Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Project samenleving
1. Samenleving ( les 2,3,13,19,20.)
Binnen de grenzen van Europa
Ging het om een maatschappij van gelijken?
a. In welke mate spreken we van sociale gelijkheid?
Niet enkel in onze streken ( de Nederlanden, de 17 provinciën ) maar ook in Zuid-Amerika
overheerste de standenmaatschappij en werden verschillende standen onderdrukt. Eerst nog
even de verschillende standen op een rijtje…
De eerste stand is de clerus. Zij worden onderverdeeld in de hogere en de lagere clerus. Het
verschil tussen de beiden is dat de hogere clerus vooral omgaat met de adel en dat zij
‘geletterden’ zijn. Ze hebben dus meestal hogere studies gedaan. De lagere adel gaat vooral
om met de werkende massa. Zij zijn dan ook een onderverdeeld in twee groepen. Ten eerste
heb je de seculiere priesters. Zij zijn hoofdzakelijk dorpspastoors. Ten tweede heb je de
reguliere priesters , de monniken.
Elke stand heeft rechten en plichten. Deze dus ook. Hun rechten zijn dat ze vallen voor
Kerkelijk recht , en dat ze dus enkel voor de kerkelijke rechtbank kunnen komen. Ze kunnen
tienden heffen bij de bevolking en moeten zelf geen belastingen betalen. Ze zijn niet verplicht
aan de krijgsdienst. Hun plicht is dat ze het katholiek geloof moeten onderhouden en moeten
verspreiden.
De tweede stand is de adel. Je wordt in deze stand geboren ,
maar als gewone burger is er een kans om een deel uit te
maken van deze elite: als je tot ridder wordt geslagen ben je
een deel van deze elite. Ze wonen in burchten en gaan vaak
vechten voor hun geloof te verdedigen ( katholicisme ) .
De plichten van deze stand zijn de volgende : ze moeten de
derde stand verdedigen en beschermen. Ze moeten ook trouw
zweren aan de Kerk en aan de koning. Hun rechten zijn dat ze
geen belastingen moeten betalen en dat ze een eigen
rechtspraak hebben , dat ze zelf mogen beslissen hoe ze oorlog
voeren en dat ze een eigen bestuur hebben.
De derde stand is de grootste stand van allemaal. De kans dat
je hierin terecht kwam was veel groter dan het voorrecht te hebben van in de eerste of tweede
stand geboren te zijn. Je hebt drie grote subgroepen in de derde stand:
1. De vrijen. Zij hebben een heer die de baas over hen is. Rechten :Zij mogen een eigen bezit
hebben en over zichzelf beslissen en de heer beschermt hen. In deze stand zitten
ambachtslieden , handelaars, burgers en boeren. ( zie les 2 )
2. De halfvrijen/horigen/laten. Zij zijn het overgrote deel van de bevolking. Zij beschikken
over een beperkte vrijheid.
2. Hun plichten zijn de volgende:
• Ze mogen het grondgebied ( = de heerlijkheid) niet verlaten zonder de
toestemming van de heer . ( “de baas!”)
• Ze moeten cijns betalen aan de heer ( belastingen )
• Zij moeten wél gaan vechten , ze zijn verplicht aan de krijgsdienst.
• Ze moeten allerlei klusjes voor de heer opknappen. Zoals bijvoorbeeld appels
plukken , maar ook zijn gronden onderhouden.
Ze hebben ook een paar rechten:
• Ze mogen een huisje bezitten.
• Ze kunnen hun eigen voedsel voorzien doordat ze een stukje grond krijgen.
• Hun heer bied hen bescherming.
2. De onvrijen of lijfeigenen zijn een bezit van de heer. Ze kregen onderdak , maar hadden
ook veel plichten. Ze moesten doen wat de heer van hen verlangde, en dat kon zowat alles
zijn.
SCHEMA: Standenmaatschappij
Stand Rechten Plichten
1. Clerus Eigen Ze moeten het
kerkelijke katholieke
*Seculiere priesters rechtbank geloof
( dorpspastoors) Geen verspreiden en
krijgsdienst onderhouden.
*Reguliere priesters ( voor Hebben het
de adel) recht om
tienden te
heffen ( zie
derde stand)
2. Adel Geen Trouw zweren
belastingen aan de kerk en
a. Geboren Eigen aan de koning
rechtbank De derde stand
b. Tot ridder geslagen Eigen verdedigen en
worden. oorlogsvoerin beschermen
g
Eigen bestuur
3. 3. Bevolking De heer “Voor de heer
beschermt werken” .
*Vrijen ( ambachtslieden, hen.
burgers , handelaars , Eigen bezit
boeren)
* Halfvrijen/horigen/laten Bezit van een Toestemming
GROOTSTE DEEL V.D. woning vragen aan de
BEVOLKING Eigen stuk heer om het
grond -> eigen grondgebied te
voedsel verlaten
Bescherming Cijns betalen
van de heer Krijgsdienst
Klusjes
opknappen
3. Lijfeigenen Onderdak Alles doen
voor de heer
b. In welke mate bestond er juridische gelijkheid?
KAREL DE GROTE: GRONDLEGGER VAN HET FEODAAL STELSEL
In West-Europa veranderde het leven van de gewone boeren ingrijpend . Het hofstelsel kwam
opzetten en het fenomeen horigheid breidde zich steeds verder uit. Maar ook het bestuur zou
er heel anders uit zien. Er gingen “feodale verhoudingen” ontstaan.
1. Het West-Romeinse rijk valt uit elkaar door de volksverhuizingen. ( Begin Middeleeuwen)
Alleen de clerus kon nog schrijven en lezen. Want zij moesten de bijbel kunnen lezen om het
geloof te verspreiden. Maar de handelaars , die ook moesten kunnen lezen en schrijven om de
handel eerlijk te houden . Die groep verdween omdat de handel verdween door de val van het
West-Romeinse rijk.
2. Problemen treden op!
De wegen werden ook slecht onderhouden, want de Romeinen zorgden voor de goede staat
van de wegen. Het was goed voor de handel , en handig om je leger te verplaatsen. Het gebied
stond niet meer onder één macht, namelijk de Romeinen die veel belang hechtten aan de
wegen , uit belang voor oorlogen.
Dit was ook een probleem voor de vorst : hij kon geen geschreven wetten uitgeven en kon ook
niet makkelijk reizen. Karel De Grote (leenheer) kwam met een oplossing om zijn
versnipperde rijk te besturen : de feodaliteit. Hij vertrouwde een stuk grond aan iemand van
de hoge adel. Hij kende deze personen persoonlijk en wist dan ook zeker of zij een land
konden besturen. Dit was een soort onderling contract. Als de hoge adel
(leenmannen/vazallen) trouw zwoer aan de hem , dan mochten zij de macht hebben over hun
stuk grond. Ze moesten hem ook altijd bijstaan in raad (advies geven) en daad(mee oorlog
4. voeren met de keizer). Om het gebied makkelijk controleerbaar te houden , stond er onder de
hoge adel nog een macht die de bevolking moest gehoorzamen: de lage
adel(achterleenmannen/ achter vazallen). En het wederzijdse contract herhaalde zich , maar
dan tussen hoge adel en lage adel.
De achter vazallen ( heren , die woonden in een heerlijkheid ) hadden 3 soorten juridisch
gezag. Zij konden een rechter zijn. Zij beslisten over de straffen.
1. Bij kleine misdaden mag de Heer een geldboete opleggen
2. Als iemand iets steelt , mag hij de persoon verbannen.
3. Hij mag de een doodsvonnis vellen. Maar , dit geld enkel bij de bevolking die
onder hem leeft. Hij kan dat bijvoorbeeld niet toepassen bij de koning.
Slavernij buiten de Europese
grens.
Voor zover de Europa. We kijken even over de grenzen heen en gaan naar Portugal. Cabral
was een Portugese man die van plan was om naar India te varen met een vloot . Vasco Da
Gama had hem dat al voorgedaan. In 1500 vertrokken 13 schepen vol met goede moed op
avontuur.
VOEG HIER DE REIS VAN CABRAL TOE
Voor de Portugezen was het makkelijk om het gebied te ‘veroveren’ : de Indiaanse bevolking
zag hen aan als Goden. Ze lieten hen toe op hun eiland Het gevolg voor de bevolking was
schrijnend. Ze werden onderworpen en waren echte slaven geworden. Rassen en culturen
gingen zich vermengen. Zo kwam er in Brazilië Kerken , spreken ze er nu nog altijd Frans , en
ontstonden er allerlei ‘mixen’ :
Indiaan & Europeaan = mesties
Afrikaan & Indiaan = Zambo
Afrikaan & Europeaan = Mulat
Maar ze werden niet enkel onderworpen. Er was ook een uitzondering , nl. de Iberische
uitzondering. Deze hield in dat een slaaf werd gezien en behandeld als een medemens. Hier
zijn enkele redenen voor.
5. 1. Het vroegere Braziliaanse Katholicisme was laks.
2. In het begin van de kolonisatie was er een tekort aan Braziliaanse vrouwen.
3. Portugal was een te klein gebied om al de slaven naar te verschepen.
Er kwam pas een einde aan de slavernij in 1888. Dat zijn de officiële cijfers.
Opvoeding in Europa
Opvoeding
a. Welke aandacht was er voor de kinderen, voor opvoeding en voor onderwijs?
Dat hing ervan af in welke stand je geboren werd. Als je het geluk had om in de tweede stand
geboren te worden , dan werd je van thuis uit onderwezen en klaargestoomd voor het leven
van een ridder of kasteelvrouw. Als je dus een vrouw was , mocht je leren hoe je moest koken
, breien , haken … Als je een jongen was , moest je je langzaam klaarstomen om te gaan
vechten om het geloof te verdedigen. Ook het Latijn studeren was prestigieus omdat het de
taal was waardoor de bijbel was geschreven. Maar niet alleen de rijken hadden de kans om
onderwezen te worden , ook de ‘armeren’ . Alleen moesten die later meewerken op het land ,
of gewoonweg met het beroep van hun ouders en dan werd hen dat aangeleerd. Jongens en
meisjes werden ook op school apart onderwezen. De leraren waren dan ook clerus , seculiere
priesters ( zie schema) . De taal die gesproken werd tegen de kinderen was Latijn. Er waren
ook niet veel scholen , laat staan universiteiten. In Leuven was er eentje in onze gebieden. In
de steden veranderde veel op vlak van de hoeveelheid van scholen , het nam toe. Maar op het
platteland veranderde er weinig. Er waren twee soorten onderwijs : het onderwijs dat gilden
hadden gesticht en die vooral gericht waren op praktijk , en dan de scholen waar de klassieke
methode met de Latijnse voertaal de norm was . De kinderen waren vooral financieel een erg
goede zaak. Ze konden meewerken met de ouders . Armere kinderen hadden geen tot weinig
privacy : meestal sliepen gezinnen met meerdere mensen en één bed , en geld voor een plekje
voor jezelf was er niet . Hygiëne was nog zo iets : mensen deden hun behoefte in een emmer
en wierpen het op straat. Net zoals hun afval . De pest verspreidde hierdoor snel , doordat de
ratten snel afkwamen om al die viezigheid. Moeders hadden het ook vaak druk door hun
huishouden . Het waren ook vooral grote gezinnen : anticonceptie bestond toen natuurlijk nog
niet .