2014 sporten en bewegen met een verstandelijke beperking
1. WWW.SPORTSERVICEDESK.NL
De kracht achter uw sportvereniging!
Sporten en bewegen voor mensen met een verstandelijke beperking
Er zijn verschillende syndromen die een verstandelijke beperking veroorzaken. De meest bekende is het
Syndroom van Down. Echter zegt het syndroom niets over het niveau waarop iemand met een verstandelijke
beperking functioneert. Soms is er ook een combinatie van beperkingen aanwezig zoals het syndroom van
down en autisme, hartafwijking, een lichamelijke beperking of anders. Bij sporters met een verstandelijke
beperking zie je ook vaak dat de motoriek minder goed is ontwikkeld.
Hieronder een overzicht van gradaties van verstandelijke beperking en de relatie met het IQ, de
ontwikkelingsleeftijd en het gedrag.
Graad van
verst.handicap
I.Q Ontwikkelingsleeftijd Gedrag in ontwikkeling
Moeilijk lerend 70-90 11-.. jaar normaal, maar trager
Licht 50-70 7-11 jaar kan sociale vaardigheden leren
Matig 35-50 4-7 jaar trainbaar
Ernstig 20-35 2-4 jaar geen zelfredzaamheid
Diep 0-20 tot 2 jaar geringe mogelijkheden
Ongeveer de helft van de mensen met een verstandelijke beperking heeft een lichte verstandelijke
beperking. Deze mensen komen als volwassene aardig mee in de samenleving. Sommigen lukt alles zo
goed, dat ze geen begeleiding nodig hebben. Anderen lukt het net niet om alles zelf te doen. Zij hebben af
en toe wel hulp nodig. Als kind gaan ze vaak naar de gewone basisschool (met extra begeleiding) of een
SBO school. Daarna gaan ze naar een praktijkschool of het voortgezet speciaal onderwijs. Als ze op hun
achttiende van school af komen, gaan de meesten werken. Sommige krijgen een gewone baan bij een
werkgever en andere werken in een sociale werkplaats.
Ongeveer één op de vier mensen met een verstandelijke beperking heeft een matige verstandelijke
beperking. Deze mensen hebben meer ondersteuning nodig. Wonen, werken en hun vrije tijd op een leuke
manier besteden lukt ze meestal niet helemaal zelfstandig.
Toch kunnen ze een aantal belangrijke dingen wel zelf. Duidelijk maken wat ze wel en niet willen
bijvoorbeeld, dat lukt meestal goed. Ze zijn in staat om op te komen voor zichzelf. Ze hebben geleerd om
zichzelf aan en uit te kleden en te verzorgen, al moet daar soms wel iemand bij zijn. Zelf eten en drinken lukt
ook, maar zelf het eten klaarmaken meestal niet.
Natuurlijk zijn niet alle mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking hetzelfde. De één kan wat
meer, de ander wat minder. Deze beschrijving is bedoeld om u een algemeen beeld te geven.
Bij een sportvereniging zien we vooral de mensen met een matig verstandelijke beperking tot moeilijk lerend.
Sporten en bewegen heeft veel voordelen voor mensen met een verstandelijke beperking. Sport speelt een
belangrijke rol in het trainen van de basale coördinatie.
Do’s en don’ts bij het geven van trainingen
• Om sport- en beweegactiviteiten op maat aan te bieden en veiligheid van de sporters te waarborgen is
het belangrijk te weten wie er meedoen. Houdt u daarom per persoon de medische gegevens, de
sportervaring en zelfstandigheid bij
• Kennis en inzicht in mogelijkheden van de deelnemer. Welke begeleiding heeft de deelnemer nodig?
Overleg hierover met ouders en/of begeleiders van de woonvoorziening.
• Observeer en coach de deelnemer op het niveau dat (die dag) bij hem past.
• Pas de les individueel aan naar het niveau dat bij de deelnemer past.
• Geef korte en duidelijke instructies.
• Doe een oefening altijd voor en werk via praatje (uitleg), plaatje (voor doen), daadje (deelnemer doet het
zelf eventueel 1-1 begeleid door een trainer)
• Het duurt vaak langer voordat een kind met een verstandelijke beperking een oefening snapt en hem
goed onder de knie heeft. Wees dus geduldig en oefen meerdere keren.
2. WWW.SPORTSERVICEDESK.NL
De kracht achter uw sportvereniging!
• Bepaal waar iemand staat in zijn of haar motorische ontwikkeling. Deze ontwikkeling verloopt via een
aantal stadia en Gesell heeft deze in kaart gebracht (zie hieronder).
• Gebruik leerhulpen zoals fysiek helpen, foto’s, pictogrammen, voorbeelden, tips en aanwijzingen geven,
stimuleren.
• Houd rekening met de samenstelling van de groep en de verandering van aantal deelnemers. Pas
daarop de activiteit aan (meer of minder oefensituaties, aangepast materiaal, deelnemer zelf het niveau
van laten kiezen, makkelijkere en moeilijkere variant binnen 1 situatie, looplijnen aangeven of niet).
• Differentieer: van enkelvoudig naar samengesteld, van gestuurd naar zelfstandig, van groot naar klein
materiaal (of van klein naar groot, dit is situatie afhankelijk), van dichtbij naar veraf, van langzaam naar
snel, van simpele naar complexe spelregels, van overzichtelijk naar vrije ruimte, van weinig naar veel
deelnemers in een groep.
• Kinderen met een verstandelijke beperking kunnen ongewenst gedrag vertonen. Wees duidelijk met wat
wel en niet mag tijdens de training.
• Als kinderen iets goed doen, geef ze een compliment. Benoem wat ze goed hebben gedaan. Je kunt ze
ook belonen door het kind het de volgende keer voor te laten doen.
• Soms wordt het voor de kinderen te veel, bijvoorbeeld als ze veel informatie krijgen of in een drukke
groep zitten. Op zo’n moment is het verstandig om een time-out te nemen of het kind wat het niet meer
aan kan even apart te zetten, zodat hij of zij tot rust kan komen. Leg bijvoorbeeld elke training een mat
neer. Dit is de time-out plek.
• Wees vastberaden. Regels zijn regels. Duidelijkheid is voor mensen met een verstandelijke beperking
heel belangrijk.
• Zorg dat je consequent bent. Als iets de ene keer wel mag en de andere keer niet is het al snel
verwarrend.
Websites relevante organisaties
Site van aangepast sporten provincie Utrecht: www.usportanders.nl
Site van Gehandicaptensport Nederland: www.gehandicaptensport.nl
Site van MEE Utrecht Gooi en Vecht: www.mee-ugv.nl
Stadia van Gesell:
1. Ontwikkeling van kop naar voet
Een kind is in de eerste maanden van zijn leven in staat om het hoofd omhoog of rechtop te
houden (balanceren). Vervolgens gaat het na ongeveer 6 maanden zitten (evenwicht in
hoofd en romp) en daarna kruipen (evenwicht in schouders en heupen) en tenslotte staan
(evenwicht in voeten). Als de ontwikkeling van een deelnemer stagneert is dat bijvoorbeeld
te zien als hij/zij loopt en veel met hoofd wiebelt, veel corrigerende bewegingen maakt
met armen / benen / handen.
2. Ontwikkeling van binnen naar buiten
De ontwikkeling van binnen naar buiten is een ontwikkeling vanuit de romp via de
gewrichten die het dichtst bij de romp zitten (schouders en heupen) steeds meer naar
buiten (polsen / vingers). Bij kinderen die dit nog niet zo goed beheersen zie je
bijvoorbeeld dat ze het de hele arm draaien tijdens het touwtje springen.
3. Ontwikkeling van eenvoudig naar samengesteld
Het aanleren van bewegingen gaat van enkelvoudig naar samengesteld. Bijvoorbeeld het
aanleren van een dansje gebeurt eerst met eenvoudige beenpasjes, daarna komen de
handen / armen erbij en uiteindelijk met mimiek en expressie. Of je start in basketbal met
dribbelen op de plaats, lopend naar rennend dribbelen.
4. Ontwikkeling van massaal naar lokaal bewegen
Bewegen van jonge kinderen kenmerkt zich door de totaliteit van de beweging. In het begin
doet alles mee (armen, romp, benen, hoofd). Deze totaliteit gaat over in lokaal bewegen
(alleen de arm / hand dat nodig is beweegt). Kinderen stuiteren een bal bijvoorbeeld niet
alleen met hun hand / arm, maar met hun hele lichaam, of gooien een bal niet alleen met
hun arm maar met hun hele bovenlijf.