1. Proeftuin “Gemotiveerd!”
Regio Gent
www.gemotiveerd.be
Referentienummer: 2009-11-10-WGBrugBaSO-Tekst zorgkader SO
Auteur: Werkgroep Brug BaSO
Begeleidende tekst ‘zorg in het SO’ dinsdag 10 november ‘09
Zorgkader secundair onderwijs
Dit is de begeleidende tekst bij de powerpointpresentatie over het zorgkader van het secundair
onderwijs.
Dia 1 In november 2006 stelden de basisscholen uit de Gentse regio het zorgkader in het
basisonderwijs voor aan zorgcoördinatoren, CLB-medewerkers, directies en leerkrachten uit
het secundair onderwijs. Op vraag vanuit de werkgroep BrugBaSO geeft men vanuit het SO
een gelijkaardige voorstelling over de zorg in het SO voor zorgcoördinatoren, CLB-
medewerkers, directies en leerkrachten uit het zesde leerjaar van het BaO.
Met deze voorstelling wil men een algemeen beeld schetsen van de zorg die verstrekt wordt
in het SO. Men wil de specifieke zorgbegrippen die gebruikt worden in het SO verklaren om
zo een gemeenschappelijke taal te creëren en de kloof tussen het BaO en het SO wat kleiner
te maken.
Bovendien willen we u aantonen dat niettegenstaande de individuele verschillen tussen
secundaire scholen op het vlak van zorg zeer groot kunnen zijn, elke school heel wat zorg
verstrekt voor elke leerling.
Dia 2 We baseerden ons voor deze presentatie in grote mate op de mededeling ‘Visie op zorg’
van het VVKSO, 2004-10-20, ref.nr. M-VVKSO-2004-109. De deelnemende secundaire
scholen aan de proeftuin Gemotiveerd! maken immers allen deel uit van het vrije net en
vertrekken vanuit deze visietekst voor het uitzetten van hun zorgbeleid.
Dia 3 Zorg en de missie van de katholieke school
In de opdrachtsverklaring van het katholiek onderwijs vinden we passages die aangeven op
welke wijze wij onze zorg voor de jongeren gestalte willen geven:
• Zij (de katholieke school) legt de nadruk op een pedagogische benadering van het kind en
de jonge mens. Ze streeft de totale vorming van de persoon na.
• Directie en personeelsleden zijn de dragers van het opvoedings- en vormingsproject en
de belangrijkste uitvoerders ervan. Dit impliceert dat zij daartoe een gunstig klimaat
scheppen.
• De katholieke school stelt zich actief open voor al wie in onze maatschappij, op welke
manier ook, kansarm is.
• In deze schoolgemeenschap ervaren kinderen en jongeren dat hun opvoeders met hen
begaan zijn. De jonge mensen worden opgeroepen om op creatieve wijze hun bestaan
gestalte te geven als een gave en een opdracht.
Scholen, scholengemeenschappen en congregaties vertalen deze missie in een eigen
christelijk opvoedingsproject met eigen accenten waarvan zorg het kernelement of de
grondslag is.
2. Dia 4 Het begrip ‘zorg’ werd bewust heel breed gedefinieerd.
Onder zorg op school verstaan we alle initiatieven die het welbevinden van alle
schoolbetrokkenen verhogen en maximale ontwikkelingskansen creëren voor alle
leerlingen.
Dia 5 Een goed uitgebouwd zorgsysteem beantwoordt aan de volgende criteria.
• Zorg zit verweven in de schoolcultuur, het is geen laagje vernis dat er bovenop komt.
Bedoeling is dat iedere leerling en iedere medewerker zich goed voelt op school en ook
bereid is om de zorgcultuur mee te dragen en medeverantwoordelijk te zijn voor het
algemeen welbevinden. Zorg is een recht maar tegelijkertijd ook een plicht voor
iedereen op een school.
• De visie op zorgbeleid die door de school of de scholengemeenschap uitgetekend
wordt, schept een kader waaraan deelaspecten getoetst worden.. (zoals o.a.
leerlingenbegeleiding, taalbeleid, GOK-beleid, aanpak leerproblemen, preventie) en
waarbinnen leren leren, leren kiezen en leren leven een plaats vinden en krijgen. Ook
‘werken’ in een school zal op grond van die visie geëvalueerd worden.
• Zorgbeleid is dynamisch en moet steeds inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Dialoog
en inspraak creëren de nodige ruimte om eraan te werken en het bij te sturen. Zo
groeit de draagkracht en ontstaat een permanente betrokkenheid.
• De zorgzame school bekommert zich om de totale leerling. Een zorgende school legt
zowel de klemtoon op het bijbrengen van sociale en morele vaardigheden als op
kwaliteitsvolle vorming op intellectueel en technologisch vlak. Aandacht voor het
groeiproces dat leerlingen doormaken op alle terreinen, zal het welbevinden
bevorderen.
• Zorg op school betreft elkeen. Iedereen is anders, historisch gesitueerd, met eigen
talenten en mogelijkheden, affectief bewogen, bepaald door zijn lichamelijkheid,
product van zeer veel invloeden. Zorgbeleid gaat verder dan remediëren of
kansenbevorderend werken met minderheidsgroepen of doelgroepleerlingen. De zorg
focust zich dus niet eng op remediëring en herstel.
• Consequent doorgedreven zorg voor iedereen leidt automatisch, via het
solidariteitsprincipe, tot initiatieven van zorgverdieping voor leerlingen met specifieke
behoeften.
• De zorgzame school stelt preventie centraal en bouwt haar beleid niet enkel in functie
van probleemsituaties uit.
• De school kan dit alles niet alleen realiseren en moet durven te kennen geven dat zij
niet alle deskundigheid in huis heeft. Ze zal in eerste instantie overleggen met de
ouders; zij zijn immers de prioritaire partner wanneer het de zorg om hun kinderen
betreft. Daarnaast gaat veel aandacht naar de samenwerking met het CLB en naar de
uitbouw van netwerken (deskundigen, organisaties betrokken bij jeugdbeleid, welzijn
en andere vormen van onderwijs zoals het BuO, DBSO).
Dia 6 Zorgbeleid op verschillende niveaus
In wat volgt bekijken we de verschillende niveaus waarop het zorgbeleid georganiseerd kan
worden. Wie is wie op het vlak van zorg?
Dia 7 Als eerste bekijken we de belangrijkste speler in het zorgkader: de leerling zelf.
Dia 8 Een secundaire school heeft een andere samenstelling dan een basisschool: leerlingen
komen uit verschillende basisscholen, hebben een diverse achtergrond en komen uit een
ruimere regio rond de school.
2
3. Een tiener is geen lagere schoolkind meer, het zelfsturend vermogen van een jongere wordt
belangrijker.
Het werken met een zorgplan vertrekt van het luisteren naar wat jongeren zelf van
leerlingenbegeleiding en zorg op school verwachten.
Bij het uitwerken van een visie op zorg m.b.t. de individuele leerling is het essentieel dat het
schoolteam vertrekt van een houding die is ingegeven door openheid en aanvaarding van
de jongere ondanks zijn tekortschieten. De aandacht gaat ook uit naar de leefwereld van de
jongere, de subcultuur waartoe hij behoort, de etnische diversiteit, de sociaal-economische
achtergrond enz.
Pubers en adolescenten groeien in zelfverantwoordelijkheid, ook voor het formuleren van
de hulpvraag. De school stelt alles in het werk om de hulp laagdrempelig en vlot
toegankelijk aan te bieden. Tegelijk gaat zij discreet en vertrouwelijk om met informatie
over elke individuele leerling.
Zeker wanneer jonge leerlingen om ondersteuning vragen, krijgt de communicatie met de
ouders de nodige aandacht. Ouders zijn een belangrijke partner in het zoeken naar de
meest adequate begeleiding en zorg voor de jonge leerling.
Voor jongeren met specifieke onderwijsbehoeften wordt de rol van psycho-educatie groter.
Een jongere leert zijn eigen zorgvraag beter begrijpen en verwoorden, hij of zij leert op te
komen voor zijn of haar rechten.
De leeftijdsgenoten spelen een steeds groter wordende rol in het leven van de jongere.
Men houdt ook binnen het zorgbeleid rekening met dit toenemend belang van de
leeftijdgenoten.
Dia 9 De individuele leerlingenbegeleiding concentreert zich op drie samenhangende domeinen.
Het gaat om
• de studieloopbaanbegeleiding (leren kiezen): basiscompetenties, vroegere
schoolloopbaan, de oriëntering naar verdere studie- en beroepskeuze;
• de studie- of de leerprocesbegeleiding (leren leren): leervaardigheden als studiemethode,
werktempo, concentratievermogen, zelfstandig leren, verder interesses, attitudes,
motivatie en eventuele leermoeilijkheden en/of leerstoornissen;
• de sociaal-emotionele ontwikkeling van de jongere (leren leven): de thuissituatie, de
cultuur (eventueel jongerensubcultuur), specifieke belevingen binnen allochtone culturen,
vroegere schoolervaringen, welbevinden op school enz. De school voert op allerlei wijzen
een gezondheidsbeleid (medisch, voeding, beweging …).
Dia 10 Vervolgens bekijken we de zorg op het klasniveau.
Dia 11 De leraar
Waar de leraar vroeger eerder optrad als vakdeskundige met een groot gezag wordt hij nu
meer begeleider van het ganse leerproces. Het is belangrijk dat hij een goede verhouding
nastreeft tussen vakkennis, didactische en pedagogische vaardigheden.
De leraar wordt meer en meer gezien als coach van de leerlingen, als een deskundige die in
dialoog met de leerlingen hun leertraject uitstippelt met het oog op hun talent- en
competentieontwikkeling. Hij zet de leerling aan tot begeleid zelfstandig leren en
zelfvorming.
Een leraar die zorgend met zijn leerlingen omgaat zal bijvoorbeeld
• de leerstof bevattelijk en gedifferentieerd overbrengen
• aandacht hebben voor de instructie- en de leertaal en voor de verschillende
vormen van leren (coöperatief leren, begeleid zelfstandig leren enz)
3
4. • leerlingen instrumenten aanreiken om te leren leren
• (vakgerichte) remediëring aanbieden
• belangstelling hebben voor het reeds afgelegde leertraject en de schoolloopbaan
• eventuele leermoeilijkheden en leerachterstanden vaststellen, opvolgen en
signaleren wanneer deze de eigen draagkracht overschrijden
• er over waken dat leren een intrinsiek motiverende ervaring wordt/blijft
• stimuleren van leerlingen die het goed doen
• …
Naast de zorg voor het samenleren, heeft elke leraar ook oog voor het samenleven in een
klasgroep. De leraar ontwikkelt samen met de leerlingen een klasklimaat waar iedereen zich
thuis voelt. De klas is het eerste steunend sociaal netwerk binnen een school.
De leraar kan daar zorg voor dragen wanneer hij:
• een vertrouwensband tracht op te bouwen met de leerlingen;
• het gevoel van verbondenheid, van samenhorigheid stimuleert;
• aandacht heeft voor de diversiteit onder de leerlingen;
• leerlingen de mogelijkheid geeft om met engagement en verantwoordelijkheid om
te gaan;
• leerlingenactiviteiten en -initiatieven positief waardeert;
• signalen van leerlingen opvangt en die correct tracht in te schatten;
• de begeleidende klassenraad, de delibererende klassenraad en elk overleg
zorgvuldig voorbereidt;
• de klasleraar tijdig op de hoogte brengt van bepaalde bevindingen;
•…
Dia 12 De klasleraar heeft naast zijn gewone lesopdracht als vakleraar een extra taak als klasleraar
of klastitularis. Vanuit deze opdracht heeft hij of zij extra aandacht voor het functioneren
van de klasgroep en voor het opvolgen van de individuele leerling. De school moet er over
waken dat de klasleraar nooit het gevoel heeft of krijgt dat hij/zij alleen staat voor deze
uitdagende en veeleisende opdracht.
De zorg kan zich concretiseren in
• de opvolging van de sociaal-emotionele ontwikkeling en de
persoonlijkheidsvorming van de leerling. Hij vervult hier bij uitstek een
signaalfunctie en zal, al dan niet in samenspraak met de begeleidende klassenraad,
doorverwijzen naar de interne leerlingbegeleiding of naar het CLB
• aandacht voor het leren leren van de leerling
• bespreking van attitudes, vaardigheden, verslagen en rapporten
• begeleiding van de keuze inzake studies, beroep
• aandacht voor het groepsproces en zorg voor de opbouw van een goede
klasgeest
• grote luisterbereidheid en vaardigheid in het voeren van klasgesprekken
• aanwezigheid bij zinvolle lesvervangende programma’s, extra-muros activiteiten,
pastorale initiatieven
• belangstelling voor en het stimuleren van de deelneming van de leerlingen aan
het algemeen klas- en school-gebeuren
• het vervullen van brugfunctie tussen de klas en vakleraren
• het voorbereiden en voorzitten van de begeleidende klassenraden
Ouders verwachten van de klastitularis dat hij
• er over waakt dat (nieuwe) leerlingen snel worden opgenomen in de klasgroep
• praktische informatie doorgeeft
4
5. • bereikbaar en beschikbaar is om te communiceren en besprekingen te voeren
• zorgt voor goede relaties
Dia 13 Investeren in de professionalisering van de leerkracht leidt tot een betere zorg voor de
leerling, op het vlak van samen leren en samen leven. Dit kan door initiatieven zoals:
- Aanvangsbegeleiding van beginnende leerkrachten
- Pedagogische begeleiding door de DPB of door de begeleidingsdienst van de eigen
congregatie
- Individuele nascholing
- Vakgroepwerking: vakleerkrachten komen op regelmatige basis samen om vakinhoudelijke
doorstroming te bespreken, zowel horizontaal binnen hetzelfde jaar, als verticaal doorheen
de jaren.
- Naast deze vakgroepen nemen leerkrachten vaak deel aan allerhande werkgroepen rond
zorg: pastoraal, taalbeleid, GOK-team, gezondheidsbeleid ….
Dia 14 Vervolgens bekijken we de zorg op het schoolniveau.
Dia 15 Rol van de directeur
Zorg zit verweven in de schoolcultuur: het is geen laagje vernis dat er bovenop komt. Samen
met het schoolteam zoekt de directeur naar middelen om de zorggedachte bewust te
integreren en vorm te geven in de schoolorganisatie.
Dit kan ondermeer gebeuren door het scheppen van een open, positieve en participatieve
schoolcultuur, het ondersteunen van raden en organen die de zorg expliciet opnemen, een
doordacht personeelsbeleid te voeren, oog te hebben voor de infrastructuur in functie van
het welbevinden.
De zorg geconcretiseerd in het personeelsbeleid
De directie van een secundaire school krijgt een pakket uren-leraar toegewezen. In het SO
zijn er geen uren zorg voorzien, directies halen deze uren dus uit het pakket uren-leraar
onder de noemer BPT-uren (Bijzondere pedagogische taak). Dit wordt aangevuld door extra
middelen voor GOK-ondersteuning, ICT, mentorschap, ondersteunend personeel… De
directie is verantwoordelijk voor de verdeling van deze middelen.
De directie kent de competenties van de personeelsleden en kan best uitmaken wie voor de
invulling van zorgtaken in aanmerking komen: leerkrachten, de technisch-adviseur,
technisch-adviseurcoördinator, ondersteunend personeel, graadcoördinator,
leerlingbegeleider, vertrouwensleraar, leden van het directieteam, GOK – begeleider,
interne pedagogische begeleider…
De directie stimuleert deze personeelsleden om nascholingen te volgen ter
professionalisering van hun taken en gaat na hoe de opgedane deskundigheid een
multiplicatoreffect kan krijgen.
Binnen het ondersteunend personeel kan de directie zowel administratieve krachten als
opvoeders aanstellen. Opvoeders staan vaak in voor toezichten op de speelplaats,
begeleiding van leerlingen op uitstappen enz. In dit opzicht zijn ook zij vaak een eerste
aanspreekpunt voor leerlingen met een zorgvraag.
Dia 16 In tegenstelling tot de basisscholen bestaat er in het SO geen officieel ambt van
zorgcoördinator. Dit wil echter niet zeggen dat niemand verantwoordelijk is voor het
zorgbeleid van de school. Scholen kunnen in het kader van het zorgbeleid personeelsleden
vrijstellen voor de extra begeleiding van leerlingen. De benamingen van deze
5
6. personeelsleden verschilt van school tot school: leerlingenbegeleider, graadcoördinator,
zorgcoördinator, zorgbegeleider …. Sommige scholen stellen leerkrachten enkele uren vrij
voor deze zorgtaken, anderen stellen de (adjunct-) directeur aan voor het zorgbeleid,
andere scholen doen het nog anders… Eén persoon kan verschillende functies op zich
nemen.
Het aantal uren dat een school genereert is afhankelijk van een heel aantal factoren: de
onderwijsvorm (ASO/KSO/TSO/BSO), het aantal leerlingen, het aantal leerlingen in de eerste
graad, de leerlingenkenmerken ….
Dia 17 Accenten in zorgbeleid
Bij het uittekenen van een zorgbeleid, dat vertrekt van een positieve welzijnsdefinitie, is het
logisch dat het leerlingengericht denken steeds meer veld wint. Leren en welzijn zijn met
elkaar verbonden, optimale ontplooiing en betere leerprestaties (breed begrepen) hangen
veelal samen met het welbevinden van de leerlingen (en leerkrachten) op school.
Verschillen in schoolculturen manifesteren zich op verschillende wijzen. De acties situeren
zich tussen vier continuüms : remediërend vs preventief, persoonsgericht vs
structuurgericht, offensief vs defensief, lange termijn vs korte termijn doelstellingen.
Dia 18 3.4 Niveau scholengemeenschap
Afhankelijk van de bevoegdheden die werden gegeven aan de scholengemeenschap
kunnen intensievere vormen van samenwerking op het vlak van het zorgbeleid worden
ontwikkeld.
Scholen binnen een scholengemeenschap kunnen leren van elkaars sterke punten. We
denken bv. aan het uitwisselen van ervaringen over het omgaan met leerstoornissen als
dyslexie, ADHD, het opzetten van een aidspreventiecampagne enz.
Het zorgbeleid kan vanuit de scholengemeenschap ondersteund worden door een thema af
te spreken waaraan prioritair aandacht zal besteed worden in de verschillende scholen,of
indien de noden erg verschillend zijn, elkaar informeren over prioriteiten die men zal
leggen op vlak van het zorgbeleid.
Scholen van eenzelfde scholengemeenschap kunnen ook gemeenschappelijke elementen
van het zorgbeleid samen bespreken en onderhandelen. Ze kunnen hun zorgbeleid op
elkaar afstemmen en afspraken voorzien over:
• de intake en het inschrijvingsbeleid, bv. afspraken over het weigeren en doorverwijzen
van leerlingen in toepassing van het GOK-decreet
• de schoolloopbaanbegeleiding, bv. studieloopbaanroosters
• de objectieve leerlingenoriëntering en –begeleiding, bv. afspraken over criteria die
gehanteerd worden voor toelatings- en delibererende klassenraden
• inschrijvingen en heroriënteringen in de loop van het schooljaar, bv. het omgaan met
leerlingen die omwille van disciplinaire reden, via een tuchtprocedure, definitief zijn
uitgesloten (solidariteit)
• mogelijke samenwerkingsinitiatieven met scholen voor buitengewoon onderwijs, bv.
elkaar op de hoogte houden van de Gon-begeleiding
• een nascholingsbeleid voor alle personeelsleden die binnen de verschillende scholen een
zorgtaak op zich nemen
• het opstellen van de bijzondere bepalingen in het beleidscontract met het CLB en de wijze
waarop de jaarlijkse evaluatie hiervan plaatsvindt
In de Gentse regio zijn er drie vrije scholengemeenschappen: SG De Bron, SG Edith Stein en
SG Stroming. Deze drie scholengemeenschappen engageerden zich voor de proeftuin
“Gemotiveerd!”. Binnen de proeftuin “Gemotiveerd!” focussen we gedurende drie
schooljaren op leerlingenoriëntering en studiekeuze vanuit verschillende invalshoeken. Een
6
7. proeftuin is een onderwijsproject, ingericht door Vlaams minister van Onderwijs Frank
Vandenbroucke, om vernieuwing op beperkte schaal uit te proberen en ze later eventueel
uitgebreider toe te passen.
Graag verwijzen wij hier naar de websites van de scholengemeenschappen en de website
van de proeftuin voor meer informatie.
Dia 19 Vervolgens bekijken we de partners die een rol spelen in het zorgkader.
7
8. Dia 20 Ouders/voogd
De ouders zijn prioritaire partners wanneer het de zorg van hun kinderen betreft.
Ouderparticipatie wordt minder vanzelfsprekend in het SO. De afstand tussen de ouders en
de school wordt groter.
Internaat / MPI
De opvoeders van een internaat of MPI kunnen een belangrijke rol spelen als
aanspreekpunt voor de leerlingen.
CLB
De aanwezigheid van een CLB-verantwoordelijke is belangrijk. De zorgbegeleider verzorgt
de brugfunctie naar het multidisciplinair team van het CLB dat de school begeleidt. Het kan
gaan om begeleiding op vraag van de school, schoolondersteuning, CLB als draaischijf
tussen de school en externe organisaties enz. (vb time-outprojecten, HERGO)
Bij het begin van het schooljaar bespreekt elke school de samenwerking met een CLB : de
bijzondere bepalingen.
Het CLB zorgt voor medische zorg via het medisch schooltoezicht. Denk maar aan
vaccinaties e.d.
Het CLB ondersteunt de school binnen de 4 domeinen :
◦ leren en studeren
◦ studiekeuze
◦ preventieve gezondheidszorg
◦ socio-emotionele ontwikkeling
Het CLB heeft drie verplichte opdrachten
◦ medische onderzoeken
◦ tussenkomsten bij besmettelijke ziekten
◦ begeleiding bij spijbelen
Pedagogische begeleidingsdiensten
De pedagogische begeleidingsdiensten ondersteunen de school bij het zorgbeleid. De
meeste scholen werken samen met het DPB (Diocesane Pedagogische Begeleiding Gent).
Sommige scholen hebben een eigen begeleidingsdienst vanuit de congregatie.
GON vanuit de BuSO-scholen
Vanuit de BuSO-scholen coördineert men de diensten voor GON-leerlingen (Geïntegreerd
onderwijs). De GON-leerkracht begeleidt de leerling gedurende enkele uren op de school
van de leerling.
Professionele hulpverlening
We denken hierbij aan logopedie, commerciële bijlessen, een Centrum Geestelijke
Gezondheidszorg, medische zorg, de dienst Bijzondere jeugdzorg, Time-outprojecten, de
politie …
Netwerken
Een school doet het niet alleen: naast de structurele samenwerkingen zoals binnen de
scholengemeenschap, heeft een school ook contacten met scholen uit andere netten,
andere onderwijsvormen (bv. BuSO-scholen, DBSO), andere onderwijsniveaus (bv. het
basisonderwijs, het hoger onderwijs), binnen de koepel …
Daarnaast overleggen scholen ook met partners buiten het onderwijs (bv. Stad Gent,
bedrijven, beroepsorganisaties…).
Dia 21 We baseerden ons voor de acties op de zorgpiramide van het BaO, zoals deze werd
voorgesteld aan de secundaire scholen.
8
9. Dia 22 Als we de zorgniveaus van het basisonderwijs vergelijken met deze in het SO, dan kunnen
we stellen dat
- algemene zorg en extra zorg in het BaO overeenkomen met de basiszorg in het SO
- speciale zorg en bijzondere zorg in het BaO overeenkomen met de individuele zorg in het
SO
- de schooloverstijgende zorg in het BaO overeenkomt met de externe zorg in het SO
Dia 23 Basiszorg in het SO concentreert zich op de acties preventie, volgen en signaleren.
Dia 24 De basiszorg concentreert zich op drie domeinen die wel onderscheiden kunnen worden,
maar niet altijd strikt te scheiden zijn. Het gaat om
• de studieloopbaanbegeleiding (leren kiezen): basiscompetenties, vroegere
schoolloopbaan, de oriëntering naar verdere studie- en beroepskeuze;
• de studie- of de leerprocesbegeleiding (leren leren): leervaardigheden als studiemethode,
werktempo, concentratievermogen, zelfstandig leren, verder interesses, attitudes,
motivatie en eventuele leermoeilijkheden en/of leerstoornissen;
• de sociaal-emotionele ontwikkeling van de jongere (leren leven): de thuissituatie, de
cultuur (eventueel jongerensubcultuur), specifieke belevingen binnen allochtone culturen,
vroegere schoolervaringen, welbevinden op school enz. De school voert een
gezondheidsbeleid om de jongere te wijzen op het belang van een gezonde levensstijl.
Dia 25 Inhoudstafel basiszorg
Dia 26 Bij het inschrijvingsmoment wisselt men heel wat informatie uit:
- men vraagt naar het getuigschrift of attest basisonderwijs
- Voor eerstejaarsleerlingen is de BaSO-fiche en het gemotiveerd verslag met de
samenvatting van de stappen die in het basisonderwijs met de leerling op het vlak van zorg
al werden gezet een belangrijke aanzet. Bv.peilen naar de zorgvraag door het
inschrijvingsbeleid in scholen (zelfs zonder BaSO-fiche en GMV)
- De secundaire school geeft het schoolreglement mee. Sommige scholen hebben ook
leefregels.
- De secundaire school geeft informatie mee over het studieaanbod.
- Eventueel vult de secundaire school een individuele zorgfiche in.
Men kan steeds een gesprek aanvragen met de zorgverantwoordelijke van de school.
Dia 27 De zorgzame school zal de interne (en externe) communicatie analyseren en optimaliseren.
Dat kan gaan om informatie-uitwisseling met leerkrachten en leerlingen, bevragingen van
ouders, leerkrachten, leerlingen, stagegevers, een draaiboek voor oudercontacten enz. Een
schoolwebsite die, naast het studieaanbod, ook ruimte voorziet voor activiteiten met en
door leerlingen georganiseerd, zal met plezier bezocht worden.
De school voorziet in nauwkeurig uitgetekende communicatiekanalen naar leerlingen (via
de klasleraar, de leerlingenraad, vertrouwensleerlingen) en naar ouders. Het zorgbeleid zou
eveneens een vast item kunnen zijn op ouderavonden.
9
10. Dia 28 Een open, positief en participatief ingestelde schoolcultuur
Het welbevinden van leerlingen vergroot naarmate de betrokkenheid van de leerlingen bij
het schoolgebeuren groeit. Goed uitgebouwde participatie- en inspraakstructuren kunnen
voor leerlingen een echte positieve leerschool zijn. Naast de formele kanalen
(leerlingenraden, schoolraad…) kunnen allerlei initiatieven zich ontwikkelen: een
verantwoordelijke leerling per klas, een steward, een vertrouwensleerling, initiatieven om
met de leerlingen van een derde graad verantwoordelijkheid op te nemen voor de jongere
leerlingen enz.
We willen hier speciale aandacht besteden aan vertrouwensleerlingen. Hoe goed ook
georganiseerd, toch is de drempel naar hulpverlening, waarin exclusief volwassen
functioneren, soms te hoog. Jongeren zoeken in eerste instantie steun bij elkaar en gaan bij
elkaar te rade. Leerlingen (of de leerlingenraad) kunnen dus zeker een aanvullende rol
spelen in de begeleiding. Dit is positief omdat de school hier vertrouwen geeft aan
leerlingen. Het zijn leeftijdsgenoten die extra zorg leveren bij pestproblematiek, verdriet,
twijfel, conflict enz. en zodoende mee het draagvlak creëren voor een zorgzaam
schoolklimaat. Jongeren zijn geen specialisten, maar wel ervaringsdeskundigen in hun
leefwereld.
De rol die leerlingen (de leerlingenraad) opnemen kan variëren
• medeleerlingen preventief informeren rond gevaren van druggebruik, het verantwoord
omgaan met het milieu, de nefaste gevolgen van vandalisme enz. (peereducation);
• het bieden van emotionele en sociale ondersteuning van medeleerlingen of specifieke
doelgroepen (peersupport);
• bemiddelen tussen ruziënde partijen, individuele leerlingen, een individuele leerling en
een leerkracht of doelgroepen (peermediation) enz.
Vertrouwensleerlingen zullen eerst een opleiding krijgen. Daar bestaan projecten voor.
• De school voorziet in nauwkeurig uitgetekende communicatiekanalen naar leerlingen
(via de klasleraar, de leerlingenraad, vertrouwensleerlingen)
Dia 29 De klassenraad bestaat steeds uit alle leerkrachten die in een bepaalde klas lesgeven.
Eventueel kunnen externen hierbij aansluiten:
- de zorg/graadcoördinator
- de directie
- een CLB-medewerker
- een GON-begeleider
Dia 30 De klassenraad kan verschillende functies hebben, de samenstelling blijft steeds dezelfde.
Een toelatingsklassenraad is noodzakelijk in bepaalde gevallen om leerlingen toe te laten in
een bepaalde studierichting bv. wanneer een leerling vanuit BuSO naar BVL
(beroepsvoorbereidend leerjaar) gaat of bij een leerling die het zesde leerjaar BaO
beëindigd heeft doch niet met vrucht geslaagd is.
10
11. Dia 31 De begeleidende klassenraad is een vergadering van alle leerkrachten die in een bepaalde
klas lesgeven en komt periodiek samen om de studievordering van de leerlingen in de tijd te
volgen en om op die manier de eindbeslissing van de delibererende klassenraad voor te
bereiden.
In het begin van het schooljaar noemt men deze klassenraad soms ‘portretterende
klassenraad’: men vormt zich een beeld van de leerling. De voornaamste rol van de
begeleidende klassenraad is het opvolgen van de leerling op verschillende vlakken: kennis,
vaardigheden en attitudes. Men signaleert extra zorgvragen, men maakt afspraken rond
mogelijke remediëring …
Sommige scholen noemen deze klassenraad ook een ‘oriënterende klassenraad’ wanneer
men zich concentreert op de advisering naar de verdere schoolloopbaan toe.
Indien er zich dringende problemen stellen, kunnen scholen ook een ‘spoedklassenraad’
houden.
Dia 32 Op een delibererende klassenraad zijn alle leerkrachten die lesgeven aan de leerlingen van
die klas aanwezig. Er moet absolute discretie zijn over de deliberatiegesprekken.
Het leerproces van elke leerling(e) wordt begeleid en geëvalueerd door de klassenraad (alle
Ten gevolge van de beslissing van de delibererende klassenraad zullen de regelmatige
leerlingen eventueel rechten verwerven op toelating tot een volgend leerjaar. Dit aspect
vindt zijn uitdrukking in de uitreiking van een oriënteringsattest. Beslissen over een
oriënteringsattest A, B of C is een juridische uitspraak doen. Belangrijk is hier de bindende
waarde van de aard van het attest (A, B of C) en, bij een attest B, daarenboven van de
termen van de clausule.
Er worden drie oriënteringsattesten onderscheiden:
• het oriënteringsattest A: de leerling heeft het leerjaar met vrucht beëindigd en mag tot
het volgende leerjaar worden toegelaten. Het oriënteringsattest A biedt de leerling de
mogelijkheid om conform de toelatingsvoorwaarden over te stappen naar het volgende
leerjaar in welke onderwijsvorm en/of (basisoptie, beroepenveld(en) studierichting dan
ook.
• het oriënteringsattest B: de leerling heeft het leerjaar met vrucht beëindigd en mag tot
het volgende leerjaar worden toegelaten, behalve in bepaalde onderwijsvormen,
basisopties of studierichtingen (clausulering). Met een oriënteringsattest B wordt het
mogelijk dat een leerling zijn studies verder kan zetten in een studierichting die meer
tegemoet komt aan zijn bekwaamheden en interesse. Zeer in het bijzonder biedt deze
formule kansen voor leerlingen, die gezien hun inzet en mogelijkheden, weinig baat
vinden bij het zittenblijven. De invoering van het oriënteringsattest B heeft een
middenweg geopend tussen de totale mislukking en de volharding in een niet meer
geschikt geachte richting. De delibererende klassenraad kan de onvoldoendes in een
bepaald domein acteren, kan tevens de gunstige verworvenheden en ontwikkelingen
erkennen en valorisatiemogelijkheden bieden. De studieduur wordt niet nodeloos
verlengd. Het gevoel van mislukking en van twijfel aan eigen kunnen wordt voorkomen.
De leerling wordt geholpen in het uitstippelen van een gunstige studieloopbaan. De
clausulering belet echter niet dat de leerling het schooljaar overdoet en op deze wijze
toch als regelmatige leerling in de reeds ingeslagen studierichting te blijven.
• het oriënteringsattest C: de leerling heeft het leerjaar niet met vrucht beëindigd. Het
oriënteringsattest C verplicht de leerling het leerjaar over te zitten. Hij kan hierbij − zo
hij aan de toelatingsvoorwaarden voldoet − wel veranderen van onderwijsvorm en/of
11
12. basisoptie, beroepenveld(en) of studierichting.
Deliberatiebeslissingen kunnen, in principe op het einde van een graad of een eindleerjaar,
ook leiden tot een studiebekrachtiging zoals een getuigschrift, een studiegetuigschrift of
een diploma.
De klassenraad beslist autonoom op basis van de voorhanden zijnde gegevens en motiveert
de beslissing.
Dia 33 Informatie verspreid op de klassenraad is steeds terug te vinden in het leerlingendossier. Dit
leerlingendossier kan ingekeken worden door de leerkrachten die deel uitmaken van de
klassenraad.
Dringende informatie kan verspreid worden door de zorgcoördinator / de klassenleraar / ….
Op sommige scholen maakt men reeds gebruik van elektronische leerlingenvolgsystemen.
Dia 34 Streven naar een evenwichtig zorgbeleid
Bij het uittekenen van een zorgbeleid, dat vertrekt van een positieve welzijnsdefinitie, is het
logisch dat het leerlingengericht denken steeds meer veld wint. Leren en welzijn zijn met
elkaar verbonden, optimale ontplooiing en betere leerprestaties (breed begrepen) hangen
veelal samen met het welbevinden van de leerlingen (en leerkrachten) op school.
In de literatuur wordt regelmatig een pleidooi gehouden om jongeren de nodige ruimte te
geven om te groeien en hierin begeleid te worden. “Het betekent niet dat jongeren geen
structuur aangeboden krijgen, wel dat zij iets meer ruimte krijgen dan zij tot nu toe
bewezen hebben aan te kunnen”. Het leerlinggestuurd concept zal bij de visie op zorg
voldoende uit de verf komen.
Hoe deze doelen bereiken?
Verschillen in schoolculturen manifesteren zich op verschillende wijzen.
Dia 35 De school is verplicht remediërend of curatief te werken omdat een bepaalde problematiek
zich acuut manifesteert (bv. spijbelgedrag bij individuele leerlingen of een kleine doelgroep)
of kan in andere situaties preventief werken, waarbij de school acties opzet die anticiperen
op risicofactoren (bv. anti-pestcampagne);
Dia 36 Men kiest voor een persoonsgerichte en/of een structuurgerichte aanpak, waaruit blijkt
dat men eveneens aandacht heeft voor de context waarin een bepaalde problematiek zich
handhaaft. De context moet ruim worden ingevuld gaande van de school zelf, de ouders, de
onderwijsreglementering, de schoolomgeving.
Een voorbeeld: wanneer een school kampt met een hardnekkige spijbelproblematiek, kan
men een campagne uitwerken waarbij spijbelaars het belang van de aanwezigheid in de les
beter inschatten of krijgen zij vaardigheden mee om gezondere relaties met leerkrachten te
kunnen opbouwen. Om de problematiek op langere termijn een halt toe te roepen zal het
echter ook nodig zijn om als school ook te zoeken naar mogelijke structurele oorzaken die
het spijbelgedrag in de hand werken en manieren om daarop in te spelen.
Dia 37 Men wenst eerder offensief dan defensief te werken. Offensief moet begrepen worden als
ondersteunend, de handelingsmogelijkheden van de jongeren verruimend, stimulerend.
Niet langer beperkend, aanpassend, controlerend (defensief). bv. om vandalisme tegen te
gaan kan men de toegang tot bepaalde plaatsen ontzeggen of het toezicht verhogen. Deze
maatregel is ongetwijfeld efficiënt op korte termijn, maar in hoge mate defensief. Het
aanleren van waarden (respect voor de natuur, voor eigendom enz ) door bv. samen met
leerlingen een project op te zetten, zal meer tijd in beslag nemen maar maakt essentieel
deel uit van de opdracht van elke school
12
13. Dia 38 Het gaat om lange- of kortetermijndoelstellingen, bv. werken aan collegialiteit, het
drugsbeleid, het vandalisme tot de helft terugdringen, leerachterstand aanpakken enz.
Dia 39 Individuele zorg in het SO concentreert zich op de acties remediëren, compenseren en
dispenseren.
Dia 40 Inhoudstafel individuele zorg
Dia 41 Samen met het schoolteam zoekt de directie naar middelen om de zorggedachte bewust te
integreren in de schoolorganisatie. De individuele zorgvraag kan zo groot worden dat ze de
individuele draagkracht van scholen dreigt te overstijgen.
Elke school heeft een ‘zorgwerkgroep’ die aan de slag gaat met individuele zorgvragen.
Dia 42 De ‘zorgwerkgroep’ reageert op signalen vanuit de leerling zelf, de klassenraad, de
leerkrachten, de opvoeders, de ouders, het CLB, documenten zoals de BaSO-fiche of het
gemotiveerd verslag, leeftijdsgenoten … Dit zonder voorbij te gaan aan de eerstelijnszorg.
Dia 43 De zorgvraag kan ook opgenomen worden door een zorgwerkgroep op schoolniveau (cel
leerlingenbegeleiding, pedagogische raad, coördinatorenraad…) binnen een bepaalde
graad, binnen een bepaald leerjaar of zelfs binnen een bepaalde studierichting, bv. over
relationele en seksuele vorming, leerstoornissen enz. Deze werkgroep kan zorginitiatieven
coördineren, ontwikkelen, begeleiden, bewaken, sturen. De samenstelling van deze
werkgroep wordt bepaald op lokaal niveau en kan verschillen. Door de participatie aan de
ontwikkeling van het zorgbeleid te vergroten zal een gevoel van medeverantwoordelijkheid
en teamwerking groeien.
Het optreden van de werkgroep zal er ook steeds op gericht zijn de deskundigheid van de
leraars te versterken. Naast onmiddellijke ondersteuning krijgen zij ook de nodige hulp om
problemen (of leerlingen met behoefte aan extra zorg) te duiden in hun context en
ontstaansgeschiedenis . Dit zal ertoe leiden dat leraars op een adequatere manier met een
bepaalde leerling kunnen omgaan. In de praktijk treden leraars vaak spontaan op als
vertrouwensleerkracht. Ze zijn complementair aan de leden van de zorgwerkgroep.
Dia 44 Voorbeelden individuele zorg
Dia 45 Voorbeelden individuele zorg
Dia 46 Externe zorg concentreert zich op het doorverwijzen naar gespecialiseerde hulpverlening.
Dia 47 Externe zorg kan gebeuren als antwoord op signalen vanuit de ‘zorgwerkgroep’ of op
initiatief van de leerling of de ouders. De ‘zorgwerkgroep’ zal steeds overleggen met het CLB
over een mogelijke doorverwijziging. De ‘zorgwerkgroep’ geeft enkel een advies, het
beslissingsrecht ligt hierover steeds bij de ouders.
Dia 48 De doorverwijzing gebeurt meestal via het CLB.
Ook andere instanties kunnen leerlingen doorverwijzen naar externe zorg zoals bv. het
Comité Bijzondere Jeugdzorg, de Jeugdrechtbank …
13
14. Dia 49 Voor de externe zorg verwijzen wij hier naar de Sociale Kaart. De Sociale Kaart bevat
concrete en actuele informatie over de meest uiteenlopende welzijns- en
gezondheidsvoorzieningen. Je vindt er OCMW's, gemeentebesturen, ziekenhuizen,
voorzieningen voor personen met een handicap, voorzieningen voor senioren, vakbonden,
mutualiteiten, tewerkstellingsdiensten, opleidingscentra, justitiële diensten, buurtcentra,
Centra voor Algemeen Welzijnswerk, Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, Comités
Bijzondere Jeugdzorg, dienstencentra, jeugddiensten, consultatiebureaus, ...
Enkele voorbeelden van externe zorg specifiek voor het SO zijn time-outprojecten, HERGO
…
Dia 50 Een school kijkt uiteraard ook naar de toekomst. De directie volgt de nieuwste
ontwikkelingen op het vlak van zorg op zoals bv. het handelingsgericht werken of het
leerzorgkader.
Dia 51 “We kunnen niet van alle leerlingen dezelfde sterren maken, wel kunnen we er voor zorgen
dat ze allemaal schitteren.”
Dia 52 Bronnen
Enkele interessante websites:
www.sg-debron.be
www.sg-edithstein.be
www.stroming.be
www.gemotiveerd.be
www.vclbgent.be
www.kogent.be
www.desocialekaart.be
www.vvkso.be
14