1. Welkom in de derde
vervangles!

2. KWANTITEIT
HALF, ANDERHALF
HALF ANDERHALF
de dag een halve dag anderhalve dag
het jaar een half jaar anderhalf jaar
ATTENTIE!
1. het uur  een halfuur
2. uur, kwartier, jaar = enkelvoud na een exact getal
! Hij wacht al drie uur op haar.
Hij wacht al uren op haar.
! Hij woont al twee jaar in Vlaanderen.
Hij woont al jaren in Vlaanderen.
Hij wacht al vier maanden op haar.
Hij wacht al maanden op haar.

3. PREPOSITIES
IN + week In die week komt hij.
maand In december is hij jarig.
seizoen In de winter sneeuwt het.
jaar In 2012 is zij 18 jaar.
OP + dag Op maandag vertrek ik.
Op 25 december is het Kerstmis.
OM + uur Om vijf uur vertrekt de trein.
Om halfvijf ga ik naar huis.
OVER + uur Hij komt over drie uur.
dag Hij gaat over drie dagen zwemmen.
week Zij komt over twee weken naar hier.
maand Jan gaat over een maand naar huis.
jaar Hij gaat over drie jaar naar Spanje.

4. VRAAGWOORDEN (1)
- Hoe laat is het nu? Tijd
- Halfzeven.
- Hoe ver is het? Afstand
- Ongeveer een halfuur stappen.
- Hoe oud is de moeder van Bert? Leeftijd
- Tweeënvijftig jaar.
- Hoeveel dagen telt een week? Hoeveelheid
- Zeven.

5. VRAAGWOORDEN (2)
- Hoelang blijft je moeder? Duur
- Drie weken.
- Hoe vaak ga je naar Brussel? Frequentie
- Elke week.
- Tot hoe laat slaapt Paolo? Tijdslimiet
Hoelang slaapt Paolo?
- Tot halfnegen.

6. EXTRA
ENKELVOUD MEERVOUD
de straat het nummer de straten de nummers
   
elke straat elk nummer alle straten alle nummers
ATTENTIE!
elk(e) + substantief EV Ik ga elke week naar Brussel.
alle + substantief MV Ik ga alle weken naar Brussel.

7. Proficiat!
Doe zo voort!