SlideShare una empresa de Scribd logo
1 de 17
Descargar para leer sin conexión


Conceptomschrijving
Mijn School
Juli 2015
H. Ambaum & N. Bakkum
Dit document is verstuurd aan:
Meest recent
ontvangen
versie
Naam Functie
Definitieve
versie
Hanno Ambaum Opdrachtgever Mijn School
Miriam Cents Beleidsmedewerkster O&I/
stagebegeleidster
Sjalom Bruin Vrijwilliger Mijn School
Niels Veurman Student Mijn School
v. 7 Eddie Denessen Docent Radboud Universiteit/
stagebegeleider
v. 1.5 Ivonne Harmsen Voormalig leidinggever B&O
Martin Spaans Beleidsmedewerker O&I
Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]2 17
Inhoudsopgave
1. Wat is Mijn School?
1.1. Inleiding ...................................................................................................
4
1.2. Doel ........................................................................................................
4
1.3. Doelgroep ................................................................................................
5
2. Visie
2.1. Inleiding ...................................................................................................
6
2.2. Autonomie van de student ..........................................................................
6
2.3. Positieve verbinding als basis ......................................................................
6
2.4. School als gemeenschap .............................................................................
6
2.5. Duurzaam en projectmatig onderwijs ...........................................................
7
3. Werkwijze
3.1. Inleiding ...................................................................................................
8
3.2. Extensief begeleiden ..................................................................................
8
3.3. Doelmatig werken .....................................................................................
9
4. Opbouw Opleiding
4.1. Inleiding .................................................................................................
10
4.2. Fasering .................................................................................................
10
4.3. Trajectplan en Portfolio .............................................................................
11
4.4. Vakonderwijs en Praktijkdeel .....................................................................
11
4.5. Begeleiding .............................................................................................
12
5. Theoretische achtergrond
5.1. Inleiding .................................................................................................
13
5.2. Demotivatie en Uitval ...............................................................................
13
5.3. Motivatie ................................................................................................
14
5.4. Gemeenschapsleren ..................................................................................
15
5.5. 21st-century skills ...................................................................................
16
Referentielijst ...................................................................................... 17

Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]3 17
1. Wat is Mijn School?
1.1 Inleiding
Mijn School is een bijzonder onderdeel van een regulier ROC; het Graafschap College in
Doetinchem. Het Graafschap College is de grootste mbo-instelling in de achterhoek, met
een ruim onderwijsaanbod op vo-, AKA- en mbo- niveau. Mijn School is een
maatwerkvoorziening van het Graafschap College en is hiermee een alternatief
onderwijsconcept voor talentvolle studenten die zich niet thuis voelen binnen het
reguliere onderwijsaanbod. Dit kan komen door persoonlijke omstandigheden en
beperkingen, maar ook doordat het reguliere onderwijsaanbod niet goed aansluit bij de
behoeften van een student en hiermee niet passend is.
Bij mijn school staan niet de problemen, beperkingen of belemmeringen van studenten
centraal, maar wordt er juist gekeken naar wie de student is, wat zijn of haar talenten en
kwaliteiten zijn, wat hun doel is dat ze willen bereiken en hoe ze hiernaar toe willen
werken. Waar mogelijk en nodig worden ook ouders, vrienden, familie, hulpverleners en
vrijwilligers betrokken. De student staat hierbij centraal en heeft de regie.
Bij Mijn School worden de reguliere opleidingen Sociaal Cultureel Werker en Helpende
Zorg en Welzijn gegeven, maar dan met een passende aanpak en een passend
onderwijsaanbod. Studenten krijgen bij Mijn School de kans om zich op eigen wijze te
ontwikkelen, de benodigde vaardigheden en kennis op te doen en een regulier diploma te
behalen.
1.2 Doel
In schooljaar 2013/2014 was het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) binnen het
mbo in Nederland zo’n 20.402 (5,2%) (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
2015). Het mbo heeft hiermee het grootste aantal vsv’ers vergeleken met andere
onderwijstypes. Voortijdig schoolverlaten hangt samen met de gedachte dat door
schooluitval talent onderontwikkeld blijft en dat (mede daardoor) de economische
benutting van dat talent achter blijft. Tevens zorgt schooluitval voor een verhoogd
statistisch risico voor een jongere om in de problemen te komen, zoals werkeloosheid,
criminaliteit en sociale uitsluiting. Vanuit de behoefte en noodzaak om een passende
oplossing te vinden voor de hierboven geschetste problematiek rondom vsv en
jeugdwerkeloosheid, is in 2010 Mijn School opgericht.
Het doel van Mijn School is om een leeromgeving te creëren, waar jongeren zich veilig
voelen en de regie hebben over hun eigen leerproces. In plaats van proberen studenten
te veranderen en te voegen naar het onderwijssysteem, is het naar de visie van Mijn
School, veel logischer om het onderwijs aan te passen aan de studenten en hiermee
voortijdig schoolverlaten tegen te gaan. Met een positieve verbinding als basis zal samen
met de studenten gekeken worden wat hun dromen, wensen en doelen zijn en hoe ze
deze waar kunnen maken. Hierbij wordt een positieve insteek gehanteerd en op de
eerste plaats gekeken naar de talenten en competenties van studenten. Benadrukt wordt
dat elke student anders is en hiermee ook in andere dingen goed zal zijn. Iedere droom
en elk initiatief wordt serieus genomen en uitgeprobeerd.
Hierin wordt niet alleen naar het schooldeel gekeken, maar wordt het hele systeem
rondom de jongeren meegenomen, zodat de school en het daarbij behorende leerproces
geïntegreerd is in het leven van de jongeren. Daarnaast probeert Mijn School de binding
van jongeren met de maatschappij te versterken en hun toekomstige positie op de
arbeidsmarkt te verbeteren, door jongeren te laten participeren in maatschappelijke
projecten, ze zelf initiatieven te laten nemen en jongeren als rolmodel te laten
functioneren. Verder wordt de maatschappij naar de school gehaald door het opzetten
van projecten, organiseren van gastlessen en de deur altijd open te hebben staan voor
Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]4 17
familie, vrienden, ouders en netwerkpartners om lessen mee te volgen of even koffie te
drinken.
1.3 Doelgroep
Mijn School richt zich op jongeren vanuit een driestroom:
1. Studenten die dreigen uit te vallen door omstandigheden of beperkingen kunnen
instromen in Mijn School en via een persoonlijk traject hun diploma alsnog
behalen. Dit kan in elke fase van de opleiding en studenten kunnen ook tijdelijk
bij Mijn School terecht.
2. Studenten die talentvol zijn, door hun levensloop in een te laag opleidingsniveau
zitten, veel nevenactiviteiten hebben, een eigen onderneming willen starten etc.
kunnen bij Mijn School een aangepast programma krijgen. Kunnen versnellen,
verdiepen etc.
3. Jongeren met een grote afstand tot school en arbeidsmarkt (vaak in combinatie
met andere problematiek) kunnen bij Mijn School laagdrempelig instromen.
Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]5 17
2. Visie
2.1 Inleiding
Naar de visie van Mijn School is het van belang dat jongeren de regie hebben over hun
eigen leerproces en zich vanuit een veilige basis kunnen ontwikkelen. Met een positieve
verbinding als basis kan in samenwerking met de jongere gewerkt worden aan zijn
ontwikkelingsproces. Mijn School laat de kaders van het reguliere onderwijssysteem los
en richt de school in als gemeenschap, waarin vooral samen geleerd en ontwikkeld
wordt. Tot slot neemt duurzaam en projectmatig onderwijs een belangrijke plaats in
binnen Mijn School.
2.1 Autonomie van de student
Binnen de visie van Mijn School staat de autonomie van de student centraal; waarbij
studenten (keuze-)vrijheid ervaren bij hun activiteiten. Een goede koppeling tussen de
persoonlijke ontwikkeling van de student en het onderwijs is hierbij van groot belang. Bij
het opstellen van onderwijsdoelen wordt dan ook rekening gehouden met de persoonlijke
omstandigheden, de doelen, de voorkeuren en de interesses die een student heeft. De
student bepaalt, uiteraard met de nodige ondersteuning, zijn eigen doelen en hoe hij hier
naartoe wil werken. Het uitgangspunt hierbij moet zijn dat de begeleiding dienend is in
het proces van de student. Als een student een andere keuze maakt, dan door zijn
begeleiding is geadviseerd, wil dit niet zeggen dat dit een reden is om te stoppen met de
opleiding. Mijn School hanteert een flexibele structuur, waarbij binnen duidelijke kaders
en op basis van heldere afspraken, studenten de ruimte krijgen om zich op hun eigen
manier te ontwikkelen.
2.2 Positieve Verbinding als Basis
Bij Mijn School wordt een positieve verbinding tussen studenten en hun begeleiders
gezien als een van de belangrijkste elementen van een veilige en stimulerende
leeromgeving. Alleen vanuit een positieve start kan constructief vervolgcontact
plaatsvinden. Een positieve verbinding heeft oprechte aandacht en betrokkenheid als
basis. Voor de meeste studenten maakt alleen al het gevoel gehoord, gezien en
gerespecteerd te worden een groot verschil.
Uitgaan van een positieve verbinding betekent niet dat de begeleiding niet eerlijk en
confronterend kan zijn, maar dit gebeurt vanuit een positieve insteek en met respect
voor de ander. Begeleiders zullen hiernaast ook open staan voor kritiek. Zo zal de
begeleider het respecteren dat de jongere een andere mening kan hebben en niet altijd
het gegeven advies zal willen opvolgen.
In de positieve verbinding staan de (kern)kwaliteiten en de mogelijkheden van de
student centraal. Samen met studenten wordt gewerkt aan het versterken van hun
kwaliteiten en worden van daaruit belemmerde factoren aangepakt. Door positieve en
realistische doelen te formuleren kan een student succeservaringen opdoen. Het is hierbij
van belang de student te accepteren zoals hij is, aan te moedigen waar nodig en
positieve verwachtingen te formuleren. Studenten moeten ervaren dat ze de ruimte
krijgen om te leren en dat het oké is om fouten te maken. Tevens is het bij Mijn School
van groot belang dat studenten weten dat ze altijd welkom zijn en altijd terug mogen
komen als ze willen leren.
2.3 School als Gemeenschap
Bij Mijn School wordt niet enkel gekeken naar de onderwijsdoelen van de jongere, maar
wordt het hele systeem rondom de jongere meegenomen. Mijn School zal hierdoor beter
geïntegreerd zijn in het leven van de student. Binnen Mijn School wordt het hiërarchische
systeem, zoals dat binnen ander het reguliere onderwijs vaak wordt gezien, losgelaten en
wordt er ruimte gemaakt voor een systeem dat gebaseerd is op samenwerking.
Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]6 17
Studenten, docenten, hulpverleners en andere betrokkenen werken nauw samen met
gelijkwaardigheid als basis. Mijn School heeft hiermee veel weg van een leef- en
werkgemeenschap, waar jongeren de ruimte krijgen om samen of alleen te leren en te
ontwikkelen. Verder worden studenten betrokken bij het organiseren van activiteiten, de
inrichting en aankleding van het schoolgebouw en de verdere ontwikkeling van Mijn
School. Ook worden leefregels samen met studenten geformuleerd, besproken en
geëvalueerd. Hierbij wordt duidelijk aangegeven dat ook het schoolteam zich aan deze
regels zal moeten houden. Dit betekent dat de docenten en de school open moet staan
voor tips en kritiek en daar ook iets mee moet doen. Alleen op deze manier voelen de
studenten zich ook echt betrokken en nemen zelf hun verantwoordelijkheid en denken en
bouwen actief mee aan de aanpak en werkwijze. Er is bij Mijn School altijd ruimte voor
gesprek, wordt er met elkaar meegeleefd en is er aandacht voor expressie, spel en
kunst.
2.4 Duurzaam Projectmatig onderwijs
Op Mijn School is het onderwijsaanbod gebaseerd op duurzaam projectmatig onderwijs.
Naast de theoretische vakken, leren studenten in projecten, werkplaatsen en stages,
waarbij ze hun dromen kunnen toetsen aan de werkelijkheid en aan de hand van een
portfolio reflecteren op hun eigen leerproces. Er wordt op een dynamische manier aan de
hand van doelen gewerkt, waarbij deze regelmatig samen de de student worden
geëvalueerd en waar nodig worden aangepast, vernieuwd of verwijderd. De doelen zijn
gericht op het functioneren van de student binnen de gegeven omstandigheden.
Verder zorgen we ervoor dat wat binnen school gebeurt een directe relatie heeft met de
wereld om school en de studenten heen. Alle opdrachten, projecten, stages zijn echt,
hebben maatschappelijke relevantie en hebben een directe link naar passend werk.
Hiernaast is er aandacht voor het ontwikkelen van zogenaamde 21st-century skills,
waarmee jongeren als flexibele werknemers worden opgeleid, die hun creativiteit
gebruiken om zich aan te passen aan de wensen van de arbeidsmarkt van de 21ste
eeuw.
Naast de kernvakken wordt op Mijn School veel aandacht besteedt aan competenties als
samenwerken, creativiteit, werken met ict, communiceren, probleemoplossend
vermogen, kritisch denken en sociaal-culturele vaardigheden. Daarnaast wordt op Mijn
School gewerkt aan een passende attitude waarbij betrokkenheid, ondernemendheid,
eigen initiatief, nieuwsgierigheid en verantwoordelijkheid kernwoorden zijn.
Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]7 17
3. Werkwijze
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de overkoepelende elementen van de werkwijze
van Mijn School. Het volgende hoofdstuk zal verder ingaan op de concrete inrichting van
het onderwijs; de opbouw van de opleiding.
Bij Mijn School haalt de student een regulier diploma, alleen de route ernaartoe is op
maat. Studenten hebben de regie over hun eigen leerproces en worden hierin vanuit een
positieve verbinding begeleid. Binnen het onderwijsaanbod is ervarend leren het
uitgangspunt. Studenten worden ingedeeld in leerbaarheidsniveau’s, wat leidend is voor
de werkwijze op Mijn School. Onderstaand figuur laat zien hoe bij niveau A/B de nadruk
op het verbinden en activeren ligt en van daaruit de student zich verder ontwikkelt,
wordt voorbereid op de arbeidsmarkt en als rolmodel kan fungeren.
!
3.2 Extensief Begeleiden
Binnen Mijn School is een nieuwe vorm van begeleiding ontwikkeld; zogenaamd extensief
begeleiden. Volgens Mijn School is de kern van Extensief Begeleiden (EB) het aangaan
van een langdurige verbinding vanuit een positieve basis, waarbij met realistische
tussendoelen een student ondersteunt wordt in zijn of haar ontwikkelingsproces. Hierbij
is het van belang dat korte en lange termijn doelen gesteld worden vanuit een overzicht
van/inzicht in alle stimulerende en beperkende factoren. Het systeem rondom de student
wordt continu gestabiliseerd en/of versterkt. Hierin heeft de student zelf de regie en
beslist zelf wat de stappen zijn, de begeleider ondersteunt in het nemen van beslissingen
en het uitvoeren daarvan.
Het is een aanpak van de lange adem, waarin vanuit kwaliteiten en op basis van
gelijkwaardigheid een ontwikkelingsproces wordt ondersteund. Hierbij is het consequent
zoeken naar (nieuwe) mogelijkheden, het kiezen van andere referenties en het betreden
van nieuwe paden belangrijk. Om te kunnen groeien moet men namelijk verder kunnen/
durven kijken dan de eigen referentiekaders.
Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]8 17
3.3 Doelmatig werken
Bij Mijn School staan de doelen die de student wil bereiken centraal. Hierbij wordt
gekeken hoeveel een student zelf kan en wat de student kan doen om samen met
anderen zijn plannen te verwezenlijken. Bij het opstellen van doelen wordt eerlijk
aangegeven wat realistisch is en wat niet, zodat studenten zich in hun leerproces kunnen
richten op succeservaringen en niet gedemotiveerd raken door (te veel) faalervaringen.
!
❖ Mijn Doel: Pitch, Plan, Proces, Product: Het doel dat de student wil
bereiken staat centraal. De student leert zijn ideeën te delen, te
plannen, te ontdekken wat hij kan, initiatief te nemen en hulp te vragen
waar nodig. Studenten leren doelmatig en oplossingsgericht werken
❖ Mijn Weg: Ik ben bijzonder, Ik weet wat ik kan, Ik weet wat ik
niet kan, Ik ontwikkel mijzelf. Op Mijn School wordt ervan uitgegaan
dat elke student talenten heeft. Samen met de student worden deze
talenten in kaart gebracht en wordt gekeken hoe deze talenten verder
ontwikkeld kunnen worden.
❖ Mijn Leven: Ik vraag hulp als ik dat nodig heb, Ik luister naar
advies, Ik beslis wat ik met het advies doe, Ik doe wat ik heb
besloten. Bij Mijn School is naast het onderwijsgedeelte ook aandacht
voor de rest van het systeem van de student. Studenten kunnen in hun
leven tegen dingen aanlopen, die hun belemmeren in het functioneren
op school. Op Mijn School is er altijd ruimte voor gesprek en zal er
samen met de student naar oplossingen gezocht worden. Hierin heeft de
student de regie en sluit de begeleiding vanuit Mijn School aan op het
leerproces van de student, zijn persoonlijke ontwikkeling, belemmerende
omstandigheden en ook de stimulerende omstandigheden.
❖ Mijn Leren: Ik bereid voor, Ik voer uit, Ik evalueer, Ik reflecteer.
Op Mijn School leren studenten ook hoe ze het beste/fijnste leren. Dit is
voor elke student anders. Zo wil de ene student meteen aan de slag,
terwijl een andere student eerst wil nadenken over wat er moet
gebeuren. Studenten leren, onder begeleiding, ontdekken welke manier
van leren het beste bij hen past en hoe ze dit vorm kunnen geven.
❖ Mijn Verantwoordelijkheid: Ik overleg, Ik beslis, Ik spreek af, Ik
doe. Op Mijn School is altijd ruimte voor overleg en wordt er een
dynamische insteek gehanteerd. Zaken kunnen bijvoorbeeld anders
lopen dan verwacht of blijken niet goed aan te sluiten bij de behoeften
van de student. Samen met de studenten wordt dan gekeken wat
mogelijk is en worden nieuwe afspraken gemaakt.
Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]9 17
4. Opbouw Opleiding
4.1 Inleiding
Studenten krijgen de regie over hun eigen leerproces, waarbij de beroepspraktijk het
uitgangspunt is. De diverse niveaus worden niet gescheiden, ieder leert op zijn/haar
eigen niveau, maar wel samen. Net als in de praktijk helpt de ervaren werker de
onervaren werker en deze laat zich ook inspireren door het ‘nieuwe bloed’. Er wordt met
individuele trajectplannen gewerkt die aansluiten bij en sturing geven aan het leerproces.
Het leren en de toetsing vinden voornamelijk plaats in de (beschermde)praktijk.
!
4.2 Fasering
De fasering is gebaseerd op het examenmateriaal van Consortium. Vanuit deze fasering
is het portfolio en het onderwijsaanbod opgebouwd.
❖ Fase 1: Intakefase/Intuïtief/Ontwikkelingsgericht
❖ Fase 2: Ontwikkelingsfase/Bewust/Examinerend
❖ Fase 3: Profileringfase/Professioneel/Examinerend
Vak
Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]10 17
Persoon
4.3 Trajectplan en Portfolio
Als een student zich aanmeldt voor Mijn School wordt eerst samen met de student
bekeken wat de student wil en op welke manier hij dat wil gaan bereiken. Dit wordt
vastgelegd in een trajectplan, waarbij de jongere met zijn/haar doelen, motivatieniveau,
talenten, interne en externe factoren centraal staat. Vervolgens wordt een porfolio
aangelegd en gevuld met de ervaring die de student aantoonbaar heeft. Dan wordt
bekeken met welke activiteiten het portfolio wordt gevuld en ook op welke manier (werk,
stage, projecten, leerafdeling, enz.). Wanneer het portfolio volledig gevuld is en Engels,
Nederlands en rekenen op niveau is, is het examenportfolio compleet en is het diploma
behaald.
Fase Beschrijving
1. Intuïtief Ontwikkelingsgericht; je onderzoekt of je dit vak leuk vindt en
toont aan dat je de capaciteiten bezit om je door te
ontwikkelen tot een volwaardige beroepskracht.
2. Bewust Kwalificerend; je werkt aan je vakbekwaamheid en ontwikkelt
je vaardigheden en theoretische kennis. Je leert professioneel
te handelen en methodisch te werken. Je ontwikkelt je tot een
evenwichtige beroepskracht in opleiding.
3. Professioneel Kwalificerend en profilerend; je toont aan dat je vakbekwaam
bent en je profileert je vanuit je talent binnen het vak. Je bent
klaar voor je diploma.
Fase Beschrijving
1. Intuïtief Je gaat kijken wie je bent, wat je talenten zijn, wat je
achtergrond is. Wat maakt jou bijzonder? Waar loop je
tegenaan, wat houdt je tegen, belemmert je in je
ontwikkeling? Wat wil je leren, wat wil je bereiken, wat zijn je
dromen?
2. Bewust Je gaat op zoek naar je inspiratie. Wat is voor jou de motor
om dit werk te gaan doen? Wat voor werk past het best bij je?
Wil je werken of verder studeren? Wat heb je nodig om je
verder te ontwikkelen tot een goede beroepskracht? Je kunt je
talenten zowel persoonlijk als professioneel benoemen en
inzetten.
3. Professioneel Je bent een beroepskracht met eigenheid. Je weet wie je bent,
waar je voor staat en wat je sterke en minder sterke kanten
zijn. En je bent niet zomaar een beroepskracht, je bent een
bijzondere beroepskracht en je weet uit te leggen waarom.
Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]11 17
!
4.4 Vakonderwijs en Praktijkdeel
Het vakonderwijs sluit aan bij de praktijk en wordt in blokken aangeboden ter
ondersteuning van de uit te voeren werkzaamheden. Hierdoor wordt theorie en
vaardigheden direct toepasbaar door de student. De fasering in leerontwikkeling is
vertaald in het praktijkdeel:
❖ Intuïtief: Werkplaats/Stage/Project. In een beschermde praktijk het vak
ontdekken en je talenten ontwikkelen.
❖ Bewust: Werkplaats/Stage/Projectbureau. In afgebakende projecten in de
praktijk ontdekken op welk gebied je je wil gaan professionaliseren.
❖ Professioneel: Werkplaats/Stage/Project/Werk/ZZP. In de praktijk vanuit een
vakmatige insteek ontwikkelen tot een gediplomeerd werker.
Ieder half jaar wordt getoetst op welk niveau en in welke fase de student zit en kan het
traject of de begeleiding worden aangepast. Toetsing vind plaats door:
❖ Evalueren en beoordelen van de werkzaamheden.
❖ Toetsing van het niveau Nederlands, Engels en rekenen.
❖ Een persoonlijk gesprek over de persoonlijke omstandigheden en de
studievoortgang.
4.5 Begeleiding
De student komt in een stamgroep, gekoppeld aan een begeleider. Die samen met de
student het trajectplan opstelt en bewaakt, helpt met portfolio en regelmatig met de
student overlegt of alles goed gaat, of dat hulp of ondersteuning nodig is. Wanneer er
remmende factoren zijn wordt er ook een begeleidingsplan opgesteld:
❖ Individuele ondersteuning/begeleiding bij persoonlijke problematieken.
❖ Ondersteunend onderwijs op gebied van Nederlands, Engels en rekenen.
De ontwikkeling wordt wekelijks besproken in het team en waar nodig worden acties
ingezet. Alle afspraken worden vastgelegd en zijn op elk moment voor de student
persoonlijk inzichtelijk. Hiermee willen we garanderen dat iemand altijd de begeleiding
krijgt die hij nodig heeft, we precies weten waar iemand in zijn ontwikkeling/traject staat
en de student, ook als de begeleider er niet is, wel gewoon verder kan.
Wanneer een student niet op het gewenste niveau kan functioneren, bijvoorbeeld door
een taalachterstand, wordt hiervoor op maat ondersteunend onderwijs of individuele
begeleiding aangeboden.
Na een intakeperiode wordt in een trajectplan beschreven:
❖ Op welk niveau de student kan instromen; op niveau 2 of 4.
❖ In welke fase van ontwikkeling zit de student; Intuïtief, bewust of professioneel.
❖ Welke omstandigheden stimuleren of remmen de ontwikkeling tot gediplomeerd
beroepskracht.
❖ Met welke werkzaamheden gaat de student zich ontwikkelen en aantonen dat hij
zich heeft ontwikkeld.
❖ Welk vakonderwijs wordt geboden, zodat de student zich verder kan bekwamen in
de uitoefening van zijn/haar vak.
❖ Uitstroom niveau en moment.
Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]12 17
5. Theoretische Achtergrond
5.1 Inleiding
Bij de visie van Mijn School staat de autonomie van een student centraal, zodat hij
vrijheid ervaart en zijn eigen keuzes kan maken binnen zijn leerproces. Daarnaast is het
van groot belang studenten vanuit een positieve verbinding te begeleiden en uit te gaan
van de kwaliteiten van studenten. Deze aspecten zouden, naar de visie van Mijn School,
studenten meer motiveren en schooluitval tegengaan. Verder kan volgens Mijn School de
motivatie van studenten vergroot worden door de school als een gemeenschap in te
richten, door middel van gelijkwaardige relaties en door veel samenwerking met
studenten de betrokkenheid te vergroten. Tot slot worden studenten op Mijn School zo
goed mogelijk naar het werkveld begeleid en is hierbij aandacht voor 21st-century skills.
Bij Mijn School wordt in de praktijk gezien dat studenten gemotiveerder zijn, met meer
plezier naar school komen en meer uitgedaagd worden om actief in hun eigen leerproces
te staan. In 2013 behaalden al driekwart van de studenten hun startkwalificatie.
Inmiddels zijn er 66 diploma’s uitgegeven en stromen de meeste jongeren uit naar werk.
Tevens wordt bij veel studenten gezien dat de persoonlijke situaties verbeteren. In de
praktijk lijkt Mijn School, met inmiddels al zo’n 200 studenten, succesvol te zijn.
Naast de positieve resultaten die in de praktijk worden gezien, lijkt het schoolconcept van
Mijn School ook veel theoretische evidentie te hebben. Uit onderzoek blijkt dat innovatief
onderwijs volgens studenten, ouders en docenten kan zorgen voor een beter passend
onderwijsaanbod (Hoeven, Steenvoorde, & Verbeeck, 2010). Zo is er veel ruimte voor
begeleiding en onderwijs op maat, door de flexibiliteit van innovatief onderwijs (Hoeven,
Steenvoorde, & Verbeeck, 2010). Studenten worden gestimuleerd om actief in hun
leerproces te staan en na te denken over hun eigen ontwikkeling en doelen. Studenten
nemen en krijgen meer verantwoordelijkheid, waarbij docenten een stap achteruit doen,
maar nog steeds verantwoordelijk zijn voor een veilige basis (Hoeven, Steenvoorde, &
Verbeeck, 2010).
Hieronder zullen de theorieën die het schoolconcept van Mijn School onderbouwen met
betrekking tot motivatie, gemeenschapsleren en 21st-century skills besproken worden.
Deze theorieën vormen de basis van het innovatieve onderwijs op Mijn School. De
theorieën worden ingeleid aan de hand van een stuk over demotivatie en schooluitval.
5.2 Demotivatie & Uitval
Motivatie speelt binnen het onderwijs een grote rol. Het onderwijsaanbod lijkt steeds
minder goed aan te sluiten bij de hedendaagse student, waardoor studenten
gedemotiveerd raken en voortijdig de school verlaten (Waslander, 2007). In de meeste
gevallen wordt demotivatie slechts gezien als een gebrek aan motivatie. Onderzoek laat
echter zien dat demotivatie uit vier aspecten bestaat (Waslander, 2007):
1. Onvermogen; het gevoel het niet te kunnen.
2. Negatieve verwachting; het gevoel op termijn niet meer de benodigde moeite op
te kunnen brengen.
3. Desinteresse; het (school)werk saai, niet uitdagend en eentonig vinden.
4. Geen belang hechten; zaken onbelangrijk vinden en geen waarde hechten aan
iets.
Bovenstaande aspecten hebben gemeen dat ze voortkomen uit een gevoel zelf geen
controle te hebben over de situatie en er niets aan te kunnen doen. Dit gevoel van
controleverlies kan een voorbode zijn van schooluitval (Waslander, 2007).
Onderzoek naar Voortijdig Schoolverlaten (VSV) laat zien dat uitval een resultaat is van
een langdurig proces, waarbij leerlingen in toenemende mate mentaal, emotioneel en
Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]13 17
feitelijk de school de rug toekeren (Waslander, 2007). Schooluitval kan deels worden
verklaard door persoonlijke factoren en omgevingsfactoren buiten school. Doordat het
aantal vsv’ers erg per school kan verschillen, lijken scholen zelf ook invloed te hebben op
de mate van schooluitval. Zo hebben scholen met hechtere relaties tussen leerlingen en
docenten over het algemeen minder uitval. Verder lijken scholen waar een autonomie-
ondersteunend klimaat heerst minder vsv’ers te hebben. Tot slot blijkt uit een grote
meta-analyse dat een prettig sociaal klimaat op school als buffer werkt (Waslander,
2007).
5.3 Motivatie
Vaak wordt er enorm geworsteld met de vraag hoe studenten beter te motiveren zijn
(Deci & Ryan, 1985; 2000; Hoeven, Steenvoorde, Verbeeck, 2010; Stevens, 2004).
Lastig hierbij is dat studenten onderling van elkaar verschillen met betrekking tot
culturele achtergrond, persoonlijke omstandigheden, gezinssituatie, sociale
vaardigheden, leertempo, de mate waarin ze verantwoordelijkheid kunnen dragen, enz.
De zelfderterminatietheorie (ZDT) of self-determination theory (SDT) van Deci en Ryan
(1985; 2000) is een theorie over motivatie, waarbij het voldoen aan drie psychologische
basisbehoeften centraal staat. Deze basisbehoeften zijn bij iedereen aanwezig. Pas
wanneer aan deze behoeften voldaan is, sluit het onderwijs aan op de student en kan de
student weer met zin naar school (Stevens, 2004).
Om te beginnen maken Deci en Ryan (1985;2000) een onderscheid tussen intrinsieke en
extrinsieke motivatie. Als je intrinsiek gemotiveerd bent, doe je iets om de activiteit zelf.
Bijvoorbeeld omdat je nieuwsgierig bent, er plezier aan beleeft of je erdoor uitgedaagd
voelt. Als je extrinsiek gemotiveerd bent, doe je iets omdat de activiteit je iets oplevert
buiten de activiteit zelf: bijvoorbeeld geld of een diploma dat nodig is voor een
vervolgopleiding. Uit de meeste onderzoeken blijkt dat met name intrinsieke motivatie
samengaat met hoge leeropbrengsten. De intrinsieke motivatie lijkt echter per leerjaar
af te nemen bij leerlingen (Ryan & Deci, 2000). Volgens de ZDT komt dit, doordat
intrinsieke motivatie alleen kan worden bevorderd, wanneer de drie psychologische
basisbehoeften zijn vervuld: Autonomie, Competentie en Betrokkenheid. Hieronder
zullen de drie basisbehoeften stuk voor stuk besproken worden.
Autonomie
Binnen de ZDT neemt autonomie een primaire plaats in (Deci & Ryan, 1985;2000).
Autonomie gaat over het gevoel zelf controle en keuzevrijheid te hebben over
handelingen, hierin ondersteuning te ontvangen en het ervaren van psychologische
vrijheid (Deci, & Ryan, 1985;2000; Stevens, 2004; Verbeeck, 2010). Dit kan alleen
wanneer de eigenheid van studenten gerespecteerd wordt en het voor de school, de
ouders en de student duidelijk is dat de student er voor zichzelf is (Stevens, 2004). Het
gaat hierbij dus om een hoge mate van flexibiliteit en weinig of geen druk van buitenaf.
Dit betekent niet dat er geen grenzen of beperkingen zijn, maar dat iemand de vrijheid
heeft om binnen de gestelde kaders handelingen te verrichten vanuit zijn persoonlijke
doelen en waarden (Verbeeck, 2010). Het is aan de school om veiligheid, ruimte,
begeleiding en ondersteuning te bieden, zodat de individuele vrijheid van studenten
gestimuleerd wordt, maar de relatie met de ander niet vergeten wordt (Stevens, 2004).
Voor studenten is het belangrijk dat ze ervaren dat ze hun eigen doelen kunnen
realiseren en hier zelf regie over hebben, maar er nooit alleen voor staan (Waslander,
2007). Studenten zullen meer gemotiveerd raken en schooluitval zal voor een groot deel
voorkomen kunnen worden (Waslander, 2007).
Competentie
De behoefte aan competentie wordt door Ryan en Deci (1985;2000) uitgelegd als het
streven dingen goed te kunnen en hierin ook gerespecteerd en gewaardeerd te worden.
Het gevoel competent te zijn kan bevorderd worden door uit te gaan van de aanwezige
kennis, vaardigheden, capaciteiten en talenten van studenten en door passende
uitdagingen te bieden, waardoor studenten succeservaringen op kunnen doen (Deci &
Ryan, 1985;2000; Stevens, 2004; Verbeeck, 2010). De lesstof en bijbehorende taken
Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]14 17
moeten hierbij aansluiten op het niveau van de leerling, maar tegelijkertijd voldoende
uitdaging bieden (Deci & Ryan, 2000). De combinatie van hoge, reële verwachtingen en
voldoende aanbod van hulp en ondersteuning vormt de basis voor de ontwikkeling van
een gevoel van competentie (Stevens, 2004). Verder is het van belang dat studenten het
doel en de relevantie begrijpen van het onderwijsaanbod en dat ze erop vertrouwen de
taken uit te kunnen voeren (Deci & Ryan, 2000). De mate van autonomie van de student
hangt hier sterk mee samen en zorgt ervoor dat studenten ervaren dat zij zelf invloed
hebben op de uitkomst van hun leeractiviteiten (Deci & Ryan, 2000; Verbeeck, 2010).
Betrokkenheid
Betrokkenheid is de laatste psychologische basisbehoefte uit de motivatietheorie van Deci
en Ryan (1985; 2000). Zowel in de praktijk als uit onderzoek is gebleken dat studenten
de behoefte hebben om zich verbonden te voelen met anderen en baat hebben bij een
hoge mate van ervaren betrokkenheid. Er kunnen drie typen betrokkenheid worden
onderscheiden (Uden, 2014):
1. Gedragsmatige betrokkenheid; Een student toont gepast gedrag en houdt zich
aan regels en afspraken.
2. Emotionele betrokkenheid; Een student voelt zich goed op school en is positief
over school.
3. Cognitieve betrokkenheid; Een student ziet de waarde in van een opleiding en
begrijpt dat hij zelf inspanning moet tonen.
Om hiertoe te komen is een goede en gelijkwaardige relatie tussen studenten en
docenten of ander schoolpersoneel uitgangspunt (Deci & Ryan, 1985; 2000; Stevens,
2004; Verbeeck, 2010). Deze relaties, waarin vrijheid, gelijkwaardigheid en openheid
bestaan, kunnen worden gezien als authentieke relaties tussen individuen, die
noodzakelijk zijn voor een optimale ontwikkeling (Verbeeck, 2010). Docenten hebben een
grote invloed op de kwaliteit van de relaties, door te luisteren, vertrouwen te bieden, op
te treden als het echt nodig is, uitnodigende omstandigheden te creëren, eerlijk te zijn,
het goede voorbeeld te zijn, uit te dagen en te ondersteunen (Stevens, 2004)
Uit onderzoek is gebleken dat studenten die meer betrokken zijn, beter resultaten
behalen en een minder grote kans lopen op schooluitval. De omgeving lijkt invloed te
hebben op de mate waarin studenten zich betrokken voelen bij het leren en de school.
Studenten zijn meer betrokken wanneer ze het gevoel ervaren vragen te kunnen stellen
en samen te kunnen werken als ze dit fijn vinden. Verder is het belangrijk dat opdrachten
uitdagend zijn en inhoudelijk authentiek zijn. Tot slot zijn studenten meer betrokken
wanneer ze zicht ondersteund voelen door docenten en medestudenten (Waslander
2007).
5.4 Gemeenschapsleren
Binnen de wetenschappelijke literatuur over onderwijs wordt regelmatig gesproken over
gemeenschapsleren. Het gemeenschapleren lijkt voor een groot deel gebaseerd op de
psychologische basisbehoefte aan betrokkenheid. Het verlangen naar betrokkenheid
bestaat namelijk niet alleen op interpersoonlijk niveau, maar ook schoolbreed. Studenten
willen het gevoel hebben erbij te horen en onderdeel te zijn van hun schoolgemeenschap
(Stevens, 2004).
Een groot voordeel van het streven naar een gemeenschap is dat studenten leren
verantwoordelijkheid te nemen en samen te werken (Falk, & Harrison,1998). Ze krijgen
in hun leerproces te maken met veel verschillende mensen met elk unieke kennis,
vaardigheden, middelen en expertises. Het op deze manier samenwerken zorgt ervoor
dat iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid heeft, maar ook hulp kan krijgen van
anderen en anderen kan helpen (Falk, & Harrison,1998).
De studenten, docenten en ander schoolpersoneel zijn samen verantwoordelijk voor een
goede sfeer. Vanuit een gelijkwaardige relatie en gezamenlijke verantwoordelijkheid,
wordt zorg gedragen voor de school en diens verdere ontwikkeling. Dit kan bijvoorbeeld
Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]15 17
worden bereikt door studenten te betrekken bij de inrichting van de school, samen
activiteiten of evenementen te bedenken, samen regels te bedenken en ook gezamenlijk
zorg te dragen voor de naleving hiervan (Falk, & Harrison,1998; Waslander, 2007). In
scholen die als gemeenschap of community functioneren voelen studenten zich meer
betrokken en is de kans op schooluitval kleiner (Waslander, 2007). Binnen deze scholen
ervaren studenten dat docenten betrokken zijn en om hen geven. Dit betekent ook dat
studenten hulp krijgen bij problemen in de privésfeer en dat de verbinding wordt gelegd
tussen het schooltraject van de student en diens persoonlijke doelen. Vooral voor
studenten met weinig motivatie is het van groot belang dat ze op school geaccepteerd,
aangemoedigd worden en dat er vertrouwen is in hun competenties (Waslander, 2007).
5.5 21st Century Skills
Duurzaam projectmatig onderwijs staat bij Mijn School centraal binnen de werkwijze en
het onderwijsaanbod. Hierbij is er aandacht voor de aansluiting op de arbeidsmarkt door
praktijkonderwijs in het werkveld te bieden en aandacht te besteden aan de ontwikkeling
van 21st century skills.
Door de huidige kennissamenleving, waarbij informatie zich snel verspreid door de
aanwezigheid van media en technologie en de hierbij horende globalisering is de vraag
naar 21st century skills binnen het werkveld enorm toegenomen. Deze 21st century skills
omvatten vaardigheden op competenties die nodig zijn om goed in de kennissamenleving
te kunnen functioneren, te kunnen werken en om zich levenslang door te kunnen
ontwikkelen (Oetelaar, 2012). De volgende vaardigheden staan hierbij centraal:
❖ Samenwerking: Hierbij wordt gewerkt aan verschillende
samenwerkingsvaardigheden als luisteren, taken verdelen en discussiëren. De
kwaliteit van de samenwerking kan hiermee verder ontwikkeld worden.
❖ Kennisconstructie: Studenten leren hier om bestaande kennis te combineren
met nieuwe kennis. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door het doen van onderzoek,
analyse, synthese, evaluatie en interpretatie van kennis en informatie.
❖ ICT gebruik: Een onmisbare vaardigheid voor de 21e
eeuw is het goed kunnen
omgaan met ICT. Studenten leren computers, laptops, smartphones, tablets,
maar ook digitale videorecorders en fotocamera’s te gebruiken. Ook misbruik van
deze middelen wordt bespreekbaar gemaakt.
❖ Probleemoplossend denken en creativiteit: De 21e
eeuw vraagt om flexibele
werknemers die creatief kunnen inspelen op veranderende situatie en beschikken
over een probleemoplossend vermogen.
❖ Planmatig werken: Bij planmatig werken ontwikkelen leerlingen vaardigheden
in het kader van zelfsturing. Dit wordt voor een groot deel bereikt door studenten
autonomie te bieden en minder sturend en meer begeleidend op te treden
(Oetelaar, 2012).
Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]16 17
Referenties
Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human
behavior. New York: Plenum.
Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The “what” and “why” of goal pursuits: Human needs
and the self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11, 227-268.
Falk, I., & Harrison, L. (1998). Community learning and social capital:“Just having a little
chat”. Journal of Vocational Education and training, 50(4), 609-627.
Hoeven, J. van der, Steenvoorde, M. & Verbeeck, K. (2010). Wie de schoen past…Het
belang van de klik tussen leerlingen en school.
Oetelaar, F. van den (2012). ‘Whitepaper 21st Century Skills in het onderwijs’
Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of
intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55,
68-78.
Stevens, L. M. (2004). Zin in School. Amersfoort: CPS.
Uden, J. M. (2014). The teacher as linchpin: the teacher's perspective on student
engagement. Universiteit Twente.
Vansteenkiste, M., Soenens, B., Sierens, E., & Lens, W. (2005). Hoe kunnen we leren en
presteren bevorderen? Een autonomie-ondersteunend versus controlerend
schoolklimaat. Caleidoscoop, 17, 18-25.
Verbeeck, K. (2010). Op eigen vleugels. Autonomie voor kinderen in het basisonderwijs.
Waslander, S. (2007). Leren over innoveren. Overzichtsstudie van wetenschappelijk
onderzoek naar duurzaam vernieuwen in het voortgezet onderwijs. Utrecht: Vo
Raad.
Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]17 17

Más contenido relacionado

Similar a Conceptomschrijving Mijn School_ Definitieve versie

RLvVC_schoolplan_2015-2020
RLvVC_schoolplan_2015-2020RLvVC_schoolplan_2015-2020
RLvVC_schoolplan_2015-2020Jeroen Bos
 
Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...
Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...
Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...Frederik Smit
 
Betrek ouders bij studiekeuze
Betrek ouders bij studiekeuzeBetrek ouders bij studiekeuze
Betrek ouders bij studiekeuzeFrederik Smit
 
2009 11 10 Wg Brug Ba So Tekst Zorgkader So
2009 11 10 Wg Brug Ba So Tekst Zorgkader So2009 11 10 Wg Brug Ba So Tekst Zorgkader So
2009 11 10 Wg Brug Ba So Tekst Zorgkader SoProeftuin Gemotiveerd
 
Zoleerik! visieontwerp
Zoleerik! visieontwerpZoleerik! visieontwerp
Zoleerik! visieontwerpKennisnet
 
Wat is Mijn school small
Wat is Mijn school smallWat is Mijn school small
Wat is Mijn school smallHanno Ambaum
 
ppo de link presentatie 2
ppo de link presentatie 2ppo de link presentatie 2
ppo de link presentatie 2Mieke Duvalois
 
Deel 1 1 2 3
Deel 1 1 2 3Deel 1 1 2 3
Deel 1 1 2 3sofie
 
Onderwijs passend organiseren_crt
Onderwijs passend organiseren_crtOnderwijs passend organiseren_crt
Onderwijs passend organiseren_crtLia van Meegen
 
Werk maken van de morele competentie - Werk in uitvoering
Werk maken van de morele competentie - Werk in uitvoeringWerk maken van de morele competentie - Werk in uitvoering
Werk maken van de morele competentie - Werk in uitvoeringJurgen Marechal
 
Cv dennis de jager november 2015 onderwijs
Cv dennis de jager november 2015 onderwijsCv dennis de jager november 2015 onderwijs
Cv dennis de jager november 2015 onderwijsDennis de Jager
 
Nieuwe vormen van onderwijs. Leiden ze tot verhoging kwaliteit?
Nieuwe vormen van onderwijs. Leiden ze tot verhoging kwaliteit?Nieuwe vormen van onderwijs. Leiden ze tot verhoging kwaliteit?
Nieuwe vormen van onderwijs. Leiden ze tot verhoging kwaliteit?Frederik Smit
 
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? Frederik Smit
 
Didactiek voor volwassenen WaelenBroecheler
Didactiek voor volwassenen WaelenBroechelerDidactiek voor volwassenen WaelenBroecheler
Didactiek voor volwassenen WaelenBroechelerMeike Broecheler
 
Brochure_Meerwaarde_van_eigentijds_onderwijs_-_Kennisnet_2014
Brochure_Meerwaarde_van_eigentijds_onderwijs_-_Kennisnet_2014Brochure_Meerwaarde_van_eigentijds_onderwijs_-_Kennisnet_2014
Brochure_Meerwaarde_van_eigentijds_onderwijs_-_Kennisnet_2014Jasmijn Kester MEM
 
Dat_kan_bij_ons_niet
Dat_kan_bij_ons_nietDat_kan_bij_ons_niet
Dat_kan_bij_ons_nietHanno Ambaum
 
De rode draad van ontwikkeling
De rode draad van ontwikkeling De rode draad van ontwikkeling
De rode draad van ontwikkeling Femke Hogenkamp
 

Similar a Conceptomschrijving Mijn School_ Definitieve versie (20)

RLvVC_schoolplan_2015-2020
RLvVC_schoolplan_2015-2020RLvVC_schoolplan_2015-2020
RLvVC_schoolplan_2015-2020
 
Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...
Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...
Frederik Smit (2014). Naar een andere cultuur. Scholen Vlaardingen en Schieda...
 
Betrek ouders bij studiekeuze
Betrek ouders bij studiekeuzeBetrek ouders bij studiekeuze
Betrek ouders bij studiekeuze
 
2009 11 10 Wg Brug Ba So Tekst Zorgkader So
2009 11 10 Wg Brug Ba So Tekst Zorgkader So2009 11 10 Wg Brug Ba So Tekst Zorgkader So
2009 11 10 Wg Brug Ba So Tekst Zorgkader So
 
Zoleerik! visieontwerp
Zoleerik! visieontwerpZoleerik! visieontwerp
Zoleerik! visieontwerp
 
Wat is Mijn school small
Wat is Mijn school smallWat is Mijn school small
Wat is Mijn school small
 
ppo de link presentatie 2
ppo de link presentatie 2ppo de link presentatie 2
ppo de link presentatie 2
 
Deel 1 1 2 3
Deel 1 1 2 3Deel 1 1 2 3
Deel 1 1 2 3
 
brochure SMW
brochure SMWbrochure SMW
brochure SMW
 
Onderwijs passend organiseren_crt
Onderwijs passend organiseren_crtOnderwijs passend organiseren_crt
Onderwijs passend organiseren_crt
 
Werk maken van de morele competentie - Werk in uitvoering
Werk maken van de morele competentie - Werk in uitvoeringWerk maken van de morele competentie - Werk in uitvoering
Werk maken van de morele competentie - Werk in uitvoering
 
Cv dennis de jager november 2015 onderwijs
Cv dennis de jager november 2015 onderwijsCv dennis de jager november 2015 onderwijs
Cv dennis de jager november 2015 onderwijs
 
Nieuwe vormen van onderwijs. Leiden ze tot verhoging kwaliteit?
Nieuwe vormen van onderwijs. Leiden ze tot verhoging kwaliteit?Nieuwe vormen van onderwijs. Leiden ze tot verhoging kwaliteit?
Nieuwe vormen van onderwijs. Leiden ze tot verhoging kwaliteit?
 
Portfolio
PortfolioPortfolio
Portfolio
 
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder? De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
De bijlesindustrie. Kunnen we nog zonder?
 
Didactiek voor volwassenen WaelenBroecheler
Didactiek voor volwassenen WaelenBroechelerDidactiek voor volwassenen WaelenBroecheler
Didactiek voor volwassenen WaelenBroecheler
 
Brochure_Meerwaarde_van_eigentijds_onderwijs_-_Kennisnet_2014
Brochure_Meerwaarde_van_eigentijds_onderwijs_-_Kennisnet_2014Brochure_Meerwaarde_van_eigentijds_onderwijs_-_Kennisnet_2014
Brochure_Meerwaarde_van_eigentijds_onderwijs_-_Kennisnet_2014
 
Flyer dNS
Flyer dNSFlyer dNS
Flyer dNS
 
Dat_kan_bij_ons_niet
Dat_kan_bij_ons_nietDat_kan_bij_ons_niet
Dat_kan_bij_ons_niet
 
De rode draad van ontwikkeling
De rode draad van ontwikkeling De rode draad van ontwikkeling
De rode draad van ontwikkeling
 

Conceptomschrijving Mijn School_ Definitieve versie

  • 2. Dit document is verstuurd aan: Meest recent ontvangen versie Naam Functie Definitieve versie Hanno Ambaum Opdrachtgever Mijn School Miriam Cents Beleidsmedewerkster O&I/ stagebegeleidster Sjalom Bruin Vrijwilliger Mijn School Niels Veurman Student Mijn School v. 7 Eddie Denessen Docent Radboud Universiteit/ stagebegeleider v. 1.5 Ivonne Harmsen Voormalig leidinggever B&O Martin Spaans Beleidsmedewerker O&I Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]2 17
  • 3. Inhoudsopgave 1. Wat is Mijn School? 1.1. Inleiding ................................................................................................... 4 1.2. Doel ........................................................................................................ 4 1.3. Doelgroep ................................................................................................ 5 2. Visie 2.1. Inleiding ................................................................................................... 6 2.2. Autonomie van de student .......................................................................... 6 2.3. Positieve verbinding als basis ...................................................................... 6 2.4. School als gemeenschap ............................................................................. 6 2.5. Duurzaam en projectmatig onderwijs ........................................................... 7 3. Werkwijze 3.1. Inleiding ................................................................................................... 8 3.2. Extensief begeleiden .................................................................................. 8 3.3. Doelmatig werken ..................................................................................... 9 4. Opbouw Opleiding 4.1. Inleiding ................................................................................................. 10 4.2. Fasering ................................................................................................. 10 4.3. Trajectplan en Portfolio ............................................................................. 11 4.4. Vakonderwijs en Praktijkdeel ..................................................................... 11 4.5. Begeleiding ............................................................................................. 12 5. Theoretische achtergrond 5.1. Inleiding ................................................................................................. 13 5.2. Demotivatie en Uitval ............................................................................... 13 5.3. Motivatie ................................................................................................ 14 5.4. Gemeenschapsleren .................................................................................. 15 5.5. 21st-century skills ................................................................................... 16 Referentielijst ...................................................................................... 17
 Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]3 17
  • 4. 1. Wat is Mijn School? 1.1 Inleiding Mijn School is een bijzonder onderdeel van een regulier ROC; het Graafschap College in Doetinchem. Het Graafschap College is de grootste mbo-instelling in de achterhoek, met een ruim onderwijsaanbod op vo-, AKA- en mbo- niveau. Mijn School is een maatwerkvoorziening van het Graafschap College en is hiermee een alternatief onderwijsconcept voor talentvolle studenten die zich niet thuis voelen binnen het reguliere onderwijsaanbod. Dit kan komen door persoonlijke omstandigheden en beperkingen, maar ook doordat het reguliere onderwijsaanbod niet goed aansluit bij de behoeften van een student en hiermee niet passend is. Bij mijn school staan niet de problemen, beperkingen of belemmeringen van studenten centraal, maar wordt er juist gekeken naar wie de student is, wat zijn of haar talenten en kwaliteiten zijn, wat hun doel is dat ze willen bereiken en hoe ze hiernaar toe willen werken. Waar mogelijk en nodig worden ook ouders, vrienden, familie, hulpverleners en vrijwilligers betrokken. De student staat hierbij centraal en heeft de regie. Bij Mijn School worden de reguliere opleidingen Sociaal Cultureel Werker en Helpende Zorg en Welzijn gegeven, maar dan met een passende aanpak en een passend onderwijsaanbod. Studenten krijgen bij Mijn School de kans om zich op eigen wijze te ontwikkelen, de benodigde vaardigheden en kennis op te doen en een regulier diploma te behalen. 1.2 Doel In schooljaar 2013/2014 was het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) binnen het mbo in Nederland zo’n 20.402 (5,2%) (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2015). Het mbo heeft hiermee het grootste aantal vsv’ers vergeleken met andere onderwijstypes. Voortijdig schoolverlaten hangt samen met de gedachte dat door schooluitval talent onderontwikkeld blijft en dat (mede daardoor) de economische benutting van dat talent achter blijft. Tevens zorgt schooluitval voor een verhoogd statistisch risico voor een jongere om in de problemen te komen, zoals werkeloosheid, criminaliteit en sociale uitsluiting. Vanuit de behoefte en noodzaak om een passende oplossing te vinden voor de hierboven geschetste problematiek rondom vsv en jeugdwerkeloosheid, is in 2010 Mijn School opgericht. Het doel van Mijn School is om een leeromgeving te creëren, waar jongeren zich veilig voelen en de regie hebben over hun eigen leerproces. In plaats van proberen studenten te veranderen en te voegen naar het onderwijssysteem, is het naar de visie van Mijn School, veel logischer om het onderwijs aan te passen aan de studenten en hiermee voortijdig schoolverlaten tegen te gaan. Met een positieve verbinding als basis zal samen met de studenten gekeken worden wat hun dromen, wensen en doelen zijn en hoe ze deze waar kunnen maken. Hierbij wordt een positieve insteek gehanteerd en op de eerste plaats gekeken naar de talenten en competenties van studenten. Benadrukt wordt dat elke student anders is en hiermee ook in andere dingen goed zal zijn. Iedere droom en elk initiatief wordt serieus genomen en uitgeprobeerd. Hierin wordt niet alleen naar het schooldeel gekeken, maar wordt het hele systeem rondom de jongeren meegenomen, zodat de school en het daarbij behorende leerproces geïntegreerd is in het leven van de jongeren. Daarnaast probeert Mijn School de binding van jongeren met de maatschappij te versterken en hun toekomstige positie op de arbeidsmarkt te verbeteren, door jongeren te laten participeren in maatschappelijke projecten, ze zelf initiatieven te laten nemen en jongeren als rolmodel te laten functioneren. Verder wordt de maatschappij naar de school gehaald door het opzetten van projecten, organiseren van gastlessen en de deur altijd open te hebben staan voor Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]4 17
  • 5. familie, vrienden, ouders en netwerkpartners om lessen mee te volgen of even koffie te drinken. 1.3 Doelgroep Mijn School richt zich op jongeren vanuit een driestroom: 1. Studenten die dreigen uit te vallen door omstandigheden of beperkingen kunnen instromen in Mijn School en via een persoonlijk traject hun diploma alsnog behalen. Dit kan in elke fase van de opleiding en studenten kunnen ook tijdelijk bij Mijn School terecht. 2. Studenten die talentvol zijn, door hun levensloop in een te laag opleidingsniveau zitten, veel nevenactiviteiten hebben, een eigen onderneming willen starten etc. kunnen bij Mijn School een aangepast programma krijgen. Kunnen versnellen, verdiepen etc. 3. Jongeren met een grote afstand tot school en arbeidsmarkt (vaak in combinatie met andere problematiek) kunnen bij Mijn School laagdrempelig instromen. Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]5 17
  • 6. 2. Visie 2.1 Inleiding Naar de visie van Mijn School is het van belang dat jongeren de regie hebben over hun eigen leerproces en zich vanuit een veilige basis kunnen ontwikkelen. Met een positieve verbinding als basis kan in samenwerking met de jongere gewerkt worden aan zijn ontwikkelingsproces. Mijn School laat de kaders van het reguliere onderwijssysteem los en richt de school in als gemeenschap, waarin vooral samen geleerd en ontwikkeld wordt. Tot slot neemt duurzaam en projectmatig onderwijs een belangrijke plaats in binnen Mijn School. 2.1 Autonomie van de student Binnen de visie van Mijn School staat de autonomie van de student centraal; waarbij studenten (keuze-)vrijheid ervaren bij hun activiteiten. Een goede koppeling tussen de persoonlijke ontwikkeling van de student en het onderwijs is hierbij van groot belang. Bij het opstellen van onderwijsdoelen wordt dan ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden, de doelen, de voorkeuren en de interesses die een student heeft. De student bepaalt, uiteraard met de nodige ondersteuning, zijn eigen doelen en hoe hij hier naartoe wil werken. Het uitgangspunt hierbij moet zijn dat de begeleiding dienend is in het proces van de student. Als een student een andere keuze maakt, dan door zijn begeleiding is geadviseerd, wil dit niet zeggen dat dit een reden is om te stoppen met de opleiding. Mijn School hanteert een flexibele structuur, waarbij binnen duidelijke kaders en op basis van heldere afspraken, studenten de ruimte krijgen om zich op hun eigen manier te ontwikkelen. 2.2 Positieve Verbinding als Basis Bij Mijn School wordt een positieve verbinding tussen studenten en hun begeleiders gezien als een van de belangrijkste elementen van een veilige en stimulerende leeromgeving. Alleen vanuit een positieve start kan constructief vervolgcontact plaatsvinden. Een positieve verbinding heeft oprechte aandacht en betrokkenheid als basis. Voor de meeste studenten maakt alleen al het gevoel gehoord, gezien en gerespecteerd te worden een groot verschil. Uitgaan van een positieve verbinding betekent niet dat de begeleiding niet eerlijk en confronterend kan zijn, maar dit gebeurt vanuit een positieve insteek en met respect voor de ander. Begeleiders zullen hiernaast ook open staan voor kritiek. Zo zal de begeleider het respecteren dat de jongere een andere mening kan hebben en niet altijd het gegeven advies zal willen opvolgen. In de positieve verbinding staan de (kern)kwaliteiten en de mogelijkheden van de student centraal. Samen met studenten wordt gewerkt aan het versterken van hun kwaliteiten en worden van daaruit belemmerde factoren aangepakt. Door positieve en realistische doelen te formuleren kan een student succeservaringen opdoen. Het is hierbij van belang de student te accepteren zoals hij is, aan te moedigen waar nodig en positieve verwachtingen te formuleren. Studenten moeten ervaren dat ze de ruimte krijgen om te leren en dat het oké is om fouten te maken. Tevens is het bij Mijn School van groot belang dat studenten weten dat ze altijd welkom zijn en altijd terug mogen komen als ze willen leren. 2.3 School als Gemeenschap Bij Mijn School wordt niet enkel gekeken naar de onderwijsdoelen van de jongere, maar wordt het hele systeem rondom de jongere meegenomen. Mijn School zal hierdoor beter geïntegreerd zijn in het leven van de student. Binnen Mijn School wordt het hiërarchische systeem, zoals dat binnen ander het reguliere onderwijs vaak wordt gezien, losgelaten en wordt er ruimte gemaakt voor een systeem dat gebaseerd is op samenwerking. Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]6 17
  • 7. Studenten, docenten, hulpverleners en andere betrokkenen werken nauw samen met gelijkwaardigheid als basis. Mijn School heeft hiermee veel weg van een leef- en werkgemeenschap, waar jongeren de ruimte krijgen om samen of alleen te leren en te ontwikkelen. Verder worden studenten betrokken bij het organiseren van activiteiten, de inrichting en aankleding van het schoolgebouw en de verdere ontwikkeling van Mijn School. Ook worden leefregels samen met studenten geformuleerd, besproken en geëvalueerd. Hierbij wordt duidelijk aangegeven dat ook het schoolteam zich aan deze regels zal moeten houden. Dit betekent dat de docenten en de school open moet staan voor tips en kritiek en daar ook iets mee moet doen. Alleen op deze manier voelen de studenten zich ook echt betrokken en nemen zelf hun verantwoordelijkheid en denken en bouwen actief mee aan de aanpak en werkwijze. Er is bij Mijn School altijd ruimte voor gesprek, wordt er met elkaar meegeleefd en is er aandacht voor expressie, spel en kunst. 2.4 Duurzaam Projectmatig onderwijs Op Mijn School is het onderwijsaanbod gebaseerd op duurzaam projectmatig onderwijs. Naast de theoretische vakken, leren studenten in projecten, werkplaatsen en stages, waarbij ze hun dromen kunnen toetsen aan de werkelijkheid en aan de hand van een portfolio reflecteren op hun eigen leerproces. Er wordt op een dynamische manier aan de hand van doelen gewerkt, waarbij deze regelmatig samen de de student worden geëvalueerd en waar nodig worden aangepast, vernieuwd of verwijderd. De doelen zijn gericht op het functioneren van de student binnen de gegeven omstandigheden. Verder zorgen we ervoor dat wat binnen school gebeurt een directe relatie heeft met de wereld om school en de studenten heen. Alle opdrachten, projecten, stages zijn echt, hebben maatschappelijke relevantie en hebben een directe link naar passend werk. Hiernaast is er aandacht voor het ontwikkelen van zogenaamde 21st-century skills, waarmee jongeren als flexibele werknemers worden opgeleid, die hun creativiteit gebruiken om zich aan te passen aan de wensen van de arbeidsmarkt van de 21ste eeuw. Naast de kernvakken wordt op Mijn School veel aandacht besteedt aan competenties als samenwerken, creativiteit, werken met ict, communiceren, probleemoplossend vermogen, kritisch denken en sociaal-culturele vaardigheden. Daarnaast wordt op Mijn School gewerkt aan een passende attitude waarbij betrokkenheid, ondernemendheid, eigen initiatief, nieuwsgierigheid en verantwoordelijkheid kernwoorden zijn. Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]7 17
  • 8. 3. Werkwijze 3.1 Inleiding Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de overkoepelende elementen van de werkwijze van Mijn School. Het volgende hoofdstuk zal verder ingaan op de concrete inrichting van het onderwijs; de opbouw van de opleiding. Bij Mijn School haalt de student een regulier diploma, alleen de route ernaartoe is op maat. Studenten hebben de regie over hun eigen leerproces en worden hierin vanuit een positieve verbinding begeleid. Binnen het onderwijsaanbod is ervarend leren het uitgangspunt. Studenten worden ingedeeld in leerbaarheidsniveau’s, wat leidend is voor de werkwijze op Mijn School. Onderstaand figuur laat zien hoe bij niveau A/B de nadruk op het verbinden en activeren ligt en van daaruit de student zich verder ontwikkelt, wordt voorbereid op de arbeidsmarkt en als rolmodel kan fungeren. ! 3.2 Extensief Begeleiden Binnen Mijn School is een nieuwe vorm van begeleiding ontwikkeld; zogenaamd extensief begeleiden. Volgens Mijn School is de kern van Extensief Begeleiden (EB) het aangaan van een langdurige verbinding vanuit een positieve basis, waarbij met realistische tussendoelen een student ondersteunt wordt in zijn of haar ontwikkelingsproces. Hierbij is het van belang dat korte en lange termijn doelen gesteld worden vanuit een overzicht van/inzicht in alle stimulerende en beperkende factoren. Het systeem rondom de student wordt continu gestabiliseerd en/of versterkt. Hierin heeft de student zelf de regie en beslist zelf wat de stappen zijn, de begeleider ondersteunt in het nemen van beslissingen en het uitvoeren daarvan. Het is een aanpak van de lange adem, waarin vanuit kwaliteiten en op basis van gelijkwaardigheid een ontwikkelingsproces wordt ondersteund. Hierbij is het consequent zoeken naar (nieuwe) mogelijkheden, het kiezen van andere referenties en het betreden van nieuwe paden belangrijk. Om te kunnen groeien moet men namelijk verder kunnen/ durven kijken dan de eigen referentiekaders. Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]8 17
  • 9. 3.3 Doelmatig werken Bij Mijn School staan de doelen die de student wil bereiken centraal. Hierbij wordt gekeken hoeveel een student zelf kan en wat de student kan doen om samen met anderen zijn plannen te verwezenlijken. Bij het opstellen van doelen wordt eerlijk aangegeven wat realistisch is en wat niet, zodat studenten zich in hun leerproces kunnen richten op succeservaringen en niet gedemotiveerd raken door (te veel) faalervaringen. ! ❖ Mijn Doel: Pitch, Plan, Proces, Product: Het doel dat de student wil bereiken staat centraal. De student leert zijn ideeën te delen, te plannen, te ontdekken wat hij kan, initiatief te nemen en hulp te vragen waar nodig. Studenten leren doelmatig en oplossingsgericht werken ❖ Mijn Weg: Ik ben bijzonder, Ik weet wat ik kan, Ik weet wat ik niet kan, Ik ontwikkel mijzelf. Op Mijn School wordt ervan uitgegaan dat elke student talenten heeft. Samen met de student worden deze talenten in kaart gebracht en wordt gekeken hoe deze talenten verder ontwikkeld kunnen worden. ❖ Mijn Leven: Ik vraag hulp als ik dat nodig heb, Ik luister naar advies, Ik beslis wat ik met het advies doe, Ik doe wat ik heb besloten. Bij Mijn School is naast het onderwijsgedeelte ook aandacht voor de rest van het systeem van de student. Studenten kunnen in hun leven tegen dingen aanlopen, die hun belemmeren in het functioneren op school. Op Mijn School is er altijd ruimte voor gesprek en zal er samen met de student naar oplossingen gezocht worden. Hierin heeft de student de regie en sluit de begeleiding vanuit Mijn School aan op het leerproces van de student, zijn persoonlijke ontwikkeling, belemmerende omstandigheden en ook de stimulerende omstandigheden. ❖ Mijn Leren: Ik bereid voor, Ik voer uit, Ik evalueer, Ik reflecteer. Op Mijn School leren studenten ook hoe ze het beste/fijnste leren. Dit is voor elke student anders. Zo wil de ene student meteen aan de slag, terwijl een andere student eerst wil nadenken over wat er moet gebeuren. Studenten leren, onder begeleiding, ontdekken welke manier van leren het beste bij hen past en hoe ze dit vorm kunnen geven. ❖ Mijn Verantwoordelijkheid: Ik overleg, Ik beslis, Ik spreek af, Ik doe. Op Mijn School is altijd ruimte voor overleg en wordt er een dynamische insteek gehanteerd. Zaken kunnen bijvoorbeeld anders lopen dan verwacht of blijken niet goed aan te sluiten bij de behoeften van de student. Samen met de studenten wordt dan gekeken wat mogelijk is en worden nieuwe afspraken gemaakt. Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]9 17
  • 10. 4. Opbouw Opleiding 4.1 Inleiding Studenten krijgen de regie over hun eigen leerproces, waarbij de beroepspraktijk het uitgangspunt is. De diverse niveaus worden niet gescheiden, ieder leert op zijn/haar eigen niveau, maar wel samen. Net als in de praktijk helpt de ervaren werker de onervaren werker en deze laat zich ook inspireren door het ‘nieuwe bloed’. Er wordt met individuele trajectplannen gewerkt die aansluiten bij en sturing geven aan het leerproces. Het leren en de toetsing vinden voornamelijk plaats in de (beschermde)praktijk. ! 4.2 Fasering De fasering is gebaseerd op het examenmateriaal van Consortium. Vanuit deze fasering is het portfolio en het onderwijsaanbod opgebouwd. ❖ Fase 1: Intakefase/Intuïtief/Ontwikkelingsgericht ❖ Fase 2: Ontwikkelingsfase/Bewust/Examinerend ❖ Fase 3: Profileringfase/Professioneel/Examinerend Vak Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]10 17
  • 11. Persoon 4.3 Trajectplan en Portfolio Als een student zich aanmeldt voor Mijn School wordt eerst samen met de student bekeken wat de student wil en op welke manier hij dat wil gaan bereiken. Dit wordt vastgelegd in een trajectplan, waarbij de jongere met zijn/haar doelen, motivatieniveau, talenten, interne en externe factoren centraal staat. Vervolgens wordt een porfolio aangelegd en gevuld met de ervaring die de student aantoonbaar heeft. Dan wordt bekeken met welke activiteiten het portfolio wordt gevuld en ook op welke manier (werk, stage, projecten, leerafdeling, enz.). Wanneer het portfolio volledig gevuld is en Engels, Nederlands en rekenen op niveau is, is het examenportfolio compleet en is het diploma behaald. Fase Beschrijving 1. Intuïtief Ontwikkelingsgericht; je onderzoekt of je dit vak leuk vindt en toont aan dat je de capaciteiten bezit om je door te ontwikkelen tot een volwaardige beroepskracht. 2. Bewust Kwalificerend; je werkt aan je vakbekwaamheid en ontwikkelt je vaardigheden en theoretische kennis. Je leert professioneel te handelen en methodisch te werken. Je ontwikkelt je tot een evenwichtige beroepskracht in opleiding. 3. Professioneel Kwalificerend en profilerend; je toont aan dat je vakbekwaam bent en je profileert je vanuit je talent binnen het vak. Je bent klaar voor je diploma. Fase Beschrijving 1. Intuïtief Je gaat kijken wie je bent, wat je talenten zijn, wat je achtergrond is. Wat maakt jou bijzonder? Waar loop je tegenaan, wat houdt je tegen, belemmert je in je ontwikkeling? Wat wil je leren, wat wil je bereiken, wat zijn je dromen? 2. Bewust Je gaat op zoek naar je inspiratie. Wat is voor jou de motor om dit werk te gaan doen? Wat voor werk past het best bij je? Wil je werken of verder studeren? Wat heb je nodig om je verder te ontwikkelen tot een goede beroepskracht? Je kunt je talenten zowel persoonlijk als professioneel benoemen en inzetten. 3. Professioneel Je bent een beroepskracht met eigenheid. Je weet wie je bent, waar je voor staat en wat je sterke en minder sterke kanten zijn. En je bent niet zomaar een beroepskracht, je bent een bijzondere beroepskracht en je weet uit te leggen waarom. Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]11 17
  • 12. ! 4.4 Vakonderwijs en Praktijkdeel Het vakonderwijs sluit aan bij de praktijk en wordt in blokken aangeboden ter ondersteuning van de uit te voeren werkzaamheden. Hierdoor wordt theorie en vaardigheden direct toepasbaar door de student. De fasering in leerontwikkeling is vertaald in het praktijkdeel: ❖ Intuïtief: Werkplaats/Stage/Project. In een beschermde praktijk het vak ontdekken en je talenten ontwikkelen. ❖ Bewust: Werkplaats/Stage/Projectbureau. In afgebakende projecten in de praktijk ontdekken op welk gebied je je wil gaan professionaliseren. ❖ Professioneel: Werkplaats/Stage/Project/Werk/ZZP. In de praktijk vanuit een vakmatige insteek ontwikkelen tot een gediplomeerd werker. Ieder half jaar wordt getoetst op welk niveau en in welke fase de student zit en kan het traject of de begeleiding worden aangepast. Toetsing vind plaats door: ❖ Evalueren en beoordelen van de werkzaamheden. ❖ Toetsing van het niveau Nederlands, Engels en rekenen. ❖ Een persoonlijk gesprek over de persoonlijke omstandigheden en de studievoortgang. 4.5 Begeleiding De student komt in een stamgroep, gekoppeld aan een begeleider. Die samen met de student het trajectplan opstelt en bewaakt, helpt met portfolio en regelmatig met de student overlegt of alles goed gaat, of dat hulp of ondersteuning nodig is. Wanneer er remmende factoren zijn wordt er ook een begeleidingsplan opgesteld: ❖ Individuele ondersteuning/begeleiding bij persoonlijke problematieken. ❖ Ondersteunend onderwijs op gebied van Nederlands, Engels en rekenen. De ontwikkeling wordt wekelijks besproken in het team en waar nodig worden acties ingezet. Alle afspraken worden vastgelegd en zijn op elk moment voor de student persoonlijk inzichtelijk. Hiermee willen we garanderen dat iemand altijd de begeleiding krijgt die hij nodig heeft, we precies weten waar iemand in zijn ontwikkeling/traject staat en de student, ook als de begeleider er niet is, wel gewoon verder kan. Wanneer een student niet op het gewenste niveau kan functioneren, bijvoorbeeld door een taalachterstand, wordt hiervoor op maat ondersteunend onderwijs of individuele begeleiding aangeboden. Na een intakeperiode wordt in een trajectplan beschreven: ❖ Op welk niveau de student kan instromen; op niveau 2 of 4. ❖ In welke fase van ontwikkeling zit de student; Intuïtief, bewust of professioneel. ❖ Welke omstandigheden stimuleren of remmen de ontwikkeling tot gediplomeerd beroepskracht. ❖ Met welke werkzaamheden gaat de student zich ontwikkelen en aantonen dat hij zich heeft ontwikkeld. ❖ Welk vakonderwijs wordt geboden, zodat de student zich verder kan bekwamen in de uitoefening van zijn/haar vak. ❖ Uitstroom niveau en moment. Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]12 17
  • 13. 5. Theoretische Achtergrond 5.1 Inleiding Bij de visie van Mijn School staat de autonomie van een student centraal, zodat hij vrijheid ervaart en zijn eigen keuzes kan maken binnen zijn leerproces. Daarnaast is het van groot belang studenten vanuit een positieve verbinding te begeleiden en uit te gaan van de kwaliteiten van studenten. Deze aspecten zouden, naar de visie van Mijn School, studenten meer motiveren en schooluitval tegengaan. Verder kan volgens Mijn School de motivatie van studenten vergroot worden door de school als een gemeenschap in te richten, door middel van gelijkwaardige relaties en door veel samenwerking met studenten de betrokkenheid te vergroten. Tot slot worden studenten op Mijn School zo goed mogelijk naar het werkveld begeleid en is hierbij aandacht voor 21st-century skills. Bij Mijn School wordt in de praktijk gezien dat studenten gemotiveerder zijn, met meer plezier naar school komen en meer uitgedaagd worden om actief in hun eigen leerproces te staan. In 2013 behaalden al driekwart van de studenten hun startkwalificatie. Inmiddels zijn er 66 diploma’s uitgegeven en stromen de meeste jongeren uit naar werk. Tevens wordt bij veel studenten gezien dat de persoonlijke situaties verbeteren. In de praktijk lijkt Mijn School, met inmiddels al zo’n 200 studenten, succesvol te zijn. Naast de positieve resultaten die in de praktijk worden gezien, lijkt het schoolconcept van Mijn School ook veel theoretische evidentie te hebben. Uit onderzoek blijkt dat innovatief onderwijs volgens studenten, ouders en docenten kan zorgen voor een beter passend onderwijsaanbod (Hoeven, Steenvoorde, & Verbeeck, 2010). Zo is er veel ruimte voor begeleiding en onderwijs op maat, door de flexibiliteit van innovatief onderwijs (Hoeven, Steenvoorde, & Verbeeck, 2010). Studenten worden gestimuleerd om actief in hun leerproces te staan en na te denken over hun eigen ontwikkeling en doelen. Studenten nemen en krijgen meer verantwoordelijkheid, waarbij docenten een stap achteruit doen, maar nog steeds verantwoordelijk zijn voor een veilige basis (Hoeven, Steenvoorde, & Verbeeck, 2010). Hieronder zullen de theorieën die het schoolconcept van Mijn School onderbouwen met betrekking tot motivatie, gemeenschapsleren en 21st-century skills besproken worden. Deze theorieën vormen de basis van het innovatieve onderwijs op Mijn School. De theorieën worden ingeleid aan de hand van een stuk over demotivatie en schooluitval. 5.2 Demotivatie & Uitval Motivatie speelt binnen het onderwijs een grote rol. Het onderwijsaanbod lijkt steeds minder goed aan te sluiten bij de hedendaagse student, waardoor studenten gedemotiveerd raken en voortijdig de school verlaten (Waslander, 2007). In de meeste gevallen wordt demotivatie slechts gezien als een gebrek aan motivatie. Onderzoek laat echter zien dat demotivatie uit vier aspecten bestaat (Waslander, 2007): 1. Onvermogen; het gevoel het niet te kunnen. 2. Negatieve verwachting; het gevoel op termijn niet meer de benodigde moeite op te kunnen brengen. 3. Desinteresse; het (school)werk saai, niet uitdagend en eentonig vinden. 4. Geen belang hechten; zaken onbelangrijk vinden en geen waarde hechten aan iets. Bovenstaande aspecten hebben gemeen dat ze voortkomen uit een gevoel zelf geen controle te hebben over de situatie en er niets aan te kunnen doen. Dit gevoel van controleverlies kan een voorbode zijn van schooluitval (Waslander, 2007). Onderzoek naar Voortijdig Schoolverlaten (VSV) laat zien dat uitval een resultaat is van een langdurig proces, waarbij leerlingen in toenemende mate mentaal, emotioneel en Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]13 17
  • 14. feitelijk de school de rug toekeren (Waslander, 2007). Schooluitval kan deels worden verklaard door persoonlijke factoren en omgevingsfactoren buiten school. Doordat het aantal vsv’ers erg per school kan verschillen, lijken scholen zelf ook invloed te hebben op de mate van schooluitval. Zo hebben scholen met hechtere relaties tussen leerlingen en docenten over het algemeen minder uitval. Verder lijken scholen waar een autonomie- ondersteunend klimaat heerst minder vsv’ers te hebben. Tot slot blijkt uit een grote meta-analyse dat een prettig sociaal klimaat op school als buffer werkt (Waslander, 2007). 5.3 Motivatie Vaak wordt er enorm geworsteld met de vraag hoe studenten beter te motiveren zijn (Deci & Ryan, 1985; 2000; Hoeven, Steenvoorde, Verbeeck, 2010; Stevens, 2004). Lastig hierbij is dat studenten onderling van elkaar verschillen met betrekking tot culturele achtergrond, persoonlijke omstandigheden, gezinssituatie, sociale vaardigheden, leertempo, de mate waarin ze verantwoordelijkheid kunnen dragen, enz. De zelfderterminatietheorie (ZDT) of self-determination theory (SDT) van Deci en Ryan (1985; 2000) is een theorie over motivatie, waarbij het voldoen aan drie psychologische basisbehoeften centraal staat. Deze basisbehoeften zijn bij iedereen aanwezig. Pas wanneer aan deze behoeften voldaan is, sluit het onderwijs aan op de student en kan de student weer met zin naar school (Stevens, 2004). Om te beginnen maken Deci en Ryan (1985;2000) een onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Als je intrinsiek gemotiveerd bent, doe je iets om de activiteit zelf. Bijvoorbeeld omdat je nieuwsgierig bent, er plezier aan beleeft of je erdoor uitgedaagd voelt. Als je extrinsiek gemotiveerd bent, doe je iets omdat de activiteit je iets oplevert buiten de activiteit zelf: bijvoorbeeld geld of een diploma dat nodig is voor een vervolgopleiding. Uit de meeste onderzoeken blijkt dat met name intrinsieke motivatie samengaat met hoge leeropbrengsten. De intrinsieke motivatie lijkt echter per leerjaar af te nemen bij leerlingen (Ryan & Deci, 2000). Volgens de ZDT komt dit, doordat intrinsieke motivatie alleen kan worden bevorderd, wanneer de drie psychologische basisbehoeften zijn vervuld: Autonomie, Competentie en Betrokkenheid. Hieronder zullen de drie basisbehoeften stuk voor stuk besproken worden. Autonomie Binnen de ZDT neemt autonomie een primaire plaats in (Deci & Ryan, 1985;2000). Autonomie gaat over het gevoel zelf controle en keuzevrijheid te hebben over handelingen, hierin ondersteuning te ontvangen en het ervaren van psychologische vrijheid (Deci, & Ryan, 1985;2000; Stevens, 2004; Verbeeck, 2010). Dit kan alleen wanneer de eigenheid van studenten gerespecteerd wordt en het voor de school, de ouders en de student duidelijk is dat de student er voor zichzelf is (Stevens, 2004). Het gaat hierbij dus om een hoge mate van flexibiliteit en weinig of geen druk van buitenaf. Dit betekent niet dat er geen grenzen of beperkingen zijn, maar dat iemand de vrijheid heeft om binnen de gestelde kaders handelingen te verrichten vanuit zijn persoonlijke doelen en waarden (Verbeeck, 2010). Het is aan de school om veiligheid, ruimte, begeleiding en ondersteuning te bieden, zodat de individuele vrijheid van studenten gestimuleerd wordt, maar de relatie met de ander niet vergeten wordt (Stevens, 2004). Voor studenten is het belangrijk dat ze ervaren dat ze hun eigen doelen kunnen realiseren en hier zelf regie over hebben, maar er nooit alleen voor staan (Waslander, 2007). Studenten zullen meer gemotiveerd raken en schooluitval zal voor een groot deel voorkomen kunnen worden (Waslander, 2007). Competentie De behoefte aan competentie wordt door Ryan en Deci (1985;2000) uitgelegd als het streven dingen goed te kunnen en hierin ook gerespecteerd en gewaardeerd te worden. Het gevoel competent te zijn kan bevorderd worden door uit te gaan van de aanwezige kennis, vaardigheden, capaciteiten en talenten van studenten en door passende uitdagingen te bieden, waardoor studenten succeservaringen op kunnen doen (Deci & Ryan, 1985;2000; Stevens, 2004; Verbeeck, 2010). De lesstof en bijbehorende taken Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]14 17
  • 15. moeten hierbij aansluiten op het niveau van de leerling, maar tegelijkertijd voldoende uitdaging bieden (Deci & Ryan, 2000). De combinatie van hoge, reële verwachtingen en voldoende aanbod van hulp en ondersteuning vormt de basis voor de ontwikkeling van een gevoel van competentie (Stevens, 2004). Verder is het van belang dat studenten het doel en de relevantie begrijpen van het onderwijsaanbod en dat ze erop vertrouwen de taken uit te kunnen voeren (Deci & Ryan, 2000). De mate van autonomie van de student hangt hier sterk mee samen en zorgt ervoor dat studenten ervaren dat zij zelf invloed hebben op de uitkomst van hun leeractiviteiten (Deci & Ryan, 2000; Verbeeck, 2010). Betrokkenheid Betrokkenheid is de laatste psychologische basisbehoefte uit de motivatietheorie van Deci en Ryan (1985; 2000). Zowel in de praktijk als uit onderzoek is gebleken dat studenten de behoefte hebben om zich verbonden te voelen met anderen en baat hebben bij een hoge mate van ervaren betrokkenheid. Er kunnen drie typen betrokkenheid worden onderscheiden (Uden, 2014): 1. Gedragsmatige betrokkenheid; Een student toont gepast gedrag en houdt zich aan regels en afspraken. 2. Emotionele betrokkenheid; Een student voelt zich goed op school en is positief over school. 3. Cognitieve betrokkenheid; Een student ziet de waarde in van een opleiding en begrijpt dat hij zelf inspanning moet tonen. Om hiertoe te komen is een goede en gelijkwaardige relatie tussen studenten en docenten of ander schoolpersoneel uitgangspunt (Deci & Ryan, 1985; 2000; Stevens, 2004; Verbeeck, 2010). Deze relaties, waarin vrijheid, gelijkwaardigheid en openheid bestaan, kunnen worden gezien als authentieke relaties tussen individuen, die noodzakelijk zijn voor een optimale ontwikkeling (Verbeeck, 2010). Docenten hebben een grote invloed op de kwaliteit van de relaties, door te luisteren, vertrouwen te bieden, op te treden als het echt nodig is, uitnodigende omstandigheden te creëren, eerlijk te zijn, het goede voorbeeld te zijn, uit te dagen en te ondersteunen (Stevens, 2004) Uit onderzoek is gebleken dat studenten die meer betrokken zijn, beter resultaten behalen en een minder grote kans lopen op schooluitval. De omgeving lijkt invloed te hebben op de mate waarin studenten zich betrokken voelen bij het leren en de school. Studenten zijn meer betrokken wanneer ze het gevoel ervaren vragen te kunnen stellen en samen te kunnen werken als ze dit fijn vinden. Verder is het belangrijk dat opdrachten uitdagend zijn en inhoudelijk authentiek zijn. Tot slot zijn studenten meer betrokken wanneer ze zicht ondersteund voelen door docenten en medestudenten (Waslander 2007). 5.4 Gemeenschapsleren Binnen de wetenschappelijke literatuur over onderwijs wordt regelmatig gesproken over gemeenschapsleren. Het gemeenschapleren lijkt voor een groot deel gebaseerd op de psychologische basisbehoefte aan betrokkenheid. Het verlangen naar betrokkenheid bestaat namelijk niet alleen op interpersoonlijk niveau, maar ook schoolbreed. Studenten willen het gevoel hebben erbij te horen en onderdeel te zijn van hun schoolgemeenschap (Stevens, 2004). Een groot voordeel van het streven naar een gemeenschap is dat studenten leren verantwoordelijkheid te nemen en samen te werken (Falk, & Harrison,1998). Ze krijgen in hun leerproces te maken met veel verschillende mensen met elk unieke kennis, vaardigheden, middelen en expertises. Het op deze manier samenwerken zorgt ervoor dat iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid heeft, maar ook hulp kan krijgen van anderen en anderen kan helpen (Falk, & Harrison,1998). De studenten, docenten en ander schoolpersoneel zijn samen verantwoordelijk voor een goede sfeer. Vanuit een gelijkwaardige relatie en gezamenlijke verantwoordelijkheid, wordt zorg gedragen voor de school en diens verdere ontwikkeling. Dit kan bijvoorbeeld Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]15 17
  • 16. worden bereikt door studenten te betrekken bij de inrichting van de school, samen activiteiten of evenementen te bedenken, samen regels te bedenken en ook gezamenlijk zorg te dragen voor de naleving hiervan (Falk, & Harrison,1998; Waslander, 2007). In scholen die als gemeenschap of community functioneren voelen studenten zich meer betrokken en is de kans op schooluitval kleiner (Waslander, 2007). Binnen deze scholen ervaren studenten dat docenten betrokken zijn en om hen geven. Dit betekent ook dat studenten hulp krijgen bij problemen in de privésfeer en dat de verbinding wordt gelegd tussen het schooltraject van de student en diens persoonlijke doelen. Vooral voor studenten met weinig motivatie is het van groot belang dat ze op school geaccepteerd, aangemoedigd worden en dat er vertrouwen is in hun competenties (Waslander, 2007). 5.5 21st Century Skills Duurzaam projectmatig onderwijs staat bij Mijn School centraal binnen de werkwijze en het onderwijsaanbod. Hierbij is er aandacht voor de aansluiting op de arbeidsmarkt door praktijkonderwijs in het werkveld te bieden en aandacht te besteden aan de ontwikkeling van 21st century skills. Door de huidige kennissamenleving, waarbij informatie zich snel verspreid door de aanwezigheid van media en technologie en de hierbij horende globalisering is de vraag naar 21st century skills binnen het werkveld enorm toegenomen. Deze 21st century skills omvatten vaardigheden op competenties die nodig zijn om goed in de kennissamenleving te kunnen functioneren, te kunnen werken en om zich levenslang door te kunnen ontwikkelen (Oetelaar, 2012). De volgende vaardigheden staan hierbij centraal: ❖ Samenwerking: Hierbij wordt gewerkt aan verschillende samenwerkingsvaardigheden als luisteren, taken verdelen en discussiëren. De kwaliteit van de samenwerking kan hiermee verder ontwikkeld worden. ❖ Kennisconstructie: Studenten leren hier om bestaande kennis te combineren met nieuwe kennis. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door het doen van onderzoek, analyse, synthese, evaluatie en interpretatie van kennis en informatie. ❖ ICT gebruik: Een onmisbare vaardigheid voor de 21e eeuw is het goed kunnen omgaan met ICT. Studenten leren computers, laptops, smartphones, tablets, maar ook digitale videorecorders en fotocamera’s te gebruiken. Ook misbruik van deze middelen wordt bespreekbaar gemaakt. ❖ Probleemoplossend denken en creativiteit: De 21e eeuw vraagt om flexibele werknemers die creatief kunnen inspelen op veranderende situatie en beschikken over een probleemoplossend vermogen. ❖ Planmatig werken: Bij planmatig werken ontwikkelen leerlingen vaardigheden in het kader van zelfsturing. Dit wordt voor een groot deel bereikt door studenten autonomie te bieden en minder sturend en meer begeleidend op te treden (Oetelaar, 2012). Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]16 17
  • 17. Referenties Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human behavior. New York: Plenum. Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The “what” and “why” of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11, 227-268. Falk, I., & Harrison, L. (1998). Community learning and social capital:“Just having a little chat”. Journal of Vocational Education and training, 50(4), 609-627. Hoeven, J. van der, Steenvoorde, M. & Verbeeck, K. (2010). Wie de schoen past…Het belang van de klik tussen leerlingen en school. Oetelaar, F. van den (2012). ‘Whitepaper 21st Century Skills in het onderwijs’ Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55, 68-78. Stevens, L. M. (2004). Zin in School. Amersfoort: CPS. Uden, J. M. (2014). The teacher as linchpin: the teacher's perspective on student engagement. Universiteit Twente. Vansteenkiste, M., Soenens, B., Sierens, E., & Lens, W. (2005). Hoe kunnen we leren en presteren bevorderen? Een autonomie-ondersteunend versus controlerend schoolklimaat. Caleidoscoop, 17, 18-25. Verbeeck, K. (2010). Op eigen vleugels. Autonomie voor kinderen in het basisonderwijs. Waslander, S. (2007). Leren over innoveren. Overzichtsstudie van wetenschappelijk onderzoek naar duurzaam vernieuwen in het voortgezet onderwijs. Utrecht: Vo Raad. Conceptomschrijving Mijn School, juli 2015 [! /! ]17 17