?” en “Waarom worden er aparte rechtsvormen voor social enterprise gecreëerd?”.
Eerst wordt gekeken naar wat het fenomeen eigenlijk is en worden de belangrijkste
uitdagingen voor ondernemers binnen deze jonge, groeiende sector uiteengezet. Het tweede
deel van dit hoofdstuk gaat in op de opkomst van aparte rechtsvormen voor social enterprise.
2.1 Wat is social enterprise?
Ondanks de recentelijk gegroeide aandacht voor social enterprise is het geen nieuw concept.
Al in 1973 werd door Etzioni in zijn artikel The Third Sector and Domestic Missions22
gesteld
dat noodzakelijke vernieuwingen in de samenleving noch alleen door de staat noch alleen
door de markt gekatalyseerd kunnen worden. Hij stelde een alternatieve vorm voor welke de
efficiëntie van de ondernemende markt zou weten te combineren met de gerichtheid op het
algemene welzijn van de staat.
De EC lanceerde eind 2011 het Social Business Initiative waarmee het een gunstig
klimaat wil scheppen voor de ontwikkeling van social enterprise in Europa. Hierin hanteert
de EC de volgende definitie: “Een sociale onderneming, deelnemer in de sociale economie, is
een onderneming die vooral een sociaal effect beoogt, en niet zozeer een zo groot mogelijke
winst voor de eigenaren of de aandeelhouders. Zij is actief op de markt en levert goederen en
diensten op een ondernemers- en innovatieve wijze, waarbij zij de winsten in hoofdzaak voor
het realiseren van sociale doelstellingen aanwenden. Zij wordt op een verantwoorde en
transparante wijze bestuurd, waarbij met name de werknemers, consumenten en de door haar
commerciële activiteiten beïnvloede partijen worden betrokken”.23
Met andere woorden
gebruikt social enterprise de creativiteit, concurrentie en de efficiëntie van de markt om een
publiek doel na te streven. Social enterprise bevindt zich dan ook in een zogenoemde “vierde
sector”, midden in het driedelige maatschappelijke speelveld van de overheid, de markt, en de
non-profit sector. De social enterprise vorm van ondernemen is op zichzelf niet beter of
slechter dan die van overheid, commerciële bedrijven of non-profit instellingen, maar juist
complementair. Het is er dan ook niet om de non-profit sector of de sociale economie te
vervangen. De bedoeling is juist om de traditionele maatschappelijke sectoren te overbruggen:
maatschappelijke initiatieven, opgezet binnen de traditionele for-profit markt, met als doel het
22
Zie Etzioni 1973.
23
Zie COM(2011) 682: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2011:0682:FIN:NL:PDF
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
17
aanpakken van problemen die voorheen wellicht als de taak van de overheid gezien werden.24
Figuur 1 – Social enterprise in het midden van het maatschappelijke speelveld
Social enterprise gaat om de opkomst van “a new generation of hybrid organizations (…) in
the fertile space between the corporate world, which is constrained by its duty to generate
profits for shareholders and the non-profit world, which often lacks the market of efficiencies
of commercial enterprise”.25
In de onderstaande figuur wordt onderscheid gemaakt tussen
twee type doelstellingen: het creëren van financiële waarde (rechts) en het creëren van sociale
waarde (links). Op basis hiervan worden de verschillen tussen non-profits, traditionele
marktpartijen en social enterprises afgebakend.
Figuur 2 – Social enterprise als hybride organisatievorm26
Aan de linkerkant van het spectrum in Figuur 2 bevinden zich non-profit instellingen. Deze
richten zich vaak alleen op het creëren van sociale waarde. Aan de rechterkant van het
spectrum bevinden zich de traditionele marktpartijen die zich in de eerste plaats richten op
creëren van financiële waarde. In het midden tussen deze twee uiteinden bevinden zich de
social enterprises. Dit zijn not-only-for-profit companies welke zich in de eerste plaats richten
op een sociale doelstelling maar wel financieel zelfvoorzienend zijn. Ondanks het feit dat
24
Zie Social Enterprise NL 2012 en OECD 2013.
25
Zie Billitteri 2007, p. 2.
26
Figuur uit McKinsey 2011.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
18
social enterprises winstgevend of zelfs zeer winstgevend kunnen zijn is winstmaximalisatie
niet het primaire doel. Het pro-actief creëren van positieve externe baten door middel van het
drijven van een onderneming staat voorop. Dat daarbij (veel) winst gemaakt wordt is slechts
een middel om financieel zelfvoorzienend te zijn en te blijven.27
Het onderscheid met de non-profit instelling komt dan ook voort uit het feit dat de
social enterprise financieel zelfvoorzienend is. Deze heeft namelijk een eigen verdienmodel
op basis van het verkopen van een product of het aanbieden van een dienst. Dit in
tegenstelling tot traditionele non-profit instellingen, welke hoofdzakelijk teren op giften of
subsidies en daarnaast veelal adviesgevende of subsidieverlenende taken op zich nemen.
Anders dan de meeste goede doelen opereren social enterprises als “echte” bedrijven in de
“echte” markt.28
De social enterprise onderscheidt zich dan ook door haar duidelijke
marktoriëntatie: het op innovatieve wijze zo efficiënt en effectief mogelijk inzetten van
middelen in navolging van het te bereiken sociale doel.29
Vergeleken met traditionele commerciële bedrijven onderscheidt de social enterprise
zich door het creëren van sociale waarde in plaats van alleen aandeelhouderswaarde voorop te
zetten. Commerciële ondernemingen die MVO hoog in het vaandel hebben staan zijn hierdoor
geen social enterprises, aangezien zij aandeelhouderswaarde uiteindelijk vaak prioriteit zullen
geven. Bij social enterprises komt eerst de missie en dan pas de winst, en niet andersom.30
De meeste social enterprises zijn kleine en middelgrote ondernemingen actief op
lokale markten. Anderen, zoals de Grameen Bank van Muhammad Yunus, zijn actief op grote
schaal. Wereldwijd vindt social enterprise vooral plaats binnen sectoren zoals het milieu,
onderwijs, economische ontwikkeling, mensenrechten, gezondheidszorg en maatschappelijke
betrokkenheid.31
Volgens de Jongh et al. is de social enterprise een kat met vele staarten:
“van ziekenhuis tot wereldwinkel, van Schiphol tot een fietsenwerkplaats voor dak- en
thuislozen”.32
Nederland kent een actieve en groeiende social enterprise sector. Social
Enterprise NL geeft een aantal Nederlandse voorbeelden33
: Max Havelaar (doel: het
verbeteren van de omstandigheden van koffieboeren), Tony Chocolonely (doel: het uitroeien
van slavernij uit de cacaoketen), Netl (doel: het produceren van textiel uit brandnetels),
Greendaddy (doel: het produceren van kleding van bamboe) en Specialisterren (doel: het
27
Zie Timmerman et al. 2011 en Abu-Saifan 2012.
28
Zie Timmerman et al. 2011, Social Enterprise NL 2012 en OECD 2013.
29
Zie Nicholls en Cho 2006.
30
Zie SER 2005, McKinsey 2011 en Social Enterprise NL 2012.
31
Zie Pirson 2009.
32
Zie De Jongh et al. 2010, p. 206.
33
Voor meer voorbeelden zie: http://www.social-enterprise.nl/portfolio/vind-social-enterprises/ of
http://www.iedereenwinst.com/social-enterprises/.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
19
werken met hoogbegaafde autisten als IT bedrijf). Daarnaast is er de Nederlandse Triodos
Bank, welke zichzelf onder andere ten doel stelt om duurzaamheid en social enterprise te
financieren. Stuk voor stuk zijn dit winstgevende bedrijven met ambitieuze groeiplannen,
maar wel met een maatschappelijke doelstelling voorop. De winst zorgt er voor dat de
initiatieven in stand gehouden kunnen worden en geborgd zijn voor de langere termijn.
De Nederlandse social enterprise sector richt zich hoofdzakelijk op zes sectoren:
cleantech (klimaatverandering en de uitputting van grondstoffen), biosystemen (het eerlijk
behandelen van dieren, het behoud van de natuur en het tegengaan van afval), economische
ontwikkeling (sociale ongelijkheid en participatie van kansarmen), maatschappelijke
integratie (re-integratie van mensen met een arbeidsachterstand en het bevorderen sociale
cohesie), gezondheid (stijgende zorgkosten, obesitas en het welzijn van ouderen) en onderwijs
(de kwaliteit van het onderwijs en de kloof tussen onderwijs en bedrijfsleven). Hiervan is de
sector biosystemen veruit het grootst, deze vertegenwoordigt ongeveer een derde van de
social enterprise sector in Nederland.34
2.2 Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor social enterprises?
In de literatuur worden drie belangrijke uitdagingen geïdentificeerd waar social enterprises in
de praktijk tegenaan lopen: het aantrekken van financiering, het probleem van de dual
purpose en het meten van sociale impact.35
2.2.1 Financiering
De essentie van de social enterprise is het pro-actief creëren van positieve externe baten.
Hierdoor kan er vaak niet eenzelfde commercieel rendement geboden worden als bij de
normale onderneming. Social enterprises passen daardoor minder goed binnen de vaste
categorieën en verwachtingen van conventionele bronnen van kapitaal. Ze bieden vaak een
lager rendement gepaard met een hoger risico, waardoor ze het vanuit een puur financieel
oogpunt afleggen tegen beleggingen in conventionele ondernemingen. Beleggers geven nog te
vaak de voorkeur aan een goed rendement op een commerciële investering, waarbij
vervolgens een deel van de opbrengst aan een goed doel geschonken wordt, boven het direct
investeren in een social enterprise.36
Uit de resultaten van onderzoek van McKinsey blijkt dat ook in Nederland funding en
covering all costs door social enterprises gezien worden als de belangrijkste twee uitdagingen
34
Zie McKinsey 2011.
35
Samenvatting van inzichten uit Kelley 2009, Pirson 2009, Timmerman et al. 2011 en Cooney 2012.
36
Zie Kelley 2009 en Timmerman et al. 2011.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
20
voor de sector.37
Nederlandse social enterprises zijn vaak nog (deels) afhankelijk van
subsidies of financiële steun verstrekt onder gunstige voorwaarden door overheden of non-
profits. Vooral de valley of death – de overgang van startkapitaal, waar redelijk veel van
aanwezig is, naar groeikapitaal, wat veel schaarser is en waarbij beleggers een stuk
veeleisender zijn – is voor social enterprises een extra groot obstakel. In sectoren als
cleantech of biosystemen zijn leningen de meest gebruikte vorm van financiering door
Nederlandse social enterprises. Dit in tegenstelling tot de sectoren maatschappelijke
integratie of gezondheidszorg, waarin veel nog afhankelijk zijn van donaties en subsidies.
Het is cruciaal voor de groei van de social enterprise sector dat er voldoende
financiering beschikbaar is. Voor sociale projecten die buiten het domein van goede doelen
vallen zijn donaties vaak moeilijk te verkrijgen. Anderzijds is het voor commerciële projecten
met een te charitatief karakter moeilijk om risicodragend kapitaal te krijgen. Kelley benadrukt
dan ook de noodzaak van patient capital, kapitaal wat in mindere mate dan conventioneel
kapitaal gericht is op korte termijn winst. Echter is dit nog te schaars en moeilijk te vinden.38
2.2.2 Het probleem van de dual purpose
De social enterprise heeft duidelijk een tweeledig doel: het creëren van sociale waarde in de
eerste plaats, en vervolgens het genereren van voldoende inkomsten om financieel
zelfvoorzienend te zijn en eventuele beleggers van een rendement te kunnen voorzien. Deze
dual purpose leidt bij de besluitvorming door het bestuur van de social enterprise tot een
continu noodzakelijke afweging van soms tegenstrijdige belangen. Wanneer de belangen van
beleggers prevaleren kan het publiek doel hieronder lijden. Wanneer het publiek doel het
enige is dat lijkt te tellen bij het bestuur kunnen (potentiële) beleggers hun belangstelling
verliezen.39
Daarnaast is het behouden van het ‘sociale’ kapitaal van de onderneming en het
voorkomen van omzetting in private welvaart een belangrijk pijnpunt. Ondernemers vrezen
dat als social enterprises financieel succesvol worden de maatschappelijke principes steeds
meer op de achtergrond komen te staan.40
Het dual purpose probleem kent in de praktijk een aantal verschillende oplossingen.
Binnen traditionele rechtsvormen ligt er de mogelijkheid om private contracten op te stellen
tussen het bestuur van de onderneming en de aandeelhouders over hoe om te gaan met
mogelijke belangenverstrengeling op het gebied van sociaal- ten opzichte van financieel
37
Zie McKinsey 2011.
38
Zie Kelley 2009, Timmerman et al. 2011 en Social Enterprise NL 2012.
39
Zie Timmerman et al. 2011.
40
Zie Kelley 2009.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
21
rendement. Daarnaast kan de overheid een rol spelen door middel van sectorale regelgeving,
subsidie-eisen of vergunningsvoorwaarden. Als laatste mogelijkheid noemen Timmerman et
al. het creëren van een aparte rechtsvorm voor social enterprise met specifieke aandacht voor
de dual purpose.41
De opkomst van aparte rechtsvormen zal in onderdeel 2.4 uitvoerig aan
bod komen.
2.2.3 Het meten van sociale impact
Een derde belangrijke uitdaging voor social enterprises is het meten van sociale impact. Deze
impact is de kern van het bestaansrecht van social enterprise, en daarmee is het bewijzen dat
de maatschappij beter af is dan voorheen cruciaal. Echter is dat nog een aanzienlijke
uitdaging: “counting money is fairly simple; accounting for increases in societal well-being is
more challenging and will require increased efforts in the future”.42
Karen Maas concludeert
in haar proefschrift aan de Erasmus Universiteit Rotterdam43
dat de theoretische en praktische
ontwikkeling van maatschappelijke impactmeting nog in de kinderschoenen staat. Er zijn in
de afgelopen tien jaar verschillende methodes ontwikkeld. Deze richten zich echter vaak
alleen nog op wat er gemeten moet worden en nog te weinig op hoe dit in de praktijk dan zou
moeten. Hierdoor biedt dit weinig handvatten voor de social enterprise.
2.3 De opkomst van politieke aandacht voor social enterprise
In westerse landen is de rol van de overheid in de samenleving aan het veranderen. In
toenemende mate wordt erkend dat het oplossen van maatschappelijke problemen meer vraagt
dan overheidsingrijpen alleen. Overheden zijn steeds meer op zoek naar mogelijkheden om
commerciële ondernemingen activiteiten te laten uitvoeren in het publieke belang. Volgens
Hoogendoorn is er dan ook sprake van een “delegation of leadership and innovation from the
bureaucracy to the grassroots”.44
Geen managed economy waarin de overheid van bovenaf
zorg draagt voor maatschappelijke- en milieuvraagstukken maar een entrepreneurial economy
waarin een aanpak van onderaf centraal staat.
Goldsmith, Georges en Burke45
onderscheiden vier fases in de ontwikkeling van de
maatschappelijke perceptie over wie verantwoordelijk is voor het verzorgen van anderen en
het verstrekken van sociale diensten. Ten eerste (1) families en goede doelen, vervolgens (2)
de overheid door middel van de verzorgingsstaat, daarna (3) publiek-private samenwerking op
41
Zie Timmerman et al. 2011.
42
Zie Pirson 2009, p. 252.
43
Zie Maas 2009.
44
Zie Hoogendoorn 2011, p. 6.
45
Zie Goldsmith, Georges & Burke 2010.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
22
basis van concurrentie en als laatste (4) publiek-private samenwerking op basis van de
capaciteit van het maatschappelijke middenveld. Mijns inziens lijkt het er op dat, na de
hoogtijdagen verzorgingsstaat halverwege de 20e eeuw (fase 2), en de privatiseringsgolf van
de jaren tachtig en negentig (fase 3), onze westerse samenlevingen toe zijn aan de vierde fase.
De opkomst van social enterprise lijkt zodoende een natuurlijke evolutie tegen de achtergrond
van de afbouw van de verzorgingsstaat en de daaropvolgende transitie naar een gemengde
economie van private, publieke en hybride partijen. Hierin liggen kansen voor social
enterprises om gangbare businessmodellen en de gebruikelijke filantropische aanpak te
overstijgen. Deze innovatieve vorm van ondernemen leidt tot duurzame oplossingen waarin
sociale, ecologische en economische waarden feilloos samen gaan.
De SER benadrukt in haar advies Ondernemerschap voor de publieke zaak het belang
van “zo doelmatig mogelijk inzetten van de beschikbare middelen om een kwalitatief
hoogwaardige publieke dienstverlening te leveren die aansluit bij de behoeften en wensen van
mensen”.46
Professionaliteit, creativiteit en maatwerk in het leveren van nieuwe producten en
diensten zijn volgens het advies hierbij van belang. De creativiteit en het commerciële inzicht
zouden social enterprises in staat moeten stellen om producten of diensten die traditioneel tot
de taak van de overheid worden gezien efficiënter te kunnen leveren. De SER vat de
benodigde aanpak uitstekend samen: “Het is aan de overheid om ruimte én richting te geven
aan ondernemerschap voor de publieke zaak. Het borgen van publieke belangen blijft bij
uitstek de taak van de overheid. Maar dat zal vooral moeten gebeuren door het stellen van
heldere kaders, met duidelijke doelstellingen en randvoorwaarden. Politiek en overheid
dienen vooraf duidelijk te maken wat van ondernemerschap voor de publieke zaak wordt
verwacht, en vervolgens ruimte te maken en te laten voor de ontplooiing van zulk
ondernemerschap.”47
2.4 De oorsprong van rechtsvormen voor social enterprise
Wereldwijd worden er door wetgevers aparte rechtsvormen voor social enterprise gecreëerd.
De oorsprong van deze rechtsvormen ligt in de combinatie van de groeiende politieke
aandacht samen met de tekortkomingen van conventionele for-profit en non-profit
rechtsvormen in het gebruik door social enterprise.48
De tekortkomingen die aan de
oorsprong van deze aparte rechtsvormen staan worden in de volgende onderdelen besproken.
46
Zie SER 2005, p. 29.
47
Zie SER 2005, p. 30.
48
Zie De Jongh et al. 2010, Timmerman et al. 2011, Cooney 2012 en OECD 2013.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
23
2.4.1 Tekortkomingen van conventionele non-profit rechtsvormen
Non-profit rechtsvormen worden vaak gevormd met een bepaalde maatschappelijke
doelstelling. Ze kennen meestal geen aandeelhouders en winstuitkering is vaak niet of maar
beperkt mogelijk. Winst die door de non-profit wordt gemaakt moet grotendeels
geherinvesteerd worden in de maatschappelijke doelstelling.49
Er is geen eenvoudige manier
voor durfkapitalisten of andere winstgerichte beleggers om een aandelenbelang te verwerven
in ruil voor (groei)kapitaal.50
Hierdoor wordt de toegang tot de kapitaalmarkt beperkt en de
uitdaging omtrent het financieren van de social enterprise alleen maar groter.
Op het gebied van de dual purpose blijken non-profit rechtsvormen in de praktijk over
het algemeen niet winstgericht genoeg voor social enterprises. Het bestuur van een non-profit
is verplicht om primair aandacht te vestigen op de sociale missie en niet op het drijven van
een gezonde winstgevende bedrijfsvoering. Bromberger benadrukt dat er bij non-profit
rechtsvormen wel een bestuur is dat zich bezighoudt met de sociale missie maar geen
aandeelhouders die gewicht kunnen geven aan de minstens zo belangrijke winstdoelstelling
bij social enterprises.51
Daarnaast mogen er bij veel non-profit rechtsvormen maar in beperkte
mate commerciële methoden ingezet worden om winst te maken. Om hun belastingvrije status
te behouden mogen Amerikaanse charities zich bijvoorbeeld niet bezighouden met
activiteiten die niet direct gerelateerd zijn aan hun charitatieve doelstelling.52
Ook bestuurders
kunnen maar een beperkte bezoldiging ontvangen aangezien privaat voordeel uit charitatieve
middelen strikt verboden is.53
Over het algemeen zijn internationale juridische auteurs het
eens dat non-profit rechtsvormen te veel beperkingen met zich meebrengen voor social
enterprise. De uitdagingen omtrent financiering en de dual purpose blijven sterk aanwezig bij
de keuze voor een non-profit rechtsvorm.
2.4.2 Tekortkomingen van conventionele for-profit rechtsvormen
Het financieringsprobleem van social enterprise is echter niet opgelost door de keuze voor
een commerciële rechtsvorm. Enerzijds leidt deze keuze voor winstgerichtheid tot geen of
verminderde toegang tot traditioneel non-profit kapitaal als subsidies, giften of donaties.
Anderzijds verwachten winstgerichte beleggers alsnog een marktconform rendement, iets wat
social enterprises vaak niet helemaal kunnen bieden.54
49
Zie Bromberger 2007, Gottesman 2007 en Kelley 2009.
50
Zie Bromberger 2007, Kelley 2009, Cooney 2012.
51
Zie Bromberger 2007.
52
Zie Bromberger 2007, Gottesman 2007 en Bridge & Corriveau 2009.
53
Zie Bromberger 2007, Bridge & Corriveau 2009.
54
Zie Kelley 2009.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
24
Wat betreft de dual purpose worden traditionele commerciële ondernemingen
voornamelijk gevormd om winst te genereren voor aandeelhouders. Bestuurders dragen vaak
in beginsel de wettelijke verplichting om winst te verkiezen boven een eventueel
maatschappelijk belang. Zodoende zijn zij kwetsbaar als het geld van beleggers wordt
gebruikt voor niet-zakelijke doeleinden. Ondernemers die hun social enterprise in
Angelsaksische landen organiseren als for-profit rechtsvorm vrezen aansprakelijkheid ten
opzichte van aandeelhouders voor het nalaten van winstmaximalisatie.55
In Angelsaksische
landen zijn de bezwaren tegen commerciële rechtsvormen namelijk nog sterker. Deze landen
worden gekenmerkt door een rechtssysteem waarin bestuurders in de eerste plaats de
belangen van aandeelhouders dienen te behartigen. Een sprekend voorbeeld uit de
Amerikaanse rechtspraktijk is de door aandeelhouders gedwongen verkoop van Ben & Jerry's
aan Unilever in 2000. De twee oprichters van het destijds beursgenoteerde Ben & Jerry’s
wilden niet dat hun “for-profit corporation that seemingly did not put profits first” in handen
zou komen van Unilever. Ze vreesden het verlies van de sociale missie van de onderneming.
Toch besloten zij als bestuurders in te stemmen met de verkoop aan de hoogste bieder
(Unilever) uit angst voor blootstelling aan aansprakelijkheid wegens het niet kiezen voor
winstmaximalisatie. Sinds dit sprekende voorbeeld uit de praktijk is in de VS de vraag
opgekomen hoe ondernemingen gedreven door een sociale missie dienen te overleven in een
rechtsmodel gebaseerd primair op aandeelhouderswaarde.56
Aandeelhouders zouden er ex-
ante voor kunnen kiezen om van een deel van de winst af te zien voor maatschappelijke
doeleinden, echter is het vaak moeilijk dit vast te leggen. Een verandering van eigendom of
zeggenschap of een daling van de winst kan het publieke doel naar de achtergrond doen laten
verdwijnen.57
In principe is er geen reden waarom een commerciële onderneming geen
maatschappelijk doel in haar statuten zou kunnen opnemen. Echter zou dit de onderneming
slechts toestaan het publieke doel na te streven in plaats van het hiertoe te verplichten en het
behoud van deze waarden te waarborgen voor de langere termijn.58
Ook kunnen social
enterprises moeilijk de maatschappelijke betrokkenheid van hun onderneming op
geloofwaardige wijze kenbaar maken als zij gekozen hebben voor een winstgerichte
55
Zie Kelley 2009, Gottesman 2007, Cooney 2012 en Clark & Vranka 2013. In de VS hebben hebben
bestuurders van een corporation een primaire fiduciaire verplichting om te handelen in het belang van hun
aandeelhouders: Dodge v. Ford; eBay Domestic Holdings, Inc. v. Newmark; Unocal Corporation. V. Mesa
Petroleum Company; Revlon Inc. v. MacAndrews & Forbes Holding, Inc.
56
Page & Katz 2010.
57
Zie Bridge & Corriveau 2009.
58
Zie Bromberger 2007.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
25
rechtsvorm. Er is geen gestandaardiseerde manier om de maatschappelijke beweringen van
bedrijven te certificeren om ‘echte’ social enterprises te scheiden van organisaties die de
maatschappelijke uitstraling gebruiken als marketing.59
2.4.3 Conclusie
Zodoende worden er in de internationale literatuur belemmeringen geïdentificeerd bij het
gebruik van conventionele rechtsvormen door social enterprises. Enerzijds compliceert de
keuze voor de non-profit vorm de toegang tot de kapitaalmarkt, anderzijds biedt de for-profit
rechtsvorm niet genoeg verankering van de maatschappelijke doelstelling om deze te
waarborgen op de langere termijn. De hieraan voorafgaand aangehaalde tekortkomingen van
generieke for- en non-profit rechtsvormen worden in het volgende overzicht samengevat.
Figuur 3 – Tekortkomingen van conventionele rechtsvormen voor social enterprise60
Duidelijk mag zijn dat beide type rechtsvormen niet volledig overeenkomen met de hybride
doelstellingen van social enterprise. Geen van de twee weet het creëren van sociale waarde te
verenigen met winstgerichtheid in één rechtsvorm.
Naast de aparte tekortkomingen van zowel for-profit als non-profit rechtsvormen,
onderstrepen Timmerman et al. de verhoogde transactie- en oprichtingskosten die nodig zijn
om bestaande rechtsvormen in te richten volgens de specifieke wensen van social enterprises.
Een nieuwe rechtsvorm zou in eerste instantie al deze kosten kunnen reduceren door een
uitonderhandeld pakket aan interne en externe regels te bieden dat afgestemd is op de
59
Zie Gottesman 2007.
60
Op basis van Bromberger 2007, Gottesman 2007, Bridge & Corriveau 2009, Kelley 2009 en Cooney 2012.
Non-profit rechtsvormen For-profit rechtsvormen
• geen aandelen
• geen of gelimiteerde
winstuitkering
• gelimiteerde remuneratie
• niet gericht op winst
• gelimiteerde mogelijkheid
tot commerciële activiteiten
• primair winstgericht
• fiduciaire verplichtingen
• sociale continuïteit kan in
gevaar komen
• beleggers verwachten
marktconform rendement
• geen duidelijk sociaal signaal
Voornaamste gevolg:
gelimiteerde toegang
tot kapitaal
Voornaamste gevolg:
geen borging van de
maatschappelijke doelstelling
op de lange termijn
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
26
specifieke wensen van social enterprises.61
Maar in de literatuur worden nog verdere
voordelen van een aparte rechtsvorm aangehaald.
2.5 De voordelen van een aparte rechtsvorm voor social enterprise
De internationale literatuur over rechtsvormen voor social enterprise kent een aantal steeds
terugkerende redenen die ten grondslag liggen aan verschillende pleidooien voor een aparte
social enterprise rechtsvorm.
2.5.1 Een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning
De social enterprise heeft zich nog niet gevestigd als de gangbare manier van ondernemen.
De nog relatief jonge sector heeft veel voordeel te behalen bij de erkenning en herkenning die
een aparte rechtsvorm zou bieden. Kelley benadrukt de voordelen van “a recognizable brand
for hybrid organizations”.62
Billitteri schrijft over “a coherent and marketable image of what it
means to be a social enterprise organization—a brand, that is identifiable in the marketplace
and reassuring to a wide segment of the public”63
en het belang van “identification, validation,
and visibility” voor de sector.64
Gottesman beargumenteert dat “creating a new, visible,
formal designation, would allow businesses to signal their commitments more effectively”.65
Bridge & Corriveau onderstrepen dat een aparte rechtsvorm “[would] raise the profile of
community enterprise”66
, waardoor er meer activiteit rondom social enterprise wordt
aangetrokken, niet alleen in de vorm van kapitaal maar ook in de vorm van interesse vanuit
(potentiële) werknemers, klanten en partners. Zij voegen daar aan toe dat een aparte
rechtsvorm ook een stuk legitimiteit voor de sector met zich meebrengt; bevestiging vanuit de
wetgever dat social enterprise als belangrijk wordt gezien en aangemoedigd dient te worden.
Ook Timmerman et al. onderstrepen het belang hiervan: “a legal entity specifically designed
for social enterprises can also be used by a social entrepreneur as a way of establishing an
easily recognizable identity in the market place”.67
Hierdoor zouden social enterprises zich op
een positieve manier kunnen profileren ten opzichte van traditionele ondernemingen. Dit kan
de sector een competitief voordeel opleveren bij het aantrekken van klanten en werknemers.
61
Zie Timmerman et al. 2011.
62
Zie Kelley 2009, p. 28.
63
Zie Billitteri 2007, p. 7.
64
Zie Billitteri 2007, p. 11.
65
Zie Gottesman 2007, p. 351.
66
Zie Bridge & Corriveau 2009, p. 8.
67
Zie Timmerman et al. 2011, p. 5.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
27
2.5.2 Een verbeterde toegang tot de kapitaalmarkt
Een tweede voordeel speelt in op het financieringsprobleem van social enterprise. Naast het
bieden van een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning kan een aparte rechtsvorm
namelijk ook een verbeterde toegang tot de kapitaalmarkt voor social enterprise faciliteren.
Carter & Man onderstrepen het belang van “find[ing] new ways to raise capital and/or income
streams for carrying on charitable endeavours [...] by issuing shares, paying dividends, paying
a return on investments”.68
Gottesman benadrukt dat “a legal form that would allow
organizations to attract equity capital and to pursue social aims would help recalibrate the
flow of money to social organizations”.69
Bridge & Corriveau beargumenteren dat een aparte
rechtsvorm “enables and encourages the investment of private wealth in community projects –
a combination with enormous potential”.70
Kelley claimt dat “sources of patient SRI capital
will expand further when social enterprise devises a distinctive brand for itself and when
social entrepreneurs find a way to ensure such investors that their capital will remain [in] the
social enterprise stream and not be converted into private wealth”.71
Aangezien het aantrekken
van financiering als een van de grootste obstakels wordt ervaren door social enterprises is dit
een belangrijk voordeel.
2.5.3 Een heldere balans tussen financiële en sociale impact
Een derde voordeel speelt in op het probleem van de dual purpose. Billiteri beargumenteert
dat een aparte rechtsvorm bij zou dragen aan “figuring out where the line lies between social
enterprise and purely commercial interest”.72
Het zou social enterprises de voordelen geven
van het aantrekken van risicodragende beleggers, zonder gebonden te zijn aan “the demands
of short-term profit maximization [...] leaving boards empowered to keep their focus on
serving the long-term health of the company, its customers, and its stakeholders”.73
Volgens
Gottesman geeft een rechtsvorm sociale ondernemers “the opportunity to institutionalize their
commitments to goals beyond profit”.74
Dit geeft social enterprises de rust om een stabiele,
duurzame – en daardoor effectievere – maatschappelijke strategie uit te zetten. Timmerman et
al. beargumenteren dat “company law can regulate the dual purpose problem by defining the
rights and obligations of directors and shareholders”.75
68
Zie Carter & Man 2009, p. 48.
69
Zie Gottesman 2007, p. 349.
70
Zie Bridge & Corriveau 2009, p. 8.
71
Zie Kelley 2009, p. 26.
72
Zie Billiteri 2007, p. 10.
73
Zie Billiteri 2007, p. 15.
74
Zie Gottesman 2007, p. 351.
75
Zie Timmerman et al. 2011, p. 5.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
28
2.6 Conclusie
In dit hoofdstuk is gebleken dat de tijd rijp is voor de opkomst van social enterprise, maar dat
de sector in de praktijk nog tegen een aantal belangrijke uitdagingen aanloopt. Social
enterprises hebben het in eerste instantie moeilijk om de benodigde financiering rond te
krijgen voor het opschalen van de maatschappelijke impact. Eenmaal gefinancierd worstelen
social enterprises met het dual purpose probleem: belangenverstrengeling tussen het publiek
doel enerzijds en de belangen van beleggers en het maken van winst anderzijds. Daarbovenop
komt nog dat als de social enterprise een zogenoemde impact investor heeft gevonden die
naast financieel rendement ook belang hecht aan maatschappelijk rendement, het ingewikkeld
blijft om social return on investment (SROI) te meten. Om de groei en bloei van de social
enterprise sector te faciliteren zijn er genoeg gebieden waarop de wetgever ondersteuning kan
bieden.
Daarna is dit hoofdstuk ingegaan op de oorsprong van social enterprise rechtsvormen
wereldwijd. Bij de keuze tussen bestaande rechtsvormen blijken noch een pure for-profit
vorm, noch een pure non-profit vorm vaak niet helemaal geschikt. Beide soorten
rechtsvormen komen niet volledig overeen met de hybride doelstellingen van de social
enterprise. Bij de keuze voor een non-profit vorm wordt de social enterprise nog eens extra
belemmerd bij het ophalen van kapitaal. Anderzijds wordt de social enterprise bij de keuze
voor een for-profit vorm belemmerd door de winstgerichte aard van deze vorm. Verschillende
auteurs benadrukken dan ook het belang van een aparte rechtsvorm voor social enterprise. De
voordelen van een aparte rechtsvormen liggen veelal op drie verschillende gebieden: het
creëren van een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning, het verbeteren van de
toegang tot de kapitaalmarkt en het duidelijk uiteen zetten van een heldere balans tussen
financiële en sociale impact. Gezien de nadelen van bestaande traditionele rechtsvormen voor
social enterprise en de voordelen die een aparte rechtsvorm zou bieden gaan steeds meer
wetgevers wereldwijd over tot het creëren van aparte rechtsvormen voor social enterprise. In
het volgende hoofdstuk worden een aantal van deze rechtsvormen geanalyseerd.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
29
Hoofdstuk 3 Aparte rechtsvormen voor social enterprise
Dit hoofdstuk richt zich op aparte rechtsvormen die zijn gecreëerd voor social enterprise en
gaat in op de derde deelvraag: “Hoe zien aparte rechtsvormen voor social enterprise eruit en
hoe verhouden deze zich tot het wetsvoorstel maatschappelijke onderneming?”. Eerst worden
de toetsstenen uiteengezet waarmee de verschillende rechtsvormen worden vergeleken.
Daarna komt in §3.2 de CIC (VK) aan bod, wordt in §3.3 de Amerikaanse L3C bekeken en
gaat §3.4 in op de modelwetgeving van de nieuwste juridische innovatie op het gebied van
social enterprise: de Benefit Corporation. Dit zijn de meest recente juridische ontwikkelingen
op het gebied van rechtsvormen voor social enterprise. Daarna wordt ingegaan op het
Nederlandse wetsvoorstel maatschappelijke onderneming. In §3.6 worden de belangrijkste
elementen van deze verschillende rechtsvormen op een rij gezet en met elkaar vergeleken.
3.1 Toetsstenen
De verschillende rechtsvormen in dit hoofdstuk worden vergeleken aan de hand van de
volgende vier toetsstenen: oprichting, financiële aspecten, regelingen omtrent bestuur,
toezicht en belanghebbenden en eisen omtrent de transparantie.
3.2 De CIC
De CIC is in het VK in het leven geroepen op grond van Deel 2 van de Companies (Audit,
Investigations and Community Enterprise) Act uit 2004.76
Daarnaast staan er belangrijke
regelingen in de Community Interest Company Regulations 200577
, welke gewijzigd zijn in
2009.78
3.2.1 Oprichting
De Act creëert de CIC als een modaliteit van een company limited by shares dan wel een
company limited by guarantee.79
De eerste duidt op commerciële kapitaalvennootschappen
vergelijkbaar met de Nederlandse BV (ltd) of BV (plc). De company limited by guarantee
kennen wij in Nederland niet. Het is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid met een of
meer leden die zich tot een bepaald maximum garant hebben gesteld voor de schulden van de
vennootschap, meestal £1. Naast het oprichten van een nieuwe CIC80
kunnen ook bestaande
76
Hierna: Act, zie http://www.legislation.gov.uk/ukpga/2004/27/pdfs/ukpga_20040027_en.pdf.
77
Hierna: Regulations 2005, zie http://www.legislation.gov.uk/uksi/2005/1788/pdfs/uksi_20051788_en.pdf.
78
Hierna: Regulations 2009, zie http://www.legislation.gov.uk/uksi/2009/1942/pdfs/uksi_20091942_en.pdf.
79
Art. 26 Act.
80
Art. 36 Act.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
30
kapitaalvennootschappen zich omzetten tot CIC81
alsook bestaande charities.82
Om een CIC te mogen worden moet de Community Interest Test afgenomen worden.83
Een onderneming voldoet aan deze test “if a reasonable person might consider that its
activities are being carried on for the benefit of the community”.84
In deze toets wordt drie
hoofdzaken meegenomen: de onderliggende doelstelling van de CIC, de activiteiten die de
CIC van plan is te gaan ontplooien en wie er van deze activiteiten profijt zal hebben. Het
primaire doel van de CIC moet het dienen van een extern maatschappelijk belang zijn, buiten
de individuen die eigenaar, bestuurder of werknemer zijn van de CIC. Politieke activiteiten
mogen niet middels een CIC ontplooid worden.85
Het is niet per se noodzakelijk dat iedere
door de CIC ontplooide activiteit op zichzelf het maatschappelijke belang dient, echter is het
belangrijk dat alles dat ondernomen wordt door de CIC terug te redeneren is naar deze
doelstelling.86
3.2.2 Financiële aspecten
Een belangrijk kenmerk van de CIC is de asset lock, een mechanisme waarbij het
maatschappelijke kapitaal wordt veiliggesteld. Deze vermogensklem verbiedt de distributie
van activa of winst in het bezit van de CIC aan derden op niet marktconforme wijze: “The
company shall not transfer any of its assets other than for full consideration”.87
Uitzonderingen gelden als de winst of activa ten goede komen aan de community dan wel aan
een andere asset-locked body, zijnde een CIC of een charity.88
Deze klem dient sociaal
bewogen beleggers vertrouwen te bieden dat hun investering niet zal worden misbruikt.
Indien de CIC als modaliteit van een kapitaalvennootschap wordt opgericht kent de
wettelijke regeling een dividend cap.89
Deze limiteert de uitbetaling van dividend aan
aandeelhouders tot een maximum. In beginsel mogen CICs geen uitkeringen doen:
“Community interest companies must not distribute assets to their members unless regulations
make provision authorising them to do so”.90
Dit is gereguleerd als een maximum dividend
per aandeel en een maximum totaal dividend van 35% van de vrij uitkeerbare reserves.91
Het
maximum dividend per aandeel wordt berekend als percentage van het gestorte kapitaal op het
81
Art. 37-38 Act.
82
Art. 39-40 Act.
83
Art. 36 lid 5 sub b Act jo. art. 35 Act.
84
Art. 35 lid 2 Act.
85
Art. 3 Regulations 2005.
86
CIC Regulator 2010.
87
Art. 8 jo. Schedule 2-3 Regulations 2005.
88
Art. 1 lid 2 Schedule 2-3 Regulations 2005.
89
Art. 30 Act.
90
Art. 30 lid 1 Act.
91
Art. 30 lid 2 Act jo. Art. 22 lid 1 Regulations 2005.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
31
aandeel. In de 2005 Regulations was dit de base lending rate van de Bank of England plus
5%, maar dit is na een consultatieronde in 2009 aangepast tot 20%.92
3.2.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden
De Act roept de CIC Regulator in het leven.93
Deze dient richtsnoeren uit te geven en hulp te
bieden rondom CICs.94
Het hoofddoel van de CIC Regulator is “to maintain confidence in
community interest companies”.95
Hiervoor heeft de Regulator vergaande bevoegdheden om
in te grijpen bij een CIC onder andere bij wanbeleid, bij het veilig stellen van het
maatschappelijke kapitaal of wanneer de CIC niet meer aan de Community Interest Test zou
voldoen.96
De Regulator heeft onderzoeksbevoegdheid, auditbevoegdheid en de bevoegdheid
om een civiele procedure te starten in naam van een CIC.97
Daarnaast kan de Regulator
bestuurders van een CIC ontslaan en nieuwe bestuurders benoemen.98
De Regulator mag ook
ingrijpen in de bezittingen van een CIC, beperkingen leggen op haar transacties, aandelen in
het kapitaal van een CIC (tijdelijk) overdragen aan daarvoor aangewezen personen of bij de
rechter een aanvraag doen tot ontbinding en liquidatie van een CIC.99
3.2.4 Transparantie
Het bestuur van een CIC moet jaarlijks verslag uitbrengen van haar activiteiten middels het
deponeren van een CIC Report bij de Engelse Kamer van Koophandel.100
Hierin moet in ieder
geval opgenomen worden een verslag van hoe de activiteiten van de CIC de gemeenschap
(lees: de community) hebben gediend en de stappen die genomen zijn om belanghebbenden te
betrekken bij deze activiteiten. Daarnaast moet de hoogte van de bezoldiging van bestuurders
worden vermeld en de hoeveelheid uitbetaalde dividend en rente.101
3.3 De L3C
Sinds 2008 experimenteren een groot aantal Amerikaanse staten met de L3C. Na de eerste
introductie in 2008 in Vermont hebben tot dusver acht staten en twee Indiaanse stammen de
L3C ingevoerd als rechtsvorm.102
92
Art. 22 lid 1 sub a Regulations 2005.
93
Art. 27 lid 1 Act.
94
Art. 27 lid 5 Act.
95
Art. 41 lid 1 Act.
96
Art. 41 lid 3 Act.
97
Respectievelijk art. 42 Act, art. 43 Act en art. 44 Act.
98
Art. 45-46 Act.
99
Respectievelijk art. 48 Act, art. 49 Act en art. 50 Act.
100
Art. 34 Act.
101
Art. 26 Regulations 2005.
102
Voor meer informatie, zie: http://www.americansforcommunitydevelopment.org/legislation.html
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
32
3.3.1 Oprichting
De L3C is een modaliteit van de Amerikaanse LLC met maar enkele kleine wijzigingen. De
LLC is een flexibele winstgerichte samenwerkingsvorm met beperkte aansprakelijkheid en de
mogelijkheid tot uitgifte van aandelen. De L3C dient, bovenop de wettelijke eisen die worden
gesteld voor de standaard LLC, haar maatschappelijke doelstelling in de statuten te
benoemen. Om te kunnen kwalificeren als L3C is het verplicht dat de onderneming
“significantly furthers the accomplishment of one or more charitable or educational purposes
within the meaning of Section 170(c)(2)(B) of the Internal Revenue Code of 1986, 26 U.S.C.
§ 170(c)(2)(B)”.103
Dit artikel van de Internal Revenue Code uit 1986 doelt op organisaties
die opereren “exclusively for religious, charitable, scientific, literary, or educational purposes,
or to foster national or international amateur sports competition (but only if no part of its
activities involve the provision of athletic facilities or equipment), or for the prevention of
cruelty to children or animals”.104
Daarnaast mag de L3C niet op enigerlei significante wijze
gericht zijn op het maken van winst105
, noch mag zij opgericht zijn met het oog op het
bevorderen van politieke of wetgevende doeleinden.106
Als de L3C aan één van de
voorgaande eisen niet meer voldoet, vervalt onmiddellijk de L3C status en gaat de
onderneming verder als ‘gewone’ LLC.107
Hierdoor vervallen de voordelen van directe
aansluiting bij bovengenoemde federale fiscale wetgeving.
3.3.2 Financiële aspecten
De nauwe verplichte doelomschrijving genoemd in het vorige onderdeel sluit aan bij
Amerikaanse federale fiscale wetgeving om zo het aantrekken van program-related
investments (PRIs) te faciliteren. Amerikaanse federale fiscale wetgeving verplicht private
foundations om ieder jaar 5% van hun kapitaal te besteden aan charitatieve doeleinden. Om
aan deze 5%-eis te voldoen mogen deze foundations giften of PRIs uitgeven, waarbij PRIs
mogelijk rendement bieden. De mogelijkheid om deze zogeheten PRIs aan de trekken is de
kern van de L3C. De L3C is gebouwd voor een gelaagde kapitaalstructuur met verschillende
categorieën beleggers die instappen tegen verschillende risico-rendementsverhoudingen. De
PRI-tier belegging ontvangt geen of een laag financieel rendement en richt zich op het sociale
103
11 VSA § 3001(27)(A). Dit staat voor art. 3001 lid 27 sub a van Titel 11 van de Vermont Statutes Annotated
(VSA). Omdat Vermont de eerste staat was waar de L3C geintroduceerd is, is deze juridische analyse gebaseerd
op deze wetgeving voor de L3C: zie
http://www.leg.state.vt.us/statutes/fullsection.cfm?Title=11&Chapter=021&Section=03001.
104
IRC 1986 § 170(c)(2)(B).
105
11 VSA § 3001(27)(B).
106
11 VSA § 3001(27)(C).
107
11 VSA § 3001(27)(D).
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
33
rendement. Vervolgens is de socially responsible investment (SRI)-tier bereid om een lager
dan marktconform rendement te ontvangen zolang de L3C sociale waarde creëert. Deze opzet
maakt het mogelijk om in de marktconforme-tier beleggingen aan te trekken van traditionele
private beleggers van risicodragend kapitaal. Uitgifte van aandelen is mogelijk bij de L3C, en
er zijn geen wettelijke beperkingen op de uitkering van winst. Als gevolg van deze gelaagde
kapitaalstructuur is het mogelijk om een marktconform rendement uit te keren aan een
bepaalde categorie beleggers ondanks het feit dat het rendement van de gehele onderneming
beneden marktconform ligt. In tegenstelling tot de CIC, die het rendement voor alle beleggers
aan banden legt middels gelimiteerde winstuitkering, is het doel van de L3C om low-profit
beleggingen aan te trekken van foundations om zodoende marktconforme rendementen te
kunnen bieden aan conventionele beleggers die wellicht niet gemotiveerd worden door de
maatschappelijke doelstelling.108
3.3.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden
Traditionele LLCs worden beheerst door een operating agreement tussen de leden (lees:
members) van de LLC.109
Bij de L3C dienen de voorwaarden van deze operating agreement
de maatschappelijke aard van het werk van de entiteit te garanderen. De operating agreement
bevat regelingen die de fiduciaire verplichten van bestuurders uiteen zetten en zorgt voor
duidelijkheid rondom de maatschappelijke doelstelling. Zodoende wordt deze doelstelling
gewaarborgd tegen de dominantie van het maximaliseren van aandeelhouderswaarde in het
Amerikaanse rechtssysteem.
3.3.4 Transparantie
Er zijn geen extra eisen omtrent transparantie of (maatschappelijke) verslaggeving bij de L3C.
3.4 De Benefit Corporation
De Benefit Corporation is in de VS tot dusver in 15 staten aangenomen en is in nog 13 andere
staten in het parlement geïntroduceerd.110
De Benefit Corporation is “a new class of
corporation that [is] required to create a material positive impact on society and the
environment and to meet higher standards of accountability and transparency”.111
Deze
108
Zie Kelley 2009 en Cooney 2012.
109
Voor een model van een L3C operating agreement, zie:
http://www.americansforcommunitydevelopment.org/downloads/Model%20L3C%20Articles%20of%20Organiz
ation%20&%20OA%20-%20Vermont%20v2.pdf.
110
Per 14 mei 2013, zie: http://benefitcorp.net/state-by-state-legislative-status.
111
What is a Benefit Corp?, zie www.bcorporation.net.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
34
wetgeving is tot stand gekomen op basis van modelwetgeving uitgevaardigd door non-profit
instantie B Lab.112
3.4.1 Oprichting
Naast dat de modelwet de oprichting van een nieuwe Benefit Corporation regelt113
, kunnen
ook bestaande corporations zich omzetten tot deze rechtsvorm.114
Een Benefit Corporation
moet zichzelf ten doel stellen om een general public benefit na te streven, optioneel
aangevuld met één of meerdere specific public benefits.115
General public benefit wordt
gedefinieerd als “a material positive impact on society and the environment, taken as a whole,
assessed against a third-party standard, from the business and operations of a benefit
corporation”.116
Eventuele specifieke publieke doelen kunnen inhouden het ondersteunen van
achtergestelde individuen, het bevorderen van arbeidsparticipatie, het beschermen van het
milieu, het verbeteren van de volksgezondheid, het bevorderen van kunst of wetenschap of
het versterken van kapitaalstromen naar maatschappelijk georiënteerde ondernemingen.117
3.4.2 Financiële aspecten
De Benefit Corporation kent net als de traditionele Amerikaanse corporation de mogelijkheid
om aandelen uit te geven. In tegenstelling tot de CIC kent de Benefit Corporation geen
specifieke beperkingen omtrent het kapitaal. Er is geen sprake van een vermogensklem noch
van een maximum op de uitkeerbare winst.
3.4.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden
De modelwet bevestigt dat het nastreven van de in de statuten opgenomen generieke en
specifieke publieke doelen “in the best interests of the benefit corporation” is.118
Dit wordt
expliciet benadrukt gezien de fiduciaire verplichting van bestuurders van Amerikaanse
corporations om in het belang van aandeelhouders te handelen.
De bestuurder van een Benefit Corporation is verplicht om naast de belangen van
aandeelhouders in ieder geval ook de belangen van werknemers, klanten, de gemeenschap en
het milieu mee te nemen bij besluitvorming.119
De statuten van de Benefit Corporation
kunnen één van deze belanghebbenden zelfs prioriteit geven en voorop stellen boven andere
112
Hierna: Modelwet, zie http://benefitcorp.net/storage/documents/Model_Benefit_Corporation_Legislation.pdf.
113
Art. 103 Modelwet.
114
Art. 104 Modelwet.
115
Art. 201(a) en (b) Modelwet.
116
Art. 102 Modelwet.
117
Art. 102 Modelwet.
118
Art. 201(c) Modelwet.
119
Art. 301(a) Modelwet.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
35
belangen.120
Deze verplichting gaat in tegen de klassieke dominantie van het shareholder
model in de VS, waarbij bestuurders van een traditionele corporation een primaire fiduciaire
verplichting hebben om te handelen in het belang van hun aandeelhouders en zodoende
financiële belangen voorop dienen te stellen.121
De modelwet introduceert een exclusief rechtsmiddel voor belanghebbenden in de
vorm van de benefit enforcement proceeding.122
Deze juridische procedure wordt gedefinieerd
als “any claim or action or proceeding for failure of a benefit corporation to pursue or create
general public benefit or a specific public benefit purpose set forth in its articles”.123
Daarnaast verbreedt de modelwet de categorieën van belanghebbenden die een derivative suit
kunnen inbrengen tegen bestuurders van de Benefit Corporation. Ontvankelijk zijn onder
andere een of meer houders van aandelen die alleen of gezamenlijk ten minste 2% van het
totale aantal uitstaande aandelen vertegenwoordigen; of een of meer houders van aandelen die
alleen of gezamenlijk ten minste 5% van het aandelenkapitaal van de moedermaatschappij
van de Benefit Corporation vertegenwoordigen.124
Ook kunnen de statuten van de Benefit
Corporation andere (groepen) personen de bevoegdheid toewijzen tot het instellen van een
benefit enforcement proceeding.125
3.4.4 Transparantie
Het bestuur van de Benefit Corporation moet jaarlijks verslag uitbrengen van haar activiteiten
middels het deponeren van een Annual Benefit Report.126
Hierin moet in ieder geval
opgenomen worden een verslag van de manier waarop de Benefit Corporation de generieke
en eventuele specifieke publieke doelstelling(en) heeft gediend en de mate waarin er sociale
waarde is gecreëerd.127
Ook moet het rapport een beoordeling bevatten van de algehele
maatschappelijke en milieu prestaties van de Benefit Corporation gemeten ten opzichte van
een objectieve standaard.128
Daarnaast moet de hoogte van de bezoldiging van bestuurders
vermeld worden.129
120
Art. 301(a)(3) Modelwet.
121
Zie voor een uitgebreide discussie Clark & Vranka (2013) en: Dodge v. Ford; eBay Domestic Holdings, Inc.
v. Newmark; Unocal Corporation. V. Mesa Petroleum Company; Revlon Inc. v. MacAndrews & Forbes Holding.
122
Art. 305 Modelwet.
123
Art. 102 Modelwet.
124
Art. 305(b) Modelwet.
125
Art. 305(b)(2)(iv) Modelwet.
126
Art. 402 Modelwet.
127
Art. 401(a)(1) Modelwet.
128
Art. 401(a)(2) Modelwet.
129
Art. 401(a)(4) Modelwet.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
36
3.5 Het ingetrokken wetsvoorstel maatschappelijke onderneming
Het wetsvoorstel “Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek houdende regels voor de
vereniging of stichting tot instandhouding van een maatschappelijke onderneming”130
richtte
zich in de eerste plaats niet specifiek op social enterprise, maar wel op ondernemerschap op
het snijvlak van publiek en privaat. Dit wetsvoorstel is op 14 juli 2009 aan de Tweede Kamer
gepresenteerd en is uiteindelijk per 23 januari 2013 definitief ingetrokken vanwege bezwaren
en kritiek.131
Met het wetsvoorstel wilde het kabinet “instellingen die een belangrijke
maatschappelijke taak uitvoeren [...] vanuit het privaatrecht ondersteunen en verder
helpen”.132
Het wetsvoorstel vond zijn oorsprong in het rapport De waarde van de
maatschappelijke onderneming geborgd uit 2003 van het NTMO, een samenstelling van
brancheorganisaties actief in de sectoren wonen, zorg en onderwijs.133
De nadruk binnen het
wetsvoorstel lag dan ook op zorginstellingen, onderwijsinstellingen en woningcorporaties. In
deze sectoren waren veel kleine, lokale organisaties uitgegroeid tot grote professionele
instellingen. In de memorie van toelichting benadrukt de wetgever dat het ondersteunen van
deze organisaties in hun groeiende professionalisering een belangrijke drijfveer was. De
mogelijkheid om winstbewijzen uit te geven en daardoor deelname van private
kapitaalverschaffers te faciliteren was hierin een belangrijk aspect. Daarnaast was juridische
versterking van de positie van belanghebbenden een essentieel onderdeel, waarbij “de
partners bij de instelling wettelijk geregelde bevoegdheden krijgen om voor de belangen die
zij vertegenwoordigen ook juridische middelen in te zetten”.134
3.5.1 Oprichting
Het wetsvoorstel definieert de stichting of vereniging tot instandhouding van een
maatschappelijke onderneming in (een nieuw) art. 2:26a lid 1 BW (voor de vereniging) en art.
2:285a lid 1 BW (voor de stichting).135
Deze modaliteit van de stichting of vereniging “houdt
een of meer ondernemingen in stand en stelt zich blijkens de statuten ten doel goederen of
diensten te leveren of werkzaamheden te verrichten die zijn gericht op het maatschappelijke
130
Kamerstukken II, 2008/09, 32 003, nr. 2.
131
Brief ter intrekking: Kamerstukken II, 2012/13, 32 003, nr. 7.
132
Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3.
133
Op het rapport van de NTMO volgde een reeks rapporten: het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor
het Regeringsbeleid (2004), Bewijzen van goede dienstverlening, het rapport van het Wetenschappelijk Instituut
van het CDA (2005), Investeren in de samenleving. Een verkenning naar de missie en positie van de
maatschappelijke onderneming, en het rapport van de Commissie Wijffels (2006), Rapport van de projectgroep
Rechtsvorm maatschappelijke onderneming.
134
Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3.
135
Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 2.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
37
belang. De statuten vermelden welke deze goederen, diensten of werkzaamheden zijn en wat
de inhoud is van het daarmee te dienen maatschappelijk belang”.
3.5.2 Financiële aspecten
De maatschappelijke onderneming zou als modaliteit van de stichting of vereniging geen
aandeelhouders kennen, maar wel de bevoegdheid winst uit te keren aan houders van
winstbewijzen.136
Deze worden verenigd in een algemene vergadering van
winstbewijshouders137
en worden door het bestuur geïnformeerd over het beleid en de gang
van zaken binnen de onderneming.138
Wel stelt het wetsvoorstel een vermogensklem in. Een
besluit tot winstuitkering van “middelen die door of vanwege de overheid zijn verkregen” ten
behoeve van het maatschappelijke doel, is namelijk nietig.139
Hiermee probeert de wetgever
het weglekken van publieke middelen naar private partijen te voorkomen.140
3.5.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden
De maatschappelijke onderneming zou ook een verplichte raad van toezicht moeten instellen,
bestaande uit minimaal drie commissarissen.141
Deze raad van toezicht zou vergaande
bevoegdheden krijgen, zoals het goedkeuren van belangrijke investeringen en duurzame
samenwerkingen met andere rechtspersonen.142
Het wetsvoorstel roept een belanghebbendenvertegenwoordiging in het leven, welke
representatief is “voor de bij de maatschappelijke onderneming betrokken
belanghebbenden”.143
Deze wordt door het bestuur betrokken bij de beleidsvorming en de
uitvoering van het beleid.144
De belanghebbendenvertegenwoordiging dient ook in de
gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen bij statutenwijziging.145
De statuten kunnen bepalen dat bestuursbesluiten worden onderworpen aan de
goedkeuring van zowel de vergadering van winstbewijshouders als de
belanghebbendenvertegenwoordiging.146
Daarnaast staat voor beide organen de bevoegdheid
open tot het indienen van een verzoek bij de ondernemingskamer van het Gerechtshof te
136
Art. 2:285a lid 2 BW.
137
Art. 2:307k lid 6 BW.
138
Art. 2:307k lid 8 BW.
139
Art. 2:307l BW.
140
Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3.
141
Art. 2:307c BW en art. 2:307e BW. Het voorgestelde artikel leest letterlijk “De raad van toezicht bestaat uit
ten minste drie commissarissen”, en niet toezichthouders.
142
Art. 2:307g BW.
143
Art. 2:307h lid 1 BW.
144
Art. 2:307i lid 1 BW.
145
Art. 2:307 lid 2 BW.
146
Art. 2:307b lid 1 BW.
Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law
38
Amsterdam betreffende een enquêteprocedure, door middel van wijziging van art. 2:346 BW.
3.5.4 Transparantie
Jaarlijks wordt door de maatschappelijke onderneming verslag gedaan over de wijze waarop
het maatschappelijk belang is gediend en over het beleid dat ten aanzien van belanghebbenden
is gevoerd.147
Dit wordt niet als apart rapport gepubliceerd maar opgenomen in het jaarverslag
van de maatschappelijke onderneming.
3.6 Vergelijking van de verschillende maatschappelijke rechtsvormen
In dit hoofdstuk zijn de buitenlandse rechtsvormen CIC, L3C en Benefit Corporation
geanalyseerd. Daarnaast is ook de maatschappelijke onderneming, de in Nederland
voorgenomen maatschappelijke rechtsvorm, behandeld. De verschillende aspecten van deze
rechtsvormen heb ik hieronder uiteengezet.
CIC L3C BC148
MO149
Oprichting
Als modaliteit van een for-profit rechtsvorm X X X
Maatschappelijke doelstelling in de statuten X X X X
Verplichte toets op maatschappelijke oriëntatie X ~ X
Financiële aspecten
Mogelijkheid tot aandelenuitgifte X X X ~
Gelimiteerde winstuitkering (dividend cap) X ~
Vermogensklem (asset lock) X X
Expliciete aansluiting bij fiscale wetgeving X
Bestuur, toezicht en belanghebbenden
Verplicht belangenpluralisme X X X
Verplichte consultatie van belanghebbenden X X
Exclusief rechtsmiddel voor belanghebbenden X X
Strikte interne toezichtstructuur X
Regulerende instantie X ~
Transparantie
Verplichte jaarlijkse maatschappelijke rapportage X X X
hierin: verslag maatschappelijke activiteiten X X X
hierin: verslag consultatie belanghebbenden X X
hierin: meting maatschappelijke en milieu prestaties X
hierin: bezoldiging bestuurders X X
hierin: hoogte van dividend en rente X
Figuur 4 – Vergelijking van de juridische kenmerken van de verschillende rechtsvormen
3.6.1 Oprichting
De CIC, L3C als de Benefit Corporation zijn alle drie een modaliteit van een for-profit
rechtsvorm en hebben verplicht het maatschappelijke doel in de statuten staan. Daarnaast
147
Art. 2:307o BW.
148
In deze figuur staat BC voor Benefit Corporation.
149
In deze figuur staat MO voor maatschappelijke onderneming.
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)
Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)

Más contenido relacionado

Similar a Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)

Toekomst pensioenstelsel. Een notitie van het Algemeen Bestuur van het CNV al...
Toekomst pensioenstelsel. Een notitie van het Algemeen Bestuur van het CNV al...Toekomst pensioenstelsel. Een notitie van het Algemeen Bestuur van het CNV al...
Toekomst pensioenstelsel. Een notitie van het Algemeen Bestuur van het CNV al...CNV Vakcentrale
 
Participatie zoals het ook kan
Participatie zoals het ook kanParticipatie zoals het ook kan
Participatie zoals het ook kanlenny verzantvoort
 
Aan de slag met de maatschappelijke bewegingsfunctie - Bart Van Bouchaute (Ar...
Aan de slag met de maatschappelijke bewegingsfunctie - Bart Van Bouchaute (Ar...Aan de slag met de maatschappelijke bewegingsfunctie - Bart Van Bouchaute (Ar...
Aan de slag met de maatschappelijke bewegingsfunctie - Bart Van Bouchaute (Ar...Socius - steunpunt sociaal-cultureel werk
 
Uitkomsten rondetafelbijeenkomst belangenbehartiging in de non-profit sector
Uitkomsten rondetafelbijeenkomst belangenbehartiging in de non-profit sectorUitkomsten rondetafelbijeenkomst belangenbehartiging in de non-profit sector
Uitkomsten rondetafelbijeenkomst belangenbehartiging in de non-profit sectorJordan van Bergen
 
Eindrapportage nieuwe verdienmodellen_voor_maatschappelijke_initiatieven
Eindrapportage nieuwe verdienmodellen_voor_maatschappelijke_initiatievenEindrapportage nieuwe verdienmodellen_voor_maatschappelijke_initiatieven
Eindrapportage nieuwe verdienmodellen_voor_maatschappelijke_initiatievenRonald Luiten
 
client_routebeschrijving_aanvraag_uitkering
client_routebeschrijving_aanvraag_uitkeringclient_routebeschrijving_aanvraag_uitkering
client_routebeschrijving_aanvraag_uitkeringQuinta Ansem
 
Den Haag komt naar u toe VM 1_2015
Den Haag komt naar u toe VM 1_2015Den Haag komt naar u toe VM 1_2015
Den Haag komt naar u toe VM 1_2015Kaspar van den Ham
 
Keuzearchitectuur van het pensioenstelsel - definitieve versie
Keuzearchitectuur van het pensioenstelsel - definitieve versieKeuzearchitectuur van het pensioenstelsel - definitieve versie
Keuzearchitectuur van het pensioenstelsel - definitieve versieGuido Montulet
 
Samenvatting basisboek mvo
Samenvatting basisboek mvoSamenvatting basisboek mvo
Samenvatting basisboek mvopetrivis
 
Congres Succesvol de gemeentelijke organisatie vernieuwen - De workshops
Congres Succesvol de gemeentelijke organisatie vernieuwen - De workshopsCongres Succesvol de gemeentelijke organisatie vernieuwen - De workshops
Congres Succesvol de gemeentelijke organisatie vernieuwen - De workshopsBerenschot
 
Taboes in de financiële sector
Taboes in de financiële sectorTaboes in de financiële sector
Taboes in de financiële sectorWiro Kuipers
 
Ruimte voor zelf organisatie 2013
Ruimte voor zelf organisatie 2013Ruimte voor zelf organisatie 2013
Ruimte voor zelf organisatie 2013oatao
 
Rapport regel die burgerinitiatieven december 2013 kl
Rapport regel die burgerinitiatieven   december 2013 klRapport regel die burgerinitiatieven   december 2013 kl
Rapport regel die burgerinitiatieven december 2013 klMark Verhijde
 
Presentaties zwolle 17 juni 2010
Presentaties zwolle 17 juni 2010Presentaties zwolle 17 juni 2010
Presentaties zwolle 17 juni 2010EJWP
 
e-book: Social Business Now
e-book: Social Business Nowe-book: Social Business Now
e-book: Social Business NowSanne Heerink
 
E-Book Social Business Now
E-Book Social Business NowE-Book Social Business Now
E-Book Social Business NowSOCIAL.INC
 
Seneca congres - Presentatie Theo camps
Seneca congres - Presentatie Theo campsSeneca congres - Presentatie Theo camps
Seneca congres - Presentatie Theo campsAxioma Communicatie
 
Community building & crowdsourcing door FBTO - Marc van Maanen - Social media...
Community building & crowdsourcing door FBTO - Marc van Maanen - Social media...Community building & crowdsourcing door FBTO - Marc van Maanen - Social media...
Community building & crowdsourcing door FBTO - Marc van Maanen - Social media...marc van Maanen
 
rapportverkenningzelfstandigen
rapportverkenningzelfstandigenrapportverkenningzelfstandigen
rapportverkenningzelfstandigenPeter van Leeuwen
 

Similar a Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013) (20)

Toekomst pensioenstelsel. Een notitie van het Algemeen Bestuur van het CNV al...
Toekomst pensioenstelsel. Een notitie van het Algemeen Bestuur van het CNV al...Toekomst pensioenstelsel. Een notitie van het Algemeen Bestuur van het CNV al...
Toekomst pensioenstelsel. Een notitie van het Algemeen Bestuur van het CNV al...
 
Participatie zoals het ook kan
Participatie zoals het ook kanParticipatie zoals het ook kan
Participatie zoals het ook kan
 
Aan de slag met de maatschappelijke bewegingsfunctie - Bart Van Bouchaute (Ar...
Aan de slag met de maatschappelijke bewegingsfunctie - Bart Van Bouchaute (Ar...Aan de slag met de maatschappelijke bewegingsfunctie - Bart Van Bouchaute (Ar...
Aan de slag met de maatschappelijke bewegingsfunctie - Bart Van Bouchaute (Ar...
 
Uitkomsten rondetafelbijeenkomst belangenbehartiging in de non-profit sector
Uitkomsten rondetafelbijeenkomst belangenbehartiging in de non-profit sectorUitkomsten rondetafelbijeenkomst belangenbehartiging in de non-profit sector
Uitkomsten rondetafelbijeenkomst belangenbehartiging in de non-profit sector
 
Eindrapportage nieuwe verdienmodellen_voor_maatschappelijke_initiatieven
Eindrapportage nieuwe verdienmodellen_voor_maatschappelijke_initiatievenEindrapportage nieuwe verdienmodellen_voor_maatschappelijke_initiatieven
Eindrapportage nieuwe verdienmodellen_voor_maatschappelijke_initiatieven
 
client_routebeschrijving_aanvraag_uitkering
client_routebeschrijving_aanvraag_uitkeringclient_routebeschrijving_aanvraag_uitkering
client_routebeschrijving_aanvraag_uitkering
 
Den Haag komt naar u toe VM 1_2015
Den Haag komt naar u toe VM 1_2015Den Haag komt naar u toe VM 1_2015
Den Haag komt naar u toe VM 1_2015
 
Schrijven voor blogs Socius
Schrijven voor blogs SociusSchrijven voor blogs Socius
Schrijven voor blogs Socius
 
Keuzearchitectuur van het pensioenstelsel - definitieve versie
Keuzearchitectuur van het pensioenstelsel - definitieve versieKeuzearchitectuur van het pensioenstelsel - definitieve versie
Keuzearchitectuur van het pensioenstelsel - definitieve versie
 
Samenvatting basisboek mvo
Samenvatting basisboek mvoSamenvatting basisboek mvo
Samenvatting basisboek mvo
 
Congres Succesvol de gemeentelijke organisatie vernieuwen - De workshops
Congres Succesvol de gemeentelijke organisatie vernieuwen - De workshopsCongres Succesvol de gemeentelijke organisatie vernieuwen - De workshops
Congres Succesvol de gemeentelijke organisatie vernieuwen - De workshops
 
Taboes in de financiële sector
Taboes in de financiële sectorTaboes in de financiële sector
Taboes in de financiële sector
 
Ruimte voor zelf organisatie 2013
Ruimte voor zelf organisatie 2013Ruimte voor zelf organisatie 2013
Ruimte voor zelf organisatie 2013
 
Rapport regel die burgerinitiatieven december 2013 kl
Rapport regel die burgerinitiatieven   december 2013 klRapport regel die burgerinitiatieven   december 2013 kl
Rapport regel die burgerinitiatieven december 2013 kl
 
Presentaties zwolle 17 juni 2010
Presentaties zwolle 17 juni 2010Presentaties zwolle 17 juni 2010
Presentaties zwolle 17 juni 2010
 
e-book: Social Business Now
e-book: Social Business Nowe-book: Social Business Now
e-book: Social Business Now
 
E-Book Social Business Now
E-Book Social Business NowE-Book Social Business Now
E-Book Social Business Now
 
Seneca congres - Presentatie Theo camps
Seneca congres - Presentatie Theo campsSeneca congres - Presentatie Theo camps
Seneca congres - Presentatie Theo camps
 
Community building & crowdsourcing door FBTO - Marc van Maanen - Social media...
Community building & crowdsourcing door FBTO - Marc van Maanen - Social media...Community building & crowdsourcing door FBTO - Marc van Maanen - Social media...
Community building & crowdsourcing door FBTO - Marc van Maanen - Social media...
 
rapportverkenningzelfstandigen
rapportverkenningzelfstandigenrapportverkenningzelfstandigen
rapportverkenningzelfstandigen
 

Is er in Nederland een rechtsvorm nodig voor social enterprise? - Volledige scriptie - Stijn van Zon (2013)

  • 1. Erasmus School of Law Sectie Bedrijfseconomie LL.M. Financieel Recht Stijn H.P. van Zon (315666) juli 2013 Scriptiebegeleider Tweede lezer Dr. A.B.M. Soppe Mr. A.J.J.P.B.M. Kersten _____________________ _____________________ Datum: ______________ Datum: ______________ Ondernemen op het snijvlak van publiek en privaat: is er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig voor social enterprise?
  • 2.
  • 3. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 3 Voorwoord Met deze scriptie sluit ik de masteropleiding LL.M. Financieel Recht af aan de Erasmus School of Law, de faculteit der rechtsgeleerdheid van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Met veel passie en plezier heb ik mij dit voorjaar van 2013 verdiept in de juridische kant van het fenomeen social enterprise onder begeleiding van dr. A.B.M. (Aloy) Soppe. Het politieke draagvlak voor social enterprise is wijdverspreid en groeiend. De financiële crisis heeft vraagtekens gezet bij commerciële business modellen zoals ze nu zijn. Onze tijd vraagt om een verfrissende aanpak, ongebruikelijke vormen van ondernemerschap en vernieuwende business modellen. Een aanpak gebaseerd op duurzame economische groei en het bevorderen van het algemene welzijn. Tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen zijn de traditionele spelers binnen het maatschappelijke speelveld steeds meer naar elkaar toe aan het groeien. NGOs zijn op zoek naar gerelateerde commerciële activiteiten als nieuwe inkomstenbron na aanhoudende bezuinigingen op subsidies. Tegelijkertijd zijn veel commerciële bedrijven zich de afgelopen decennia steeds meer gaan richten op de maatschappij, de verdeling van de welvaart en het milieu. Echter blijkt de vooruitgang niet genoeg en worden maatschappelijke problemen en de druk om tot duurzame oplossingen te komen steeds maar groter en urgenter. De opkomst van zowel academische als publieke aandacht voor social enterprise in Nederland is mijns inziens een zeer positieve ontwikkeling. Zo was er op donderdag 23 mei jl. een groot onderwerp over social enterprise en werkgelegenheid op het NOS acht uur journaal. Het faciliteren van de noodzakelijke randvoorwaarden voor de groei van de sector is mijns inziens van groots belang voor het bouwen van onze 21e eeuwse samenleving. Het is niet voor niets dat in het op 13 juni 2013 gepubliceerde rapport The fifty ideas that shaped business today, social enterprise door de Financial Times en The Boston Consulting Group als één van de zes kernideeën wordt aangemerkt die de toekomst van het bedrijfsleven gaan bepalen. Dit onderzoek is een aanzet tot verdere discussie over rechtsvormen voor social enterprise in de Nederlandse maatschappij. Ik zou graag dr. A.B.M. (Aloy) Soppe en mijn tweede lezer mr. A.J.J.P.B.M. (Armand) Kersten hartelijk willen bedanken voor hun tijd en waardevolle feedback. Daarnaast wil ik ook Tim Beyer en Annelies Valk bedanken voor het doorlezen van de concept versie. Uit de social enterprise sector zelf heb ik goed contact gehad met Sjoerd Kamerbeek, advocaat bij Van Doorne in Amsterdam, Nina Koopman van Social Enterprise NL, Frederike Vos van The Hub Amsterdam en prof. Erik Stam en dr. Niels Bosma van het Social Entrepreneurship Initiative aan de Universiteit Utrecht. Ook dank ik Prof. Brad Allen van het vak Applied Corporate Responsibility dat ik in de zomer van 2012 volgde aan Harvard University in de Verenigde Staten, waar mijn enthousiasme voor social enterprise begonnen is. Als laatste spreek ik ook zeer graag dank uit naar mijn ouders voor de onvoorwaardelijke steun die ik in de afgelopen zes jaar als student in Rotterdam van hen heb mogen ontvangen. Rotterdam, juli 2013 Stijn van Zon svanzon@gmail.com
  • 4. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 4 Samenvatting De social enterprise is een sterk opkomende hybride organisatievorm, in het midden tussen een non-profit instelling en een traditionele commerciële onderneming. Een social enterprise heeft primair een maatschappelijk doel maar realiseert dat doel als private onderneming. Daarmee is het financieel zelfvoorzienend en dus beperkt of niet afhankelijk van giften of subsidies. In de internationale literatuur worden verschillende argumenten aangehaald waarom traditionele (for-profit en non-profit) rechtsvormen niet geschikt genoeg zijn voor social enterprise. Bestaande rechtsvormen zijn namelijk gemaakt met het traditionele maatschappelijke model in het achterhoofd, met een striktere scheiding tussen publiek en privaat en tussen for-profit en non-profit. Zodoende zijn steeds meer wetgevers wereldwijd overgegaan tot het creëren van social enterprise rechtsvormen, onder andere in de VS, het VK, Zuid Afrika, België, Italië, Finland, Portugal, Frankrijk en Polen. In Nederland bestaat er geen aparte rechtsvorm voor social enterprise. Nederlandse social enterprises maken gebruik van bestaande rechtsvormen. Uit eigen onderzoek en onderzoek van derden blijkt dat de meerderheid van de Nederlandse social enterprises georganiseerd is als BV, al blijken de stichting en de combinatie van een BV met een stichting in de praktijk gebruikte alternatieven. Deze scriptie richt zich op de volgende onderzoeksvraag: ‘Is er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig voor social enterprise?’ Deze scriptie brengt een uitgebreide internationale literatuurstudie naar de oorsprong van rechtsvormen voor social enterprise samen met een juridische analyse van de Nederlandse stichting en BV. Daarnaast worden social enterprise rechtsvormen uit de VS en het VK geanalyseerd: de CIC, L3C en Benefit Corporation. Deze worden vergeleken met de Nederlandse maatschappelijke onderneming, een voorgestelde rechtsvorm uit het inmiddels ingetrokken wetsvoorstel uit 2009. Om de context van de praktijk mee te kunnen nemen in deze afstudeerscriptie heb ik een vragenlijst uitgezet onder Nederlandse social enterprises, waar 26 respondenten aan hebben deelgenomen. Wat blijkt uit zowel de juridische analyse, de internationale literatuur en mijn onderzoeksresultaten is dat de stichting duidelijk kampt met tekortkomingen omtrent de mogelijkheid tot het aantrekken van kapitaal, ondanks het feit dat de Nederlandse stichting de social enterprise in staat stelt een commerciële onderneming te drijven en daarmee (veel) winst te maken. Het ontbreken van de mogelijkheid tot uitgifte van aandelen aan potentiële beleggers en het verbod op uitkering van winst voor niet ideële doeleinden vormen belangrijke belemmeringen voor de social enterprise als stichting. Het aantrekken van kapitaal is om mee te beginnen al een van de grootste obstakels voor de social enterprise sector, en de keuze voor de stichting als rechtsvorm maakt het financieren van de social enterprise niet bepaald makkelijker. Over het algemeen lijkt de Nederlandse BV echter prima de mogelijkheid te bieden voor social enterprises om zich naar hun wensen juridisch te organiseren. Het aantrekken van risicodragend kapitaal is mogelijk door uitgifte van aandelen en het uitbetalen van rendement. Daarnaast kan het doel van een BV een maatschappelijk, sociaal of milieugericht doel zijn en zorgt het beginsel van belangenpluralisme ervoor dat meer dan alleen de (financiële) belangen van aandeelhouders in acht genomen dienen te worden. De praktische bezwaren van rechtsvormen met winstoogmerk zoals aangehaald in de internationale literatuur zijn mijns inziens minder van toepassing op de Nederlandse BV. De fiduciaire verplichting van het
  • 5. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 5 bestuur zich op winstmaximalisatie te richten is in Nederland in mindere mate aanwezig. De BV stelt de social enterprise in staat haar maatschappelijke doelstelling in de statuten te verankeren en daarmee een sociale onderneming te drijven. Toch zijn maar 43% van de in mijn onderzoek ondervraagde social enterprises die georganiseerd zijn als BV tevreden met deze rechtsvorm. Een nog kleiner gedeelte (maar 36%) vindt de BV als rechtsvorm geschikt voor social enterprise. De helft vindt dan ook een aparte rechtsvorm voor social enterprise in Nederland nodig of zelfs heel hard nodig. In totaal vindt zelfs 65% van de ondervraagde social enterprises een aparte rechtsvorm nodig of zelfs heel hard nodig. Wat blijkt uit zowel de juridische analyse, de internationale literatuur en het eigen onderzoek is dat de BV een aantal voordelen mist waardoor social enterprises in de praktijk ontevreden zijn ondanks dat het misschien in principe wel een geschikte rechtsvorm is. De BV mist de voordelen van de maatschappelijke uitstraling en regels omtrent kapitaalbescherming van de stichting waardoor in de praktijk blijkt dat het aantrekken van non-profit kapitaal als giften, subsidies en donaties erg moeilijk is. Daarnaast kunnen social enterprises hun maatschappelijke betrokkenheid minder goed op geloofwaardige wijze kenbaar maken indien zij georganiseerd zijn als BV. Het statutair verankeren van het ideële doel is mogelijk bij de BV, echter staat dit de onderneming slechts toe om een maatschappelijk doel na te streven in plaats van het hiertoe te verplichten en zodoende het behoud van deze waarden te waarborgen voor de langere termijn. Het in de statuten verankerde maatschappelijke doel is namelijk kwetsbaar voor aanpassing door (nieuwe) aandeelhouders die op termijn toch winst gaan verkiezen boven de maatschappelijke impact. Dit maakt het moeilijk voor de social enterprise georganiseerd als BV om de maatschappelijke doelstelling te borgen voor de langere termijn. Uit mijn onderzoek blijkt dat de volgende drie factoren door social enterprises het belangrijkst worden geacht bij de keuze voor een rechtsvorm: de sociale (maatschappelijke) uitstraling, de statutaire verankering van het maatschappelijke doel en de overeenkomst tussen de rechtsvorm en de waarden van de social enterprise. De BV excelleert in geen enkel van deze drie aspecten. Dit verklaart wellicht waarom social enterprises in de praktijk ontevreden zijn met de BV als rechtsvorm ondanks het feit dat de rechtsvorm mijns inziens prima de mogelijkheid biedt voor social enterprises om zich naar wens te organiseren. Zodoende zie ik een aparte rechtsvorm voor social enterprise niet als strikt noodzakelijk, echter zie ik zeker de toegevoegde waarde die het zou kunnen bieden aan deze nog jonge, groeiende sector. Een aparte rechtsvorm voor social enterprise biedt een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning, faciliteert de toegang tot de kapitaalmarkt en draagt bij aan het verhelderen en verankeren van de balans tussen financiële en sociale impact. Daarnaast brengt een aparte rechtsvorm ook een groot stuk legitimiteit voor de sector met zich mee. Het zou een signaal zijn vanuit de wetgever dat social enterprise in Nederland als belangrijk wordt gezien en aangemoedigd dient te worden, net zoals dat in de ons omringende landen gebeurd. Trefwoorden: social enterprise, maatschappelijk verantwoord ondernemen, maatschappelijke onderneming, community interest company, low-profit limited liability company, benefit corporation
  • 6. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 6 Inhoudsopgave Voorwoord ................................................................................................................................ 3 Samenvatting ............................................................................................................................ 4 Lijst van gebruikte afkortingen .............................................................................................. 9 Hoofdstuk 1 Inleiding........................................................................................................... 10 1.1 Aanleiding ...................................................................................................................... 10 1.2 Onderzoeksvraag............................................................................................................ 11 1.2.1 Opbouw van de deelvragen..................................................................................... 12 1.3 Afbakening..................................................................................................................... 13 1.3.1 Social enterprise en MVO....................................................................................... 13 1.3.2 De vergelijking van rechtsvormen zal zich richten op de VS en het VK................ 13 1.4 Praktische relevantie ...................................................................................................... 14 1.5 Wetenschappelijke relevantie......................................................................................... 15 1.6 Opbouw.......................................................................................................................... 15 Hoofdstuk 2 De opkomst van social enterprise ................................................................. 16 2.1 Wat is social enterprise?................................................................................................. 16 2.2 Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor social enterprises? ..................................... 19 2.2.1 Financiering............................................................................................................. 19 2.2.2 Het probleem van de dual purpose.......................................................................... 20 2.2.3 Het meten van sociale impact.................................................................................. 21 2.3 De opkomst van politieke aandacht voor social enterprise............................................ 21 2.4 De oorsprong van rechtsvormen voor social enterprise................................................. 22 2.4.1 Tekortkomingen van conventionele non-profit rechtsvormen................................ 23 2.4.2 Tekortkomingen van conventionele for-profit rechtsvormen ................................. 23 2.4.3 Conclusie................................................................................................................. 25 2.5 De voordelen van een aparte rechtsvorm voor social enterprise.................................... 26 2.5.1 Een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning.............................................. 26 2.5.2 Een verbeterde toegang tot de kapitaalmarkt .......................................................... 27 2.5.3 Een heldere balans tussen financiële en sociale impact .......................................... 27 2.6 Conclusie........................................................................................................................ 28
  • 7. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 7 Hoofdstuk 3 Aparte rechtsvormen voor social enterprise................................................ 29 3.1 Toetsstenen..................................................................................................................... 29 3.2 De CIC............................................................................................................................ 29 3.2.1 Oprichting................................................................................................................ 29 3.2.2 Financiële aspecten ................................................................................................. 30 3.2.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden.................................................................... 31 3.2.4 Transparantie........................................................................................................... 31 3.3 De L3C ........................................................................................................................... 31 3.3.1 Oprichting................................................................................................................ 32 3.3.2 Financiële aspecten ................................................................................................. 32 3.3.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden.................................................................... 33 3.3.4 Transparantie........................................................................................................... 33 3.4 De Benefit Corporation .................................................................................................. 33 3.4.1 Oprichting................................................................................................................ 34 3.4.2 Financiële aspecten ................................................................................................. 34 3.4.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden.................................................................... 34 3.4.4 Transparantie........................................................................................................... 35 3.5 Het ingetrokken wetsvoorstel maatschappelijke onderneming...................................... 36 3.5.1 Oprichting................................................................................................................ 36 3.5.2 Financiële aspecten ................................................................................................. 37 3.5.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden.................................................................... 37 3.5.4 Transparantie........................................................................................................... 38 3.6 Vergelijking van de verschillende maatschappelijke rechtsvormen .............................. 38 3.6.1 Oprichting................................................................................................................ 38 3.6.2 Financiële aspecten ................................................................................................. 39 3.6.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden.................................................................... 39 3.6.4 Transparantie........................................................................................................... 40 3.7 Conclusie........................................................................................................................ 40 Hoofdstuk 4 Social enterprise in Nederland: juridische analyse..................................... 43 4.1 Welke rechtsvormen gebruiken Nederlandse social enterprises? .................................. 43 4.2 De stichting als rechtsvorm voor social enterprise......................................................... 43 4.2.1 De stichting ............................................................................................................. 43 4.2.2 De algemeen nut beogende instelling (ANBI) ........................................................ 44
  • 8. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 8 4.2.3 De ondernemende- en de commerciële stichting .................................................... 44 4.2.4 Conclusie................................................................................................................. 45 4.3 De BV als rechtsvorm voor social enterprise................................................................. 45 4.3.1 De BV...................................................................................................................... 45 4.3.2 Belangenpluralisme................................................................................................. 46 4.3.3 Conclusie................................................................................................................. 47 4.4 Alternatieve opties naast de stichting en de BV............................................................. 47 4.5 Conclusie........................................................................................................................ 48 Hoofdstuk 5 Social enterprise in Nederland: praktijk onderzoek................................... 50 5.1 Opzet vragenlijst ............................................................................................................ 50 5.2 Overzicht van de steekproef........................................................................................... 50 5.3 Resultaten....................................................................................................................... 51 5.3.1 De keuze voor een rechtsvorm................................................................................ 51 5.3.2 Algehele tevredenheid en geschiktheid van de huidige rechtsvorm ....................... 53 5.3.3 Tevredenheid met de maatschappelijke en commerciële uitstraling....................... 55 5.3.4 Tevredenheid met het aantrekken van verschillende vormen van kapitaal............. 55 5.3.5 Noodzaak van een aparte rechtsvorm...................................................................... 56 5.3.6 Wensen omtrent een aparte rechtsvorm .................................................................. 57 5.4 Conclusie........................................................................................................................ 58 Hoofdstuk 6 Conclusie ......................................................................................................... 59 6.1 Is er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig voor social enterprise? ....................... 59 6.2 Hoe zou een apart rechtsvorm voor social enterprise eruit kunnen zien?...................... 61 6.3 Toekomstig onderzoek en vervolg op deze scriptie....................................................... 61 Bijlage Vragenlijst eigen onderzoek .......................................................................... 63 Voorlopige Literatuurlijst ..................................................................................................... 67
  • 9. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 9 Lijst van gebruikte afkortingen ANBI Algemeen Nut Beogende Instelling BV Besloten Vennootschap BW Burgerlijk Wetboek CDA Christen-Democratisch Appèl CIC Community Interest Company EC Europese Commissie EU Europese Unie HvJ EG Hof van Justitie van de Europese Unie IRC Internal Revenue Code JOR Jurisprudentie Onderneming & Recht L3C Low-Profit Limited Liability Company LLC Limited Liability Company MVO Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen NGO Niet-Gouvernementele Organisatie NJ Nederlandse Jurisprudentie NTFR Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht NTMO Netwerk Toekomst Maatschappelijke Onderneming NV Naamloze Vennootschap PRI Program-Related Investment SRI Socially Responsible Investment VK Verenigd Koninkrijk VOF Vennootschap Onder Firma VS Verenigde Staten VSA Vermont Statutes Annotated VSO Vennootschap met Sociaal Oogmerk WCC Wet Conflictenrecht Corporaties WFBV Wet op de Formeel Buitenlandse Vennootschappen
  • 10. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 10 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Social enterprise is niet meer weg te denken uit het huidige economische landschap. De sector vertegenwoordigt meer dan zes miljoen banen en ruim 10% van het Europese bruto nationaal product.1 Een social enterprise is “een onderneming die vooral een sociaal effect beoogt, en niet zozeer een zo groot mogelijke winst voor de eigenaren of de aandeelhouders. Zij is actief op de markt en levert goederen en diensten op een ondernemers- en innovatieve wijze, waarbij zij de winsten in hoofdzaak voor het realiseren van sociale doelstellingen aanwenden”.2 Eurocommissaris interne markt en diensten Michel Barnier benadrukt het belang dat de EC hecht aan de social enterprise sector: “We want to use legal systems, budgets and financing to create the best possible ecosystem for social entrepreneurship”.3 Wereldwijd worden er aparte rechtsvormen gecreëerd voor social enterprise.4 Er worden verschillende argumenten aangehaald waarom traditionele for- en non-profit rechtsvormen niet geschikt genoeg zouden zijn voor social enterprise.5 Bestaande rechtsvormen zijn gecreëerd op grond van het traditionele maatschappelijke model met een striktere scheiding tussen publiek en privaat en tussen for-profit en non-profit.6 Non-profit rechtsvormen kunnen meestal geen aandelen uitgeven, kennen geen of gelimiteerde winstuitkering en beperken vaak de mogelijkheid tot het ontplooien van commerciële activiteiten. Hierdoor wordt de toegang tot kapitaal beperkt door de keuze voor een non-profit rechtsvorm. Anderzijds zijn for-profit rechtsvormen primair op winst gericht, met in veel landen fiduciaire verplichtingen ten opzichte van aandeelhouders om deze winst te maximaliseren. Bij deze rechtsvormen kan de sociale continuïteit in gevaar komen, mede 1 Video interview met Michiel Barnier via: http://vimeo.com/60855844 (zie minuut 3:30). 2 COM(2011) 682: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2011:0682:FIN:NL:PDF 3 Video interview met Michiel Barnier via: http://vimeo.com/60855844 (zie minuut 3:30). 4 Zie De Jongh et al. (2010), Timmerman et al. (2011), Cooney (2012) en OECD (2013). 5 Zie Bromberger (2007), Gottesman (2007), Bridge & Corriveau (2009), Kelley (2009) en Cooney (2012). 6 Zie Billitteri (2007). “Social business I believe is key to a more sustainable, responsible and inclusive future for Europe” – José Manuel Barosso, voorzitter Europese Commissie “We know instinctively that the state is often too inhuman, monolithic and clumsy to tackle our deepest social problems. We know that the best ideas come from the ground up, not the top down. We know that when you give people and communities more power over their lives, more power to come together and work together to make life better – great things happen.” – David Cameron, Premier VK “Social business is the DNA for a new economic order” – Staffan Nilsson, president EU Economic and Social Committee (de Europese tegenhanger van de SER) “De industriële organisatie zal ons als mensheid niet meer verder helpen” – Herman Wijffels, oud-SER voorzitter
  • 11. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 11 aangezien traditionele beleggers vaak een marktconform rendement verwachten. Daarnaast geven commerciële rechtsvormen geen duidelijk sociaal signaal naar de markt. Al met al is het binnen commerciële rechtsvormen moeilijk voor social enterprises om het sociale karakter uit te dragen en de maatschappelijke doelstelling te borgen voor de langere termijn. Rechtsvormen die een maatschappelijke- en commerciële aard combineren bestaan in enkele landen al geruime tijd. De Belgische Vennootschap met Sociaal Oogmerk (VSO) stamt uit 1995 en de Zuid-Afrikaanse Non-Profit Company (NPC), een kapitaalvennootschap die wel aandelen kan uitgeven maar geen dividend mag uitkeren, bestaat zelfs al sinds 1973. De recente opkomst van de social enterprise sector wereldwijd heeft echter hernieuwde aandacht voor de tekortkomingen van bestaande rechtsvormen teweeg gebracht. Steeds meer wetgevers zijn recentelijk overgegaan tot het creëren van aparte social enterprise rechtsvormen. In het VK bestaat sinds 2005 de Community Interest Company, een commerciële rechtsvorm met specifieke elementen die de publieke doelstelling trachten te waarborgen voor de lange termijn. In de VS stammen de Low-Profit Limited Liability Company en Benefit Corporation uit 2008 en 2010. In Nederland is er in 2009 ook een wetsvoorstel ingediend ter oprichting van een commercieel-maatschappelijke rechtsvorm.7 Het wetsvoorstel rechtsvorm maatschappelijke onderneming richtte zich op ondernemerschap op het snijvlak van publiek en privaat met de nadruk op de sectoren onderwijs, zorg en huisvesting. Met het wetsvoorstel wilde het kabinet “instellingen die een belangrijke maatschappelijke taak uitvoeren [...] vanuit het privaatrecht ondersteunen en verder helpen”.8 Echter is dit wetsvoorstel op 23 januari 2013 definitief ingetrokken.9 De behandeling lag al sinds eind 2009 stil en was omstreden.10 1.2 Onderzoeksvraag In tegenstelling tot de vennootschapsrechtelijke ontwikkelingen in het buitenland bestaat er in Nederland geen aparte rechtsvorm voor social enterprise. Het definitief intrekken van het wetsvoorstel rechtsvorm maatschappelijke onderneming is op zijn minst opmerkelijk. Nederlandse social enterprises maken gebruik van bestaande rechtsvormen, in de praktijk zijn dit vaak de BV of de stichting. Gezien dit contrast tussen recente buitenlandse ontwikkelingen en de Nederlandse praktijk richt deze afstudeerscriptie zich op de volgende hoofdvraag: Hoofdvraag: Is er in Nederland een aparte rechtsvorm nodig voor social enterprise? 7 Kamerstukken II, 2008/09, 32 003, nr. 2 (“Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek houdende regels voor de vereniging of stichting tot instandhouding van een maatschappelijke onderneming”). 8 Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3. 9 Kamerstukken II, 2012/13, 32 003, nr. 7. 10 Volkskrant, 21 juli 2009: “Maatschappelijke onderneming is onding” http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2680/ Economie/archief/article/detail/337462/2009/07/21/Maatschappelijke-onderneming-is-onding.dhtml.
  • 12. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 12 1.2.1 Opbouw van de deelvragen Voordat ingegaan kan worden op de hoofdvraag ga ik eerst verder in op het fenomeen social enterprise en hoe deze vorm van ondernemerschap zich verhoudt tot het traditionele maatschappelijke speelveld. Daarna behandel ik de opkomst van aparte rechtsvormen voor social enterprise. Zodoende worden de eerste twee deelvragen behandeld in hoofdstuk 2: Deelvraag 1: Wat is social enterprise? Deelvraag 2: Waarom worden er aparte rechtsvormen voor social enterprise gecreëerd? Dit hoofdstuk is de uitkomst van een uitgebreide internationale literatuurstudie. Hierin komt zowel economische als juridische literatuur aan bod bij het onderzoek naar de opkomst van social enterprise en de juridische ontwikkelingen die daarmee gepaard zijn gegaan. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 een aantal rechtsvormen geanalyseerd die apart gecreëerd zijn voor social enterprise. Dit derde hoofdstuk gaat in op de volgende deelvraag: Deelvraag 3: Hoe zien aparte rechtsvormen voor social enterprise eruit en hoe verhouden deze zich tot het wetsvoorstel maatschappelijke onderneming? Hierin worden de CIC, L3C en Benefit Corporation op systematische wijze met elkaar vergeleken en vervolgens afgezet tegen de in Nederland voorgestelde maatschappelijke onderneming. Vanaf hoofdstuk 4 richt deze scriptie zich op de situatie in Nederland. De keuze voor een rechtsvorm komt bij Nederlandse social enterprises vaak neer op de stichting, de BV of een combinatie daarvan.11 Hoofdstuk 4 en 5 gaan in op het gebruik van deze bestaande rechtsvormen door Nederlandse social enterprises, op basis van de volgende deelvragen: Deelvraag 4: Hoe geschikt zijn bestaande Nederlandse rechtsvormen voor social enterprise? Deelvraag 5: Wat zijn de wensen uit de praktijk? Hoofdstuk 4 is gebaseerd op een juridische analyse van de Nederlandse stichting en BV. Hoofdstuk 5 presenteert de resultaten uit een eigen onderzoek onder 26 Nederlandse social enterprises naar hun tevredenheid met bestaande rechtsvormen en wensen wat betreft een mogelijke aparte rechtsvorm. Hoofdstuk 6 brengt vervolgens alle inzichten vanuit de voorgaande hoofdstukken samen voor het beantwoorden van de hoofdvraag van deze scriptie. 11 Dit blijkt uit de Social Enterprise Monitor van Social Enterprise NL & McKinsey 2013.
  • 13. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 13 1.3 Afbakening 1.3.1 Social enterprise en MVO Social enterprise onderscheidt zich van MVO. MVO richt zich op het in acht nemen van het algemene welzijn naast het maximaliseren van aandeelhouderswaarde (people, planet, profit). Literatuur over MVO is meestal gericht op bestaande commerciële ondernemingen, waar winstmaximalisatie vaak nog prioriteit kent. Bij een social enterprise is dit juist omgekeerd: deze stelt zich niet per se ten doel om zo veel mogelijk winst te genereren, maar richt zich juist in eerste instantie op het bevorderen van een specifiek aspect van het maatschappelijke welzijn. Het in stand houden van een onderneming en het maken van winst dient er bij de social enterprise voornamelijk voor om financieel zelfvoorzienend te zijn en te blijven. Daarnaast maakt de social enterprise gebruik van de voordelen van marktwerking in de private sector, zoals innovatiekracht, concurrentie en efficiëntie, om het publiek doel te bewerkstelligen. Waar MVO zich in de eerste plaats richt op het beperken van de negatieve externe kosten van de commerciële bedrijfsvoering, is het doel van social enterprise juist het pro-actief creëren van positieve externe baten.12 Waar de maatschappelijk verantwoorde onderneming bereid is om sociale activiteiten te ontplooien zelfs als deze tot minder winst leiden, is bij de social enterprise de maatschappelijke activiteit onlosmakelijk onderdeel van de bottom-line: “Social entrepreneurs insist that their organizations’ multi bottom-line goals be written into their entities’ DNA, and that the commitment to social and/or environmental goals be permanent, not variable according to the vagaries of the market or the wishes of owners”.13 Deze scriptie richt zich specifiek op social enterprise en niet op corporate MVO. 1.3.2 De vergelijking van rechtsvormen zal zich richten op de VS en het VK De opkomst van rechtsvormen voor social enterprise is een wereldwijd fenomeen. Binnen de EU kennen België, Finland, Frankrijk, Italië, Polen, Portugal en het VK rechtsvormen die specifiek in het leven geroepen zijn om commerciële ondernemers met een maatschappelijk doel de ruimte te bieden.14 Buiten de EU kent de VS zelfs twee verschillende social enterprise rechtsvormen.15 De vergelijking van rechtsvormen in deze scriptie zal zich echter richten op de VS en het VK. Ik kies voor de VS en het VK omdat de maatschappelijke rechtsvormen die in deze landen gecreëerd zijn de meest recente juridische ontwikkelingen zijn op dit gebied. Daarnaast is de social enterprise beweging in deze twee landen ook het meest ontwikkeld 12 Zie Timmerman et al., 2011. 13 Zie Kelley 2009, p. 16. 14 Zie OECD 2013. 15 Zie De Jongh et al. 2010.
  • 14. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 14 gezien vanuit het percentage van de beroepsbevolking dat in deze sector werkt.16 Volgens De Jongh et al. getuigen de Amerikaanse L3C en de Britse CIC “van een vrij en ondogmatisch manier van denken over rechtspersonen”.17 Vandaar dat ik van mening ben dat uit deze twee jurisdicties het meeste inzicht gegenereerd kan worden over welke aspecten van rechtsvormen voor social enterprise interessant zijn voor Nederland. 1.4 Praktische relevantie Ondernemen op het snijvlak van publiek en privaat krijgt een steeds belangrijkere rol in de hedendaagse maatschappij. Jan-Peter Balkenende stelt dat: “Het publieke domein komt voor een deel in private handen”.18 De realiteit van de 21e eeuw is tot dusver een van overheden die worstelen het hoofd boven water te houden. Kosten stijgen gestaag door een sterk vergrijzende bevolking terwijl budgetten onder druk staan en nationale overheden zich in de houdgreep van de financiële markten begeven. Het klimaat verandert en er zijn investeringen nodig in duurzame energie. Echter krijgt dit aanzienlijk minder aandacht sinds het uitbreken van de ergste mondiale crisis sinds de Grote Depressie. Populistische sentimenten overheersen en zijn vooral gericht op de korte termijn. De rol van politiek en overheid verandert naar een nieuwe balans waarbij steeds meer sociale taken buiten de publieke sector vervuld worden. De financiële crisis onderstreept daarnaast ook de noodzaak om ons industriële economische model te herzien en de sociale economie hierin een leidende rol te geven. Social enterprise biedt in deze tijden van toenemende druk op overheidsfinanciën welkome steun bij de aanpak van maatschappelijke problemen. Activiteiten die traditioneel gezien in het publieke domein lagen kunnen door middel van private initiatieven worden overgenomen. De EC heeft social enterprise gemaakt tot een speerpunt van haar beleid. José Manuel Barosso stelt: “Social business I believe is key to a more sustainable, responsible and inclusive future for Europe”.19 In Nederland is het echter nog een jonge en groeiende sector. De opkomst van social enterprise zou door de wetgever als een mogelijkheid gezien moeten worden ter ondersteuning van de publieke taak van de overheid. Het faciliteren en stimuleren van social enterprise middels het vennootschapsrecht is mijns inziens van groots belang voor het bouwen van de 21e eeuwse samenleving. Na het intrekken van het wetsvoorstel rechtsvorm maatschappelijke onderneming is de toekomst van een maatschappelijke 16 OECD 2013. 17 Zie De Jongh et al. 2010, p. 222. 18 Zie Balkenende 2012, p. 1. 19 Toespraak van José Manuel Barosso, Voorzitter van de Europese Commissie op 18 november 2011. Zie: http://europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-11-775_en.htm.
  • 15. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 15 rechtsvorm in Nederland onzeker. Deze scriptie stelt zich ten doel om de discussie over een rechtsvorm voor social enterprise aan te wakkeren. Daarnaast presenteer ik de resultaten van een eigen onderzoek onder Nederlandse social enterprises over hun tevredenheid met bestaande rechtsvormen en wensen wat betreft een aparte rechtsvorm. Zodoende geniet deze scriptie mijns inziens een grote mate van praktische relevantie. 1.5 Wetenschappelijke relevantie Niet alleen in de praktijk, maar ook in de academische literatuur wordt het belang van onderzoek naar social enterprise onder andere door Kelley onderstreept: “I see no indication that [social enterprise] is a mere flash in the pan or that it will do anything but expand in scope and importance in the coming years. Lawyers – and law professors – should face this fact and grapple with the emerging sector’s particular legal challenges”.20 Vanuit een wetenschappelijk oogpunt is het belangrijk om de internationale trend naar rechtsvormen voor social enterprise te signaleren en vervolgens terug te koppelen naar Nederland. Het is belangrijk dat het recht mee gaat met de ontwikkeling van maatschappelijke opvattingen. De wetenschappelijke literatuur over recht en social enterprise is volop in ontwikkeling, echter is hier door Nederlandse auteurs nog maar relatief weinig over geschreven. Naast drie artikelen van De Jongh et al., Timmerman et al. en Kamerbeek21 zijn er weinig Nederlandse juridische stukken verschenen over social enterprise. Deze scriptie tracht een bijdrage te leveren op dit gebied middels een studie van internationale wetenschappelijke literatuur over social enterprise rechtsvormen en een analyse van bestaande Nederlandse rechtsvormen in het gebruik voor social enterprise. Daarnaast bieden de resultaten van het eigen onderzoek onder Nederlandse social enterprises over hun tevredenheid met bestaande rechtsvormen en wensen wat betreft een aparte rechtsvorm een interessant perspectief op deze academische discussie. 1.6 Opbouw Hoofdstuk 2 is de uitkomst van een uitgebreide internationale literatuurstudie naar de opkomst van social enterprise en aparte rechtsvormen voor deze vorm van ondernemen. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de CIC, L3C, Benefit Corporation en maatschappelijke onderneming vergeleken. Hoofdstuk 4 gaat in op het gebruik van bestaande rechtsvormen door Nederlandse social enterprises en hoofdstuk 5 vult de eerdere inzichten aan met de resultaten uit het eigen onderzoek. Hoofdstuk 6 trekt een conclusie over de hoofdvraag. 20 Kelley 2009, p. 17. 21 Zie Jongh et al. 2010, Timmerman et al. 2011 en Kamerbeek 2012.
  • 16. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 16 Hoofdstuk 2 De opkomst van social enterprise In dit hoofdstuk staat de opkomst van social enterprise centraal. Op basis van een uitgebreide internationale literatuurstudie wordt er ingegaan op de eerste twee deelvragen: “Wat is social enterprise?” en “Waarom worden er aparte rechtsvormen voor social enterprise gecreëerd?”. Eerst wordt gekeken naar wat het fenomeen eigenlijk is en worden de belangrijkste uitdagingen voor ondernemers binnen deze jonge, groeiende sector uiteengezet. Het tweede deel van dit hoofdstuk gaat in op de opkomst van aparte rechtsvormen voor social enterprise. 2.1 Wat is social enterprise? Ondanks de recentelijk gegroeide aandacht voor social enterprise is het geen nieuw concept. Al in 1973 werd door Etzioni in zijn artikel The Third Sector and Domestic Missions22 gesteld dat noodzakelijke vernieuwingen in de samenleving noch alleen door de staat noch alleen door de markt gekatalyseerd kunnen worden. Hij stelde een alternatieve vorm voor welke de efficiëntie van de ondernemende markt zou weten te combineren met de gerichtheid op het algemene welzijn van de staat. De EC lanceerde eind 2011 het Social Business Initiative waarmee het een gunstig klimaat wil scheppen voor de ontwikkeling van social enterprise in Europa. Hierin hanteert de EC de volgende definitie: “Een sociale onderneming, deelnemer in de sociale economie, is een onderneming die vooral een sociaal effect beoogt, en niet zozeer een zo groot mogelijke winst voor de eigenaren of de aandeelhouders. Zij is actief op de markt en levert goederen en diensten op een ondernemers- en innovatieve wijze, waarbij zij de winsten in hoofdzaak voor het realiseren van sociale doelstellingen aanwenden. Zij wordt op een verantwoorde en transparante wijze bestuurd, waarbij met name de werknemers, consumenten en de door haar commerciële activiteiten beïnvloede partijen worden betrokken”.23 Met andere woorden gebruikt social enterprise de creativiteit, concurrentie en de efficiëntie van de markt om een publiek doel na te streven. Social enterprise bevindt zich dan ook in een zogenoemde “vierde sector”, midden in het driedelige maatschappelijke speelveld van de overheid, de markt, en de non-profit sector. De social enterprise vorm van ondernemen is op zichzelf niet beter of slechter dan die van overheid, commerciële bedrijven of non-profit instellingen, maar juist complementair. Het is er dan ook niet om de non-profit sector of de sociale economie te vervangen. De bedoeling is juist om de traditionele maatschappelijke sectoren te overbruggen: maatschappelijke initiatieven, opgezet binnen de traditionele for-profit markt, met als doel het 22 Zie Etzioni 1973. 23 Zie COM(2011) 682: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2011:0682:FIN:NL:PDF
  • 17. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 17 aanpakken van problemen die voorheen wellicht als de taak van de overheid gezien werden.24 Figuur 1 – Social enterprise in het midden van het maatschappelijke speelveld Social enterprise gaat om de opkomst van “a new generation of hybrid organizations (…) in the fertile space between the corporate world, which is constrained by its duty to generate profits for shareholders and the non-profit world, which often lacks the market of efficiencies of commercial enterprise”.25 In de onderstaande figuur wordt onderscheid gemaakt tussen twee type doelstellingen: het creëren van financiële waarde (rechts) en het creëren van sociale waarde (links). Op basis hiervan worden de verschillen tussen non-profits, traditionele marktpartijen en social enterprises afgebakend. Figuur 2 – Social enterprise als hybride organisatievorm26 Aan de linkerkant van het spectrum in Figuur 2 bevinden zich non-profit instellingen. Deze richten zich vaak alleen op het creëren van sociale waarde. Aan de rechterkant van het spectrum bevinden zich de traditionele marktpartijen die zich in de eerste plaats richten op creëren van financiële waarde. In het midden tussen deze twee uiteinden bevinden zich de social enterprises. Dit zijn not-only-for-profit companies welke zich in de eerste plaats richten op een sociale doelstelling maar wel financieel zelfvoorzienend zijn. Ondanks het feit dat 24 Zie Social Enterprise NL 2012 en OECD 2013. 25 Zie Billitteri 2007, p. 2. 26 Figuur uit McKinsey 2011.
  • 18. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 18 social enterprises winstgevend of zelfs zeer winstgevend kunnen zijn is winstmaximalisatie niet het primaire doel. Het pro-actief creëren van positieve externe baten door middel van het drijven van een onderneming staat voorop. Dat daarbij (veel) winst gemaakt wordt is slechts een middel om financieel zelfvoorzienend te zijn en te blijven.27 Het onderscheid met de non-profit instelling komt dan ook voort uit het feit dat de social enterprise financieel zelfvoorzienend is. Deze heeft namelijk een eigen verdienmodel op basis van het verkopen van een product of het aanbieden van een dienst. Dit in tegenstelling tot traditionele non-profit instellingen, welke hoofdzakelijk teren op giften of subsidies en daarnaast veelal adviesgevende of subsidieverlenende taken op zich nemen. Anders dan de meeste goede doelen opereren social enterprises als “echte” bedrijven in de “echte” markt.28 De social enterprise onderscheidt zich dan ook door haar duidelijke marktoriëntatie: het op innovatieve wijze zo efficiënt en effectief mogelijk inzetten van middelen in navolging van het te bereiken sociale doel.29 Vergeleken met traditionele commerciële bedrijven onderscheidt de social enterprise zich door het creëren van sociale waarde in plaats van alleen aandeelhouderswaarde voorop te zetten. Commerciële ondernemingen die MVO hoog in het vaandel hebben staan zijn hierdoor geen social enterprises, aangezien zij aandeelhouderswaarde uiteindelijk vaak prioriteit zullen geven. Bij social enterprises komt eerst de missie en dan pas de winst, en niet andersom.30 De meeste social enterprises zijn kleine en middelgrote ondernemingen actief op lokale markten. Anderen, zoals de Grameen Bank van Muhammad Yunus, zijn actief op grote schaal. Wereldwijd vindt social enterprise vooral plaats binnen sectoren zoals het milieu, onderwijs, economische ontwikkeling, mensenrechten, gezondheidszorg en maatschappelijke betrokkenheid.31 Volgens de Jongh et al. is de social enterprise een kat met vele staarten: “van ziekenhuis tot wereldwinkel, van Schiphol tot een fietsenwerkplaats voor dak- en thuislozen”.32 Nederland kent een actieve en groeiende social enterprise sector. Social Enterprise NL geeft een aantal Nederlandse voorbeelden33 : Max Havelaar (doel: het verbeteren van de omstandigheden van koffieboeren), Tony Chocolonely (doel: het uitroeien van slavernij uit de cacaoketen), Netl (doel: het produceren van textiel uit brandnetels), Greendaddy (doel: het produceren van kleding van bamboe) en Specialisterren (doel: het 27 Zie Timmerman et al. 2011 en Abu-Saifan 2012. 28 Zie Timmerman et al. 2011, Social Enterprise NL 2012 en OECD 2013. 29 Zie Nicholls en Cho 2006. 30 Zie SER 2005, McKinsey 2011 en Social Enterprise NL 2012. 31 Zie Pirson 2009. 32 Zie De Jongh et al. 2010, p. 206. 33 Voor meer voorbeelden zie: http://www.social-enterprise.nl/portfolio/vind-social-enterprises/ of http://www.iedereenwinst.com/social-enterprises/.
  • 19. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 19 werken met hoogbegaafde autisten als IT bedrijf). Daarnaast is er de Nederlandse Triodos Bank, welke zichzelf onder andere ten doel stelt om duurzaamheid en social enterprise te financieren. Stuk voor stuk zijn dit winstgevende bedrijven met ambitieuze groeiplannen, maar wel met een maatschappelijke doelstelling voorop. De winst zorgt er voor dat de initiatieven in stand gehouden kunnen worden en geborgd zijn voor de langere termijn. De Nederlandse social enterprise sector richt zich hoofdzakelijk op zes sectoren: cleantech (klimaatverandering en de uitputting van grondstoffen), biosystemen (het eerlijk behandelen van dieren, het behoud van de natuur en het tegengaan van afval), economische ontwikkeling (sociale ongelijkheid en participatie van kansarmen), maatschappelijke integratie (re-integratie van mensen met een arbeidsachterstand en het bevorderen sociale cohesie), gezondheid (stijgende zorgkosten, obesitas en het welzijn van ouderen) en onderwijs (de kwaliteit van het onderwijs en de kloof tussen onderwijs en bedrijfsleven). Hiervan is de sector biosystemen veruit het grootst, deze vertegenwoordigt ongeveer een derde van de social enterprise sector in Nederland.34 2.2 Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor social enterprises? In de literatuur worden drie belangrijke uitdagingen geïdentificeerd waar social enterprises in de praktijk tegenaan lopen: het aantrekken van financiering, het probleem van de dual purpose en het meten van sociale impact.35 2.2.1 Financiering De essentie van de social enterprise is het pro-actief creëren van positieve externe baten. Hierdoor kan er vaak niet eenzelfde commercieel rendement geboden worden als bij de normale onderneming. Social enterprises passen daardoor minder goed binnen de vaste categorieën en verwachtingen van conventionele bronnen van kapitaal. Ze bieden vaak een lager rendement gepaard met een hoger risico, waardoor ze het vanuit een puur financieel oogpunt afleggen tegen beleggingen in conventionele ondernemingen. Beleggers geven nog te vaak de voorkeur aan een goed rendement op een commerciële investering, waarbij vervolgens een deel van de opbrengst aan een goed doel geschonken wordt, boven het direct investeren in een social enterprise.36 Uit de resultaten van onderzoek van McKinsey blijkt dat ook in Nederland funding en covering all costs door social enterprises gezien worden als de belangrijkste twee uitdagingen 34 Zie McKinsey 2011. 35 Samenvatting van inzichten uit Kelley 2009, Pirson 2009, Timmerman et al. 2011 en Cooney 2012. 36 Zie Kelley 2009 en Timmerman et al. 2011.
  • 20. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 20 voor de sector.37 Nederlandse social enterprises zijn vaak nog (deels) afhankelijk van subsidies of financiële steun verstrekt onder gunstige voorwaarden door overheden of non- profits. Vooral de valley of death – de overgang van startkapitaal, waar redelijk veel van aanwezig is, naar groeikapitaal, wat veel schaarser is en waarbij beleggers een stuk veeleisender zijn – is voor social enterprises een extra groot obstakel. In sectoren als cleantech of biosystemen zijn leningen de meest gebruikte vorm van financiering door Nederlandse social enterprises. Dit in tegenstelling tot de sectoren maatschappelijke integratie of gezondheidszorg, waarin veel nog afhankelijk zijn van donaties en subsidies. Het is cruciaal voor de groei van de social enterprise sector dat er voldoende financiering beschikbaar is. Voor sociale projecten die buiten het domein van goede doelen vallen zijn donaties vaak moeilijk te verkrijgen. Anderzijds is het voor commerciële projecten met een te charitatief karakter moeilijk om risicodragend kapitaal te krijgen. Kelley benadrukt dan ook de noodzaak van patient capital, kapitaal wat in mindere mate dan conventioneel kapitaal gericht is op korte termijn winst. Echter is dit nog te schaars en moeilijk te vinden.38 2.2.2 Het probleem van de dual purpose De social enterprise heeft duidelijk een tweeledig doel: het creëren van sociale waarde in de eerste plaats, en vervolgens het genereren van voldoende inkomsten om financieel zelfvoorzienend te zijn en eventuele beleggers van een rendement te kunnen voorzien. Deze dual purpose leidt bij de besluitvorming door het bestuur van de social enterprise tot een continu noodzakelijke afweging van soms tegenstrijdige belangen. Wanneer de belangen van beleggers prevaleren kan het publiek doel hieronder lijden. Wanneer het publiek doel het enige is dat lijkt te tellen bij het bestuur kunnen (potentiële) beleggers hun belangstelling verliezen.39 Daarnaast is het behouden van het ‘sociale’ kapitaal van de onderneming en het voorkomen van omzetting in private welvaart een belangrijk pijnpunt. Ondernemers vrezen dat als social enterprises financieel succesvol worden de maatschappelijke principes steeds meer op de achtergrond komen te staan.40 Het dual purpose probleem kent in de praktijk een aantal verschillende oplossingen. Binnen traditionele rechtsvormen ligt er de mogelijkheid om private contracten op te stellen tussen het bestuur van de onderneming en de aandeelhouders over hoe om te gaan met mogelijke belangenverstrengeling op het gebied van sociaal- ten opzichte van financieel 37 Zie McKinsey 2011. 38 Zie Kelley 2009, Timmerman et al. 2011 en Social Enterprise NL 2012. 39 Zie Timmerman et al. 2011. 40 Zie Kelley 2009.
  • 21. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 21 rendement. Daarnaast kan de overheid een rol spelen door middel van sectorale regelgeving, subsidie-eisen of vergunningsvoorwaarden. Als laatste mogelijkheid noemen Timmerman et al. het creëren van een aparte rechtsvorm voor social enterprise met specifieke aandacht voor de dual purpose.41 De opkomst van aparte rechtsvormen zal in onderdeel 2.4 uitvoerig aan bod komen. 2.2.3 Het meten van sociale impact Een derde belangrijke uitdaging voor social enterprises is het meten van sociale impact. Deze impact is de kern van het bestaansrecht van social enterprise, en daarmee is het bewijzen dat de maatschappij beter af is dan voorheen cruciaal. Echter is dat nog een aanzienlijke uitdaging: “counting money is fairly simple; accounting for increases in societal well-being is more challenging and will require increased efforts in the future”.42 Karen Maas concludeert in haar proefschrift aan de Erasmus Universiteit Rotterdam43 dat de theoretische en praktische ontwikkeling van maatschappelijke impactmeting nog in de kinderschoenen staat. Er zijn in de afgelopen tien jaar verschillende methodes ontwikkeld. Deze richten zich echter vaak alleen nog op wat er gemeten moet worden en nog te weinig op hoe dit in de praktijk dan zou moeten. Hierdoor biedt dit weinig handvatten voor de social enterprise. 2.3 De opkomst van politieke aandacht voor social enterprise In westerse landen is de rol van de overheid in de samenleving aan het veranderen. In toenemende mate wordt erkend dat het oplossen van maatschappelijke problemen meer vraagt dan overheidsingrijpen alleen. Overheden zijn steeds meer op zoek naar mogelijkheden om commerciële ondernemingen activiteiten te laten uitvoeren in het publieke belang. Volgens Hoogendoorn is er dan ook sprake van een “delegation of leadership and innovation from the bureaucracy to the grassroots”.44 Geen managed economy waarin de overheid van bovenaf zorg draagt voor maatschappelijke- en milieuvraagstukken maar een entrepreneurial economy waarin een aanpak van onderaf centraal staat. Goldsmith, Georges en Burke45 onderscheiden vier fases in de ontwikkeling van de maatschappelijke perceptie over wie verantwoordelijk is voor het verzorgen van anderen en het verstrekken van sociale diensten. Ten eerste (1) families en goede doelen, vervolgens (2) de overheid door middel van de verzorgingsstaat, daarna (3) publiek-private samenwerking op 41 Zie Timmerman et al. 2011. 42 Zie Pirson 2009, p. 252. 43 Zie Maas 2009. 44 Zie Hoogendoorn 2011, p. 6. 45 Zie Goldsmith, Georges & Burke 2010.
  • 22. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 22 basis van concurrentie en als laatste (4) publiek-private samenwerking op basis van de capaciteit van het maatschappelijke middenveld. Mijns inziens lijkt het er op dat, na de hoogtijdagen verzorgingsstaat halverwege de 20e eeuw (fase 2), en de privatiseringsgolf van de jaren tachtig en negentig (fase 3), onze westerse samenlevingen toe zijn aan de vierde fase. De opkomst van social enterprise lijkt zodoende een natuurlijke evolutie tegen de achtergrond van de afbouw van de verzorgingsstaat en de daaropvolgende transitie naar een gemengde economie van private, publieke en hybride partijen. Hierin liggen kansen voor social enterprises om gangbare businessmodellen en de gebruikelijke filantropische aanpak te overstijgen. Deze innovatieve vorm van ondernemen leidt tot duurzame oplossingen waarin sociale, ecologische en economische waarden feilloos samen gaan. De SER benadrukt in haar advies Ondernemerschap voor de publieke zaak het belang van “zo doelmatig mogelijk inzetten van de beschikbare middelen om een kwalitatief hoogwaardige publieke dienstverlening te leveren die aansluit bij de behoeften en wensen van mensen”.46 Professionaliteit, creativiteit en maatwerk in het leveren van nieuwe producten en diensten zijn volgens het advies hierbij van belang. De creativiteit en het commerciële inzicht zouden social enterprises in staat moeten stellen om producten of diensten die traditioneel tot de taak van de overheid worden gezien efficiënter te kunnen leveren. De SER vat de benodigde aanpak uitstekend samen: “Het is aan de overheid om ruimte én richting te geven aan ondernemerschap voor de publieke zaak. Het borgen van publieke belangen blijft bij uitstek de taak van de overheid. Maar dat zal vooral moeten gebeuren door het stellen van heldere kaders, met duidelijke doelstellingen en randvoorwaarden. Politiek en overheid dienen vooraf duidelijk te maken wat van ondernemerschap voor de publieke zaak wordt verwacht, en vervolgens ruimte te maken en te laten voor de ontplooiing van zulk ondernemerschap.”47 2.4 De oorsprong van rechtsvormen voor social enterprise Wereldwijd worden er door wetgevers aparte rechtsvormen voor social enterprise gecreëerd. De oorsprong van deze rechtsvormen ligt in de combinatie van de groeiende politieke aandacht samen met de tekortkomingen van conventionele for-profit en non-profit rechtsvormen in het gebruik door social enterprise.48 De tekortkomingen die aan de oorsprong van deze aparte rechtsvormen staan worden in de volgende onderdelen besproken. 46 Zie SER 2005, p. 29. 47 Zie SER 2005, p. 30. 48 Zie De Jongh et al. 2010, Timmerman et al. 2011, Cooney 2012 en OECD 2013.
  • 23. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 23 2.4.1 Tekortkomingen van conventionele non-profit rechtsvormen Non-profit rechtsvormen worden vaak gevormd met een bepaalde maatschappelijke doelstelling. Ze kennen meestal geen aandeelhouders en winstuitkering is vaak niet of maar beperkt mogelijk. Winst die door de non-profit wordt gemaakt moet grotendeels geherinvesteerd worden in de maatschappelijke doelstelling.49 Er is geen eenvoudige manier voor durfkapitalisten of andere winstgerichte beleggers om een aandelenbelang te verwerven in ruil voor (groei)kapitaal.50 Hierdoor wordt de toegang tot de kapitaalmarkt beperkt en de uitdaging omtrent het financieren van de social enterprise alleen maar groter. Op het gebied van de dual purpose blijken non-profit rechtsvormen in de praktijk over het algemeen niet winstgericht genoeg voor social enterprises. Het bestuur van een non-profit is verplicht om primair aandacht te vestigen op de sociale missie en niet op het drijven van een gezonde winstgevende bedrijfsvoering. Bromberger benadrukt dat er bij non-profit rechtsvormen wel een bestuur is dat zich bezighoudt met de sociale missie maar geen aandeelhouders die gewicht kunnen geven aan de minstens zo belangrijke winstdoelstelling bij social enterprises.51 Daarnaast mogen er bij veel non-profit rechtsvormen maar in beperkte mate commerciële methoden ingezet worden om winst te maken. Om hun belastingvrije status te behouden mogen Amerikaanse charities zich bijvoorbeeld niet bezighouden met activiteiten die niet direct gerelateerd zijn aan hun charitatieve doelstelling.52 Ook bestuurders kunnen maar een beperkte bezoldiging ontvangen aangezien privaat voordeel uit charitatieve middelen strikt verboden is.53 Over het algemeen zijn internationale juridische auteurs het eens dat non-profit rechtsvormen te veel beperkingen met zich meebrengen voor social enterprise. De uitdagingen omtrent financiering en de dual purpose blijven sterk aanwezig bij de keuze voor een non-profit rechtsvorm. 2.4.2 Tekortkomingen van conventionele for-profit rechtsvormen Het financieringsprobleem van social enterprise is echter niet opgelost door de keuze voor een commerciële rechtsvorm. Enerzijds leidt deze keuze voor winstgerichtheid tot geen of verminderde toegang tot traditioneel non-profit kapitaal als subsidies, giften of donaties. Anderzijds verwachten winstgerichte beleggers alsnog een marktconform rendement, iets wat social enterprises vaak niet helemaal kunnen bieden.54 49 Zie Bromberger 2007, Gottesman 2007 en Kelley 2009. 50 Zie Bromberger 2007, Kelley 2009, Cooney 2012. 51 Zie Bromberger 2007. 52 Zie Bromberger 2007, Gottesman 2007 en Bridge & Corriveau 2009. 53 Zie Bromberger 2007, Bridge & Corriveau 2009. 54 Zie Kelley 2009.
  • 24. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 24 Wat betreft de dual purpose worden traditionele commerciële ondernemingen voornamelijk gevormd om winst te genereren voor aandeelhouders. Bestuurders dragen vaak in beginsel de wettelijke verplichting om winst te verkiezen boven een eventueel maatschappelijk belang. Zodoende zijn zij kwetsbaar als het geld van beleggers wordt gebruikt voor niet-zakelijke doeleinden. Ondernemers die hun social enterprise in Angelsaksische landen organiseren als for-profit rechtsvorm vrezen aansprakelijkheid ten opzichte van aandeelhouders voor het nalaten van winstmaximalisatie.55 In Angelsaksische landen zijn de bezwaren tegen commerciële rechtsvormen namelijk nog sterker. Deze landen worden gekenmerkt door een rechtssysteem waarin bestuurders in de eerste plaats de belangen van aandeelhouders dienen te behartigen. Een sprekend voorbeeld uit de Amerikaanse rechtspraktijk is de door aandeelhouders gedwongen verkoop van Ben & Jerry's aan Unilever in 2000. De twee oprichters van het destijds beursgenoteerde Ben & Jerry’s wilden niet dat hun “for-profit corporation that seemingly did not put profits first” in handen zou komen van Unilever. Ze vreesden het verlies van de sociale missie van de onderneming. Toch besloten zij als bestuurders in te stemmen met de verkoop aan de hoogste bieder (Unilever) uit angst voor blootstelling aan aansprakelijkheid wegens het niet kiezen voor winstmaximalisatie. Sinds dit sprekende voorbeeld uit de praktijk is in de VS de vraag opgekomen hoe ondernemingen gedreven door een sociale missie dienen te overleven in een rechtsmodel gebaseerd primair op aandeelhouderswaarde.56 Aandeelhouders zouden er ex- ante voor kunnen kiezen om van een deel van de winst af te zien voor maatschappelijke doeleinden, echter is het vaak moeilijk dit vast te leggen. Een verandering van eigendom of zeggenschap of een daling van de winst kan het publieke doel naar de achtergrond doen laten verdwijnen.57 In principe is er geen reden waarom een commerciële onderneming geen maatschappelijk doel in haar statuten zou kunnen opnemen. Echter zou dit de onderneming slechts toestaan het publieke doel na te streven in plaats van het hiertoe te verplichten en het behoud van deze waarden te waarborgen voor de langere termijn.58 Ook kunnen social enterprises moeilijk de maatschappelijke betrokkenheid van hun onderneming op geloofwaardige wijze kenbaar maken als zij gekozen hebben voor een winstgerichte 55 Zie Kelley 2009, Gottesman 2007, Cooney 2012 en Clark & Vranka 2013. In de VS hebben hebben bestuurders van een corporation een primaire fiduciaire verplichting om te handelen in het belang van hun aandeelhouders: Dodge v. Ford; eBay Domestic Holdings, Inc. v. Newmark; Unocal Corporation. V. Mesa Petroleum Company; Revlon Inc. v. MacAndrews & Forbes Holding, Inc. 56 Page & Katz 2010. 57 Zie Bridge & Corriveau 2009. 58 Zie Bromberger 2007.
  • 25. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 25 rechtsvorm. Er is geen gestandaardiseerde manier om de maatschappelijke beweringen van bedrijven te certificeren om ‘echte’ social enterprises te scheiden van organisaties die de maatschappelijke uitstraling gebruiken als marketing.59 2.4.3 Conclusie Zodoende worden er in de internationale literatuur belemmeringen geïdentificeerd bij het gebruik van conventionele rechtsvormen door social enterprises. Enerzijds compliceert de keuze voor de non-profit vorm de toegang tot de kapitaalmarkt, anderzijds biedt de for-profit rechtsvorm niet genoeg verankering van de maatschappelijke doelstelling om deze te waarborgen op de langere termijn. De hieraan voorafgaand aangehaalde tekortkomingen van generieke for- en non-profit rechtsvormen worden in het volgende overzicht samengevat. Figuur 3 – Tekortkomingen van conventionele rechtsvormen voor social enterprise60 Duidelijk mag zijn dat beide type rechtsvormen niet volledig overeenkomen met de hybride doelstellingen van social enterprise. Geen van de twee weet het creëren van sociale waarde te verenigen met winstgerichtheid in één rechtsvorm. Naast de aparte tekortkomingen van zowel for-profit als non-profit rechtsvormen, onderstrepen Timmerman et al. de verhoogde transactie- en oprichtingskosten die nodig zijn om bestaande rechtsvormen in te richten volgens de specifieke wensen van social enterprises. Een nieuwe rechtsvorm zou in eerste instantie al deze kosten kunnen reduceren door een uitonderhandeld pakket aan interne en externe regels te bieden dat afgestemd is op de 59 Zie Gottesman 2007. 60 Op basis van Bromberger 2007, Gottesman 2007, Bridge & Corriveau 2009, Kelley 2009 en Cooney 2012. Non-profit rechtsvormen For-profit rechtsvormen • geen aandelen • geen of gelimiteerde winstuitkering • gelimiteerde remuneratie • niet gericht op winst • gelimiteerde mogelijkheid tot commerciële activiteiten • primair winstgericht • fiduciaire verplichtingen • sociale continuïteit kan in gevaar komen • beleggers verwachten marktconform rendement • geen duidelijk sociaal signaal Voornaamste gevolg: gelimiteerde toegang tot kapitaal Voornaamste gevolg: geen borging van de maatschappelijke doelstelling op de lange termijn
  • 26. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 26 specifieke wensen van social enterprises.61 Maar in de literatuur worden nog verdere voordelen van een aparte rechtsvorm aangehaald. 2.5 De voordelen van een aparte rechtsvorm voor social enterprise De internationale literatuur over rechtsvormen voor social enterprise kent een aantal steeds terugkerende redenen die ten grondslag liggen aan verschillende pleidooien voor een aparte social enterprise rechtsvorm. 2.5.1 Een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning De social enterprise heeft zich nog niet gevestigd als de gangbare manier van ondernemen. De nog relatief jonge sector heeft veel voordeel te behalen bij de erkenning en herkenning die een aparte rechtsvorm zou bieden. Kelley benadrukt de voordelen van “a recognizable brand for hybrid organizations”.62 Billitteri schrijft over “a coherent and marketable image of what it means to be a social enterprise organization—a brand, that is identifiable in the marketplace and reassuring to a wide segment of the public”63 en het belang van “identification, validation, and visibility” voor de sector.64 Gottesman beargumenteert dat “creating a new, visible, formal designation, would allow businesses to signal their commitments more effectively”.65 Bridge & Corriveau onderstrepen dat een aparte rechtsvorm “[would] raise the profile of community enterprise”66 , waardoor er meer activiteit rondom social enterprise wordt aangetrokken, niet alleen in de vorm van kapitaal maar ook in de vorm van interesse vanuit (potentiële) werknemers, klanten en partners. Zij voegen daar aan toe dat een aparte rechtsvorm ook een stuk legitimiteit voor de sector met zich meebrengt; bevestiging vanuit de wetgever dat social enterprise als belangrijk wordt gezien en aangemoedigd dient te worden. Ook Timmerman et al. onderstrepen het belang hiervan: “a legal entity specifically designed for social enterprises can also be used by a social entrepreneur as a way of establishing an easily recognizable identity in the market place”.67 Hierdoor zouden social enterprises zich op een positieve manier kunnen profileren ten opzichte van traditionele ondernemingen. Dit kan de sector een competitief voordeel opleveren bij het aantrekken van klanten en werknemers. 61 Zie Timmerman et al. 2011. 62 Zie Kelley 2009, p. 28. 63 Zie Billitteri 2007, p. 7. 64 Zie Billitteri 2007, p. 11. 65 Zie Gottesman 2007, p. 351. 66 Zie Bridge & Corriveau 2009, p. 8. 67 Zie Timmerman et al. 2011, p. 5.
  • 27. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 27 2.5.2 Een verbeterde toegang tot de kapitaalmarkt Een tweede voordeel speelt in op het financieringsprobleem van social enterprise. Naast het bieden van een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning kan een aparte rechtsvorm namelijk ook een verbeterde toegang tot de kapitaalmarkt voor social enterprise faciliteren. Carter & Man onderstrepen het belang van “find[ing] new ways to raise capital and/or income streams for carrying on charitable endeavours [...] by issuing shares, paying dividends, paying a return on investments”.68 Gottesman benadrukt dat “a legal form that would allow organizations to attract equity capital and to pursue social aims would help recalibrate the flow of money to social organizations”.69 Bridge & Corriveau beargumenteren dat een aparte rechtsvorm “enables and encourages the investment of private wealth in community projects – a combination with enormous potential”.70 Kelley claimt dat “sources of patient SRI capital will expand further when social enterprise devises a distinctive brand for itself and when social entrepreneurs find a way to ensure such investors that their capital will remain [in] the social enterprise stream and not be converted into private wealth”.71 Aangezien het aantrekken van financiering als een van de grootste obstakels wordt ervaren door social enterprises is dit een belangrijk voordeel. 2.5.3 Een heldere balans tussen financiële en sociale impact Een derde voordeel speelt in op het probleem van de dual purpose. Billiteri beargumenteert dat een aparte rechtsvorm bij zou dragen aan “figuring out where the line lies between social enterprise and purely commercial interest”.72 Het zou social enterprises de voordelen geven van het aantrekken van risicodragende beleggers, zonder gebonden te zijn aan “the demands of short-term profit maximization [...] leaving boards empowered to keep their focus on serving the long-term health of the company, its customers, and its stakeholders”.73 Volgens Gottesman geeft een rechtsvorm sociale ondernemers “the opportunity to institutionalize their commitments to goals beyond profit”.74 Dit geeft social enterprises de rust om een stabiele, duurzame – en daardoor effectievere – maatschappelijke strategie uit te zetten. Timmerman et al. beargumenteren dat “company law can regulate the dual purpose problem by defining the rights and obligations of directors and shareholders”.75 68 Zie Carter & Man 2009, p. 48. 69 Zie Gottesman 2007, p. 349. 70 Zie Bridge & Corriveau 2009, p. 8. 71 Zie Kelley 2009, p. 26. 72 Zie Billiteri 2007, p. 10. 73 Zie Billiteri 2007, p. 15. 74 Zie Gottesman 2007, p. 351. 75 Zie Timmerman et al. 2011, p. 5.
  • 28. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 28 2.6 Conclusie In dit hoofdstuk is gebleken dat de tijd rijp is voor de opkomst van social enterprise, maar dat de sector in de praktijk nog tegen een aantal belangrijke uitdagingen aanloopt. Social enterprises hebben het in eerste instantie moeilijk om de benodigde financiering rond te krijgen voor het opschalen van de maatschappelijke impact. Eenmaal gefinancierd worstelen social enterprises met het dual purpose probleem: belangenverstrengeling tussen het publiek doel enerzijds en de belangen van beleggers en het maken van winst anderzijds. Daarbovenop komt nog dat als de social enterprise een zogenoemde impact investor heeft gevonden die naast financieel rendement ook belang hecht aan maatschappelijk rendement, het ingewikkeld blijft om social return on investment (SROI) te meten. Om de groei en bloei van de social enterprise sector te faciliteren zijn er genoeg gebieden waarop de wetgever ondersteuning kan bieden. Daarna is dit hoofdstuk ingegaan op de oorsprong van social enterprise rechtsvormen wereldwijd. Bij de keuze tussen bestaande rechtsvormen blijken noch een pure for-profit vorm, noch een pure non-profit vorm vaak niet helemaal geschikt. Beide soorten rechtsvormen komen niet volledig overeen met de hybride doelstellingen van de social enterprise. Bij de keuze voor een non-profit vorm wordt de social enterprise nog eens extra belemmerd bij het ophalen van kapitaal. Anderzijds wordt de social enterprise bij de keuze voor een for-profit vorm belemmerd door de winstgerichte aard van deze vorm. Verschillende auteurs benadrukken dan ook het belang van een aparte rechtsvorm voor social enterprise. De voordelen van een aparte rechtsvormen liggen veelal op drie verschillende gebieden: het creëren van een herkenbaar merk voor erkenning en herkenning, het verbeteren van de toegang tot de kapitaalmarkt en het duidelijk uiteen zetten van een heldere balans tussen financiële en sociale impact. Gezien de nadelen van bestaande traditionele rechtsvormen voor social enterprise en de voordelen die een aparte rechtsvorm zou bieden gaan steeds meer wetgevers wereldwijd over tot het creëren van aparte rechtsvormen voor social enterprise. In het volgende hoofdstuk worden een aantal van deze rechtsvormen geanalyseerd.
  • 29. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 29 Hoofdstuk 3 Aparte rechtsvormen voor social enterprise Dit hoofdstuk richt zich op aparte rechtsvormen die zijn gecreëerd voor social enterprise en gaat in op de derde deelvraag: “Hoe zien aparte rechtsvormen voor social enterprise eruit en hoe verhouden deze zich tot het wetsvoorstel maatschappelijke onderneming?”. Eerst worden de toetsstenen uiteengezet waarmee de verschillende rechtsvormen worden vergeleken. Daarna komt in §3.2 de CIC (VK) aan bod, wordt in §3.3 de Amerikaanse L3C bekeken en gaat §3.4 in op de modelwetgeving van de nieuwste juridische innovatie op het gebied van social enterprise: de Benefit Corporation. Dit zijn de meest recente juridische ontwikkelingen op het gebied van rechtsvormen voor social enterprise. Daarna wordt ingegaan op het Nederlandse wetsvoorstel maatschappelijke onderneming. In §3.6 worden de belangrijkste elementen van deze verschillende rechtsvormen op een rij gezet en met elkaar vergeleken. 3.1 Toetsstenen De verschillende rechtsvormen in dit hoofdstuk worden vergeleken aan de hand van de volgende vier toetsstenen: oprichting, financiële aspecten, regelingen omtrent bestuur, toezicht en belanghebbenden en eisen omtrent de transparantie. 3.2 De CIC De CIC is in het VK in het leven geroepen op grond van Deel 2 van de Companies (Audit, Investigations and Community Enterprise) Act uit 2004.76 Daarnaast staan er belangrijke regelingen in de Community Interest Company Regulations 200577 , welke gewijzigd zijn in 2009.78 3.2.1 Oprichting De Act creëert de CIC als een modaliteit van een company limited by shares dan wel een company limited by guarantee.79 De eerste duidt op commerciële kapitaalvennootschappen vergelijkbaar met de Nederlandse BV (ltd) of BV (plc). De company limited by guarantee kennen wij in Nederland niet. Het is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid met een of meer leden die zich tot een bepaald maximum garant hebben gesteld voor de schulden van de vennootschap, meestal £1. Naast het oprichten van een nieuwe CIC80 kunnen ook bestaande 76 Hierna: Act, zie http://www.legislation.gov.uk/ukpga/2004/27/pdfs/ukpga_20040027_en.pdf. 77 Hierna: Regulations 2005, zie http://www.legislation.gov.uk/uksi/2005/1788/pdfs/uksi_20051788_en.pdf. 78 Hierna: Regulations 2009, zie http://www.legislation.gov.uk/uksi/2009/1942/pdfs/uksi_20091942_en.pdf. 79 Art. 26 Act. 80 Art. 36 Act.
  • 30. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 30 kapitaalvennootschappen zich omzetten tot CIC81 alsook bestaande charities.82 Om een CIC te mogen worden moet de Community Interest Test afgenomen worden.83 Een onderneming voldoet aan deze test “if a reasonable person might consider that its activities are being carried on for the benefit of the community”.84 In deze toets wordt drie hoofdzaken meegenomen: de onderliggende doelstelling van de CIC, de activiteiten die de CIC van plan is te gaan ontplooien en wie er van deze activiteiten profijt zal hebben. Het primaire doel van de CIC moet het dienen van een extern maatschappelijk belang zijn, buiten de individuen die eigenaar, bestuurder of werknemer zijn van de CIC. Politieke activiteiten mogen niet middels een CIC ontplooid worden.85 Het is niet per se noodzakelijk dat iedere door de CIC ontplooide activiteit op zichzelf het maatschappelijke belang dient, echter is het belangrijk dat alles dat ondernomen wordt door de CIC terug te redeneren is naar deze doelstelling.86 3.2.2 Financiële aspecten Een belangrijk kenmerk van de CIC is de asset lock, een mechanisme waarbij het maatschappelijke kapitaal wordt veiliggesteld. Deze vermogensklem verbiedt de distributie van activa of winst in het bezit van de CIC aan derden op niet marktconforme wijze: “The company shall not transfer any of its assets other than for full consideration”.87 Uitzonderingen gelden als de winst of activa ten goede komen aan de community dan wel aan een andere asset-locked body, zijnde een CIC of een charity.88 Deze klem dient sociaal bewogen beleggers vertrouwen te bieden dat hun investering niet zal worden misbruikt. Indien de CIC als modaliteit van een kapitaalvennootschap wordt opgericht kent de wettelijke regeling een dividend cap.89 Deze limiteert de uitbetaling van dividend aan aandeelhouders tot een maximum. In beginsel mogen CICs geen uitkeringen doen: “Community interest companies must not distribute assets to their members unless regulations make provision authorising them to do so”.90 Dit is gereguleerd als een maximum dividend per aandeel en een maximum totaal dividend van 35% van de vrij uitkeerbare reserves.91 Het maximum dividend per aandeel wordt berekend als percentage van het gestorte kapitaal op het 81 Art. 37-38 Act. 82 Art. 39-40 Act. 83 Art. 36 lid 5 sub b Act jo. art. 35 Act. 84 Art. 35 lid 2 Act. 85 Art. 3 Regulations 2005. 86 CIC Regulator 2010. 87 Art. 8 jo. Schedule 2-3 Regulations 2005. 88 Art. 1 lid 2 Schedule 2-3 Regulations 2005. 89 Art. 30 Act. 90 Art. 30 lid 1 Act. 91 Art. 30 lid 2 Act jo. Art. 22 lid 1 Regulations 2005.
  • 31. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 31 aandeel. In de 2005 Regulations was dit de base lending rate van de Bank of England plus 5%, maar dit is na een consultatieronde in 2009 aangepast tot 20%.92 3.2.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden De Act roept de CIC Regulator in het leven.93 Deze dient richtsnoeren uit te geven en hulp te bieden rondom CICs.94 Het hoofddoel van de CIC Regulator is “to maintain confidence in community interest companies”.95 Hiervoor heeft de Regulator vergaande bevoegdheden om in te grijpen bij een CIC onder andere bij wanbeleid, bij het veilig stellen van het maatschappelijke kapitaal of wanneer de CIC niet meer aan de Community Interest Test zou voldoen.96 De Regulator heeft onderzoeksbevoegdheid, auditbevoegdheid en de bevoegdheid om een civiele procedure te starten in naam van een CIC.97 Daarnaast kan de Regulator bestuurders van een CIC ontslaan en nieuwe bestuurders benoemen.98 De Regulator mag ook ingrijpen in de bezittingen van een CIC, beperkingen leggen op haar transacties, aandelen in het kapitaal van een CIC (tijdelijk) overdragen aan daarvoor aangewezen personen of bij de rechter een aanvraag doen tot ontbinding en liquidatie van een CIC.99 3.2.4 Transparantie Het bestuur van een CIC moet jaarlijks verslag uitbrengen van haar activiteiten middels het deponeren van een CIC Report bij de Engelse Kamer van Koophandel.100 Hierin moet in ieder geval opgenomen worden een verslag van hoe de activiteiten van de CIC de gemeenschap (lees: de community) hebben gediend en de stappen die genomen zijn om belanghebbenden te betrekken bij deze activiteiten. Daarnaast moet de hoogte van de bezoldiging van bestuurders worden vermeld en de hoeveelheid uitbetaalde dividend en rente.101 3.3 De L3C Sinds 2008 experimenteren een groot aantal Amerikaanse staten met de L3C. Na de eerste introductie in 2008 in Vermont hebben tot dusver acht staten en twee Indiaanse stammen de L3C ingevoerd als rechtsvorm.102 92 Art. 22 lid 1 sub a Regulations 2005. 93 Art. 27 lid 1 Act. 94 Art. 27 lid 5 Act. 95 Art. 41 lid 1 Act. 96 Art. 41 lid 3 Act. 97 Respectievelijk art. 42 Act, art. 43 Act en art. 44 Act. 98 Art. 45-46 Act. 99 Respectievelijk art. 48 Act, art. 49 Act en art. 50 Act. 100 Art. 34 Act. 101 Art. 26 Regulations 2005. 102 Voor meer informatie, zie: http://www.americansforcommunitydevelopment.org/legislation.html
  • 32. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 32 3.3.1 Oprichting De L3C is een modaliteit van de Amerikaanse LLC met maar enkele kleine wijzigingen. De LLC is een flexibele winstgerichte samenwerkingsvorm met beperkte aansprakelijkheid en de mogelijkheid tot uitgifte van aandelen. De L3C dient, bovenop de wettelijke eisen die worden gesteld voor de standaard LLC, haar maatschappelijke doelstelling in de statuten te benoemen. Om te kunnen kwalificeren als L3C is het verplicht dat de onderneming “significantly furthers the accomplishment of one or more charitable or educational purposes within the meaning of Section 170(c)(2)(B) of the Internal Revenue Code of 1986, 26 U.S.C. § 170(c)(2)(B)”.103 Dit artikel van de Internal Revenue Code uit 1986 doelt op organisaties die opereren “exclusively for religious, charitable, scientific, literary, or educational purposes, or to foster national or international amateur sports competition (but only if no part of its activities involve the provision of athletic facilities or equipment), or for the prevention of cruelty to children or animals”.104 Daarnaast mag de L3C niet op enigerlei significante wijze gericht zijn op het maken van winst105 , noch mag zij opgericht zijn met het oog op het bevorderen van politieke of wetgevende doeleinden.106 Als de L3C aan één van de voorgaande eisen niet meer voldoet, vervalt onmiddellijk de L3C status en gaat de onderneming verder als ‘gewone’ LLC.107 Hierdoor vervallen de voordelen van directe aansluiting bij bovengenoemde federale fiscale wetgeving. 3.3.2 Financiële aspecten De nauwe verplichte doelomschrijving genoemd in het vorige onderdeel sluit aan bij Amerikaanse federale fiscale wetgeving om zo het aantrekken van program-related investments (PRIs) te faciliteren. Amerikaanse federale fiscale wetgeving verplicht private foundations om ieder jaar 5% van hun kapitaal te besteden aan charitatieve doeleinden. Om aan deze 5%-eis te voldoen mogen deze foundations giften of PRIs uitgeven, waarbij PRIs mogelijk rendement bieden. De mogelijkheid om deze zogeheten PRIs aan de trekken is de kern van de L3C. De L3C is gebouwd voor een gelaagde kapitaalstructuur met verschillende categorieën beleggers die instappen tegen verschillende risico-rendementsverhoudingen. De PRI-tier belegging ontvangt geen of een laag financieel rendement en richt zich op het sociale 103 11 VSA § 3001(27)(A). Dit staat voor art. 3001 lid 27 sub a van Titel 11 van de Vermont Statutes Annotated (VSA). Omdat Vermont de eerste staat was waar de L3C geintroduceerd is, is deze juridische analyse gebaseerd op deze wetgeving voor de L3C: zie http://www.leg.state.vt.us/statutes/fullsection.cfm?Title=11&Chapter=021&Section=03001. 104 IRC 1986 § 170(c)(2)(B). 105 11 VSA § 3001(27)(B). 106 11 VSA § 3001(27)(C). 107 11 VSA § 3001(27)(D).
  • 33. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 33 rendement. Vervolgens is de socially responsible investment (SRI)-tier bereid om een lager dan marktconform rendement te ontvangen zolang de L3C sociale waarde creëert. Deze opzet maakt het mogelijk om in de marktconforme-tier beleggingen aan te trekken van traditionele private beleggers van risicodragend kapitaal. Uitgifte van aandelen is mogelijk bij de L3C, en er zijn geen wettelijke beperkingen op de uitkering van winst. Als gevolg van deze gelaagde kapitaalstructuur is het mogelijk om een marktconform rendement uit te keren aan een bepaalde categorie beleggers ondanks het feit dat het rendement van de gehele onderneming beneden marktconform ligt. In tegenstelling tot de CIC, die het rendement voor alle beleggers aan banden legt middels gelimiteerde winstuitkering, is het doel van de L3C om low-profit beleggingen aan te trekken van foundations om zodoende marktconforme rendementen te kunnen bieden aan conventionele beleggers die wellicht niet gemotiveerd worden door de maatschappelijke doelstelling.108 3.3.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden Traditionele LLCs worden beheerst door een operating agreement tussen de leden (lees: members) van de LLC.109 Bij de L3C dienen de voorwaarden van deze operating agreement de maatschappelijke aard van het werk van de entiteit te garanderen. De operating agreement bevat regelingen die de fiduciaire verplichten van bestuurders uiteen zetten en zorgt voor duidelijkheid rondom de maatschappelijke doelstelling. Zodoende wordt deze doelstelling gewaarborgd tegen de dominantie van het maximaliseren van aandeelhouderswaarde in het Amerikaanse rechtssysteem. 3.3.4 Transparantie Er zijn geen extra eisen omtrent transparantie of (maatschappelijke) verslaggeving bij de L3C. 3.4 De Benefit Corporation De Benefit Corporation is in de VS tot dusver in 15 staten aangenomen en is in nog 13 andere staten in het parlement geïntroduceerd.110 De Benefit Corporation is “a new class of corporation that [is] required to create a material positive impact on society and the environment and to meet higher standards of accountability and transparency”.111 Deze 108 Zie Kelley 2009 en Cooney 2012. 109 Voor een model van een L3C operating agreement, zie: http://www.americansforcommunitydevelopment.org/downloads/Model%20L3C%20Articles%20of%20Organiz ation%20&%20OA%20-%20Vermont%20v2.pdf. 110 Per 14 mei 2013, zie: http://benefitcorp.net/state-by-state-legislative-status. 111 What is a Benefit Corp?, zie www.bcorporation.net.
  • 34. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 34 wetgeving is tot stand gekomen op basis van modelwetgeving uitgevaardigd door non-profit instantie B Lab.112 3.4.1 Oprichting Naast dat de modelwet de oprichting van een nieuwe Benefit Corporation regelt113 , kunnen ook bestaande corporations zich omzetten tot deze rechtsvorm.114 Een Benefit Corporation moet zichzelf ten doel stellen om een general public benefit na te streven, optioneel aangevuld met één of meerdere specific public benefits.115 General public benefit wordt gedefinieerd als “a material positive impact on society and the environment, taken as a whole, assessed against a third-party standard, from the business and operations of a benefit corporation”.116 Eventuele specifieke publieke doelen kunnen inhouden het ondersteunen van achtergestelde individuen, het bevorderen van arbeidsparticipatie, het beschermen van het milieu, het verbeteren van de volksgezondheid, het bevorderen van kunst of wetenschap of het versterken van kapitaalstromen naar maatschappelijk georiënteerde ondernemingen.117 3.4.2 Financiële aspecten De Benefit Corporation kent net als de traditionele Amerikaanse corporation de mogelijkheid om aandelen uit te geven. In tegenstelling tot de CIC kent de Benefit Corporation geen specifieke beperkingen omtrent het kapitaal. Er is geen sprake van een vermogensklem noch van een maximum op de uitkeerbare winst. 3.4.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden De modelwet bevestigt dat het nastreven van de in de statuten opgenomen generieke en specifieke publieke doelen “in the best interests of the benefit corporation” is.118 Dit wordt expliciet benadrukt gezien de fiduciaire verplichting van bestuurders van Amerikaanse corporations om in het belang van aandeelhouders te handelen. De bestuurder van een Benefit Corporation is verplicht om naast de belangen van aandeelhouders in ieder geval ook de belangen van werknemers, klanten, de gemeenschap en het milieu mee te nemen bij besluitvorming.119 De statuten van de Benefit Corporation kunnen één van deze belanghebbenden zelfs prioriteit geven en voorop stellen boven andere 112 Hierna: Modelwet, zie http://benefitcorp.net/storage/documents/Model_Benefit_Corporation_Legislation.pdf. 113 Art. 103 Modelwet. 114 Art. 104 Modelwet. 115 Art. 201(a) en (b) Modelwet. 116 Art. 102 Modelwet. 117 Art. 102 Modelwet. 118 Art. 201(c) Modelwet. 119 Art. 301(a) Modelwet.
  • 35. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 35 belangen.120 Deze verplichting gaat in tegen de klassieke dominantie van het shareholder model in de VS, waarbij bestuurders van een traditionele corporation een primaire fiduciaire verplichting hebben om te handelen in het belang van hun aandeelhouders en zodoende financiële belangen voorop dienen te stellen.121 De modelwet introduceert een exclusief rechtsmiddel voor belanghebbenden in de vorm van de benefit enforcement proceeding.122 Deze juridische procedure wordt gedefinieerd als “any claim or action or proceeding for failure of a benefit corporation to pursue or create general public benefit or a specific public benefit purpose set forth in its articles”.123 Daarnaast verbreedt de modelwet de categorieën van belanghebbenden die een derivative suit kunnen inbrengen tegen bestuurders van de Benefit Corporation. Ontvankelijk zijn onder andere een of meer houders van aandelen die alleen of gezamenlijk ten minste 2% van het totale aantal uitstaande aandelen vertegenwoordigen; of een of meer houders van aandelen die alleen of gezamenlijk ten minste 5% van het aandelenkapitaal van de moedermaatschappij van de Benefit Corporation vertegenwoordigen.124 Ook kunnen de statuten van de Benefit Corporation andere (groepen) personen de bevoegdheid toewijzen tot het instellen van een benefit enforcement proceeding.125 3.4.4 Transparantie Het bestuur van de Benefit Corporation moet jaarlijks verslag uitbrengen van haar activiteiten middels het deponeren van een Annual Benefit Report.126 Hierin moet in ieder geval opgenomen worden een verslag van de manier waarop de Benefit Corporation de generieke en eventuele specifieke publieke doelstelling(en) heeft gediend en de mate waarin er sociale waarde is gecreëerd.127 Ook moet het rapport een beoordeling bevatten van de algehele maatschappelijke en milieu prestaties van de Benefit Corporation gemeten ten opzichte van een objectieve standaard.128 Daarnaast moet de hoogte van de bezoldiging van bestuurders vermeld worden.129 120 Art. 301(a)(3) Modelwet. 121 Zie voor een uitgebreide discussie Clark & Vranka (2013) en: Dodge v. Ford; eBay Domestic Holdings, Inc. v. Newmark; Unocal Corporation. V. Mesa Petroleum Company; Revlon Inc. v. MacAndrews & Forbes Holding. 122 Art. 305 Modelwet. 123 Art. 102 Modelwet. 124 Art. 305(b) Modelwet. 125 Art. 305(b)(2)(iv) Modelwet. 126 Art. 402 Modelwet. 127 Art. 401(a)(1) Modelwet. 128 Art. 401(a)(2) Modelwet. 129 Art. 401(a)(4) Modelwet.
  • 36. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 36 3.5 Het ingetrokken wetsvoorstel maatschappelijke onderneming Het wetsvoorstel “Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek houdende regels voor de vereniging of stichting tot instandhouding van een maatschappelijke onderneming”130 richtte zich in de eerste plaats niet specifiek op social enterprise, maar wel op ondernemerschap op het snijvlak van publiek en privaat. Dit wetsvoorstel is op 14 juli 2009 aan de Tweede Kamer gepresenteerd en is uiteindelijk per 23 januari 2013 definitief ingetrokken vanwege bezwaren en kritiek.131 Met het wetsvoorstel wilde het kabinet “instellingen die een belangrijke maatschappelijke taak uitvoeren [...] vanuit het privaatrecht ondersteunen en verder helpen”.132 Het wetsvoorstel vond zijn oorsprong in het rapport De waarde van de maatschappelijke onderneming geborgd uit 2003 van het NTMO, een samenstelling van brancheorganisaties actief in de sectoren wonen, zorg en onderwijs.133 De nadruk binnen het wetsvoorstel lag dan ook op zorginstellingen, onderwijsinstellingen en woningcorporaties. In deze sectoren waren veel kleine, lokale organisaties uitgegroeid tot grote professionele instellingen. In de memorie van toelichting benadrukt de wetgever dat het ondersteunen van deze organisaties in hun groeiende professionalisering een belangrijke drijfveer was. De mogelijkheid om winstbewijzen uit te geven en daardoor deelname van private kapitaalverschaffers te faciliteren was hierin een belangrijk aspect. Daarnaast was juridische versterking van de positie van belanghebbenden een essentieel onderdeel, waarbij “de partners bij de instelling wettelijk geregelde bevoegdheden krijgen om voor de belangen die zij vertegenwoordigen ook juridische middelen in te zetten”.134 3.5.1 Oprichting Het wetsvoorstel definieert de stichting of vereniging tot instandhouding van een maatschappelijke onderneming in (een nieuw) art. 2:26a lid 1 BW (voor de vereniging) en art. 2:285a lid 1 BW (voor de stichting).135 Deze modaliteit van de stichting of vereniging “houdt een of meer ondernemingen in stand en stelt zich blijkens de statuten ten doel goederen of diensten te leveren of werkzaamheden te verrichten die zijn gericht op het maatschappelijke 130 Kamerstukken II, 2008/09, 32 003, nr. 2. 131 Brief ter intrekking: Kamerstukken II, 2012/13, 32 003, nr. 7. 132 Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3. 133 Op het rapport van de NTMO volgde een reeks rapporten: het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2004), Bewijzen van goede dienstverlening, het rapport van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA (2005), Investeren in de samenleving. Een verkenning naar de missie en positie van de maatschappelijke onderneming, en het rapport van de Commissie Wijffels (2006), Rapport van de projectgroep Rechtsvorm maatschappelijke onderneming. 134 Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3. 135 Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 2.
  • 37. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 37 belang. De statuten vermelden welke deze goederen, diensten of werkzaamheden zijn en wat de inhoud is van het daarmee te dienen maatschappelijk belang”. 3.5.2 Financiële aspecten De maatschappelijke onderneming zou als modaliteit van de stichting of vereniging geen aandeelhouders kennen, maar wel de bevoegdheid winst uit te keren aan houders van winstbewijzen.136 Deze worden verenigd in een algemene vergadering van winstbewijshouders137 en worden door het bestuur geïnformeerd over het beleid en de gang van zaken binnen de onderneming.138 Wel stelt het wetsvoorstel een vermogensklem in. Een besluit tot winstuitkering van “middelen die door of vanwege de overheid zijn verkregen” ten behoeve van het maatschappelijke doel, is namelijk nietig.139 Hiermee probeert de wetgever het weglekken van publieke middelen naar private partijen te voorkomen.140 3.5.3 Bestuur, toezicht en belanghebbenden De maatschappelijke onderneming zou ook een verplichte raad van toezicht moeten instellen, bestaande uit minimaal drie commissarissen.141 Deze raad van toezicht zou vergaande bevoegdheden krijgen, zoals het goedkeuren van belangrijke investeringen en duurzame samenwerkingen met andere rechtspersonen.142 Het wetsvoorstel roept een belanghebbendenvertegenwoordiging in het leven, welke representatief is “voor de bij de maatschappelijke onderneming betrokken belanghebbenden”.143 Deze wordt door het bestuur betrokken bij de beleidsvorming en de uitvoering van het beleid.144 De belanghebbendenvertegenwoordiging dient ook in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen bij statutenwijziging.145 De statuten kunnen bepalen dat bestuursbesluiten worden onderworpen aan de goedkeuring van zowel de vergadering van winstbewijshouders als de belanghebbendenvertegenwoordiging.146 Daarnaast staat voor beide organen de bevoegdheid open tot het indienen van een verzoek bij de ondernemingskamer van het Gerechtshof te 136 Art. 2:285a lid 2 BW. 137 Art. 2:307k lid 6 BW. 138 Art. 2:307k lid 8 BW. 139 Art. 2:307l BW. 140 Kamerstukken II 2008/09, 32 003, nr. 3. 141 Art. 2:307c BW en art. 2:307e BW. Het voorgestelde artikel leest letterlijk “De raad van toezicht bestaat uit ten minste drie commissarissen”, en niet toezichthouders. 142 Art. 2:307g BW. 143 Art. 2:307h lid 1 BW. 144 Art. 2:307i lid 1 BW. 145 Art. 2:307 lid 2 BW. 146 Art. 2:307b lid 1 BW.
  • 38. Stijn van Zon LL.M. Financieel Recht Erasmus School of Law 38 Amsterdam betreffende een enquêteprocedure, door middel van wijziging van art. 2:346 BW. 3.5.4 Transparantie Jaarlijks wordt door de maatschappelijke onderneming verslag gedaan over de wijze waarop het maatschappelijk belang is gediend en over het beleid dat ten aanzien van belanghebbenden is gevoerd.147 Dit wordt niet als apart rapport gepubliceerd maar opgenomen in het jaarverslag van de maatschappelijke onderneming. 3.6 Vergelijking van de verschillende maatschappelijke rechtsvormen In dit hoofdstuk zijn de buitenlandse rechtsvormen CIC, L3C en Benefit Corporation geanalyseerd. Daarnaast is ook de maatschappelijke onderneming, de in Nederland voorgenomen maatschappelijke rechtsvorm, behandeld. De verschillende aspecten van deze rechtsvormen heb ik hieronder uiteengezet. CIC L3C BC148 MO149 Oprichting Als modaliteit van een for-profit rechtsvorm X X X Maatschappelijke doelstelling in de statuten X X X X Verplichte toets op maatschappelijke oriëntatie X ~ X Financiële aspecten Mogelijkheid tot aandelenuitgifte X X X ~ Gelimiteerde winstuitkering (dividend cap) X ~ Vermogensklem (asset lock) X X Expliciete aansluiting bij fiscale wetgeving X Bestuur, toezicht en belanghebbenden Verplicht belangenpluralisme X X X Verplichte consultatie van belanghebbenden X X Exclusief rechtsmiddel voor belanghebbenden X X Strikte interne toezichtstructuur X Regulerende instantie X ~ Transparantie Verplichte jaarlijkse maatschappelijke rapportage X X X hierin: verslag maatschappelijke activiteiten X X X hierin: verslag consultatie belanghebbenden X X hierin: meting maatschappelijke en milieu prestaties X hierin: bezoldiging bestuurders X X hierin: hoogte van dividend en rente X Figuur 4 – Vergelijking van de juridische kenmerken van de verschillende rechtsvormen 3.6.1 Oprichting De CIC, L3C als de Benefit Corporation zijn alle drie een modaliteit van een for-profit rechtsvorm en hebben verplicht het maatschappelijke doel in de statuten staan. Daarnaast 147 Art. 2:307o BW. 148 In deze figuur staat BC voor Benefit Corporation. 149 In deze figuur staat MO voor maatschappelijke onderneming.