9. 1
O Heer, mijn God, Gij koning van 't
heelal,
ik wil uw naam verheffen boven al.
Van dag tot dag roem ik uw majesteit,
ik zegen U voor eeuwig en altijd.
Groot is de HEER, zijn grootheid zij
geprezen,
10. groot is zijn naam, zijn
ondoorgrondlijk wezen.
Van mond tot mond gaan uw
geduchte daden,
van eeuw tot eeuw slaat men uw
werken gade.
11. 5
Zie, aller ogen zijn op U gericht,
HEER, die te rechter tijd hun nood
verlicht.
Gij opent uwe hand, en al wat leeft
vindt voedsel, vindt al wat het nodig
heeft.
Rechtvaardig is de HEER in al zijn
wegen,
in al zijn daden is Hij ons genegen.
12. Al wie Hem aanroept, schenkt Hij zijn
ontferming;
wie Hem in waarheid aanroept, vindt
bescherming.
13. Aanvangswoord en groet
Ere zij de Vader en de Zoon
En de Heilige Geest,
Als in den beginne, nu en immer,
En van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen.
14. Looft den Heer zingt :
*Heer wil mij op Uw vleugels nemen
*Holy
16. Heer, God, U loven wij.
Heer, U belijden wij.
Vader, in eeuwigheid
zingt 't gans heelal uw Naam,
Aarde en hemel, Heer,
zingen uwen Naam ter eer,
heel uw schepping door,
eeuwig met 't engelenkoor:
17. Heilig, heilig, heilig
is onze God, de HEER Zebaoth.
Hemel en aarde zijn van uw grootheid
vol.
Hemel en aarde zijn van uw grootheid
vol.
Halleluja, halleluja, halleluja,
halleluja.
Amen.
20. 13 Broeders en zusters, u bent
geroepen om vrij te zijn. Misbruik die
vrijheid niet om uw eigen verlangens
te bevredigen, maar dien elkaar in
liefde, 14 want de hele wet is vervuld
in één uitspraak: ‘Heb uw naaste lief
als uzelf.’ 15 Maar wanneer u elkaar
aanvliegt, pas dan maar op dat u niet
door elkaar wordt verslonden.
21. 16 Ik zeg u dus: laat u leiden door de
Geest, dan bent u niet gericht op uw
eigen begeerten. 17 Wat wij uit
onszelf najagen is in strijd met de
Geest, en wat de Geest verlangt is in
strijd met onszelf. Het een gaat in
tegen het ander, dus u kunt niet doen
wat u maar wilt. 18 Maar wanneer u
door de Geest geleid wordt, bent u
niet onderworpen aan de wet.
22. 19 Het is bekend wat onze eigen wil
allemaal teweegbrengt: ontucht,
zedeloosheid en losbandigheid,
20 afgoderij en toverij, vijandschap,
tweespalt, jaloezie en woede,
gekonkel, geruzie en rivaliteit,
21 afgunst, bras- en slemppartijen, en
nog meer van dat soort dingen. Ik
herhaal de waarschuwing die ik u al
eerder gaf:
23. wie zich aan deze dingen overgeven,
zullen geen deel hebben aan het
koninkrijk van God. 22 Maar de
vrucht van de Geest is liefde, vreugde
en vrede, geduld, vriendelijkheid en
goedheid, geloof,
23 zachtmoedigheid en
zelfbeheersing. Er is geen wet die
daar iets tegen heeft. 24 Wie Christus
Jezus toebehoort,
24. heeft zijn eigen natuur met alle
hartstocht en begeerte aan het kruis
geslagen. 25 Wanneer de Geest ons
leven leidt, laten we dan ook de
richting volgen die de Geest ons
wijst. 26 Laten we elkaar niet uit
eigenwaan de voet dwarszetten en
elkaar geen kwaad hart toedragen.
26. 1
Wat zijn de goede vruchten,
die groeien aan de Geest?
De liefde en de vreugde,
de vrede allermeest,
geduld om te verdragen
en goedertierenheid,
geloof om veel te vragen,
te vragen honderd-uit;
27. 2
geloof om veel te geven,
te geven honderd-in,
wij zullen leren leven
van de verwondering:
dit leven, deze aarde,
de adem in en uit,
het is van Gods genade
en zijn lankmoedigheid.
28. 3
En wie zijn ziel niet prijsgeeft
maar vasthoudt tot het eind,
wie zijn bestaan niet kruisigt,
hoezeer hij levend schijnt,
hij gaat voorgoed verloren,
het leven dat hij koos
is tevergeefs geboren
en eindigt vruchteloos.
29. 4
Maar wie zich door de hemel
laat helpen uit de droom,
die vindt de boom des levens,
de messiaanse boom
en als hij zich laat enten
hier in dit aardse dal,
dan rijpt hij in de lente
tot hij vruchtdragen zal.