Uitleg over het verschil tussen de present simple en de present continuous

1. present simple <> present continuous

2. present simple

3. Gebruik: iets is altijd / nooit / regelmatig etc, het geval
present simple

4. Gebruik: iets is altijd / nooit / regelmatig etc, het geval
Vorm: hele werkwoord
present simple

5. Gebruik: iets is altijd / nooit / regelmatig etc, het geval
Vorm: hele werkwoord
Let op: bij he / she / it  hele werkwoord + S
present simple

6. Gebruik: iets is altijd / nooit / regelmatig etc, het geval
Vorm: hele werkwoord
Let op: bij he / she / it  hele werkwoord + S
I always go to school.
They never come this way.
We seldom do ourhomework.
present simple

7. Gebruik: iets is altijd / nooit / regelmatig etc, het geval
Vorm: hele werkwoord
Let op: bij he / she / it  hele werkwoord + S
I always go to school.
They never come this way.
We seldom do our homework.
maar:
He plays football every Saturday.
She goes out on Fridays.
present simple

8. present continuous

9. Gebruik: iets is nu bezig / nu aan de gang
present continuous

10. Gebruik: iets is nu bezig / nu aan de gang
Vorm: to be (am / is / are) + hele werkwoord + ing
present continuous

11. Gebruik: iets is nu bezig / nu aan de gang
Vorm: to be (am / is / are) + hele werkwoord + ing
present continuous

12. Gebruik: iets is nu bezig / nu aan de gang
Vorm: to be (am / is / are) + hele werkwoord + ing
I am doing my homework at the moment.
They are having lunch right now.
She is taking the dog for a walk.
present continuous